Voorgesteld 3 februari 2011
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat momenteel geen minimumniveau van juridische bijstand aan Nederlanders in het buitenland is voorgeschreven;
overwegende, dat Nederland dient te verzekeren dat zijn onderdanen die waar ook ter wereld verdacht worden van een misdrijf waar mogelijkerwijs de doodstraf voor kan worden opgelegd, in een zo vroeg mogelijke fase adequate juridische bijstand krijgen;
overwegende, dat de verantwoordelijkheid voor het verkrijgen daarvan in eerste instantie bij de verdachte zelf ligt maar dat de Nederlandse overheid in gevallen waar dit niet gebeurt, als vangnet dient te fungeren;
verzoekt de regering een regeling in te voeren die deze verantwoordelijkheid vastlegt en in het vervolg dienovereenkomstig te handelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Pechtold
Timmermans
Van Bommel
El Fassed