Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2011
Zoals toegezegd aan uw Kamer tijdens de Begrotingsbehandeling op 15 december 2010 wil ik hiermee antwoord geven op de door uw Kamer gestelde vraag of het Joegoslavië Tribunaal een rol kan spelen in de opvolging van een rapport aan de Raad van Europa inzake onmenselijke behandeling van personen en illegale orgaanhandel in Kosovo.
De regering heeft kennis genomen van het rapport over Kosovo dat op 16 december 2010 is gepresenteerd door rapporteur Marty van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Dit rapport is een concept dat mogelijk op 25 januari door de Parlementaire Assemblee wordt aangenomen.
De ernstige beschuldigingen aan het adres van premier Thaci van Kosovo in dit rapport zijn een reden van zorg. De Kosovaarse autoriteiten en de missie op het gebied van rule of law in Kosovo, EULEX, zullen adequate opvolging moeten geven aan dit rapport, daar waar dit nieuw bewijsmateriaal bevat. EULEX heeft onder andere de bevoegdheid om ernstige misdaden, voorzover gepleegd in Kosovo, te onderzoeken en vervolgen. EULEX heeft deze zaak eerder onderzocht maar bij gebrek aan bewijs geseponeerd. Ik zal bespreking van dit onderwerp in EU-kader bevorderen, om ervan verzekerd te zijn dat EULEX zich gesteund weet in gevoelige zaken als de onderhavige. Er mag geen misverstand over bestaan dat voor straffeloosheid geen plaats is. Tegelijkertijd moet worden gewaakt voor conclusies die zouden vooruitlopen op de beoordeling van het rapport-Marty.
Conform een beslissing van de VN-Veiligheidsraad opent het Joegoslavië Tribunaal sinds 2004 geen nieuwe zaken meer en heeft in de eventuele vervolging in deze zaak dus geen rol. Wel zal het Tribunaal met EULEX willen samenwerken, zoals nu al het geval is.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal