Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 januari 2011
Graag bericht ik u over het verloop van de OVSE-top in Astana op 1–2 december jl.
Inleiding
Op 1 en 2 december jl. vond in de Kazachstaanse hoofdstad Astana de topconferentie plaats van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). De top stond in het teken van besprekingen over een visie op de toekomst van de veiligheid in Europa. Daarnaast werd een actieplan besproken, de OVSE-agenda voor de komende jaren.
Namens Nederland nam minister-president Rutte deel. Hij sprak steun uit voor de visie van een veiligheidsgemeenschap in het kader van de OVSE en pleitte voor het voeren van een strategische veiligheidsdialoog tussen de deelnemende landen van de OVSE. Ook drukte hij zijn steun uit voor een ambitieus actieplan. Daarbij tekende hij aan dat een veiligheidsgemeenschap niet zozeer een zaak is van woorden, maar vooral van daden. Wat betreft de OVSE vraagt dat ook om naleving van alle OVSE-afspraken, niet in de laatste plaats die op het gebied van de «menselijke dimensie». Hij benadrukte het belang van implementatie en naleving van eerder gemaakte afspraken op het gebied van mensenrechten, rechtsstaat en democratie in de praktijk. Hij sprak die OVSE-staten aan die daarin tekortschieten. In het bijzonder vroeg hij de aandacht voor persvrijheid, vrijheid van vergadering en organisatie en met name ook voor de ruimte die non gouvernementele organisaties zou moeten worden geboden hun nuttige werk te doen. Ook onderstreepte de minister-president het belang van voortgang bij de zgn. «bevroren conflicten». Wil de Europese veiligheidsgemeenschap ooit realiteit worden, dan moeten de betrokken partijen daadwerkelijke stappen zetten om deze en andere veiligheidsproblemen op te lossen. Tenslotte riep hij het inkomende Litouwse voorzitterschap op mensenrechten hoog op de agenda te zetten.
Politieke verklaring
De staatshoofden en regeringsleiders bereikten in Astana overeenstemming over een politieke verklaring. Hierin drukken zij de wens uit dat de OVSE, op termijn, een brede veiligheidsgemeenschap wordt, gebaseerd op alle dimensies van veiligheid (de politiek-militaire dimensie, de economisch-ecologische dimensie en de «menselijke» dimensie). De veiligheidsgemeenschap moet het gehele OVSE-gebied omvatten («van Vancouver tot Vladivostok»).
Aan de basis van deze veiligheidsgemeenschap liggen gedeelde waarden. Daarom herhaalden de staatshoofden en regeringsleiders in Astana dat zij de grondbeginselen van de organisatie respecteren. De verklaring beklemtoont opnieuw het principe van gelijkheid tussen staten, soevereiniteit en het belang vreedzame oplossing van conflicten. Van belang is daarnaast de expliciete erkenning dat de naleving van OVSE-afspraken in sommige gevallen tekort schiet. In de verklaring zeggen OVSE-staten toe de implementatie hiervan te verbeteren.
Voor Nederland is van groot belang dat de top de afspraken op het gebied van democratie en mensenrechten na zoveel jaar opnieuw politiek heeft bekrachtigd. Nederland heeft zich hiervoor zeer ingezet. Ten eerste verklaren OVSE-Staten opnieuw de volle verantwoordelijkheid te nemen voor bescherming van mensenrechten. Ten tweede bevestigen zij dat mensenrechten geen exclusief interne aangelegenheden van een staat zijn, maar tot de legitieme belangen van alle OVSE-staten behoren. Goede naleving van de afgesproken verplichtingen is dus ook een collectieve verantwoordelijkheid. Dit geeft staten het recht om, indien nodig, andere staten aan te spreken. Ten derde verklaart de OVSE-top zich schatplichtig aan NGO’s in OVSE-staten en aan OVSE-instellingen, zoals de Hoge Commissaris Nationale Minderheden (HCNM), het Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR) en de Representative for the Freedom of the Media (RFoM). Expliciet wordt ook het belang van vrije media en vrije en eerlijke verkiezingen onderkend. Ik vind het positief dat de OVSE-top in de huidige tijd een signaal afgeeft dat mensenrechten en democratie nog steeds behoren tot de «core business» van de OVSE en dat staten zich meer moeten inspannen om gemaakte afspraken in de praktijk te brengen.
Wat betreft de politiek-militaire dimensie van veiligheid onderstreept de OVSE-top het belang van het regime van vertrouwenwekkende maatregelen (confidence and security building measures, csbm’s). Deze csbm’s zijn nog steeds van grote betekenis voor de bevordering van militaire transparantie, voorspelbaarheid en stabiliteit. Daarom zullen de OVSE-staten dit regime waar mogelijk versterken. Ook steunt de top de voortgang van besprekingen over het Verdrag inzake Conventionele Strijdkrachten in Europa.
Actieplan
Een van de doelstellingen van de OVSE-top was een actieplan vast te stellen. Het actieplan zou, zo was de bedoeling, concrete doelstellingen en acties bevatten om de visie van een veiligheidsgemeenschap dichterbij te brengen. Het gold als voortzetting van het zgn. Korfoe-proces (zie Kamerstuk 2009–2010, 32 123 V, nr. 62). Het actieplan had o.a. betrekking op vergroting van de slagkracht van de OVSE op het gebied van conflictpreventie en -beheersing, het zetten van stappen om een oplossing met betrekking tot de bevroren conflicten en verbeteringen op het gebied van de menselijke dimensie. Wat dit laatste betreft bevatte het actieplan bijvoorbeeld doelstellingen om journalisten beter te beschermen, de vrijheid van nieuwe media (internet) te waarborgen en de aanbevelingen van de OVSE op het gebied van verkiezingswaarneming beter in de praktijk te brengen.
Echter, de onderhandelingen over het actieplan verliepen zeer stroef en de standpunten bleken te ver uit elkaar te liggen om overeenstemming mogelijk te maken. Anders dan Nederland maakten sommige OVSE-staten er geen geheim van weinig heil te zien in een actieplan of geen behoefte te hebben aan concrete acties. De besprekingen strandden uiteindelijk op de concrete invulling van passages over de menselijke dimensie en de bevroren conflicten; dit laatste werd vooral bemoeilijkt door de Russische erkenning van Abchazië en Zuid-Ossetië.
Het mislukken van de onderhandelingen over het actieplan is een tegenslag voor de OVSE. Het bewijst opnieuw dat het vinden van een akkoord met 56 staten (die dikwijls zeer uiteenlopende ideeën hebben) in de huidige politieke situatie in Europa geen gemakkelijke opgave is. Toch is het actieplan niet van de baan. In de slotverklaring verzoeken de staatshoofden en regeringsleiders de aankomende OVSE-voorzitters (Litouwen in 2011 en Ierland in 2012) het werk om te komen tot een actieplan voort te zetten. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de OVSE baat heeft bij een actieplan als formeel vervolg op het Korfoe-proces en dat als doel heeft de strategische veiligheidsdialoog in Europa vorm te geven. Ik zal deze voorzitterschappen dan ook steunen in hun streven om alsnog overeenstemming te bereiken over een actieplan. Hoe een dergelijk actieplan er precies uit zal komen te zien en wanneer de besprekingen hun vruchten zullen afwerpen is nog niet te zeggen. Daarvoor zijn de belangentegenstellingen, in een organisatie die is gebaseerd op consensusbesluitvorming, vooralsnog te groot. Maar na de lange besprekingen in Astana lijkt het draagvlak voor de noodzakelijkheid van een actieplan toch verstevigd.
Tenslotte bood de OVSE-top een nuttige gelegenheid voor een veelheid aan bilaterale contacten tussen de aanwezige regeringsleiders; ook de minister-president heeft vele collegae kunnen spreken.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal