Kamerstuk 32500-IXB-2

Verslag van een schriftelijk overleg inzake de visie 'toezicht op afstand - de relatie tussen de minister van Financiën en de financiële toezichthouders, DNB en de AFM'

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2011

Gepubliceerd: 21 september 2010
Indiener(s): Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-IXB-2.html
ID: 32500-IXB-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

  

blz.

   

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

   

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

   

1.

Leeswijzer

4

   

2.

Het beleid

6

2.1

De beleidsagenda

6

2.2

Beleidsartikelen

15

 

2.2.1 Belastingen

15

 

2.2.2 Financiële markten

31

 

2.2.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

40

 

2.2.4 Internationale Financiële Betrekkingen

51

 

2.2.5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

58

 

2.2.7 Beheer materiële activa

64

 

2.2.8 Begrotingsbeleid en regeldruk

71

2.3

De niet-beleidsartikelen

78

 

2.3.1 Algemeen

78

 

2.3.2 Nominaal en onvoorzien

79

   

3.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

80

   

4.

Paragraaf inzake de Baten-Lastendiensten

82

4.1

Domeinen Roerende Zaken

82

4.2

Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

86

   

5.

Verdiepingshoofdstukken

92

   

6.

Bijlagen

101

6.1

Bijlage inzake moties en toezeggingen

101

6.2

Bijlage inzake ZBO’s en RWT’s

133

6.3

Lijst met afkortingen

135

6.4

Begrippenlijst

138

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Financiën voor het jaar 2011 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2011. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2011.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2011 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf en Domeinen Roerende Zaken voor het jaar 2011 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Welke budgettaire gevolgen heeft de kredietcrisis voor de Staat? Welke beleidsdoelstellingen worden nagestreefd op het gebied van de fiscaliteit, de financiële markten of op het gebied van de nieuwe financiële Staatsdeelnemingen? Hoe gaat de Staat om met roerende en onroerende zaken? In de begroting IXB wordt antwoord gegeven op deze en vele anderevragen. IXB is opgebouwd uit zeven beleidsartikelen met uiteenlopende beleidsterreinen en twee niet-beleidsartikelen. Deze beleidsartikelen weerspiegelen bijna het gehelewerkterrein van het ministerie van Financiën; het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid zijn opgenomen in begrotingshoofdstuk IXA.

De beleidsartikelen zijn:

  • 1. Belastingen

  • 2. Financiële markten

  • 3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector

  • 4. Internationale financiële betrekkingen

  • 5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

  • 7. Beheer materiële activa

  • 8. Begrotingsbeleid

De niet-beleidsartikelen zijn:

  • 9. Algemeen

  • 10. Nominaal en onvoorzien

Artikel 6 Staatsloterij is met ingang van 2005 als zelfstandig beleidsartikel komen te vervallen, omdat de beleidsverantwoordelijkheid ten aanzien van de Staatsloterij is overgegaan naar het ministerie van Justitie. Het aandeelhouderschap van de Staatsloterij is bij Financiën gebleven. De budgettaire aspecten daarvan (de afdracht) zijn geïntegreerd in artikel 3.

De begrotingstoelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 bevat de beleidsagenda, waarin het werkterrein van het ministerie, de beleidsprioriteiten en de begroting op hoofdlijnen beschreven worden. Ook wordt in hoofdstuk 2 op de beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen ingegaan, waarvan de budgettaire mutaties toegelicht worden in het verdiepingshoofdstuk (hoofdstuk 5).

Hoofdstuk 3 bevat de paragraaf betreffende de bedrijfsvoering. In hoofdstuk 4 is de paragraaf inzake de baten-lastendiensten RVOB-Domeinen Roerende Zaken en Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf opgenomen. Als bijlagen zijn de bijlage moties en toezeggingen en de bijlage ZBO’s en RWT’s opgenomen, waarna ten slotte een lijst met afkortingen en een begrippenlijst volgen.

Als gevolg van de kredietcrisis is door de minister van Financiën een aantal maatregelen getroffen om het vertrouwen in de financiële sector en de reële economie te herstellen. Dit heeft grote invloed gehad op deze begroting. In de beleidsagenda is daarom een overzicht van de getroffen maatregelen te vinden en de gevolgen voor het beleid toegelicht. In paragraaf 2.2.2 wordt dieper in gegaan op het beleidsterrein financiële markten. Het beleid ten opzichte van het fonds financiële structuurversterking, de deelneming in de RFS-holding (ABN-AMRO) en de Illiquid Assets Back-up Facility (IABF) is toegelicht in 2.2.3. In 2.2.4 zijn de verstrekte garanties voor het stabiliteitsmechanisme verwerkt en de lening aan Griekenland. De effecten van de kredietcrisismaatregelen op de staatsschuld zijn verwerkt in de begroting IXA.

Maatschappelijke effecten en meetbare gegevens in IXB

Financiën streeft ernaar zijn begrotingsdoelstellingen zoveel mogelijk in outcome-termen te formuleren. Het aantal doelstellingen van Financiën waarbij directe maatschappelijke effecten wordt beoogd, is echter beperkt. Een aanzienlijk deel van de begrotingsdoelstellingen op begrotingshoofdstukken IXA en IXB is gericht op de bedrijfsvoering van het Rijk. Voorbeelden daarvan zijn de doelstellingen ten aanzien van de Belastingdienst, de publiek-private financiering van overheidsinvesteringen (pps) en het beheer van de materiële activa van het Rijk.

Het streven van Financiën hierbij is doelmatigheid. Het zijn daarbij de prestaties (output) die centraal staan. Om inzicht te geven in de mate van doelbereiking wordt gebruik gemaakt van meetbare gegevens ten aanzien van output. Er zijn bij veel van deze doelstellingen overigens wel maatschappelijke neveneffecten. Deze behoren echter niet primair tot de beleidsdoelstelling van Financiën, maar kunnen een grote maatschappelijke impact hebben. Deze indirecte impact komt tot uitdrukking in de kengetallen welke opgenomen zijn in de Miljoenennota (bijvoorbeeld de economische ontwikkeling van ons land, lastendruk etc.).

Tevens streeft Financiën ernaar om bij elke doelstelling zogenaamde prestatie-indicatoren op te nemen. Dit zijn meetbare gegevens, die inzicht geven in de mate van doelbereiking binnen de verantwoordelijkheid van Financiën. Voorbeelden zijn het aantal afgehandelde telefoongesprekken van de Belastingtelefoon of de doorlooptijden van aanvragen voor exportkredietverzekeringen.

Soms is het niet mogelijk om indicatoren op te nemen, bijvoorbeeld wanneer Financiën niet één op één de uitkomst van het beleid kan beïnvloeden. Om toch middels kwantitatieve gegevens inzicht te geven in de ontwikkeling van dit beleid, zijn hier (voor zover mogelijk) zogenaamde kengetallen opgenomen. Wanneer het niet mogelijk is om een prestatie-indicator of kengetal op te nemen, wordt dit bij de desbetreffende operationele doelstelling uitgelegd.

2. HET BELEID

2.1 De beleidsagenda

2.1.1 Het werkterrein van het Ministerie van Financiën op hoofdlijnen

Het ministerie van Financiën draagt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van onder meer:

  • a) het algemeen financieel-economische en internationale financiële beleid

  • b) het begrotingsbeleid en doelmatig beheer van ’s- Rijks financiën

  • c) het financieringsbeleid

  • d) het fiscale beleid

  • e) het heffen, controleren en innen van de belastingen

  • f) het beheer van materiële eigendommen van het Rijk

Het begrotingsbeleid wordt toegelicht in de Miljoenennota en komt beknopt aan de orde in begroting IXB. Voor het algemeen financieel-economische beleid geldt eveneens dat een groot deel in de Miljoenennota is opgenomen. Ook de belastingontvangsten worden toegelicht in de Miljoenennota.

Voor het financieringsbeleid wordt verwezen naar de begroting IXA Nationale Schuld. De financiën van de decentrale overheden, waarvoor de minister van Financiën medeverantwoordelijk is, komen aan de orde in de Miljoenennota en in de begrotingen van het Gemeente- en Provinciefonds.

Gezien de demissionaire status van het kabinet dat deze begroting opstelt, is gekozen voor een beperkte technische invulling van de beleidsagenda 2011. Daar waar de beleidsagenda’s in voorgaande jaren uitgebreid ingingen op de prioriteiten uit het kabinetsprogramma Balkenende IV, aangevuld met prioriteiten van de minister, is de opzet dit jaar sober van aard. Er zal vooral worden ingegaan op eventuele relevante beleidsarme ontwikkelingen die de begroting in financiële zin raken. In de artikelen vindt u, zoals in andere jaren, de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen uitgaven.

2.1.2 Beleidsarme ontwikkelingen begroting
2.1.2.1 Houdbare financiering van beleidsprioriteiten

Door de crisis heeft de Nederlandse economie zich aanzienlijk slechter ontwikkeld, dan aan het begin van de kabinetsperiode werd verwacht. Als reactie op de slechte economische ontwikkelingen heeft kabinet Balkenende IV begin 2009 maatregelen genomen in de vorm van het aanvullend beleidsakkoord «Werken aan Toekomst». Dit akkoord voorziet enerzijds in het gericht stimuleren van de Nederlandse economie op korte termijn, via volledige automatische stabilisatie en een tijdelijk stimuleringspakket. Anderzijds voorziet het aanvullend akkoord in consolidatie van de overheidsfinanciën vanaf 2011 en houdbare overheidsfinanciën op lange termijn.

Door de maatregelen van het kabinet Balkenende IV heeft de economie zich minder slecht ontwikkeld dan zonder de kabinetsmaatregelen het geval zou zijn geweest. De economische crisis heeft niettemin de overheidsfinanciën verslechterd; zowel het overheidstekort als de overheidsschuld zijn aanmerkelijk toegenomen en voldoen momenteel niet (meer) aan de in het Stabiliteits- en Groeipact opgestelde criteria. Om het evenwicht tussen inkomsten en uitgaven te herstellen is consolidatie van de overheidsfinanciën vanaf 2011 vereist. De eerste stappen hiertoe zijn reeds in deze begroting vastgelegd.

2.1.2.2 Stabiliteit financieel stelsel: internationaal en nationaal

Algemeen

De (krediet)crisis die in 2008 begon heeft het afgelopen jaar een behoorlijke impact op het werk en de werkdruk van het ministerie van Financiën gehad. De gevolgen van de crisis blijven merkbaar in 2011.

Een belangrijk deel van de werkzaamheden in 2011 zal bestaan uit de follow-up van de genomen crisismaatregelen en het monitoren van de voortgang van economische groei en herstel met het oog op een tijdige en gecoördineerde exit. Daarnaast zal er zowel nationaal als in internationale fora voortgegaan worden met het trekken van lessen uit de crisis, met name daar waar het gaat om lessen die de internationale economische en financiële stabiliteit betreffen. Tabel 1 geeft een overzicht van de budgettaire consequenties van de financiële maatregelen die de minister van Financiën heeft genomen naar aanleiding van de financiële crisis.

Internationaal

In 2011 zal prioriteit gegeven worden aan het monitoren van de risico's, zoals de risico's die voortvloeien uit de monetaire, financiële en budgettaire exit (o.a. gevolgen daarvan voor zwaar verschuldigde landen en instellingen). Het proces van lessen trekken ten aanzien van de internationale vangnetten in de vorm van het IMF-instrumentarium en andere internationale en regionale arrangementen wordt gevoed. Tenslotte zal het bevorderen van de Nederlandse betrokkenheid bij de G20 hoog op de agenda staan. Op Europees vlak zal in 2011 een aanzienlijk deel van de werkzaamheden in het teken staan van het stabiliteits- en groeipact en de ontwikkelingen rondom het verbeteren van de budgettaire instituties en regels. Het ministerie van Financiën vervult een belangrijke rol in de discussie omtrent de versterking van de coördinatie van het economisch beleid binnen Europa. Verder is het bewaken van de economische en financiële stabiliteit binnen de eurozone een prioriteit. In aanloop naar de herziening van de EU-begroting en de Financiële Perspectieven voor de periode na 2013 is in 2010 een begin gemaakt met de voorbereiding. In 2011 zal dit eveneens een belangrijk deel van de werkzaamheden beslaan.

Nationaal: toekomstvisie financiële sector

De financiële sector verleent diensten die essentieel zijn voor het dagelijks functioneren van de Nederlandse economie. De afgelopen jaren is het vertrouwen van consumenten en bedrijven in een goed en stabiel functionerende financiële sector op de proef gesteld. Het waarborgen van de stabiliteit van het financieel stelsel blijft dan ook een van de hoogste prioriteiten.

De sector moet haar verantwoordelijkheid blijven nemen. Integer gedrag binnen de financiële sector moet bevorderd worden. Het opzoeken van de wettelijke grenzen bijvoorbeeld op fiscaal gebied of in de vastgoedmarkt kan dit vertrouwen aantasten. Activiteiten van financiële instellingen zullen weer gericht moeten zijn op het leveren van betrouwbare financiële dienstverlening aan burgers en bedrijven op basis van acceptabele en transparante risico's. In dit opzicht is een belangrijke stap gezet met de invoering van de Code Banken. De beoogde cultuurverandering zal echter moeten groeien. Het hervormingsproces zal dan ook ondersteund en nauwgezet gevolgd moeten worden, onder andere door een wettelijke verankering van de Code Banken.

Daarnaast zal implementatie en/of vormgeving van verdere hervormingen nodig blijven. Waar het kan in internationaal verband vanwege het belang van level playing field en bestaande Europese regelgeving. Zo nodig zullen nationaal stappen worden gezet, met name ten aanzien van enkele onderdelen van het raamwerk van crisismanagement. Zo worden verschillende maatregelen genomen om de transparantie in de financiële sector te vergroten. Hiertoe wordt regelgeving geïmplementeerd voor de alternatieve beleggingsfondsen, kredietbeoordelingbureaus en ten aanzien van het standaardiseren van de OTC derivatenhandel.

Een ander uitgangspunt bij de hervormingen is dat groei moet voortkomen uit reële vraag naar financiële dienstverlening: het klantbelang dient voorop te staan. Dit betekent dat bij het ontplooien van financiële activiteiten sprake moet zijn van toegevoegde waarde voor de economie en de klant. In dat kader geldt dat nog altijd een rol weggelegd zal blijven voor het proces van securitisatie, omdat dit tot een betere spreiding van risico’s kan leiden. Bij meer complexe en voornamelijk interbancair gedreven transacties zal daarentegen moeten worden bezien wat de toegevoegde waarde voor de klant is.

Het toezicht dient versterkt en verbreed te worden. Onder andere ten aanzien van kapitaalseisen, beloningsprincipes, macro-prudentieel toezicht, boekhoudstandaarden en internationaal toezicht. Ook een onderwerp als het maken van een living will is iets waar verdere invulling aan kan worden gegeven.

De risico’s voor de belastingbetaler moeten zoveel mogelijk beperkt worden: De toezichthouder en uiteindelijk de overheid moeten tijdig en effectief kunnen ingrijpen bij een financiële instelling wanneer problemen niet meer op redelijke wijze kunnen worden opgelost. Hiertoe dient het crisismanagement te worden versterkt. Er wordt gewerkt aan maatregelen die oplopen in gradatie naarmate de problemen een grotere bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit.

Budgettaire consequenties interventies financiële crisis

Tabel 1: Budgettair overzicht kredietcrisismaatregelen (in mln €)

Miljoenennota 2010

2008

2009

2010

2011

Artikel

A. Verwerving Fortis/RFS/AA

     

1. Deelneming Fortis/AA

16 800

1 350

490

 

IX-B, artikel 3

2. Deelneming RFS/AA

6 540

 

3 038

302

IX-B, artikel 3

3. Verkoop FCI

 

– 350

  

IX-B, artikel 3

4. Overbruggingskredieten Fortis

44 341

   

IX-A, artikel 1

5. Aflossingen overbruggingskredieten Fortis

 

– 36 516

– 3 250

– 825

IX-A, artikel 1

6. Renteontvangsten overbruggingskredieten          Fortis

– 502

– 705

– 167

– 60

IX-A, artikel 1

7. Dividend ABN Amro Group

0

0

0

 

IX-B, artikel 3

8. Dividend ASR

0

0

0

 

IX-B, artikel 3

9. Dividend RFS

0

0

0

 

IX-B, artikel 3

      

Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)

     

10. Garantieverlening (geëffectueerd)

 

32 611

  

IX-B, artikel 3

11. Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)

  

– 2 602

 

IX-B, artikel 3

12. Premieontvangsten uit CRI

 

– 28

– 165

 

IX-B, artikel 3

      

Mandatory Convertible Notes ABN-AMRO

     

13. Verstrekte converteerbare lening (MCN 7/09)

 

800

– 800

 

IX-B, artikel 3

14. Renteontvangsten (uit MCN 7/09)

    

IX-B, artikel 3

15. Verstrekte converteerbare lening (MCN 12/09)

 

1 800

– 1 800

 

IX-B, artikel 3

      

Counter Indemnity ABN-AMRO (garantie)

     

16. Garantieverlening (geëffectueerd)

  

950

 

IX-B, artikel 3

17. Premieontvangsten uit garantie

  

– 19

– 26

IX-B, artikel 3

      

∆ Staatsschuld (excl. nr. 10, 11 en 16)

67 179

– 33 649

– 2 673

– 609

 
      

B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)

     

18. Verstrekt kapitaal ING

10 000

   

IX-B, artikel 3

19. Verstrekt kapitaal Aegon

3 000

   

IX-B, artikel 3

20. Verstrekt kapitaal SNS Reaal

750

   

IX-B, artikel 3

21. Aflossing ING

 

– 5 000

  

IX-B, artikel 3

22. Aflossing Aegon

 

– 1 000

– 500

 

IX-B, artikel 3

23. Aflossing SNS Reaal

 

– 185

  

IX-B, artikel 3

24. Couponrente ING

 

– 645

– 39

 

IX-B, artikel 3

25. Couponrente Aegon

 

– 166

– 11

 

IX-B, artikel 3

26. Couponrente SNS Reaal

 

– 38

– 1

 

IX-B, artikel 3

27. Repurchase fee ING

 

– 295

– 52

 

IX-B, artikel 3

28. Repurchase fee Aegon

 

– 108

– 52

 

IX-B, artikel 3

29. Repurchase fee SNS Reaal

    

IX-B, artikel 3

      

∆ Staatsschuld

13 750

– 7 436

– 655

0

 
      

C. Back-up faciliteit ING1

     
      

– EUR/USD wisselkoers:

 

1,44

1,29

1,25

 

30. Funding fee (rente + aflossing)

 

3 903

4 029

2 978

IX-B, artikel 3

31. Management fee

 

59

47

44

IX-B, artikel 3

32. Portefeuille ontvangsten (rente + aflossing)

 

– 3 819

– 3 741

– 2 717

IX-B, artikel 3

33. Garantiefee

 

– 129

– 103

– 96

IX-B, artikel 3

34. Additionele garantiefee

 

0

– 154

– 144

IX-B, artikel 3

35. Additionele fee

 

– 14

– 77

– 65

IX-B, artikel 3

36. Saldo Back-up faciliteit ( 30 t/m 35)

 

0

0

0

IX-B, artikel 3

37. Meerjarenverplichting aan ING

 

15 857

13 931

11 677

Saldibalans

38. Alt-A portefeuille

 

18 352

17 328

15 229

Saldibalans

      

∆ Staatsschuld = 36. Saldo Back-up faciliteit

0

0

0

 

      

D1. Garantiefaciliteit bancaire leningen

     

39. Garantieverlening (geëffectueerd)

2 740

47 535

  

IX-B, artikel 2

40. Afname voorwaardelijke verplichting  (zonder uitgaven)

 

– 3 424

– 7 853

– 2 930

IX-B, artikel 2

41. Premieontvangsten op basis van garanties bancaire leningen

 

– 116

– 407

– 362

IX-B, artikel 2

42. Schade-uitkeringen

    

IX-B, artikel 2

      

D2. Stabiliteitsmechanisme

     

43. Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

  

2 946

 

IX-B, artikel 4

44. Garantieverlening NL-aandeel SPV

  

25 872

 

IX-B, artikel 4

45. Deelneming EFSF

  

2

 

IX-B, artikel 4

      

∆ Staatsschuld (excl. nr. 39, 40, 43 en 44)

 

– 116

– 405

– 362

 
      

E1. IJsland

     

46. Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave

1 236

192

  

IX-B, artikel 2

47. Uitvoeringskosten IJslandse DGS door DNB

 

7

  

IX-B, artikel 2

48. Vordering op IJsland

1 322

7

  

Saldibalans

49. Opgebouwde rente op vordering

 

74

78

82

Saldibalans

50. Ontvangsten lening IJsland (i.) aflossing

    

IX-B, artikel 2

51. Ontvangsten lening IJsland (ii.) rente

 

0

  

IX-B, artikel 2

      

E2. Griekenland

     

52. Lening Griekenland

  

1 800

1 705

IX-B, artikel 4

53. Vordering Griekenland

  

1 800

3 505

Saldibalans

54. Ontvangsten lening Griekenland (i.) aflossing

  

0

0

IX-B, artikel 4

55. Ontvangsten lening Griekenland (ii.) premie

  

– 42

– 119

IX-B, artikel 4

      

∆ Staatsschuld (excl. nr. 48, 49 en 53)

1 236

199

1 758

1 586

 

      

F. Overige gevolgen

     

56. Uitvoeringskosten en inhuur externen

11

43

22

2

IX-B, artikel 3

57. Terug te vorderen uitvoeringskosten inhuur

0

3

0

0

Saldibalans

58. Ontvangen uitvoeringskosten externen

– 2

– 12

– 8

0

IX-B, artikel 3

      

∆ Staatsschuld (excl. rentelasten)

82 165

– 41 002

– 1 976

615

 

Staatsschuld cumulatief (excl. rentelasten)

82 165

41 163

39 187

39 802

 

59. Toerekenbare rentelasten

450

2 036

1 445

1 499

 

XNoot
1

Door afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

In 2008 heeft de Staat een belang genomen in Fortis Bank Nederland Holding (FBN) en het door Fortis gekochte deel van ABN AMRO (via RFS Holdings), ASR Nederland (voorheen Fortis Verzekeringen Nederland) en Fortis Corporate Insurance. Daarnaast heeft de Staat achtergestelde leningen verstrekt aan ING, Aegon en SNS Reaal.

De Staat heeft ervoor gekozen Fortis Bank Nederland en het deel van het oude ABN AMRO dat toekwam aan de Staat (het zgn. N-share) te integreren. Op 1 april 2010 zijn beide onderdelen onder een nieuwe houdstervennootschap, ABN AMRO Group, gebracht. Op 1 juli 2010 heeft de juridische fusie van deze banken plaatsgevonden. Het doel voor 2011 is het creëren van een zelfstandige, volwaardige bank die op termijn weer in private handen kan worden gebracht. De Staat zal er vanuit zijn aandeelhoudersrol op toezien dat de nieuwe bank een verantwoorde ondernemingsstrategie voert die in lijn is met een commercieel verantwoorde bedrijfsvoering en met geldende regels voor goed ondernemingsbestuur. De verkoop wordt niet in 2011 verwacht.

De Tweede Kamer heeft in 2009 ingestemd met de herkapitalisatie van het N-share in ABN AMRO en FBN. De herkapitalisatie was noodzakelijk vanwege de afwikkeling van oude concernverbanden, de kapitaaleisen van De Nederlandsche Bank, de separatie van ABN AMRO en de beoogde integratie van beide banken. De totale kapitaalbehoefte bedroeg € 6,88 miljard, waarvan € 1,7 miljard tijdelijk. Hiervan is het grootste deel inmiddels geëffectueerd. De kapitalisatie bestond onder andere uit een verplicht converterende lening (MCN) met een verplichte betaling van een vaste coupon tot aan conversie. Bij de splitsing van ABN AMRO op 1 april 2010 is deze Mandatory Convertible Note (MCN) geconverteerd naar gewoon aandelenkapitaal. Een ander deel van de kapitalisatie was de (tijdelijke garantie) op een hypotheekportefeuille (het «credit relief instrument») en de kapitaalversterking van Fortis Bank Nederland via een omzetting van vreemd vermogen in eigen vermogen. Ook was er kapitaal gereserveerd voor de verrekening met de consortiumpartners (€ 0,74 mld). Vlak voor de separatie, op 30 maart 2010, heeft een groot deel (€ 438 miljoen) van deze verrekening plaatsgevonden. Het resterende bedrag wordt beschikbaar gehouden.

ASR Nederland (voorheen Fortis Verzekeringen Nederland) zal op termijn weer in private handen worden gebracht. Fortis Corporate Insurance is in 2009 al verkocht.

De Europese Commissie heeft de kapitaalsteun aan SNS Reaal, ING en onlangs ook Aegon definitief goedgekeurd. Bij ABN AMRO en Fortis Bank Nederland heeft de Commissie voorlopige goedkeuring verleend. In 2009 hebben ING, Aegon en SNS een deel van hun kapitaalsteun vroegtijdig terugbetaald. Zij hebben ook de couponrente, alsook de dividendbelasting die is verbonden aan de couponrente en een repurchase fee aan de Staat betaald. Aegon heeft zich gecommitteerd om voor 1 december 2010 500 miljoen euro af te lossen. Hiermee zal de helft van het totale steunbedrag afgelost zijn. De aflossing van de andere helft ter grootte van 1,5 miljard euro zal – voor zover marktomstandigheden dit toestaan – vóór 1 juli 2011 plaatsvinden, Hiermee komt het minimale rendement op de totale staatssteun aan Aegon uit op 17,5%.

In 2010 heeft de Staat een nieuw beloningsbeleid voor beide overgenomen financiële instellingen vastgesteld. In 2011 zal de uitvoering van het beloningsbeleid door de raden van commissarissen van de instellingen nauwgezet worden gevolgd. Naar verwachting zullen de gesteunde instellingen Aegon, SNS en ING in 2011 hebben voldaan aan de eisen die in het kader van de kapitaalsteun zijn gesteld aan het beloningsbeleid.

Ten aanzien van de garantieregeling bancaire leningen is de verwachting dat die in 2011 (nagenoeg) beëindigd zal zijn.

2.1.2.3 Borging continuïteit en dienstverlening

De komende tijd staat het waarborgen van de continuïteit van de bedrijfsprocessen van de Belastingdienst voorop. De ambitie is het verder op orde brengen van de organisatie en het bewerkstelligen van verdere verbeteringen. Deze ambitie richt zich zowel op de processen van dienstverlening en toezicht als op het beter werkend krijgen van de informatievoorzieningsketen (IV-keten), ten behoeve van de uitvoering van de massale klantprocessen waarbij automatisering niet meer is weg te denken. Uitgangspunten zijn onverminderd het nakomen van wettelijke verplichtingen op nationaal en Europees gebied en de verplichtingen tegenover de belastingplichtigen. Binnen deze context legt de Belastingdienst het accent op dienstverlening.

Dienstverlening: telefonische bereikbaarheid en internet

Een kwalitatief goede dienstverlening ondersteunt burgers en bedrijven om verplichtingen na te komen en rechten te effectueren. Gemak, snelheid en bereikbaarheid zijn daarbij kritische succesfactoren. Veel burgers en bedrijven maken voor hun ondersteuning gebruik van het telefoniekanaal. De bereikbaarheid en het dienstenaanbod van de BelastingTelefoon hebben daarom hoge prioriteit. De Belastingdienst wil de bereikbaarheid van de BelastingTelefoon verbeteren door de redenen voor de klant om te bellen zoveel mogelijk weg te nemen en zo het telefoonaanbod terug te brengen. Zo gaat de Belastingdienst massale communicatie-uitingen zoals brieven, folders en formulieren, zodanig herschrijven dat de ontvangers meteen weten wat concreet wordt bedoeld: begrijpelijkheid is daarbij het leidend beginsel. De Belastingdienst gaat er ook voor zorgen dat belastingplichtigen minder brieven over een bepaalde aangifte of toeslag ontvangen.

Verder worden maatregelen getroffen om bij de Belastingtelefoon veel gestelde vragen via publicatie op www.belastingdienst.nl van een adequaat antwoord te voorzien. Ook wordt onderzocht of het mogelijk is de koppeling van telefoon en balie te versterken door een afsprakenfaciliteit. De invoering van een betere digitale communicatie met burgers (burgerportaal) bij Toeslagen heeft eveneens ten doel het telefoonaanbod te verminderen.

De Belastingdienst wil meer telefoontjes rechtstreeks door de BelastingTelefoon laten afhandelen. Hiermee wordt beoogd het aantal gevallen waarin een telefoontje met de BelastingTelefoon moet worden opgevolgd door een terugbelactie uit de regio, te verminderen. Vanuit kostenoogpunt zal altijd gezocht worden naar efficiënte oplossingen. Afgezet tegen de vele klantcontacten, is internet daarom het voorkeurskanaal van de Belastingdienst. Via gerichte sturing en vergroting van de mogelijkheden voor burger en bedrijf, stimuleert de Belastingdienst het gebruik van internet. Daarbij wordt aangesloten op de rijksbrede ontwikkelingen op het gebied van e-overheid.

Dienstverlening MKB

De algemene doelstelling van de Belastingdienst is het bevorderen van compliance. De Belastingdienst wil het gedrag van burgers en bedrijven beïnvloeden en daarmee vooraf bepaalde effecten bereiken, zoals het tijdig en juist doen van aangifte. Door het betalingsgedrag actief te monitoren bewaakt de Belastingdienst de tijdige en volledige afdracht van belastingen. Binnen het segment midden- en kleinbedrijf (MKB) wordt vanaf 2011 een nadere segmentering gehanteerd; de Belastingdienst onderscheidt dan (1) starters, (2) zelfstandigen zonder personeel – ZZP-ers – en (3) MKB-ondernemingen met personeel. Voor starters en ZZP-ers wordt een specifieke aanpak ontwikkeld, waarbij de nadruk ligt op dienstverlening en het bevorderen van de zelfredzaamheid onder meer door overleg met softwareleveranciers over kwalitatief goede administratieve systemen voor ZZP-ers. Via onder andere voorlichting op maat en samenwerking met de Kamer van Koophandel wordt de startende ondernemer begeleid in het goed nakomen van zijn verplichtingen. Korte bedrijfsbezoeken gericht op het beoordelen van de opzet van de administratie, ondersteunen deze aanpak. Handhaving binnen MKB-ondernemingen met personeel gaat steeds meer lopen via de lijn van de fiscale intermediairs en het horizontaal toezicht.

De Belastingdienst monitort de effecten door het meten van de klanttevredenheid in de fiscale monitor. De tijdigheid van aangiften en betalingen wordt als indicator eveneens in beeld gebracht.

2.1.3 Beleidsdoorlichtingen

Het ministerie van Financiën is voornemens in 2011 een aantal beleidsdoorlichtingen te starten en/of af te ronden.

Artikel

Onderwerp Beleidsdoorlichting

AD of OD 1

Start

Afgerond

2

Functioneren financiële markten (invloed wet- en regelgeving)

OD 1

2011

2011

2

Integriteit financieel stelsel

OD 2

2011

2011

7

Beoordeling gehele rijksvastgoedstelsel/ is het Rijk een sterke speler op de vastgoedmarkt en heeft het zijn vastgoedactiviteiten goed georganiseerd?

OD 1

2011

2011

7

Efficiënt beheren en vervreemden van onroerende zaken van het Rijk

OD 2

2011

2011

8

Regeldruk Bedrijven

OD 3

2010

2011

XNoot
1

AD is algemene doelstelling, OD is operationele doelstelling

2.1.4 De begroting op hoofdlijnen

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven op begrotingshoofdstuk IXB. De belangrijkste wijzigingen worden toegelicht.

Grafiek 1: Overzicht uitgaven en Niet-belastingontvangsten (x € 1 miljard)

Grafiek 1: Overzicht uitgaven en 						Niet-belastingontvangsten (x € 1 miljard)

Bovenstaande grafiek laat het verloop zien van de totale uitgaven en totale niet-belastingontvangsten voor de jaren 2006 tot en met 2015. De totalen uit het jaar 2006 tot en met 2009 zijn gebaseerd op de realisatiecijfers (en komen dienovereenkomstig terug in de jaarverslagen over deze jaren). De jaren 2010 en verder zijn gebaseerd op de in voorliggende begroting opgenomen ramingen.

De uitschieter in de uitgaven in 2008 en 2009 worden veroorzaakt door de uitzonderlijke maatregelen die door de minister van Financiën zijn genomen als gevolg van de kredietcrisis. De hogere ontvangsten in 2009 komen voornamelijk door de ING Back-up facility, de verkoop van FCI, de couponbetalingen fonds financiële structuurversterking en de premieontvangsten garantieregelingen bancaire leningen.

De uitgaven bedragen in 2011 ongeveer € 9,5 miljard. De hoogte van de uitgaven laten een daling zien voor de jaren 2011 en verder. Uiteindelijk dalen de uitgaven in 2015 tot € 5,6 miljard. De hoogte van de ontvangsten in 2011 is € 6,2 miljard en laat een wisselend beeld zien in de jaren daarop volgend. De veranderingen in de ontvangsten en uitgaven hangen nauw samen met de kasstromen van de kredietcrisismaatregelen.

Tabel 1: overzicht belangrijkste uitgavenmutaties begroting 2011 (x € 1 000)

Uitgaven

art.

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

 

7 281 708

6 897 232

6 233 524

5 887 129

5 619 833

 
        

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

1 t/m 10

4 606 632

2 073 035

983 533

249 573

29 853

 

Nieuwe mutaties

       

Heffings- en Invorderingsrente

1

– 100 000

     

IABF

3

696 904

546 956

302 563

170 406

123 402

 

Taakstelling Rijk

10

  

– 45 786

– 45 786

– 45 786

 

Overig

1 t/m 10

2 434

7 317

6 099

5 836

5 830

5 609 448

        

Stand ontwerpbegroting 2011

 

12 487 678

9 524 540

7 479 933

6 267 158

5 733 132

5 609 448

Toelichting

Bovenstaande tabel laat de belangrijkste budgettaire aanpassingen aan de uitgavenzijde zien sinds de eerste suppletore begroting 2010. Deze aanpassingen zijn toegelicht in het verdiepingshoofdstuk.

Tabel 2: overzicht belangrijkste niet-belasting ontvangstenmutaties begroting 2011 (x € 1 000)

Ontvangsten

art.

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

 

6 705 473

5 232 256

4 675 647

4 325 677

4 051 913

 
        

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

1 t/m 10

602 804

779 756

577 331

944 982

1 871 192

 

Nieuwe mutaties

       

Premieontvangsten garantieregeling bancaire leningen

2

21 398

22 546

22 545

22 545

22 545

 

Opbrengsten Bank Nederlandse Antillen

2

 

25 000

    

Dividend staatdeelnemingen

3

182 000

     

Winstafdracht DNB

3

430 000

44 000

 

25 000

– 82 000

 

Aegon

3

500 000

     

IABF

3

695 904

179 602

– 12 362

– 100 538

– 110 165

 

Stelpost

10

  

1 029 000

1 150 000

1 189 000

 

Overig

1 t/m 10

13 717

– 3 406

– 3 130

– 3 056

– 3 022

6 718 774

        

Stand ontwerpbegroting 2011

 

9 151 296

6 279 754

6 289 031

6 364 610

6 939 463

6 718 774

Toelichting

Bovenstaande tabel laat de belangrijkste budgettaire aanpassingen aan de ontvangstenzijde zien sinds de eerste suppletore begroting 2010. Het betreft de niet-belastingontvangsten. Deze aanpassingen zijn toegelicht in het verdiepingshoofdstuk.

2.2 Beleidsartikelen

2.2.1 Belastingen
2.2.1.1 Fiscaal beleid en wetgeving
2.2.1.1.1 Algemene doelstelling

Het ontwerpen van beleid gericht op het genereren van inkomsten en het realiseren van niet-fiscale doelstellingen van het overheidsbeleid.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het beleid is er op gericht om inkomsten te genereren voor de financiering van overheidsbeleid, om het fiscale instrument selectief in te zetten voor de realisatie van niet-fiscale doelstellingen van het overheidsbeleid, om structuurversterkende maatregelen te nemen en om de Belastingdienst te ondersteunen met wetgeving voor de uitvoering van de belastingwetgeving.

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • het te voeren fiscale beleid;

  • het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;

  • het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van:

  • de belastingmoraal;

  • de politieke en economische ontwikkelingen.

2.2.1.1.2 Operationele doelstellingen
2.2.1.1.2.1 Operationele doelstelling 1

Het genereren van inkomsten.

Motivering

Het financieren van overheidsuitgaven.

Instrumenten

Het ontwerpen van fiscale wet- en regelgeving, zoals het Belastingplan.

Meetbare gegevens

Meetbaar gegeven is de realisatie van geraamde belastingontvangsten. De ontwikkeling en realisatie van de belastingontvangsten komen onder andere aan de orde in de Voorjaarsnota, de Najaarsnota en het Financieel jaarverslag van het Rijk.

2.2.1.1.2.2 Operationele doelstelling 2

Het realiseren van niet-fiscale doelstellingen van kabinetsbeleid.

Motivering

Het inzetten van het fiscale instrument is er mede op gericht om de niet fiscale doelstellingen van kabinetsbeleid te realiseren. Dit beleid wordt ontwikkeld om inkomensbeleid te voeren, om het aanbod van bepaalde voorzieningen te stimuleren, om maatschappelijk ongewenst gedrag tegen te gaan en wenselijk gedrag te stimuleren, om structuurversterkende maatregelen te nemen, om de arbeidsparticipatie te verhogen, om ondernemerschap te stimuleren, en om het vestigingsklimaat aantrekkelijker te maken.

Instrumenten

Instrumenten zijn:

  • het ontwerpen en indienen van fiscale wet- en regelgeving, zoals het Belastingplan 2011 en het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2011. Gelet op de demissionaire status van het kabinet Balkenende IV past een terughoudende opstelling waar het betreft de ontwikkeling van nieuw beleid ten aanzien van deze niet fiscale doelstellingen in het Belastingplan 2011. Het Belastingplan en de aanverwante voorstellen zijn dan in de eerste plaats gericht op constructie- en fraudebestrijding, bijvoorbeeld in de sfeer van de overdrachtsbelasting en de vennootschapsbelasting, maar ook op het gebied van de gegevensuitwisseling inzake spaartegoeden, effectenbezit en verzekeringsproducten. De budgettaire opbrengst van deze maatregelen wordt aangewend voor (de gedeeltelijke voortzetting van) een beperkt aantal fiscale stimuleringsmaatregelen, zoals de faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk, het MKB-tarief voor de vennootschapsbelasting en stimuleringsmaatregelen voor de eigen woning;

  • het afsluiten en uitvoeren van bilaterale belastingverdragen. Nederland hoopt bijvoorbeeld belastingverdragen te kunnen sluiten met Colombia, Costa Rica en Kenia. Nederland heeft al een vrij uitgebreid netwerk van verdragen dat ook regelmatig terugkerend onderhoud vergt. In dat kader bestaat het voornemen om onderhandelingen te voeren met landen als Brazilië, India en Singapore met als doel de bestaande belastingverdragen te herzien.

Meetbare gegevens

Het inzetten van het fiscale instrument, dat er op is gericht om de niet fiscale doelstellingen van het kabinetsbeleid te realiseren, betreft in belangrijke mate ook doelstellingen van andere departementen. De mate waarin het doel bereikt wordt, wordt door de betreffende departementen verantwoord. Hierover worden in de begroting IXB daarom geen meetbare gegevens opgenomen. Omdat – gelet op de demissionaire status van het kabinet Balkenende IV – in deze begroting de focus niet ligt op nieuw beleid op niet fiscale doelstellingen, wordt hier ook niet verwezen naar doelstellingen uit de begrotingen van andere departementen.

De belastinguitgaven die onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën vallen, zullen vanaf 2012 in begroting IXB van het ministerie van Financiën met de budgettaire consequenties worden opgenomen. 1

2.2.1.1.2.3 Operationele doelstelling 3

Het vereenvoudigen van wet- en regelgeving teneinde de administratieve lasten te verminderen en de taken van de Belastingdienst te vergemakkelijken.

Motivering

Gezocht wordt naar vereenvoudigen van wet- en regelgeving ter vermindering van de administratieve lasten. Daarnaast wordt de wet- en regelgeving ontworpen om de uitvoering door de Belastingdienst mogelijk te maken, te ondersteunen en zo eenvoudig mogelijk te laten verlopen.

Instrumenten

In het Belastingplan 2011 en in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2011 is, gelet op de demissionaire status van het kabinet, het aantal voorstellen op dit punt zeer beperkt. Noemenswaard is de modernisering van de zogenoemde dividendnota; met deze vereenvoudiging wordt een besparing op de administratieve lastendruk gerealiseerd van € 5 miljoen.

Overigens zal in 2010/2011 de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip plaatsvinden. Deze maatregel levert een substantiële AL-reductie op (€ 360 miljoen).

Meetbare gegevens

Een overzicht van de gevolgen voor de burger en het bedrijfsleven wordt gegeven in de paragraaf «Gevolgen voor bedrijfsleven en burger» in de memorie van toelichting op het Belastingplan 2011.

2.2.1.1.2.4 Operationele doelstelling 4

Het evalueren van fiscale wet- en regelgeving.

Motivering

Door de fiscale wet- en regelgeving te evalueren, wordt bezien of de uitgangspunten juist waren en of beoogde doelstellingen ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd.

Instrumenten

Evaluatieonderzoeken

Meetbare gegevens

Het ministerie van Financiën verricht in nauwe samenwerking met de betrokken departementen periodiek evaluaties van alle belastinguitgaven zoals opgenomen in bijlage 5 van de Miljoenennota. In die bijlage wordt een overzicht gegeven van de afgeronde evaluaties in 2009/10. De mate van doelbereiking komt daarin ook aan bod. De eerste volledige evaluatiecyclus wordt in 2010 afgerond en geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. De beleidsdoorlichting en de conclusies die het kabinet hieruit trekt zijn in juni 2010 aan de Tweede Kamer gezonden. Het kabinet Balkenende IV onderstreept het belang van de evaluaties en stelt voor om in het vervolg het uitvoeren van nieuwe evaluaties van belastinguitgaven af te stemmen qua timing en periodiciteit op de beleidsdoorlichtingen van de relevante departementale beleidsterreinen. Voor zover belastinguitgaven niet als instrument onder een bepaald beleidsartikel vallen, is een afwegingskader voorgesteld om te bepalen wanneer evaluaties van belastinguitgaven worden uitgevoerd.

2.2.1.2 Belastingdienst

Burgers en bedrijven zijn bereid hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Belastingdienst bevordert compliance door goede dienstverlening te leveren, adequaat toezicht uit te oefenen en zonodig naleving strafrechtelijk af te dwingen.

De Belastingdienst stelt in zijn handelen burgers en bedrijven centraal en gaat uit van vertrouwen. De Belastingdienst stemt zijn handhaving af op houding en beweegredenen van burgers en bedrijven inzake naleving. Uit de instrumenten waarover de Belastingdienst beschikt, zal hij die kiezen die het meest bijdragen aan de compliance. Dit wordt handhavingsregie genoemd.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

  • de uitvoering van de heffing en inning van de rijksbelastingen en douanerechten;

  • de controle op VGEM-aspecten (veiligheid, gezondheid, economie en milieu) bij invoer, doorvoer en uitvoer van goederen;

  • de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;

  • de uitvoering van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet;

  • handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit;

  • de vaststelling en de uitkering van toeslagen;

  • de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen.

Externe factoren

De mate waarin deze doelstelling gerealiseerd wordt, hangt af van:

  • de economische ontwikkelingen;

  • de complexiteit van de (fiscale) wet- en regelgeving;

  • Europese en internationale samenwerking;

  • de autonome ontwikkeling van het werkpakket van de Belastingdienst.

Meetmethodiek

Compliant gedrag manifesteert zich in:

  • zich (terecht) registreren voor belastingplicht;

  • (tijdig) aangifte doen;

  • juist en volledig aangifte doen;

  • (tijdig) betalen.

Net als in andere landen wil de Belastingdienst de komende jaren ervaring opdoen met het meten van het effect van ingezette acties op deze aspecten 2. Als meetinstrument wordt daarvoor de zogeheten tax bar gebruikt. Deze tax bar bestaat uit het nalevingstekort (de niet of niet tijdig ontvangen belastingontvangsten als gevolg van niet registreren, niet (tijdig) aangifte doen, onjuist en/of onvolledig aangifte doen en niet (tijdig) betalen) en de compliance map (de mate van zekerheid over de juistheid en volledigheid van de belastingopbrengsten). De Belastingdienst richt zich in de uitvoering van de handhaving op die segmenten en branches die een groot nalevingstekort kennen. In 2010 is voor de belangrijkste elementen het nalevingstekort in beeld gebracht. In het bijzonder gaat het om de tijdigheid van de aangifte, juistheid en volledigheid van de aangifte en tijdigheid van betaling. Het aspect (terechte) registratie voor belastingplicht is niet in beeld gebracht omdat onbekende belastingplicht zich per definitie aan het zicht onttrekt en daardoor niet goed objectief meetbaar is. Het opsporen van onbekende belastingplicht maakt overigens wel integraal onderdeel uit van de handhavingsactiviteiten van de Belastingdienst. De resultaten zijn in de volgende tabel opgenomen.

 

Uitkomsten meting 2009

Percentage aangiften omzetbelasting tijdig ontvangen.

93,6%

Percentage aangiften loonheffingen tijdig ontvangen.

99,6%

Juist en volledig aangifte doen; percentage gemiste belastingopbrengst op basis van de steekproef particulieren (uitgedrukt als percentage van de totale belastingopbrengst voor dit segment) 1.

1,2%–1,5%

Juist en volledig aangifte doen; percentage gemiste belastingopbrengst op basis van de steekproef midden en kleinbedrijf (uitgedrukt als percentage van de totale belastingopbrengst voor dit segment) 2.

6,2%–9,2%

Percentage aangiften/aanslagen op tijd betaald.

88%

XNoot
1

De steekproef richt zich op de juistheid en volledigheid van de aangiften. Gemiste belastingopbrengsten van onbekende belastingplichtigen en onbekende economische activiteiten worden niet gedetecteerd omdat deze geen deel uitmaken van de steekproef. Het totale fiscale belang van het segment particulieren bedraagt circa € 97 mld.

XNoot
2

Voor de steekproef midden en kleinbedrijf gelden dezelfde opmerkingen als voor de steekproef particulieren. Het totale fiscale belang van het segment MKB bedraagt circa € 30 mld.

De effectgerichte benadering heeft gevolgen voor de wijze waarop de prestaties van de Belastingdienst worden gemeten en verantwoord. Tot nu toe werden de prestaties van het toezicht vooral gemeten met behulp van input- en outputindicatoren. In 2011 wordt overgegaan naar sturing met effectgerelateerde prestatie-indicatoren. Daarnaast wordt voor het jaar 2011 nog gewerkt met een aantal bekende outputindicatoren in gecomprimeerde vorm. Vanaf 2012 wordt voorzien in een volledige overgang naar effectgerichte prestatie-indicatoren.

Naast de nieuwe meting van gedragseffecten meet de Belastingdienst van oudsher de houding van burgers en bedrijven ten aanzien van het voldoen aan fiscale verplichtingen en de klanttevredenheid door middel van een set enquêtevragen in de Fiscale Monitor. Aan de geënquêteerden wordt ondermeer gevraagd of zij belastingontduiking onaanvaardbaar achten, of zij de stelling onderschrijven dat zelf belasting ontduiken uitgesloten is, en of zij van mening zijn dat belasting betalen betekent iets moeten bijdragen.

2.2.1.2.2 Operationele doelstellingen
2.2.1.2.2.1 Operationele doelstelling 1

Burgers en bedrijven dienstverlening aanbieden op de manier die hen past.

Motivering

Een goede dienstverlening ondersteunt belastingplichtigen en toeslaggerechtigden om verplichtingen na te komen en rechten te effectueren. Daarvoor is het nodig dat de dienstverlening van de Belastingdienst aansluit op de behoeften van burgers en bedrijven door te laten merken dat we hun fiscale situatie kennen, een communicatievorm aan te bieden die hen past, op het juiste moment beschikbaar te zijn en voor hen begrijpelijke taal te gebruiken.

  • Afgestemd producten en dienstenaanbod;

  • Kanaalsturing;

  • Vooringevulde aangifte;

  • Voorlichting via diverse media (krant, radio en tv, website).

Instrumenten

De communicatie met en dienstverlening aan burgers en bedrijven kennen een grote omvang en diversiteit. De effectiviteit en efficiency van communicatie en dienstverlening kunnen worden vergroot als de afstemming van de producten, diensten en kanalen verbetert. In 2010 is daarom een (meerjarig) plan van aanpak opgesteld om te komen tot een centrale regie over de verschillende dienstverleningskanalen. Op basis van dat plan is per kanaal (internet, telefonie, balie en post) een kanaalmanager uit het betrokken dienstonderdeel aangesteld. Onder centrale regie zullen zij aan de uitvoering van het plan gestalte geven. In eerste instantie wordt vooral geïnvesteerd in het optimaal inrichten van de kanalen. In volgende jaren ligt de nadruk op kanaalafstemming en -sturing.

Internet wordt in deze ontwikkelingen steeds meer gepositioneerd als voorkeurskanaal.

Meetbare gegevens 3

Prestatie-indicator in %

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Bereikbaarheid Belastingtelefoon

81%

74%

80–85%

80–85%

Eén contact

91%

91%

90–95%

90–95%

Kwaliteit beantwoording fiscale vragen Belastingtelefoon (extern gemeten)

74%

81%

80–85%

80–85%

Kwaliteit status en procesvragen Belastingtelefoon

86%

87%

90–95%

90–95%

Tijdige reactie op complexe vragen

    

• binnen 2 werkdagen na dag van ontvangst en

91%

94%

85–90%

85–90%

• binnen 4 werkdagen na dag van ontvangst

94%

98%

90–100%

90–100%

Versnellen van de processen

    

• Afhandeling BTW- en loonheffingnummer <5 dagen

98%

95%

95–98%

95–98%

• Verlenen VAR verklaring <5 dagen

80%

92%

90–100%

90–100%

Afgehandelde bezwaren binnen AWB-termijn

91%

87%

95–98%

95–100%

Afgehandelde klachten binnen AWB-termijn

88%

98–100%

98–100%

Ervaren kwaliteit dienstverlening

    

• ervaren duidelijkheid correspondentie

82%

84%

80–85%

80–85%

• ervaren snelheid afhandeling

54%

64%

65–70%

65–70%

• ervaren bereikbaarheid

60%

67%

65–70%

65–70%

• ervaren nakomen van afspraken

81%

86%

85–90%

85–90%

Klanttevredenheid continu

    

• Internet

  

70–75%

70–75%

• Balie

  

75–85%

75–85%

• Telefonie

74%

72%

70–75%

70–75%

Toelichting

Bereikbaarheid.

De bereikbaarheidsnorm geeft het percentage weer van het aantal bellers dat daadwerkelijk verbinding heeft gekregen met de BelastingTelefoon. Daarbij wordt een gemiddelde maximale wachttijd gehanteerd van tachtig tot honderd seconden na het doorlopen van het keuzemenu. Gedurende het jaar is in een aantal maanden het aanbod zo groot dat het de capaciteit overtreft. Het vergroten van de capaciteit, gericht op afvangen van dit piekaanbod, is niet doelmatig. Daarom wordt in deze maanden de bereikbaarheidsnorm niet volledig gerealiseerd. De doelstelling van 80–85% geldt als gemiddelde jaardoelstelling.

Eén contact.

Door het verleggen van backoffice-werkzaamheden naar de frontoffice streeft de Belastingdienst er naar om klanten in één contact te helpen. Om meer zaken direct te kunnen afhandelen, komen er meer mogelijkheden voor de Belastingtelefoon om wijzigingen door te voeren. In niet meer dan 5 tot 10% van de gevallen wordt doorverwezen naar de backoffice (terugbelactie).

Kwaliteit.

De Belastingtelefoon streeft kwalitatief goede antwoorden na. Dit wordt bereikt door goed opgeleide telefoniemedewerkers zodat de inhoud (kwaliteit en actualiteit) van het antwoord niet afhankelijk is van degene die de vraag beantwoordt. Door externe bureaus wordt gemeten of de goede antwoorden (fiscaal) worden gegeven, intern wordt de juistheid van status- en procesvragen gemeten.

Tijdige reactie op complexe vragen.

De Belastingdienst heeft als doelstelling dat burgers en bedrijven binnen twee werkdagen vanuit de backoffice (regiokantoren) worden teruggebeld als een vraag niet direct telefonisch beantwoord kan worden. Dit geldt ook voor het proces van toeslagen.

Versnellen van processen.

Voor het toekennen van een omzetbelasting- en loonheffingennummer geldt als regel een termijn van vijf werkdagen. Ook voor de VAR (verklaring arbeidsrelatie) geldt dat de doelstelling is de verwerkingstijd van de standaardaanvragen te beperken tot vijf werkdagen. Met de VAR kan de belanghebbende vooraf zekerheid krijgen over de vraag of het inkomen uit een arbeidsrelatie belastbaar is als winst uit onderneming, als resultaat overige werkzaamheden of als loon uit dienstbetrekking.

Bezwaren en klachten.

Bezwaren en klachten worden AWB-conform behandeld. Gekozen is voor een bandbreedte omdat gelet op de omvang van het aantal bezwaarschriften volledige afdoening binnen de wettelijke termijnen in de praktijk niet altijd haalbaar is.

Ervaren kwaliteit.

Deze indicatoren worden jaarlijks gemeten met behulp van de Fiscale Monitor.

Klanttevredenheid.

De klanttevredenheid wordt voor alle kanalen gemeten. Voor 2010 wordt voor de balie en internet ervaring opgedaan door na een contact direct te vragen naar de tevredenheid over het contact. Voor telefonie wordt de tevredenheid al langer gemeten.

2.2.1.2.2.2 Operationele doelstelling 2

Door toezicht en opsporing bevordert de Belastingdienst dat burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen.

Motivering

Bij de uitvoering van zijn taken laat de Belastingdienst zich leiden door rechtszekerheid, eenheid van beleid en uitvoering en rechtsgelijkheid. Kwaliteit in termen van professionaliteit, duidelijkheid en snelheid is daarbij van belang. Waar nodig richt de Belastingdienst zich op gedragsverandering. De nadruk ligt op preventieve instrumenten en toezicht in de actualiteit. De bedoeling is goed gedrag te stimuleren, fouten te voorkomen en, indien nodig, in de actualiteit bij te sturen. Bij de uitvoering wordt samenwerking gezocht. Waar mogelijk worden vormen van horizontaal toezicht toegepast.

De Belastingdienst maakt onderscheid in individuele en groepsgewijze klantbehandeling. In het segment Middelgrote/Zeer grote organisaties (MGO/ZGO) vindt individuele klantbehandeling plaats.

Voor de segmenten Particulieren (P) en Midden- en Kleinbedrijf (MKB) is gegeven de omvang van deze segmenten sprake van groepsgewijze klantbehandeling. Dat betekent dat niet meer de aangifte van een individuele belastingplichtige centraal staat maar dat gekeken wordt naar het gedrag van branches of ander gemeenschappelijke kenmerken van groepen belastingplichtigen. Binnen het segment MKB onderscheidt de Belastingdienst starters, Zelfstandigen Zonder Personeel (ZZP) en MKB ondernemingen met personeel (MKB-P). Hierbij wordt om redenen van effectiviteit en efficiency waar mogelijk gekozen voor een thematische werkwijze.

Het toezicht bij Toeslagen is gericht op het correct, dat wil zeggen op basis van de wettelijke grondslagen, uitbetalen van het juiste bedrag. Het toezichtbeleid komt tot stand in afstemming met de departementen die beleidsinhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de inkomensafhankelijke regelingen.

Opsporing is onderdeel van handhavingsregie.

Instrumenten

Instrumenten zijn onder meer:

  • horizontaal toezicht;

  • handhavingscommunicatie;

  • onderzoeken toezicht buiten;

  • kantoortoetsen;

  • strafrechtelijke onderzoeken.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Organisaties waarbij de mogelijkheden tot horizontalisering zijn beoordeeld (als percentage van het aantal organisaties in dit segment):

• MGO

• ZGO

  

25–35%

65–75%

35–45%

70–80%

Organisaties waarbij de Belastingdienst zicht heeft op de kwaliteit van de opzet en bestaan van de fiscale beheersing (als percentage van het aantal organisaties in dit segment):

• MGO

• ZGO

  

25–35%

20–25%

40–50%

Organisaties waarbij de Belastingdienst zicht heeft op de kwaliteit van de werking van de fiscale beheersing (als percentage van het aantal organisaties in dit segment).

• MGO

• ZGO

  

15–25%

10–15%

20–30%

Toelichting

De Belastingdienst richt zich bij de individuele klantbehandeling in het segment MGO/ZGO op het vergroten van de zekerheid over de juistheid en volledigheid van de belastingontvangsten. De Belastingdienst ondersteunt en stimuleert organisaties om de kwaliteit van de aangifte te versterken. Zicht op de kwaliteit van de fiscale beheersing staat daarbij centraal. De Belastingdienst bespreekt met de organisatie hoe hij zijn verantwoordelijkheid invult met betrekking tot zijn aangifte. Daarbij wordt vastgesteld hoe de organisatie omgaat met fiscaliteit en of de randvoorwaarden aanwezig zijn om te komen tot een adequate beheersing daarvan. De organisatie beoordeelt daarna cyclisch de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen en deelt de resultaten daarvan met de Belastingdienst. De Belastingdienst monitort dit proces en bepaalt in welke mate gesteund kan worden op deze interne beheersing. Periodiek wordt dit getoetst, doorgaans door de uitvoering van een steekproef. In 2011 besteedt de Belastingdienst extra aandacht aan de implementatie van horizontaal toezicht bij gemeenten en woningcorporaties.

Prestatie-indicator

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Aantal MKB ondernemingen onder een horizontaal toezichtconvenant 1

  

2 500–7 500

15 000–30 000

Percentage contacten met starters: startersbezoeken en klantgesprekken (ten opzichte van het totaal aantal starters)

   

15–25%

Tijdigheid aangiften:

Percentage bereikte belastingplichtigen na verzuim (OB)

   

50–60%

Tijdigheid aangiften:

Percentage bereikte belastingplichtigen na verzuim (LH)

   

90–95%

Tijdigheid aangiften:

Percentage bereikte belastingplichtigen na verzuim (IH niet winst)

   

90–95%

Tijdigheid betalen:

Achterstand invordering

2,2%

2,4%

2,5%–3,0%

2,5%–3,0%

XNoot
1

Het betreft MKB ondernemingen die naar verwachting gebruik kunnen maken van een intermediair convenant. Voorheen was deze indicator gericht op het aantal aangiften van deze ondernemingen.

Toelichting

Voor 2011 richt de Belastingdienst zich in de segmenten Particulieren en MKB op:

  • Horizontaal toezicht MKB. De Belastingdienst geeft horizontaal toezicht een belangrijke plaats in zijn handhavingsaanpak voor het MKB-segment. Hiervoor streeft de Belastingdienst naar het maken van afspraken met fiscaal intermediairs. Ondermeer betekent dit dat aangiften die verzorgd worden door intermediairs aan kwaliteitseisen moeten voldoen. Aangiften worden steekproefsgewijs gecontroleerd. Horizontalisering krijgt tevens vorm door de samenwerking op te zoeken met fiscaal administratieve dienstverleners, brancheorganisaties en aanbieders van ICT-oplossingen. De Belastingdienst overlegt daarbij ondermeer over de controleerbaarheid van te ontwikkelen administratieve software.

  • Juistheid en volledigheid van de aangifte. Belangrijke thema’s daarbinnen zijn de startersaanpak, vastgoed, buitenlands vermogen, arbeidsmarkt, auto, carrouselfraude en voorlopige teruggave (VT) fraude. De Belastingdienst streeft er naar om in een zo vroeg mogelijk stadium de begeleiding van startende ondernemingen vorm te geven. De aanpak richt zich op voorlichting over regelgeving en administratieve verplichtingen en het beoordelen van ondernemerschap en de kwaliteit van de administratie. Onderdeel van de thema’s is het opsporen van onbekende belastingplichtigen en het tegengaan van onterechte registratie voor belastingteruggaven.

  • Tijdigheid aangifte. Een gedeelte van de burgers en bedrijven doet niet of niet altijd tijdig hun aangifte. In 2011 voert de Belastingdienst een actief beleid op het tijdig ontvangen van deze aangiften door zo snel mogelijk contact op te nemen.

  • Tijdigheid betaling. Een gedeelte van de burgers en bedrijven betaalt niet of niet altijd tijdig hun belastingen. De Belastingdienst stelt daarom een grens aan de betalingsachterstand bij invordering. Het bedrag van de betalingsachterstand bij invordering wordt weergegeven als een percentage van de totale belasting- en premieontvangsten.

Prestatie-indicator

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Toeslagen

n.v.t.

n.v.t.

Het toezicht wordt volgens planning uitgevoerd.

Het toezicht wordt volgens planning uitgevoerd.

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie (%)

84

86

82–85

82–85

Toelichting

  • De zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag berusten op grondslagen die voor het overgrote deel geverifieerd kunnen worden met gegevens uit onafhankelijke registraties. Dit gebeurt in het massale toezicht. Omdat voorafgaand toezicht praktisch niet mogelijk is, vindt dat zoveel mogelijk in de loop van het toeslagjaar plaats en in ieder geval bij het definitief toekennen. Door toezicht uit te voeren, wordt gerealiseerd dat de grondslaggegevens in afdoende mate zijn geverifieerd vóór het moment van definitief toekennen. Door zowel gebruik te maken van bij andere organisaties aanwezige contra-informatie als convenanten af te sluiten met brancheorganisaties (horizontaal toezicht), worden de toezichtlasten zoveel mogelijk beperkt.

  • De Belastingdienst geeft bij het selecteren van aanmeldingen voor strafrechtelijk onderzoek prioriteit aan zaken die niet alleen financieel, maar ook anderszins maatschappelijk van voldoende gewicht zijn. De doelstelling voor het percentage processen-verbaal dat leidt tot een veroordeling of een transactie door het aanleveren van kwalitatief goede zaken is een resultante van het overleg tussen het Openbaar Ministerie, de financiële toezichthouders en de FIOD (Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst). De FIOD verdeelt haar capaciteit evenredig over fiscale zaken en financieel-economische zaken (vastgoed, carrouselfraude, integriteit financieel stelsel).

Prestatie-indicator

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Kwaliteitsscore Belastingregio’s (index)

109

108

106–110

106–110

Kwaliteitsscore Douane (index)

112

103

106–110

106–110

Bij het sturen op effecten is kwaliteitsbeheersing essentieel. De Belastingdienst maakt daarvoor gebruik van de fiscale kwaliteitsindex (FIX). FIX meet door middel van collegiale toetsing de kwaliteit van de heffing, controle en invordering van de verschillende belastingmiddelen, accijnzen en invoerrechten.

Prestatie-indicator

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Aantallen onderzoeken toezicht buiten

98 000

116 000

90 000–110 000

75 000–110 000

Aantallen behandelde aangiften IH en Vpb

1 106 000

933 000

680 000–900 000

450 000–650 000

De Belastingdienst doet onderzoeken en behandelt aangiften daar waar deze vormen van toezicht effect sorteren. Deze traditionele producten maken naast andere instrumenten onderdeel uit van de handhavingsmix. Voor 2011 wordt verwacht dat de bij de streefwaarden weergegeven aantallen leiden tot de meest optimale handhavingsmix.

2.2.1.2.2.3 Operationele doelstelling 3

Het leveren van een bijdrage aan de bescherming van de samenleving tegen ongewenste goederen.

Motivering

Door controle op goederen die via Nederland de EU binnenkomen of verlaten, worden de risico’s op het gebied van veiligheid, gezondheid, economie en milieu (VGEM) afgedekt. Het toezicht van de Douane is gericht op het vergroten van de zekerheid over de veiligheid van deze goederenstromen en op het terugbrengen van veiligheidstekorten. Daarbij wordt samengewerkt met het bedrijfsleven en wordt de vorm en intensiteit van toezicht mede afhankelijk van bedrijfseigen controlemechanismen en kwaliteits- en veiligheidssystemen (horizontaal toezicht). Een bedrijf dat het certificaat van Authorized Economic Operator verkrijgt (gebaseerd op Europese wetgeving) voldoet aan een aantal gestelde eisen waardoor een lichter controleregime van toepassing is. Het streven is om een aanzienlijk deel van de goederenstroom door middel van deze aanpak onder toezicht te stellen. Voor de niet gecertificeerde goederenstromen hanteert de Douane een risicogerichte aanpak. Aard en omvang van de risico’s bepalen de inzet van het handhavingsniveau en bijbehorende instrumenten. Deze systematiek en manier van werken leiden tot een gedifferentieerde inzet van verschillende handhavingsvormen: van het toezicht op groepen (via het elektronisch volgen van vaar- en vliegbewegingen, cameratoezicht op groepen objecten) naar het toezicht op specifieke objecten (toezicht op entiteit- en zendingniveau). Door de handhaving op deze wijze te organiseren en alle relevante handhavingsinstrumenten in hun onderlinge samenhang in te zetten wordt bereikt dat de gehele goederenstroom op basis van risicoanalyse wordt benaderd. De controles op goederen en passagiers worden veelal in samenwerking met andere handhavingsdiensten uitgevoerd en vinden vooral plaats in de mainports (haven van Rotterdam en luchthaven Schiphol).

Instrumenten

Instrumenten zijn:

  • certificering van ondernemingen die voldoen aan bepaalde (interne) beheersingseisen;

  • fysieke controles op de goederenstromen;

  • administratieve controles.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Scancontroles vracht

93 000

98 000

90 000–110 000

90 000–110 000

Fysieke controles vracht

94 000

99 000

90 000–110 000

95 000–120 000

Fysieke controles koeriers/post

112 000

108 000

95 000–115 000

95 000–115 000

Controles op vluchten passagiers

   

11 500–14 000

Fysieke controles ambulant buitengrens

44 000

43 000

30 000–37 000

30 000–37 000

Uren toezicht, gebied- en objectgerelateerd

700 000

491 000

400 000–440 000

475 000–525 000

Toelichting

  • Scancontroles vracht en fysieke controles vracht zijn twee verschillende vormen van controle die elkaar kunnen opvolgen. Met de scancontroles worden grotere hoeveelheden gecontroleerd. Deze controles kunnen bij afwijkende beelden leiden tot een fysieke controle door een controlerend ambtenaar. De vaststelling van een afwijking vindt altijd plaats door middel van een fysieke controle. De bandbreedte voor fysieke controles vracht is naar boven aangepast. Dit houdt verband met de eis vanuit Brussel voor een minimum aan opnamecontroles, in combinatie met de verwachting dat de economie in 2011 zal aantrekken en daarmee het aantal te controleren goederenbewegingen.

  • Met de nieuwe prestatie-indicator controles op vluchten passagiers komt de differentiatie in de controleaanpak tot uitdrukking. De Douane gaat uit van een gradatie in risico’s op vluchtniveau, met bijbehorende controledichtheid en inzet van handhavingsmiddelen. Eén van die middelen is de fysieke controle op passagiers; dit was tot en met 2010 de gehanteerde prestatie-indicator. Andere middelen zijn profiling, inzet van speurhonden en security-scan. De streefwaarde is bepaald op basis van een prognose van het aantal vluchten per risicogroep in relatie tot het beoogde handhavingpercentage voor die risicogroep. Dit handhavingpercentage varieert van 100% (de zgn. 100%-controles) tot 5% (de laag risicovluchten).

  • De Douane houdt verder gebieds- en objectgerelateerd toezicht langs de kustlijn, op zee- en luchthavens. Deze vorm wordt mede ingegeven door de wens zichtbaar te zijn. De streefwaarde is teruggezet op het niveau dat gold voor 2009. De lagere bandbreedte voor 2010 hield verband met een voorgenomen overname van het toezicht op de terminals in het Rotterdamse havengebied door het bedrijfsleven (onderdeel van horizontaal toezicht). Door de economische ontwikkelingen is dit op verzoek van het bedrijfsleven uitgesteld. Dit betekent dat de Douane deze taak vooralsnog blijft uitoefenen. Er is vergeleken met 2010 geen sprake van extra toezicht, maar van continuering van het niveau van 2009.

  • Controles zijn meestal integraal, wat betekent dat zowel op VGEM-aspecten als op nakoming van fiscale verplichtingen wordt gecontroleerd. Deze controles worden op verschillende momenten uitgevoerd: op het moment dat goederen worden aangeboden voor invoer (fysieke controle), na de invoer aan de hand van administratie van bedrijven (administratieve controle) en bij ambulante controles op accijns in het binnenland (fysieke controle).

2.2.1.2.2.4 Operationele doelstelling 4

Efficiënte en soepele uitvoering van de massale processen.

Motivering

De Belastingdienst maakt bij zijn werkzaamheden veel gebruik van ICT toepassingen, waarmee de verschillende bedrijfsprocessen op een snelle en efficiënte wijze worden uitgevoerd. Voor burgers en bedrijven betekent dit dat zij sneller zekerheid krijgen over hun fiscale positie. De activiteiten op dit terrein zullen in 2011 vooral worden beoordeeld op het criterium dat zij een bijdrage leveren aan de continuïteit van de bedrijfsprocessen.

Instrumenten

Informatiesystemen voor massale verwerking zoals de aangifte-, aanslag-, en invorderingssystemen.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Aantal zendingen zonder fouten

99%

99–100%

≥ 99%

Tijdige verwerking van mutaties rekeningnummers (binnen 5 werkdagen)

100%

99–100%

≥ 99%

Tijdige verwerking van terugbetalingen (binnen 5 werkdagen)

87%

99–100%

≥ 99%

Tijdige verwerking van verrekeningen van teruggaven met nog openstaande aanslagen (binnen 2 weken)

100%

99–100%

≥ 99%

Aangiften IB vóór 1 april ingediend; aanslag vóór 1 juli

99,3%

99,9%

98–100%

98–100%

Tijdige verwerking eerste aanvragen en mutaties toeslagen (binnen 8 weken)

93.6%

97,3%

96–100%

96–100%

Toelichting

  • De Belastingdienst wil ervoor zorgen dat belastingplichtigen en toeslaggerechtigden de juiste berichten ontvangen. Grote stromen beschikkingen (aanslagen, toeslagen) worden voor verzending systematisch gecontroleerd op juistheid, volledigheid en inhoudelijke (fiscale) kwaliteit. Het gaat om tienduizenden verzendpartijen die goed zijn voor meer dan 100 miljoen poststukken.

  • Voor het opleggen van aanslagen en het verwerken van aanvragen en mutaties toeslagen streeft de Belastingdienst jaarlijks naar een tijdige verwerking conform de daarvoor geldende termijnen.

2.2.1.3 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

3 868 142

3 631 482

3 648 721

3 572 726

3 520 524

3 487 527

3 486 475

        

Uitgaven

3 759 696

3 631 482

3 648 721

3 572 726

3 520 524

3 487 527

3 486 475

        

Programma-uitgaven

853 033

704 657

809 663

809 671

809 671

809 671

809 671

Waarvan juridisch verplicht

 

704 657

809 663

809 671

809 671

809 671

809 671

        

Doelstelling 2: toezicht en opsporing

       

Heffings- en invorderingsrente

843 823

700 000

800 000

800 000

800 000

800 000

800 000

Overige programma-uitgaven

9 210

4 657

9 663

9 671

9 671

9 671

9 671

        

Apparaatsuitgaven

2 906 663

2 926 825

2 839 058

2 763 055

2 710 853

2 677 856

2 676 804

        
        

Ontvangsten

104 564 951

114 175 496

113 658 164

123 078 425

130 682 620

137 489 956

144 091 451

        

Programma-ontvangsten

       

Algemene doelstelling

       

Belastingontvangsten

103 304 531

113 032 271

112 480 539

121 941 700

129 540 895

136 348 231

142 949 726

Doelstelling 2: toezicht en opsporing

       

Heffings- en invorderingsrente

867 065

748 500

772 900

740 000

747 000

747 000

747 000

Overige programma-ontvangsten

360 794

373 753

383 753

386 753

384 753

384 753

384 753

        

Apparaatsontvangsten

32 561

20 972

20 972

9 972

9 972

9 972

9 972

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen

In 2011 zijn de geraamde verplichtingen gelijk aan de geraamde uitgaven. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichtingen bij de uitgaven.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De programma- uitgaven ad € 809,6 mln bestaan voor het grootste deel uit betalingen aan de heffing- en invorderingsrente, namelijk € 800 miljoen De overige programma- uitgaven ad € 9,6 mln hebben betrekking op onder andere vergoeding van proceskosten ad € 2,5 miljoen en rente-uitgaven in verband met het depotstelsel ad € 5,0 miljoen

Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven betreffen de Belastingdienst (€ 2,82 miljard) en het directoraat-generaal Fiscale Zaken (€ 13,8 miljoen). De apparaatuitgaven van de Belastingdienst betreffen personeel (€ 1,7 miljard) en materieel (€ 1,1 miljard). Het apparaatbudget van de Belastingdienst betreft de uitvoeringskosten voor het primaire proces en de ondersteuning daarvan. Het primaire proces omvat de Belastingregio’s, Douane, Toeslagen, FIOD, BelastingTelefoon, de Centrale Administratie en het directoraat-generaal Belastingdienst. De ondersteuning betreft de huisvesting en de facilitaire dienstverlening, ICT en kennis en communicatie.

Belastingontvangsten

De belastingontvangsten in de tabel budgettaire gevolgen zijn netto-ontvangsten. De netto ontvangsten zijn gelijk aan de totale belastingontvangsten minus de afdrachten aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds op grond van de Financiële verhoudingswet, en minus de afdracht aan het BTW-Compensatiefonds. In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2011 met de begroting IXB. De Miljoenennota bevat een toelichting op de belastingontvangsten.

Tabel aansluiting belastingontvangsten Miljoenennota 2010 met IXB (x € 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Totale belastingontvangsten

124 893 702

135 742 671

134 578 115

143 742 332

151 389 241

158 114 266

164 413 457

Afdracht Gemeentefonds

– 17 685 704

– 18 464 709

– 18 110 864

– 17 820 020

– 17 861 952

– 17 797 863

– 17 640 592

Afdracht Provinciefonds

– 1 326 381

– 1 457 663

– 1 142 512

– 1 085 960

– 1 090 028

– 1 071 806

– 926 773

Afdracht BTW-Compensatiefonds

– 2 577 086

– 2 788 028

– 2 844 200

– 2 894 652

– 2 896 366

– 2 896 366

– 2 896 366

        

Belastingontvangsten IXB

103 304 531

113 032 271

112 480 539

121 941 700

129 540 895

136 348 231

142 949 726

Overige programma-ontvangsten

De overige programma-ontvangsten zijn ontvangen schikkingen en boetes (€ 199,5 miljoen) en terug te ontvangen kosten van vervolging (€ 184,3 miljoen).

Apparaatsontvangsten

De apparaatsontvangsten ad € 21 miljoen bestaan o.a. uit ontvangsten in verband met werkzaamheden die de Belastingdienst voor andere overheidsorganisaties uitvoert en uit ontvangsten voor uitleen van personeel.

Grafiek budgetflexibiliteit

Grafiek budgetflexibiliteit

Toelichting

In de programma-uitgaven van de Belastingdienst zit geen budgetflexibiliteit; ze zijn voor honderd procent juridisch verplicht. Deze uitgaven vloeien voort uit bestaande wet- en regelgeving en/of uit uitspraken van het Europese Hof van Justitie.

2.2.1.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD 1

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Evaluatie van de vijfjaarscyclus van de evaluatie van de belastinguitgaven

OD 4

2008

2010

www.rijksbegroting.nl

      

Effectenonderzoek ex post

     
      

Overig evaluatie- onderzoek

     
XNoot
1

AD is algemene doelstelling, OD is operationele doelstelling

Belastingdienst
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Bijdrage ter verhoging van de compliance

AD

2009

2010

 
      

Effectenonderzoek ex post

Effect uitvoering toezicht MGO/ZGO en Toeslagen op doelstelling compliance

AD

2010

2011

 
 

Effect uitvoering toezicht Douane op doelstelling compliance

AD

2011

2012

 
      

Overig evaluatieonderzoek

Fiscale Monitor

AD

OD 1

OD 2

jaarlijks

 

www.belastingdienst.nl

      
 

FIX

OD 2

OD 3

Jaarlijks

 

Beheersverslag

      
 

Audits kleine middelen (nader te bepalen)

OD 2

Jaarlijks

 

Beheersverslag

      
 

Periodieke audits grote ICT-projecten

OD 2

OD 4

Jaarlijks

 

Beheersverslag

      
 

Audits procesbeheersing (nader te bepalen)

OD 2

OD 3

OD 4

Jaarlijks

 

Beheersverslag

2.2.2. Financiële markten
2.2.2.1 Algemene doelstelling

Een integer en stabiel financieel stelsel waarin de financiële markten goed functioneren, voldoende toegankelijk en transparant zijn en een gunstige internationale concurrentiepositie kennen.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om de keuze aan financiële producten tegen gunstige voorwaarden en concurrerende prijzen te stimuleren en het vertrouwen in het financiële stelsel te bevorderen zorgt de minister voor wet- en regelgeving voor het toezicht op de financiële sector zodat consumenten met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen en ondernemingen kunnen functioneren in een gunstig vestigingsklimaat. De afgelopen jaren hebben geïllustreerd wat het wegvallen van zekerheden betekent. Goed functionerende, internationaal concurrerende financiële markten en een integer financieel stelsel zijn essentieel en kenmerken zich doordat marktverstoringen worden voorkomen of opgelost, de financiële sector niet misbruikt wordt voor witwassen of de financiering van terrorisme en het betalingsverkeer goed functioneert. Ter bevordering van het betalingsverkeer draagt de minister ook de verantwoordelijkheid voor een ongestoorde muntvoorziening.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

  • Het functioneren van het financiële bestel. Concreet betekent dit dat de minister verantwoordelijk is voor de institutionele structuur van het toezicht, de wet- en regelgeving die hieraan ten grondslag ligt en voor de besluitvorming over eventuele besteding van publieke middelen bij een crisis. Het daadwerkelijke toezicht wordt uitgevoerd door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);

  • Ongestoorde voorziening van voldoende munten.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling is onderhevig aan politieke, economische en internationale ontwikkelingen.

2.2.2.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

44 538 843

152 971 540

78 169

70 506

65 838

65 838

65 838

waarvan garantieverplichtingen

44 363 369

152 899 131

     

Garantie verhoging plafond kredietfaciliteit AFM

       

Garantieregeling bancaire leningen

44 360 869

152 899 131

     

Garantie Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekering

2 500

      

waarvan verplichtingen uit hoofde van

       

het Depositogarantiestelsel/icesave

10 174

      
        

Uitgaven

351 554

87 409

78 169

70 506

65 838

65 838

65 838

Waarvan juridisch verplicht

       
        

Doelst. 1 Goed functionerende financiële markten

       

Uitkering Deposito Garantiestelsel (DGS)/icesave

199 054

      

Bijdrage toezicht AFM

28 931

27 992

26 883

26 370

26 008

26 008

26 008

Bijdrage toezicht DNB

18 950

28 515

23 712

18 210

17 958

17 958

17 958

Platform CentiQ

3 107

3 842

2 700

2 300

   

Rechtspraak Financiële Markten

550

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

Overige programma-uitgaven 1

531

1 454

1 030

770

770

770

770

        

Doelst. 2 Integer financieel stelsel

       

Caribbean Financial Action Taskforce

42

32

32

32

32

32

32

        

Doelst. 3 Ongestoorde muntcirculatie

       

Muntcirculatie 2

10 111

14 515

14 765

14 765

14 165

14 165

14 165

Afname munten in circulatie

81 593

      
        

Apparaatsuitgaven

8 685

10 059

8 047

7 059

5 905

5 905

5 905

        

Ontvangsten

132 212

415 635

392 960

262 404

183 513

183 513

6 437

Doelst. 1 Goed functionerende financiële markten

       

Premieontvangsten garantieregeling bancaire leningen

115 983

407 210

361 523

255 967

177 076

177 076

 

Overige programma-ontvangsten

6 789

3 241

26 253

1 253

1 253

1 253

1 253

Doelst. 3 Ongestoorde muntcirculatie

       

Ontvangsten muntwezen

9 440

5 184

5 184

5 184

5 184

5 184

5 184

Toename munten in circulatie

       
XNoot
1

Betreft de subsidie aan de stichting SOPO t.b.v. het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) € 650 000 in 2011 en de bijdrage aan de International Accounting Standard Board van € 380 000 in 2011

XNoot
2

Inclusief subsidie aan stichting Geld- en Bankmuseum van € 0,5 mln in 2011

Uitgaven

Bijdrage Toezicht

De kosten van het toezicht op de financiële markten worden grotendeels gedragen door marktpartijen. De Staat neemt, naast een aantal specifieke werkzaamheden van de toezichthouders, in het algemeen de financiering van handhavingsactiviteiten van de toezichthouders die een algemeen belang dienen voor zijn rekening.

Mede naar aanleiding van door het College van Beroep voor het bedrijfsleven gedane uitspraken is opnieuw gekeken naar de bekostigingssystematiek. De Tweede Kamer is hierover onder meer bij brief van 18 maart 2010 geïnformeerd. Uit de brief blijkt de wenselijkheid van een aanpassing van bestaande systeem. Daar wordt thans aan gewerkt.

Platform CentiQ

Uitgangspunt voor de begroting van platform CentiQ is dat het ministerie van Financiën samen met een aantal spilpartners het platform gezamenlijk financiert. Het ministerie van Financiën is de initiatiefnemer en heeft daarom de eerste jaren relatief gezien meer bijdragen dan de andere deelnemers (onder andere ministeries, ZBO’s, branchevertegenwoordigers en een universiteit). Voor de komende jaren neemt de bijdrage van het ministerie van Financiën af.

Rechtspraak financiële markten

De minister van Financiën heeft een betalingsverplichting voor de tuchtrechtspraak voor accountants op grond van artikel 21, eerste lid van de Wet tuchtrechtspraak accountants. Deze wet is halverwege 2009 in werking getreden. Deze cijfers zijn gebaseerd op de begroting van 2010. De begroting van de accountantskamer zal in het najaar vóór 1 december worden ingediend.

Muntcirculatie

Muntcirculatie bestaat uit uitgaven die betrekking hebben op de muntproductie, de subsidie aan het Geld- en Bankmuseum en de vergoeding van de kosten van het Nationaal Analysecentrum voor Munten. De muntproductie in de jaren 2011 en verder is afhankelijk van de ontwikkelingen in de muntvraag.

Toename/afname in munten in circulatie

Het in omloop brengen van reguliere euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Wanneer er meer munten in omloop worden gebracht dan dat er uit omloop terugkomen neemt het aantal munten in circulatie toe. Deze toename leidt tot een netto ontvangst omdat de nominale waarde van de munten wordt ontvangen door de Staat. Wanneer er minder munten in omloop worden gebracht dan dat er uit omloop terugkomen, leidt dit tot een afname van munten in circulatie en tot een netto uitgave, omdat de nominale waarde wordt terugbetaald. Met de invoering van de euro deed ook de migratie van deze munten haar intrede. De realisaties van voorgaande jaren laten een wisselend beeld zien met zowel positieve als negatieve resultaten. Om deze reden wordt een stelpost van nul opgenomen voor zowel de ontvangst als de uitgave aan munten in circulatie.

Ontvangsten

Premieontvangsten garantie bancaire leningen

In 2011 worden premies ontvangen uit hoofde van de garantieregeling bancaire leningen. De premies worden ontvangen voor de verstrekte en geëffectueerde garanties.

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de uitgifte van bijzondere euromunten, de afdracht van de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) aan de Staat, van de totale nominale waarde van uitgegeven muntsets, de bijzondere euromunten en van royalty’s. Royalty’s zijn vergoedingen die de Staat ontvangt voor dukaten die KNM produceert en verkoopt. De ontvangsten muntwezen hebben tevens betrekking op verkocht metaalschroot: dit betreft metaal van vernietigde euromunten die als gevolg van beschadiging niet meer bruikbaar zijn voor de circulatie.

Overige programmaontvangsten

Opbrengst Bank Nederlandse Antillen

Door de transitie naar nieuwe staatkundige verhoudingen op 10-10-2010 zal de Bank Nederlandse Antillen (BNA) worden opgeheven. De boedel an de BNA wordt verdeeld tussen de BES (Nederland) en St Maarten en Curaçao. In 2011 zal het Nederland toekomende deel (€ 25 mln.) ontvangen worden.

Grafiek budgetflexibiliteit

Grafiek budgetflexibiliteit

Toelichting bij juridisch verplicht operationele doelstelling 1

De uitgaven voor deze doelstelling zijn geen van allen juridisch verplicht, echter wel bestuurlijk gebonden. De overheid heeft zich namelijk gecommitteerd om bij te dragen aan de kosten van het toezicht.

Toelichting bij juridisch verplicht operationele doelstelling 2

Deze uitgave betreft een bijdrage in de kosten van een regionale organisatie die in het Caribische gebied witwassen en het financieren van terroristen bestrijdt. Nederland betaalt mee uit hoofde van de overzeese gebiedsdelen van het Koninkrijk der Nederlanden. Nederland heeft toegezegd om in ieder geval tot 2012 bij te dragen aan de kosten voor het lidmaatschap.

Toelichting bij juridisch verplicht operationele doelstelling 3

Muntcirculatie bestaat uit uitgaven die betrekking hebben op de productie van munten en de subsidie aan het Geld- en Bankmuseum evenals een vergoeding van de kosten gemaakt door het Nationaal Analysecentrum voor Munten. Deze uitgaven zijn juridisch verplicht. De overige uitgaven zijn beleidsmatig gereserveerd en zijn nodig voor de aankoop van metaal voor reguliere circulatiemunten en bijzondere munten, alsmede de ontwerp-, distributie- en promotiekosten bij de uitgifte van een bijzondere munt.

2.2.2.3 Operationele doelstellingen
2.2.2.3.1 Operationele doelstelling 1

Goed functionerende, stabiele financiële markten die voldoende toegankelijk en transparant voor de gebruikers en internationaal concurrerend zijn.

Motivering

Marktverstoringen voorkomen of, indien nodig, oplossen. Daarnaast moet gestreefd worden naar stabiliteit van de financiële ondernemingen. Ingeval van een (dreigende) crisis moeten de nodige maatregelen tijdig en adequaat genomen worden. Beoogde effecten van dit beleid zijn onder meer:

  • stimuleren dat de door transparantie beschikbare informatie (beter) wordt benut en daarmee de huidige regelgeving effectiever is;

  • dat consumenten en zakelijke klanten vertrouwen hebben in de financiële sector;

  • het reduceren van de schuldenproblematiek;

  • (reeds bestaande) initiatieven ter verbetering van de financiële geschooldheid bundelen, stimuleren en meer toegankelijk maken;

  • groei van de markt voor financiële producten op verantwoorde wijze zodat de consument de eigen verantwoordelijkheid beter waarmaakt, hetgeen het voor aanbieders van financiële producten aantrekkelijker maakt om zich in Nederland te vestigen.

Instrumenten

Wet en regelgeving:

Algemeen:

  • De gebeurtenissen in en na 2008 hebben verregaande gevolgen gehad op financiële markten en daarbuiten. De toekomstvisie financiële markten zal de basis vormen van de hervormingen op het gebied van financiële markten (Kamerstuk: 32 013 nr. 1). In internationaal verband en in overleg met marktpartijen, toezichthouders en centrale banken zal worden bezien welke maatregelen getroffen kunnen worden om het financieel systeem weerbaarder te maken;

  • Wijzigingen in de institutionele relatie tussen de minister en DNB/ AFM als uitvloeisel van de kaderwetgeving ZBO’s en wijzigingen met betrekking tot de governance bij de toezichthouders naar aanleiding van de reactie van de minister op het rapport van de Commissie Scheltema, het plan van aanpak van DNB en de visie toezicht op toezicht. Het wetsvoorstel (ter wijziging van de Bankwet 1998 en de Wet op het financieel toezicht) zal naar verwachting eind 2010 naar de Tweede Kamer worden gezonden.

  • Stimuleren van het Nederlandse vestigingsklimaat voor financiële instellingen. Ondanks de kredietcrisis verdient een gezond vestigingsklimaat aandacht, en kan dit op terreinen worden verbeterd, niet alleen voor buitenlandse ondernemingen die in Nederland actief zijn, maar ook voor in Nederland gevestigde instellingen. Zo wordt gewerkt aan de introductie van de algemene pensioeninstelling, die Nederlandse pensioenuitvoerders in staat moet stellen om de mogelijkheden voor het betreden van de Europese pensioenmarkt optimaal te benutten.

Prudentieel:

  • Een versterkt prudentieel toezichtregime in Nederland en in Europa. Ook in 2011 zal actief worden deelgenomen aan de Europese discussie en onderhandelingen over aanpassingen en uitbreidingen van het prudentieel toezichtregime, bijv. op het terrein van kapitaaleisen voor banken (de Capital Requirements Directive/CRD), verzekeraars (Solvency II) maar ook op nieuwe gebieden, zoals het toezicht op hedge funds en andere investeringsfondsen;

  • Het depositogarantiestelsel (DGS) herzien. De huidige ex post financiering zal worden vervangen door (gedeeltelijke) ex ante financiering. Er zal een fonds worden gevormd, dat wordt gevuld door periodieke premies die mede afhankelijk zijn van het individuele risicoprofiel van de banken. Ook zal worden gewerkt aan een faciliteit die portefeuilleoverdracht van deposito’s van de failliete bank mogelijk moet maken. In 2010 is gestart met de werkzaamheden voor deze aanpassingen. Het is de bedoeling om in 2011 de relevante wet- en regelgeving gereed te hebben, en voor te leggen aan de Tweede Kamer. Naast deze nationale ontwikkelingen zal in Europees verband worden gesproken over aanpassing van de Europese richtlijn inzake depositogarantiestelsels.

  • Verbetering van crisismanagementprocedures en de ontwikkeling van wet- en regelgeving ter versterking van het crisismanagement. Naar aanleiding van de kredietcrisis zijn er op mondiaal, Europees en nationaal niveau trajecten gestart ter verbetering van het crisismanagement. Naar verwachting zal in het voorjaar van 2011 de Europese Commissie met wetgevingsvoorstellen komen ten aanzien van crisispreventie, -management en -oplossingen voor de financiële sector. Op nationaal niveau zullen in 2011 wet- en regelgeving worden voorbereid ter versterking van het nationale crisismanagement;

  • Implementatie van de Elektronischgeldrichtlijn, de verdere ontwikkeling van SEPA volgen en nieuwe innovatieve betaalproducten monitoren;

Markt en gedrag:

  • We zijn in Europa bezig regels te maken voor derivaten waaronder Credit Default Swaps naar aanleiding van de kredietcrisis. Dit zal leiden tot een beter inzicht in handelsposities bij toezichthouders, iets wat ook voor het toezicht op Credit Default Swaps belangrijk zal zijn. Verwacht wordt dat de Commissie in juni 2010 een concreet voorstel zal komen dat meer transparantie op de derivatenmarkt zal creëren. Daarna wordt verder onderhandeld en vervolgens zal, doorlopend in 2011, implementatie in Nederlandse wetgeving plaatsvinden.

  • Versterkte consumentenbescherming. In 2011 zal vanuit Europa worden ingezet op harmonisatie en versterking van regelgeving aangaande verplichte informatieverstrekking en verkooppraktijken inzake pakketproducten voor retailbeleggingen (zogenaamde packaged retail investment products). Ook bestaande richtlijnen die zien op de verkoop en advisering van verzekeringen (Insurance Mediation Directive) en beleggingsdiensten (Markets in Financial Instruments Directive) worden in 2011 tegen het licht gehouden en herzien. Nationaal ligt de focus op het centraal stellen van het klantbelang door financiële instellingen: zijn er nog aanvullende regels en bevoegdheden van de toezichthouder nodig om dit af te dwingen? Daarnaast wordt enkele reeds eerder ingevoerde provisieregels geëvalueerd: de focus ligt hierbij op vraag of het marktgedrag daadwerkelijk is gewijzigd onder invloed van deze regelgeving.

  • Versterkt financieel inzicht en financiële vaardigheden van consumenten. Een belangrijke voorwaarde voor goed functionerende financiële markten is dat consumenten hun financieel beheer – nu en met een lange termijn horizon – beter op orde hebben. Consumenten moeten in staat gesteld worden de juiste keuzes te maken. Om dit te bereiken wordt ingezet op bewustwording en is er speciale aandacht voor inkomensterugval, preventie van (problematische) schulden en pensioenbewustzijn. Daarnaast wordt er gestreefd naar structurele inbedding van financiële educatie in het onderwijs.

  • Voorkomen overkreditering bij hypotheekverstrekking. In 2011 zal een nieuw toetskader voor hypothecaire kredietverlening in werking treden. Het toetskader wordt ingevoerd middels een Algemene maatregel van Bestuur. In deze AMvB wordt onder andere de mogelijkheid beperkt om meer te lenen dan de Loan-to-income norm. Daarnaast wordt de maximale lening beperkt tot 112% van de waarde van de woning met een aflossing in 7 jaar tot 100%.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Basiswaarde (2008) 1

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Implementatie Europese richtlijnen 2

86%

100%

100%

Toepassing code Corporate Governance 3 door beursgenoteerde vennootschappen

89%

100%

100%

Naleving code door beursgenoteerde vennootschappen 4

95%

100%

100%

XNoot
1

Gegevens over boekjaar 2007

XNoot
2

Gebaseerd op het halfjaarlijkse scorebord van de interne markt van de Europese Commissie. Het percentage geeft aan welk deel van de Europese richtlijnen uit het Actieplan Financiële Diensten , die op dat moment van kracht zijn, zijn omgezet in nationale wetgeving. Bij bepaling van het percentage is, waar relevant, alleen rekening gehouden met dat deel van de richtlijn dat door Financiën moet worden geïmplementeerd.

XNoot
3

Gebaseerd op de bevinding van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. Onder toepassing van de code en codebepalingen wordt verstaan: het één op één naleven van een codebepaling of het geven van uitleg bij afwijking daarvan. Onder naleving wordt verstaan het in grote lijnen voldoen aan de code.

XNoot
4

http://www.commissiecorporategovernance.nl

2.2.2.3.2 Operationele doelstelling 2

Het bevorderen van een integer financieel stelsel waardoor integriteitinbreuken bij financiële instellingen worden voorkomen en wordt tegengegaan dat cliënten financiële instellingen misbruiken om geld wit te wassen of terrorisme te financieren.

Motivering

Een integer financieel stelsel is noodzakelijk voor het vertrouwen van burgers en ondernemingen in de financiële markten. Signalen van financiële instellingen, zoals meldingen van ongebruikelijke transacties, zijn waardevol omdat zij politie en justitie op het spoor brengen van criminele activiteiten. Met een tijdige opsporing van criminele activiteiten kan tevens worden voorkomen dat de criminele gelden opnieuw worden geïnvesteerd. Ook mogelijke aanwending van criminele gelden ter verwerving van invloed in bedrijven die deel uitmaken van de officiële economie, of in het bestuur wordt hierdoor tegengegaan.

  • Bevorderen informatie-uitwisseling. De informatie-uitwisseling tussen de toezichthouders (AFM en DNB) en andere overheidsorganisaties met een taak ten aanzien van de integriteit van de financiële sector (waaronder Belastingdienst) dient te worden bevorderd. Voorstellen om de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht van de toezichthouders in het kader van integriteittoezicht te preciseren zullen in samenwerking met alle betrokkenen nader (wettelijk) worden uitgewerkt.

  • Nationale Regiegroep Aanpak Misbruik,Vastgoed. De Regiegroep dient effectieve drempels te creëren om het misbruik in de vastgoedsector tegen te gaan en de pakkans te verhogen door gerichte fiscale en strafrechtelijke handhaving. De regiegroep vastgoed zal haar werkzaamheden afronden en de resultaten presenteren.

  • Financiële instellingen en ethiek. Het ministerie van Financiën zal een beleidsnota opstellen over de consequenties die verbonden kunnen worden aan de maatschappelijke opvattingen over de betrokkenheid van instellingen in ethisch beladen sectoren.

  • Follow up FATF-evaluatie Nederland. De Financial Action Task Force (FATF) zal in februari 2011 de evaluatie van Nederland vaststellen. Nederland zal moeten bepalen op welke wijze gevolg wordt gegeven aan eventuele verbetervoorstellen die FATF naar aanleiding van de evaluatie doet. Los van punten voortkomen uit deze evaluatie zullen de Wet toezicht trustkantoren en de Wwft op zowel technische als inhoudelijke punten worden aangepast.

  • Herziening FATF-standaarden. De FATF heeft de derde ronde van landenevaluaties nagenoeg afgerond. De FATF-standaarden (de aanbevelingen op het gebied van witwasbestrijding en bestrijding van terrorismefinanciering waaraan landen moeten voldoen) zullen naar aanleiding van de derde ronde worden herzien.

Instrumenten

Meetbare gegevens

Kengetal

2005

2006

2007

2008

2009

Meldingen op basis van de subjectieve indicator als percentage van het totaal aantal gemelde transacties 1

30%

28%

37%

76%

55%

Aantal opgelegde boetes DNB en AFM 2

19

33

22

43

62

Aantal dwangsommen DNB en AFM 3

131

159

205

445

265

XNoot
1

Deze tabel laat het aandeel van het totaal aantal meldingen zien, die gedaan zijn door meldplichtige instellingen op basis van hun eigen risicoafweging. In het verleden stond deze eigen afweging niet centraal. Het grootste deel van de meldingen vond toen plaats op basis van (door de regelgever bepaalde) parameters.

XNoot
2

Jaarverslag van DNB en de AFM.

XNoot
3

Jaarverslag van DNB en de AFM.

2.2.2.3.3 Operationele doelstelling 3

Het voorzien in een ongestoorde muntcirculatie door middel van een adequate en kostenefficiënte muntvoorziening, alsmede het uitbrengen van bijzondere en herdenkingsmunten.

Motivering

Om een goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen wordt voldaan aan de muntvraag van het publiek.

Instrumenten

Exclusieve bevoegdheid van de Staat om, op grond van de Muntwet 2002, munten in omloop te brengen. De productie is uitbesteed aan de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) en DNB is gemandateerd voor de distributie en het in circulatie brengen van de munten.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Basiswaarde (2005)

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Muntvoorziening ten opzichte van de marktvraag

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Uitgifte bijzondere munten

2

2

2

2

2

2

Als permanent aan de marktvraag wordt voldaan, is de voorziening ten opzichte van de vraag 100%. In de praktijk zullen ook voorraden en buitenlandse in- en uitstromingen invloed hebben op de daadwerkelijke productie van munten.

Productie euromunten 2005–2010 (aantallen x 1 000)
 

2005

2006

2007

2008

2009 1

20101

2 euro

332

341

6 503

5 463

225

166

1 euro

332

393

224

166

185

166

50 eurocent

510

363

293

202

285

202

20 eurocent

510

393

293

202

285

202

10 eurocent

510

393

293

202

285

202

5 eurocent

80 605

60 318

75 764

74 304

70 335

70 235

2 eurocent

595

378

338

235

335

235

1 eurocent

545

378

332

235

335

235

Totaal

83 939

62 957

84 040

81 009

72 270

71 643

Bron: KNM

XNoot
1

raming

Voorraden euromunten Muntdepot 2005–2010 (jaarultimo; aantallen x 1 000)
 

2005

2006

2007

2008

2009*

2010*

2 euro

76 526

84 226

101 921

104 081

102 000

104 000

1 euro

110 665

124 165

148 047

158 757

148 000

158 000

50 eurocent

117 635

108 635

106 280

112 520

102 000

112 000

20 eurocent

75 350

54 750

46 616

32 010

32 000

32 000

10 eurocent

109 562

82 282

51 128

25 528

20 000

25 000

5 eurocent

60 442

50 422

25 360

12 256

25 000

12 000

2 eurocent

143 226

182 226

185 410

179 290

185 000

180 000

1 eurocent

115 171

142 771

87 554

22 278

88 000

22 000

Totaal

808 577

829 477

752 316

646 720

702 000

645 000

Bron: KNM

2.2.2.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Functioneren financiële markten (invloed wet- en regelgeving) (OD1) 1

OD 1

2011

2011

 
      
 

Integriteit financieel stelsel (OD2) 2

OD 2

2011

2011

 
      

Effectenonderzoek ex post

     
      

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie toezicht accountants

OD 1

2010

2011

 
 

FATF evaluatie

OD 2

2010

2011

 
XNoot
1

Deze beleidsdoorlichting zal gebaseerd worden op externe rapporten waaronder de door het IMF uit te voeren FSAP.

XNoot
2

Deze beleidsdoorlichting zal gebaseerd worden op de bevindingen van de Nederlandse evaluatie door het FAFF.

2.2.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
2.2.3.1 Algemene beleidsdoelstelling

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de staat.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De minister van Financiën ziet in algemene zin toe op een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Hierbij streeft de minister van Financiën naar een optimale inzet van financiële en materiële activa bij de realisatie van publieke doelstellingen.

De publieke doelstellingen worden met inzet van zo min mogelijk (financiële) middelen gerealiseerd of gegeven de hoeveelheid middelen wordt een zo hoog mogelijke kwaliteit nagestreefd.

Bedrijfseconomische expertise wordt ingezet bij staatsdeelnemingen, complexe investeringsprojecten en transacties van de rijksoverheid, publiek-private samenwerking (PPS) in Nederland en de financiële deelnemingen die in het kader van de kredietcrisis zijn verworven.

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;

  • het toetsen en adviseren op bedrijfseconomische doelmatigheid bij het realiseren van publieke investeringsprojecten die in samenwerking met de markt worden verwezenlijkt, zodat vakdepartementen in staat worden gesteld de projecten binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit te realiseren;

  • het beheren en verbeteren van de duurzame waarde en het afstoten dan wel afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde en overgenomen financiële instellingen;

  • het beheren van de Illiquid Asset Back-up Facility binnen de contractvoorwaarden.

Externe factoren

De mogelijkheden om de algemene beleidsdoelstelling te behalen worden mede bepaald door andere partijen. Zo is de minister van Financiën bij de staatsdeelnemingen als aandeelhouder gebonden aan het Burgerlijk Wetboek en de Corporate Governance Code. Daarnaast lopen de publieke en financiële belangen van de staat als aandeelhouder niet altijd parallel met de belangen van eventuele medeaandeelhouders, de raad van bestuur en de raad van commissarissen van een staatsdeelneming.

Bij publieke investeringsprojecten kunnen er omstandigheden of beleidsuitgangspunten binnen het Rijk zijn waardoor het publieke doel niet op de meest efficiënte wijze wordt gerealiseerd. Nog verder op afstand staan decentrale overheden en semi-publieke partijen in de zorg en onderwijs, waardoor de invloed van de minister van Financiën beperkt is.

2.2.3.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen ( x € 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

58 803 151

3 684 354

645 857

330 857

323 449

301 449

262 449

Voorwaardelijke verplichting Capital Relief Instrument

32 611 091

      

Fonds Financiële Sructuurversterking

       

Garanties en vrijwaringen (FCI , NS en WST)

1 060 447

      
        

Meerjarenverplichting aan ING

19 818 996

367 000

330 000

317 000

311 000

289 000

250 000

Verplichtingen counter indemnity

 

950 000

     
        
        

Uitgaven

9 285 937

6 445 454

3 339 457

2 334 957

1 897 049

1 631 049

1 460 049

Programma-uitgaven

9 237 444

6 415 850

3 330 400

2 325 900

1 889 400

1 623 400

1 452 400

Juridisch verplicht

9 237 444

6 415 850

3 330 400

2 325 900

1 889 400

1 623 400

1 452 400

        

Doelstelling 1 Aangaan, beheer en afstoten van staatsdeelnemingen

       

Dotatie begrotingsreserve TenneT

 

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

Uitkering superdividend NS

 

1 400 000

     
        

Verwerving vermogenstitels

429 667

      
        

Doelstelling 2 PPS en Activabeleid

       

PPS

324

4 950

     

Onderhouds- en beheerskosten GOB

       
        

Doelstelling 3 Beheer van financiële instellingen (BFI)

       

Kapitaalversterkingen ING, AEGON en SNS REAAL

       

Eventuele schade-uitkeringen Capital Relief Instrument

       

Mandatory Convertible Note

2 600 000

      

Kapitaalconversie Fortis

1 350 000

      

Tweede herkapitalisatie ABN AMRO

 

1 230 000

     

Kasschuif tweede herkapitalisatie ABN AMRO

 

– 302 000

302 000

    
        

Doelstelling 4 back-up faciliteit ING

       

Management fee

58 754

47 000

44 000

36 000

29 000

24 000

19 000

Funding fee

3 903 293

4 029 000

2 978 000

2 284 000

1 855 000

1 594 000

1 428 000

        

Overige programma-uitgaven

       

Regeling BF

13 918

2 100

1 600

1 100

600

600

600

Afkoop exploitatiebijdrage Westerscheldetunnel

881 464

      

Uitvoeringskosten tijdelijke regeling subsidie tankstations

24

      
        
        

Apparaatsuitgaven

48 493

29 604

9 057

9 057

7 649

7 649

7 649

Personeel en materieel

3 686

4 900

4 281

4 281

2 873

2 873

2 873

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

44 807

24 704

4 776

4 776

4 776

4 776

4 776

        

Ontvangsten

16 130 388

7 046 851

4 235 414

3 411 815

2 918 215

2 498 715

2 252 601

Programma-ontvangsten

16 130 388

7 046 851

4 235 414

3 411 815

2 918 215

2 498 715

2 252 601

Doelstelling 1 Aangaan, beheer en afstoten van staatsdeelnemingen

       

Opbrengst onttrekking vermogenstitels

1 400 000

      

Dividend staatsdeelnemingen

537 238

558 360

297 060

376 460

376 860

377 360

377 360

Rente en aflossing div. leningen

71 014

67 006

62 999

    

Winstafdracht DNB

1 279 950

1 394 000

698 000

549 000

492 000

338 000

281 000

Afdrachten Holland Casino

– 11 952

10 000

35 000

45 000

45 000

45 000

45 000

Afdrachten Staatsloterij

94 787

90 000

90 000

90 000

90 000

90 000

90 000

Premie-ontvangsten garantie Tennet

 

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

        

Opbrengst verkoop vermogenstitels

1 320 924

      
        

Doelstelling 3 Beheer van financiële instellingen (BFI)

       

Dividend financiële instellingen

       

Aflossing kapitaalversterkingen ING, Aegon en SNS Reaal

6 185 000

500 000

     

Couponbetaling en/of boetebetaling kapitaalversterking ING, Aegon en SNS Reaal

1 250 845

154 715

     

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

11 772

8 110

     

Premie-inkomsten Capital Relief Instrument

28 214

165 746

     

Renteontvangsten Mandatory Convertible Note

       

Premie-inkomsten counter indemnity

 

19 114

25 555

25 555

25 555

25 555

6 441

        

Doelstelling 4 Back-up faciliteit ING

       

Verwachte portefeuille ontvangsten

3 819 253

3 741 000

2 717 000

2 069 000

1 680 000

1 453 000

1 313 000

Garantie fee

129 260

103 000

96 000

80 000

65 000

52 000

43 000

Additionele fee

13 535

77 000

65 000

52 000

42 000

35 000

28 000

Additionele garantie fee

 

154 000

144 000

120 000

97 000

78 000

64 000

        

Overig

       

BF/PPM

548

      

Overige programmaontvangsten

       

Tijdelijke regeling subsidie tankstations

       

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

Dotatie begrotingsreserve Tennet

Op 25 februari 2010 heeft Tennet de overname van het transportnet van E.on (Transpower) definitief afgerond. Om de overname te kunnen financieren heeft de staat een garantie verstrekt van € 300 miljoen met een looptijd van tien jaar. De garantie is marktconform geprijsd. De staat ontvangt jaarlijks een premie van € 4,8 miljoen. Deze premie wordt afgestort in een interne begrotingsreserve.

Uitkering superdividend NS

De Nederlandse Spoorwegen (NS) heeft in 2009 extra dividend aan de staat uitgekeerd 1. De uitgave betreft de betaling aan Prorail van het in 2009 ontvangen superdividend.

Kapitaalversterkingen ING, Aegon en SNS Reaal

In 2008 heeft de staat als gevolg van de kredietcrisis kapitaal verschaft aan ING, Aegon en SNS Reaal. Een deel hiervan is in 2009 vroegtijdig terugbetaald. Over het uitstaande kapitaal betalen de instellingen een coupon die gekoppeld is aan hun dividend: is er geen dividend, dan wordt de coupon ook niet betaald. Met de instellingen is afgesproken dat ze het bestaande dividendbeleid zouden handhaven.

Dividend financiële instellingen

Onder de post «dividend financiële instellingen» zijn de geraamde dividendopbrengsten opgenomen van de financiële instellingen waarin de staat aandeelhouder is geworden ten tijde van de kredietcrisis. Dit aandeelhouderschap is van tijdelijke aard. Het gaat om ASR Nederland, ABN AMRO Group en RFS.

Voor 2010 is de dividendopbrengst geraamd op nul. De instellingen hebben in 2009 in te beperkte mate winst gemaakt; om die reden is besloten om in 2010 af te zien van een dividenduitkering. Een interimdividend wordt evenmin verwacht in 2010. In de komende periode zal duidelijker worden hoe de financiële markten zich zullen ontwikkelen, welke impact de recessie en de regulering rondom de banken zal hebben en hoe dit zal doorwerken in het rendement. Vanwege deze onzekerheid is er voor ASR Nederland en ABN AMRO geen dividendraming opgenomen voor de jaren 2011 tot en met 2015. Met ASR Nederland en ABN AMRO zijn afspraken gemaakt over het uitkeren van de winst en het vaststellen van de hoogte van het dividend.

Het belang van de staat in RFS is zeer klein en heeft betrekking op onverdeelde activa en passiva van het oude ABN AMRO-concern die zijn achtergebleven in RBS. Indien verkopen leiden tot (boek-)winst, komt deze pro rata toe aan de consortiumpartners (RBS, Banco Santander en de staat). RBS kan sinds 30 juni 2010 echter geen dividenduitkeringen doen in verband met maatregelen opgelegd door de Europese Commissie. RFS heeft zich verplicht om redelijke inspanningen te verrichten om dit alsnog te bewerkstelligen, maar het is op dit moment niet duidelijk wanneer dat zal lukken.

Premie-inkomsten Capital Relief Instrument (CRI)

Als onderdeel van de herkapitalisatie heeft de staat een deel van de Nederlandse hypothekenportefeuille bij ABN AMRO gegarandeerd, waardoor minder risicodekkend kapitaal nodig is bij ABN AMRO. ABN AMRO draagt de eerste verliezen van dit Capital Relief Instrument zelf en eventuele verliezen daarboven zullen tussen de staat en ABN AMRO worden gedeeld op een 95%/5%-basis. De maximale exposure voor de staat is circa € 31,7 miljard. Als tegenprestatie betaalt ABN AMRO de staat een jaarlijkse premie. De kans dat de garantie tot een schadebetaling leidt is dermate klein, dat er geen concrete uitgaven worden begroot.

Renteontvangsten Mandatory Convertible Note

Een deel van het kapitaal in ABN AMRO is verstrekt in de vorm van Mandatory Convertible Notes. Deze instrumenten zijn inmiddels geconverteerd naar gewoon aandelenkapitaal. Er vloeien hier geen renteopbrengsten meer uit voort.

Premie-inkomsten counter indemnity

Op grond van de wettelijke regeling voor splitsing zijn wederzijdse aansprakelijkheden ontstaan bij de afsplitsing van HBU (Newbank) uit het oude ABN AMRO, nu RBS N.V. Deze transactie was opgelegd door de Europese Commissie. Indien RBS N.V. niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen, kunnen crediteuren onder specifieke voorwaarden tot maximaal € 950 miljoen claimen bij HBU, Hiervoor heeft ABN AMRO een vrijwaring afgegeven. Aangezien ABN AMRO het risico van uitbetaling niet zelf kan lopen, is er een counter indemnity door de staat afgegeven. Hiervoor betaalt ABN AMRO een premie aan de staat.

Resterende deel uit kapitalisatieplan

In november 2009 heeft de Tweede Kamer ingestemd met een definitief kapitalisatieplan van in totaal € 6,88 miljard ten behoeve van ABN AMRO en Fortis Bank Nederland. Het grootste deel van dit plan is inmiddels uitgevoerd. Het in 2011 opgenomen bedrag heeft betrekking op RFS en moet beschikbaar worden gehouden.

IABF

Door de macro-economische ontwikkelingen is de raming van de IABF aangepast (o.a. de dollar-euro koers is van invloed).

Grafiek budgetflexibiliteit

Grafiek budgetflexibiliteit

Toelichting

De uitgaven van de vier de operationele doelstellingen zijn 100% juridisch verplicht, aangezien deze voortvloeien uit contractuele verplichtingen.

Voor operationele doelstelling 1 zijn de uitgaven bestemd voor het aangaan en beheer van de deelnemingen. Bij operationele doestelling 2 betreft het uitgaven ter stimulering van een doelmatige besteding van activa binnen het Rijk.

De operationele doestellingen 3 en 4 betreffen uitgaven als gevolg van contractuele verplichtingen voor het beheer van de door de staat gesteunde en overgenomen financiële instellingen en het beheer van de back-up faciliteit van ING.

2.2.3.3 Operationele doelstellingen
2.2.3.3.1 Operationele doelstelling 1

Aangaan, beheer en afstoten van staatsdeelnemingen in lijn met bedrijfseconomische principes en met het oog op het verantwoord behartigen van publieke belangen.

Motivering

Het bij de deelneming betrokken publiek belang vormt de rechtvaardiging voor het participeren in het risicodragend vermogen van een onderneming door de staat. Daarbij betracht de staat terughoudendheid. Deelnemingen worden alleen aangegaan indien een participatie van aantoonbaar aanvullende waarde is voor de verwezenlijking van het publieke belang, naast het (bestaande) publiekrechtelijke instrumentarium van wet- en regelgeving. De criteria voor het aangaan van een deelneming zijn verder uiteengezet in de Nota deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2007.

Aan het beheer wordt invulling gegeven door toe te zien op o.a. de strategie, investeringsbeslissingen, de vermogenspositie en het bezoldigingsbeleid van de staatsdeelnemingen. Daarnaast vraagt de staat van zijn deelnemingen ook transparantie over het beleid van de ondernemingen ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bij de invulling van het beheer van staatsdeelnemingen vormt de bedrijfseconomische doelmatigheid een belangrijk aandachtspunt.

  • bevoegdheden die de minister van Financiën als aandeelhouder heeft op basis van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de statuten van de onderneming

  • de gedragsregels uit de Corporate Governance Code;

  • bedrijfseconomische, juridische en corporate governance-expertise;

  • structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen;

  • overleg met betrokken vakdepartementen over de mate waarin en de wijze waarop de relevante publieke belangen worden geborgd.

Instrumenten

Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek vormen de basis van de (formele) zeggenschap die de staat als aandeelhouder heeft. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om de taak als aandeelhouder te kunnen vervullen (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).

De staat heeft bij het aangaan van een deelneming nog geen vennootschapsrechtelijke instrumenten ter beschikking omdat de staat op dat moment nog geen aandeelhouder is. Wel neemt de staat de bevoegdheden van het aandeelhouderschap als uitgangspunt wanneer er voorbereidende gesprekken plaatsvinden voor het mogelijk aangaan van een deelneming.

Meetbare gegevens

Indicator 1

2011

2012

2013

2014

2015

Percentage deelnemingen dat de Corporate Governance Code «comply-or-explain» toepast

100%

100%

100%

100%

100%

Percentage van deelnemingen dat minimaal een C-rating heeft conform de richtlijnen van het Global Reporting Initiative (GRI)

90%

100%

100%

100%

100%

Percentage deelnemingen waarvan het beloningsbeleid conform de methodiek 2 is vastgesteld

90%

100%

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Percentage van deelnemingen met dividend pay-out ratio 3 van ten minste 40%

70%

80%

90%

90%

90%

Percentage van deelnemingen met een met een minimum return on equity (RoE) van 8%

60%

65%

70%

80%

80%

XNoot
1

Deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten en waarvan het aandeelhouderschap in het beheer is van de minister van Financiën zijn meegenomen in de kengetallen. Voor beloningsbeleid zijn Thales en KLM buiten beschouwing gelaten vanwege de beperkte toepasbaarheid van de methodiek.

XNoot
2

Kamerstukken II 2008/09, 28 479, nr. 39

XNoot
3

Niet voor alle staatsdeelnemingen geldt een uitbetaling van dividend middels een vooraf vastgesteld dividend pay-out ratio.

Het beleid van de staat als aandeelhouder dient zowel publieke als (daaraan gerelateerde) bedrijfsecnomische doelen. Echter, publieke belangen zijn vaak niet in een kwantitatief meetbare prestatie-indicator te vertalen, zeker niet voor alle staatsdeelnemingen gezamenlijk. De bedrijfseconomische doelen zijn dit veelal wel, maar liggen niet altijd binnen de directe invloedsfeer van de staat als aandeelhouder. Bovenstaande indicatoren zijn meetbaar en liggen (min of meer) binnen de directe invloedssfeer van de staat als aandeelhouder.

2.2.3.3.2 Operationele doelstelling 2

Het binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit realiseren van publieke transacties, met name investeringsprojecten, die in samenwerking met de markt worden verwezenlijkt.

Motivering

Het realiseren van publieke doelen binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit is het doel bij publieke transacties. Om dit te bereiken is het noodzakelijk om de kosten, opbrengsten en risico’s inzichtelijk te maken in relatie tot te leveren producten en diensten gedurende de levensduur van een project. De daaruit voortvloeiende kennis kan door het kabinet/de vakminister worden gebruikt bij het maken van weloverwogen, bedrijfseconomisch verantwoorde investeringsbeslissingen.

Vanwege de complexiteit en de vaak grote financiële en publieke belangen is de minister van Financiën betrokken bij de realisatie van transacties die in publiek-private samenwerking worden verwezenlijkt. Onder het aandachtsgebied vallen onder meer:

  • DBFM(O), Design Build Finance Maintain (Operate), bij gebouwen en infrastructuur op Rijksniveau en van gemeenten, provincies, onderwijsinstellingen en zorginstellingen. Daarbij wordt een grens gehanteerd van € 25 miljoen voor gebouwen en € 60 miljoen voor infrastructuur (grenzen waarboven het toepassen van het vergelijkingsinstrument PPC, de Public Private Comparator op Rijksniveau, verplicht is gesteld);

  • complexe rijksprojecten of -taken met een aanmerkelijk politiek en/of materieel belang. Onder dit aandachtsgebied vallen projecten zoals de Joint Strike Fighter en Anders Betalen voor Mobiliteit;

  • transacties met inzet van middelen van het Rijk, zoals rechten en activa, waarbij in samenwerking met private partijen een publiek doel gerealiseerd wordt. Gebieden die hieronder vallen zijn (overtollige) gronden en veiling van gebruiksrechten (CO2-emissierechten en frequenties).

DBFM(O)

Financiën is verantwoordelijk voor het «systeem» dat ervoor moet zorgen dat DBFM(O) in Nederland structureel goed verankerd en toegepast wordt. Vanuit deze verantwoordelijkheid heeft Financiën onder meer de volgende rollen:

  • Formuleren van DBFM(O) beleid(suitgangspunten) en stellen van de kaders waar binnen vakdepartementen beslissen over DBFM(O) en DBFM(O) toepassen;

  • toetsen op transparante en goede besluitvorming over en toepassing van DBFM(O) door de vakdepartementen binnen de kaders;

  • coördineren van de samenhang en consistentie tussen de verschillende sectoren, waaronder het zijn van een aanspreekpunt voor sectoroverstijgende zaken.

De vakdepartementen zijn binnen dit DBFM(O)-beleid en -systeem primair verantwoordelijk voor de besluitvorming over en toepassing van DBFM(O) alsmede de verantwoording daarover bij hun eigen projecten. Op rijksniveau zijn in het kabinet Balkenende IV afspraken gemaakt over de toepassing van DBFM(O). Bij de zogenoemde decentrale sectoren (zorghuisvesting, onderwijshuisvesting en infrastructuur van decentrale overheden) heeft het Rijk een fasciliterende rol ten aanzien van de implementatie van DBFM(O). In dit kader is voor bevorderen van DBFM(O) bij onderwijshuisvesting eind 2008 een Servicecentrum Scholenbouw opgericht. OCW en Financiën hebben toegezegd het Servicecentrum tot 31 december 2010 te subsidiëren. Op dit moment wordt er gekeken naar de wijze waarop DBFM(O) bij onderwijshuisvesting gestimuleerd kan worden na 2010.

Complexe projecten

De minister van Financiën is in zijn rol als bewaker van de schatkist betrokken bij projecten die een grote financiële of politieke impact hebben. Naast het bewaken van de budgettaire kaders heeft Financiën bij complexe projecten een adviserende en toezichthoudende rol ten aanzien van de vraag hoe dergelijke projecten binnen de geldende publieke voorwaarden zo efficiënt mogelijk kunnen worden gerealiseerd.

Transacties met inzet van middelen van het Rijk

Financiën toetst of transacties waarbij niet geldelijke middelen worden ingezet binnen het Rijk op bedrijfseconomisch verantwoorde wijze plaatsvinden en adviseert daarbij. Binnen deze rol richt Financiën zich op de inzet van de volgende middelen:

  • Rijksgronden. Het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) realiseert de ruimtelijke en financiële doelen voor het Rijk door (gebieds)ontwikkeling, beheer en aan- en verkoop van rijksgronden en -gebouwen. Financiën is opdrachtgever voor beheer en verkoop van overtollige rijksgronden en eigenaar van het RVOB. Vanuit deze positie is Financiën betrokken bij het beheer, ontwikkeling en aan- en verkoop van overtollige gronden van het Rijk;

  • Schaarse vergunningen. De minister van Financiën speelt op twee manieren een rol bij verdeling van schaarse vergunningen, zoals CO2-emissierechten en frequenties voor mobiel internet en radio. In de eerste plaats moet de minister van Financiën op basis van de Comptabiliteitswet bij voorstellen/voornemens/toezeggingen met financiële gevolgen voor het Rijk, een oordeel geven. In de tweede plaats worden de opbrengsten doorgaans aan de algemene middelen toegevoegd. De primaire verantwoordelijkheid voor de verdeling van de vergunningen ligt bij de vakdepartementen.

  • Inzet van kennis en kunde, op de gebieden projectfinanciering, het beoordelen van business cases, strategische vormgeving project, risicomanagement, projectbeheersing, privaat-recht, aanbestedingsstrategie en de werking van zowel de publieke als de private sector;

  • PPS-code: de beheercode binnen de rijksoverheid gericht op een doelmatige en rechtmatige inzet van het instrument van publiek-private samenwerking bij de realisatie en de exploitatie van met name (meerjarige) investeringsprojecten.

Instrumenten

Meetbare gegevens

Om de doelmatige contractkeuze te meten is het aantal goed uitgevoerde Public Private Comparators (PPC) een indicator. Een PPC bevat een kostenvergelijking, waarbij de realisatie van een project in een DBFMO-variant wordt vergeleken met de realisatie van hetzelfde project in een traditionele variant.

Overzicht uitgevoerde PPC's en DBFM(O)-projecten

Kengetallen

2006

2007

2008

2009

2010 t/m juli

V&W-infra

     

uitgevoerde ppc's

6

5

3

5

2

PPC's met meerwaarde DBFM(O)

5

2

1

5

2

> Gekozen voor DBFM(O

1 (20%)

1 (50%)

1 (100%)

1 (20%)

0 (0%)

> Besluit nog te nemen

0 (0%)

1 (50%)

0 (0%)

2 (40%)

2 (100%)

> Gekozen voor niet DBFM(O)-contract

4 (80%)

0 (0%)

0 (0%)

2 (40%)

0 (0%)

      

VROM-Rijksgebouwendienst

     

uitgevoerde ppc's

2

5

3

3

2

PPC's met meerwaarde

0

3

2

3

2

> Gekozen voor DBFM(O)

 

3 (100%)

2 (100%)

2 (67%)

2 (100%)

> Besluit nog te nemen

 

0 (0%)

0 (0%)

0 (0%)

0 (0%)

> Gekozen voor niet DBFM(O)-contract

 

0 (0%)

0 (0%)

1 (33%)

0 (0%)

      

Defensie

     

uitgevoerde ppc's

0

0

1

0

0

PPC's met meerwaarde

0

0

1

0

0

> Gekozen voor DBFM(O)

  

1 (100%)

  

> Besluit nog te nemen

  

0 (0%)

  

> Gekozen voor niet DBFM(O)-contract

  

0 (0%)

  
      

Scholen

     

uitgevoerde ppc's

1

0

1

3

2

PPC's met meerwaarde

1

0

1

3

1

> Gekozen voor DBFM(O)

1 (100%)

 

0 (0%)

0 (0%)

0 (0%)

> Besluit nog te nemen

0 (0%)

 

0 (0%)

0 (0%)

1 (100%)

> Gekozen voor niet DBFM(O)-contract

0 (0%)

 

1 (100%)

3 (100%)

0 (0%)

      

Zorg

     

uitgevoerde ppc's

1

0

0

0

0

PPC's met meerwaarde

1

0

0

0

0

> Gekozen voor DBFM(O)

0 (0%)

    

> Besluit nog te nemen

0 (0%)

    

> Gekozen voor niet DBFM(O)-contract

0 (0%)

    
      

Decentrale overheden

     

uitgevoerde ppc's

0

0

0

0

0

PPC's met meerwaarde

0

0

0

0

0

> Gekozen voor DBFM(O)

     

> Besluit nog te nemen

     

> Gekozen voor niet DBFM(O)-contract

     

Bron: Vakdepartementen: Vakdepartementen geven aan als ze een PPC hebben uitgevoerd en wat de uitkomst is. Op basis van deze informatie is de tabel tot stand gekomen.

Deze tabel laat het aantal uitgevoerde PPC’s zien over de laatste 5 jaar en hoe vaak bij een positieve uitkomst voor DBFM(O) voor DBFM(O) is gekozen. De tabel zal in de volgende begroting worden uitgebreid met twee nieuwe indicatoren: (i) het aantal projecten binnen het Rijk waarvoor een PPC uitgevoerd zou moeten worden versus het aantal waarvoor de PPC daadwerkelijk is uitgevoerd alsmede (ii) de gerealiseerde meerwaarde door DBFM(O). De voortgang en prestaties op het gebied van DBFM(O) worden uitvoeriger beschreven in de tweejaarlijkse DBFM(O) voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer.

2.2.3.3.3 Operationele doelstelling 3

Het beheren/verbeteren van de duurzame waarde en het afstoten dan wel afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde en overgenomen financiële instellingen.

Motivering

In het streven naar stabiliteit in de financiële sector is de Staat in 2008 aandeelhouder geworden in enkele financiële instellingen in Nederland, te weten Fortis Bank Nederland, Fortis Corporate Insurance (FCI), ASR Nederland en RFS Holdings (ABN Amro Bank). FCI is inmiddels verkocht. Op 1 april 2010 zijn Fortis Bank Nederland en het aan de staat toekomende deel van ABN AMRO samengevoegd onder de nieuwe houdstervennootschap ABN AMRO Group. Voor RFS wordt verwezen naar paragraaf 2.2.3.2. Bij het beheer van deze deelnemingen zullen de belangen van de staat als aandeelhouder goed behartigd worden, mede door een daarop gerichte governancestructuur, waarbij een evenwichtige bevoegdheidsverdeling tussen aandeelhouder, bestuur en raad van commissarissen in de statuten is vastgelegd. Daarnaast richt het beheer van deze specifieke deelnemingen, gezien het uitzonderlijke karakter, zich voornamelijk op een toekomstige exit van de staat. Hierin verschilt operationele doelstelling 3 van operationele doelstelling 1.

Het Fonds Financiële Structuurversterking dient voor de stabiliteit in de financiële sector in Nederland. Vanwege de rol als vermogensverschaffer heeft de staat door dit fonds een belang in Aegon, SNS en ING. Bij het behartigen van dit belang dient de achtergrond van de kapitaalinjectie, namelijk het versterken van de stabiliteit van de financiële sector in Nederland, expliciet in overweging genomen te worden. In 2009 en 2010 zijn reeds delen van deze kapitaalstortingen terugbetaald. Ook in 2011 zal de Staat meewerken aan mogelijke verdere terugbetalingen.

Instrumenten

  • De bevoegdheden van de Staat op basis van boek 2 Burgerlijk Wetboek en de Comptabiliteitswet;

  • Bedrijfseconomische en corporate governance-expertise.

Meetbare gegevens

Indicator

 

2011

2012

2013

2014

2015

De deelneming past de Corporate Governance Code «comply-or-explain» toe

AA:

ASR:

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

De deelneming heeft minimaal een C-rating conform de maatstaven van het Global Reporting Initiative (GRI)

AA:

ASR:

Nee

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Voor de deelneming is een nieuw en duurzaam beloningsbeleid vastgesteld

AA:

ASR:

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

De deelneming hanteert een pay-out ratiovan ten minste 40%

AA:

ASR:

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Er is bij bovenstaande indicatoren aangesloten bij de indicatoren die worden gebruikt bij operationele doelstelling 1. Er is echter géén indicator opgenomen die betrekking heeft op een gewenste return on equity. Het beheer van de overheidsinvesteringen in de financiële instellingen richt zich, in tegenstelling tot het beheer van de reguliere deelnemingen, voornamelijk op een toekomstige exit van de staat. Vanwege het tijdelijke karakter van de deelnemingen is een jaarlijkse return on equity geen geschikte financiële maatstaf. Er wordt gestreefd naar een financieel gezonde beheer- en exit-strategie voor de tijdelijke financiële deelnemingen. Het succes hiervan kan bij verkoop vastgesteld worden.

2.2.3.3.4 Operationele doelstelling 4

Behalen van een zo optimaal mogelijk financieel resultaat voor de Illiquid Asset Back-up Faciliteit binnen de contractvoorwaarden en onder aanvaardbaar risico.

Motivering

Begin 2009 hebben de staat en ING Groep N.V. (ING) overeenstemming bereikt over een back-up faciliteit die betrekking heeft op de gesecuritiseerde hypothekenportefeuille van ING (Kamerstuk 2008/09, 31 371, nr. 95). De Staat is bij het tot stand komen van deze transactie geadviseerd door een extern bureau. Dit bureau heeft de achter de gesecuritiseerde hypothekenportefeuille liggende hypotheekproducten doorgelicht. Op basis van deze analyse is de prijs voor de transactie tot stand gekomen.

De initiële prijs, de contractvoorwaarden, ontwikkelingen in de rente, wisselkoers en wanbetaling bepalen voor een groot deel het totale resultaat dat op de transactie kan worden behaald. Binnen de mogelijkheden van het contract kan in de fase na ondertekening nog enigszins worden bijgestuurd.

Meetbare gegevens

Na afloop van elk jaar (ex post) wordt het resultaat op de transactie verantwoord.

Risicofactoren

De belangrijkste risicofactor is wanbetaling op de onderliggende hypotheekproducten. Deze factor wordt voor een groot deel bepaald door de ontwikkeling van de huizenprijzen in de VS. Een depreciatie in de huizenmarkt leidt tot een hogere mate van wanbetaling en tot lagere opbrengsten bij gedwongen verkoop. Daarnaast kunnen ook andere factoren hier een rol spelen, zoals de werkloosheid in de VS. Een hogere mate van wanbetaling heeft een negatieve impact op de portefeuilleontvangsten. De overige risicofactoren (rente- en valutaontwikkelingen en vervroegde aflossing) zijn contractueel grotendeels afgedekt.

2.2.3.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD*

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Beleidsonderzoek bijdrage PPS aan doelmatig investeringsbeleid

OD 2

A./B. 2010

 
     

Effectenonderzoek ex post

    
     

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie Deelnemingenbeleid

OD 1

A./B. 2007

Kamerstuk 28 165, nr. 69

 

Pps voortgangsrapportage 2007/2008

OD 2

A./B. 2008

Kamerstuk 28 753, nr. 12

 

Pps voortgangsrapportage 2008/2009

OD 2

A./B. 2010

Kamerstuk 28 753, nr. 20

2.2.4 Internationale Financiële Betrekkingen
2.2.4.1 Algemene beleidsdoelstelling

Een financieel-economisch gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Nederland is als open economie gebaat bij een welvarend Europa en een evenwichtige wereldeconomie. Bovendien hecht Nederland waarde aan een evenwichtige ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden. Om een bijdrage te leveren aan een welvarend Europa en een evenwichtige internationale economische ontwikkeling is Nederland lid van de E(M)U en aandeelhouder van verschillende internationale financiële instellingen (IFI’s).

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

  • De Nederlandse inbreng op financieel-economisch terrein binnen de E(M)U;

  • De Nederlandse inbreng binnen de internationale financiële instellingen 6.

Externe factoren

Het beleid van de EU en internationale financiële instellingen wordt bepaald door een groot aantal landen (waaronder Nederland). De invloed van Nederland op dit beleid is beperkt, omdat het behalen van de Nederlandse doelstellingen sterk afhankelijk is van die andere landen en van onvoorziene omstandigheden.

Meetbare gegevens

Omdat het behalen van de algemene beleidsdoelstelling zo sterk afhangt van zaken die niet direct door Nederland te beïnvloeden zijn, is het geven van streefwaarden of prestatie-indicatoren niet zinvol. De onderstaande groeicijfers zijn desalniettemin opgenomen als kengetallen om een beeld te geven van de internationale economische situatie.

Kengetallen (in procenten)

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Raming 2010

Raming 2011

Reële BBP groei van het Eurogebied

2,8

0,6

– 4,1

0,9

1,5

Reële BBP groei van de Europese Unie

2,9

0,7

– 4,2

1

1,7

Reële groei van de wereldeconomie

5,2

3,0

– 0,6

4,1

4,3

Groei van het volume van de wereldhandel

7,2

2,8

– 10,9

6,7

6,2

Bron: Economie Forecast Spring 2009, Europese Commissie, mei 2010 en World Economic Outlook, IMF, april 2010.

2.2.4.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

16 632 437

39 294 954

3 409 961

116 014

115 903

2 163 584

115 903

Betalingsverplichtingen

2 764

4 708 451

610 916

2 569

2 458

726 613

2 458

Garantieverplichtingen

16 629 673

34 586 503

2 799 045

113 445

113 445

1 436 971

113 445

        

Uitgaven

98 151

1 860 236

2 049 774

1 172 041

453 673

197 080

245 448

Programma-uitgaven

95 370

1 857 500

2 047 205

1 169 472

451 215

194 622

242 990

Juridisch verplicht

 

1 857 500

2 047 205

1 096 765

344 445

33 890

 
        

Doelst. 1 Gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de EU en haar lidstaten.

       

Instrument: lening aan Griekenland

 

1 800 000

1 705 000

913 000

286 000

  

Deelname EFSF

 

1 715

     
        

Doelst. 2 Effectieve en efficiënte IFI's

       

Instrument: deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen

95 370

55 785

342 205

256 472

165 215

194 622

242 990

        

Apparaatsuitgaven

2 781

2 736

2 569

2 569

2 458

2 458

2 458

        

Ontvangsten

12 338

52 771

128 937

166 394

701 278

1 681 833

1 674 834

Doelst. 1 Gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de EU en haar lidstaten.

       

Renteontvangsten lening Griekenland

 

42 017

119 316

157 358

177 344

153 400

87 803

Aflossingen lening Griekenland

    

515 454

1 524 015

1 586 366

        

Doelst. 2 Effectieve en efficiënte IFI's

       

Ontvangsten IFI's

12 338

10 754

9 621

9 036

8 480

4 418

665

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen

De verplichtingenraming vloeit voort uit de onderhandelingen over financiële bijdragen aan internationale financiële instellingen, zoals kapitaalverhogingen van banken en middelenaanvullingen van concessionele fondsen.

Er worden betalingsverplichtingen en garantieverplichtingen onderscheiden. Betalingsverplichtingen komen volgens een af te spreken kaspatroon tot betaling. Regel hierbij is dat voor nieuwe verplichtingen budgettair een stelpost wordt opgenomen.

De raming voor garantieverplichtingen heeft betrekking op het zogenaamde garantiekapitaal van de internationale financiële instellingen (het deel van de verplichting dat waarschijnlijk niet tot betaling komt, het «callable capital»), op garantie-overeenkomsten tussen de Staat en DNB (onder meer de Nederlandse deelneming in IMF) en deelneming in de door de BIS te verstrekken kredietfaciliteiten.

In volgende tabel is een specificatie van de verplichtingenraming voor 2011–2015 opgenomen. Naast de verplichtingen betreffende internationale financiële instellingen heeft een klein deel van de betalingsverplichtingen ook betrekking op apparaatsuitgaven. Uit de tabel blijkt dat de verplichtingen van jaar tot jaar qua aantal en omvang kunnen wisselen.

Specificatie verplichtingen artikel 4 (x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Betalingsverplichtingen

     

* Internationale financiële instellingen:

     

– IDA

608 347

  

652 635

 

– Wereldbank

   

54 454

 

– IFC

   

17 066

 

* Apparaatsuitgaven

2 569

2 569

2 458

2 458

2 458

Totale betalingsverplichtingen

610 916

2 569

2 458

726 613

2 458

      

Garantieverplichtingen

     

* Internationale financiële instellingen:

     

– Wereldbank

   

1 323 526

 

– EBRD

225 600

    

* Garantie aan DNB

     

– BIS (kredietfaciliteiten)

113 445

113 445

113 445

113 445

113 445

– deelname IMF

2 460 000

    
      

Totale garantieverplichtingen

2 799 045

113 445

113 445

1 436 971

113 445

      

Verplichtingen totaal

3 409 961

116 014

115 903

2 163 584

115 903

Uitgaven

De geraamde programma-uitgaven hebben enerzijds betrekking op aangegane verplichtingen, als uitkomst van reeds afgeronde internationale onderhandelingen, en anderzijds op stelposten voor nieuwe verplichtingen van onderhandelingen die nog niet zijn afgerond of die nog zullen plaatsvinden.

Lening Griekenland

Er is een leningenprogramma gestart voor Griekenland. Dit was noodzakelijk met het oog op de financiële stabiliteit in de eurozone. Het programma betreft een gezamenlijk programma van het IMF en de lidstaten van de eurozone. Op 7 mei 2010 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Nederlandse deelname (d.d. 3 mei 2010, kenmerk BFB 2010–450M). Voor Nederland gaat het om een aandeel in dit programma van maximaal € 4,7 miljard over de periode 2010–2013.

Bijdragen multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen

Daarnaast draagt Nederland in het kader van de ontwikkelingssamenwerking via algemene bijdragen bij aan multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen. Deze bijdragen zijn direct na ondertekening meerjarig en onvoorwaardelijk verschuldigd. Er is geen directe koppeling tussen de programma-uitvoering en de storting van de jaarbijdrage. Daarom wordt de omvang van de jaarlijkse storting mede bepaald in het licht van de veranderende beschikbaarheid van middelen gedurende het jaar. Het parlement wordt over mogelijke aanpassingen geïnformeerd en begrotingsmutaties worden ter autorisatie voorgelegd. Zo wordt bijgedragen aan het ieder jaar effectief en doelmatig realiseren van de 0,8% BNP-doelstelling.

Voor een deel van de verplichtingen- en uitgavenramingen geldt dat door wisselkoersinvloeden de realisaties kunnen afwijken van de ramingen; dit deel van de realisaties is daarmee niet beleidsmatig te beïnvloeden.

Aangezien de kasuitgaven (volgend uit de betalingsverplichtingen) veelal over een reeks van jaren plaatsvinden, kent de uitgavenraming minder scherpe pieken dan de meerjarenreeks van betalingsverplichtingen.

Ontvangsten

De ontvangstenraming betreft grotendeels de ontvangst van de lening aan Griekenland. Griekenland betaalt voor de verstrekte leningen in de eerste drie jaar een rentevergoeding die is samengesteld uit de 3 maands euribor rente plus een opslag van 300 basispunten (vanaf het vierde jaar komen hier nog 100 basispunten bij). Daarnaast wordt bij uitkering van iedere lening een service fee betaald van 50 basispunten. Voor de financiering van (het Nederlandse deel van) deze leningen trekt het Agentschap geld aan op de financiële markten tegen het voor Nederland geldende rentepercentage; dat is fors lager dan de vergoeding die Griekenland betaalt. Na een grace-periode van 3 jaar zal Griekenland in 2013 beginnen met afbetalen.

De ontvangsten van de Internationale Financiële Instellingen betreffen voornamelijk de ontvangsten van de Europese Investeringsbank (EIB) van het aan Nederland toekomende saldo op de zogenaamde speciale rekeningen bij de EIB. Op deze rekeningen worden bedragen geboekt die toekomen aan de EIB-lidstaten die oorspronkelijk een bijdrage hebben aan een in het kader van het Europese Ontwikkelingsfonds uitgeleende hoofdsom. Na aflossing door lenende landen op de leningen wordt het aan Nederland toekomende deel van die aflossing geparkeerd op de speciale rekening. Halfjaarlijks wordt het Nederlandse tegoed door de EIB overgemaakt.

Grafiek budgetflexibiliteit

Grafiek budgetflexibiliteit

Toelichting bij juridisch verplicht

Alle verplichtingen vloeien voort uit operationele doelstelling 1 en 2. Alle verplichtingen die voortvloeien uit operationele doelstelling 1 zijn 100% juridisch verplicht en kunnen niet voor andere doeleinden worden ingezet. Voor wat betreft operationele doelstelling 2 zijn er over alle betalingsverplichtingen voor 2011 bindende akkoorden gesloten met de desbetreffende IFI’s. De verplichtingen zijn daarom ook voor 100% juridisch verplicht.

2.2.4.3 Operationele doelstellingen
2.2.4.3.1 Operationele doelstelling 1

Het bevorderen van een gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de Europese Unie en haar lidstaten.

Motivering

De Nederlandse economie wordt door zijn openheid en relatief beperkte grootte sterk beïnvloed door economische ontwikkelingen van de handelspartners waaronder de lidstaten van de Europese Unie. Verreweg het grootste deel van de Nederlandse export en import gaat naar of komt uit andere Europese landen. Een sterke Europese economie heeft daarmee een directe weerslag op de Nederlandse economie. Mede om die reden is Nederland gebaat bij een gezonde financieel economische ontwikkeling en een stabiele budgettaire en monetaire ontwikkeling in de Europese Unie en haar lidstaten, waarbij ook de financiële stabiliteit binnen de eurozone gewaarborgd is. Het ministerie van Financiën speelt in Nederland op dit gebied een belangrijke rol en maakt daarbij gebruik van de hierna genoemde beleidsinstrumenten.

  • Actieve deelname aan multilateraal toezicht ter bevordering van de begrotingsdiscipline van lidstaten en een stabiele macro-economische omgeving in de EMU;

  • (Pro)actieve deelname bij initiatieven om de economische beleidscoördinatie in de EU en de EMU verder te versterken;

  • Standpuntinname van Nederland in onderhandelingen over de EU-begroting;

  • Standpuntinname van Nederland bij aanvragen voor Exchange Rate Mechanism (ERM-II) en voor euro-invoering;

  • Bijdragen aan de totstandkoming van stabilisatiemechanismen, zoals de lening aan Griekenland, the European Financial Stability Mechanism en the European Financial Stability Facility.

Instrumenten

Meetbare gegevens

Omdat het behalen van de doelstelling zo sterk afhangt van zaken die niet direct door Nederland te beïnvloeden zijn, is het geven van prestatie-indicatoren niet zinvol. De onderstaande BBP-groeicijfers en de ontwikkelingen rondom schuld en tekort voor de EU-27 en het eurogebied alsmede het aantal lidstaten dat zich in de buitensporige tekort procedure bevindt zijn desalniettemin opgenomen als kengetallen, omdat zij een beeld geven van de economische situatie in Europa.

Kengetallen (in procenten)

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Raming 2010

Raming 2011

Overheidstekort, % BBP van het Eurogebied

– 0,6

– 2,0

– 6,3

– 6,6

– 6,1

Overheidstekort, % BBP van de Europese Unie

– 0,8

– 2,3

– 6,8

– 7,2

– 6,5

Overheidsschuld, % BBP van het Eurogebied

66,0

69,4

78,7

84,7

88,5

Overheidsschuld, % BBP van de Europese Unie

58,8

61,6

73,6

79,6

83,8

Aantal lidstaten met een buitensporig tekort

11

6

20

24

24

Bron: Ecomic Forecast Spring 2009, Europese Commissie, mei 2010.

2.2.4.3.2 Operationele doelstelling 2

Het bevorderen van effectiviteit en efficiency van internationale financiële instellingen (IFI’s) en het bijdragen aan een inhoudelijk debat over de wereldeconomie in internationale fora.

Motivering

Internationale financiële instellingen beïnvloeden internationale financieel-economische ontwikkelingen. Goed beleid van deze instellingen draagt bij aan een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling en de ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden. Internationaal debat over de wereldeconomie bevordert ook een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling en de ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden. Met behulp van de onderstaande instrumenten probeert Nederland hier een bijdrage aan te leveren.

  • Deelname in IFI’s. Nederland houdt toezicht op financiële soliditeit van IFI’s en spreekt mee over de rol van IFI’s bij de bevordering van economische ontwikkeling, armoedebestrijding en financieel-economisch evenwicht. In dit kader worden in 2011 het kapitaal van de Wereldbank en de quotamiddelen van het IMF verhoogd en een herverdeling van de stemgewichten overeengekomen. Een adequate Nederlandse representatie wordt van groot belang geacht. Ook wordt een besluit verwacht over eventuele actualisatie van het mandaat van het IMF. Hierbij wordt veel aandacht geschonken aan de efficiency en effectiviteit van de IFI’s. Sturing vanuit de G20 zal hierbij een belangrijke rol spelen.

  • Maken van internationale economische analyses die vereist zijn om de internationale beleidsdiscussie en respons te kunnen beïnvloeden. Dit gebeurt via discussies in de Ecofin, Eurogroep, Working Party 3 (van de OESO) en discussies bij het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank.

Instrumenten

Meetbare gegevens

Omdat het behalen van de doelstelling zo sterk afhangt van zaken die niet direct door Nederland te beïnvloeden zijn, is het geven van prestatie-indicatoren niet zinvol.

2.2.4.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD*

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Beleidsdoorlichting van de inzet van Nederland bij het bevorderen van een gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de Europese Unie en haar lidstaten

OD 1

A. 2009

B. 2010

www.rijksbegroting.nl

 

Beleidsdoorlichting van het internationale financiële en monetaire stelsel en de rol die Nederland daarin speelt

OD 2

A. 2009

B. 2010

www.rijksbegroting.nl

 

Beleidsdoorlichting van de inzet van Nederland bij het bevorderen van een gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de Europese Unie en haar lidstaten

OD1

A. 2014

B. 2015

 
 

Beleidsdoorlichting van het internationale financiële en monetaire stelsel en de rol die Nederland daarin speelt

OD2

A. 2014

B. 2015

 

Effectenonderzoek ex post

    
     

Overig evaluatieonderzoek

    
2.2.5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
2.2.5.1 Algemene doelstelling

Het bieden van mogelijkheden voor verzekering van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan export en investeringen in het buitenland ter aanvulling op de markt.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Nederlandse Staat biedt ter aanvulling op de private markt, evenals de meeste andere westerse landen en opkomende economieën, faciliteiten aan waarmee de Nederlandse exporteurs en de betrokken financiers dergelijke betalingsrisico’s kunnen afdekken bij de Staat. Zodoende wordt voorkomen dat Nederlandse exporteurs orders mislopen met alle negatieve effecten op bijvoorbeeld de werkgelegenheid en het concurrentievermogen van dien.

Per 1 januari 2010 is de stelselwijziging in werking getreden, waardoor de Staat niet langer optreedt als herverzekeraar en Atradius Dutch State Business als verzekeraar. In plaats daarvan treedt de Staat op als verzekeraar en Atradius Dutch State Business als uitvoerder, op naam en voor rekening en risico van de Staat. Als gevolg van de inwerkingtreding van deze wijziging van de Kaderwet, is de Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen (TRhi) niet langer geldig. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe regeling investeringverzekeringen, welke eind 2010 geïmplementeerd zal zijn.

Naar aanleiding van de kredietcrisis is een aantal exportondersteunende maatregelen geïnitieerd, sommige met een tijdelijk karakter. Het landenbeleid van de reguliere EKV is flexibeler gemaakt. Voor met name kleinere transacties is er de mogelijkheid om af te wijken van het landenbeleid, mits voldoende zekerheden worden gevestigd. Daarnaast is het voor banken mogelijk om middels de exportkredietgarantiefaciliteit (EKG) de verzekering onder de financieringspolis om te zetten in een garantie (Kamerbrief 31 371 nr. 274). Aangrenzend aan de EKV is de «Tijdelijke aanvullende Staatskredietverzekering» (TASK) opgezet. Deze faciliteit richt zich op kortlopende kredietverzekering, de zogenaamde omzetpolissen. Deze risico’s worden normaliter door private kredietverzekeraars gedekt, maar kwamen door de verslechterde marktomstandigheden in het gedrang. Voorzien is dat TASK 31-12-2010 eindigt en na die datum niet meer aangevraagd kan worden. De budgettaire effecten zullen nog merkbaar zijn in 2011. Verder is in de tweede helft van 2009 de faciliteit werkkapitaaldekking geïnitieerd. Deze faciliteit biedt exporteurs de mogelijkheid om de aan een exporttransactie gerelateerde voorfinanciering in dekking te brengen.

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor de exportkrediet- en investeringsverzekeringen en de TASK. De minister van Economische Zaken is medebeleidsverantwoordelijk.

Externe factoren

Het behalen van de doelstelling hangt onder andere af van de ontwikkelingen in de private verzekeringsmarkt, afspraken die worden gemaakt in de verschillende internationale fora en de financiële resultaten.

2.2.5.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

– 4 970 709

13 435 212

11 950 136

11 950 136

11 950 136

11 970 136

11 970 136

waarvan betalingsverplichtingen

15 367

14 392

14 080

14 080

14 080

34 080

34 080

        

waarvan garantieverplichtingen

– 4 986 076

13 420 820

11 936 056

11 936 056

11 936 056

11 936 056

11 936 056

Reguliere EKV

– 5 051 312

11 332 276

11 332 276

11 332 276

11 332 276

11 332 276

11 332 276

Omzetpolissen

15 236

1 484 764

     

TRhi

50 000

453 780

453 780

453 780

453 780

453 780

453 780

MIGA

0

150 000

150 000

150 000

150 000

150 000

150 000

        

Uitgaven

272 595

174 892

134 580

134 580

134 580

154 580

154 580

Programma-uitgaven

259 976

160 500

120 500

120 500

120 500

140 500

140 500

Juridisch verplicht

 

152 475

114 475

114 475

114 475

133 475

133 475

Doelst. 1 Verzekeringsfaciliteiten

       

Schade-uitkering EKV

255 986

160 000

120 000

120 000

120 000

120 000

120 000

Schade-uitkering TRhi

0

500

500

500

500

500

500

Schade-uitkering MIGA

       

Uitgaven Seno-Gom

3 990

    

20 000

20 000

        

Apparaatsuitgaven

12 619

14 392

14 080

14 080

14 080

14 080

14 080

Personeel en materieel

1 107

1 486

1 474

1 474

1 474

1 474

1 474

        

Kostenvergoeding Atradius DSB

11 512

12 906

12 606

12 606

12 606

12 606

12 606

        

Ontvangsten

223 489

151 050

104 050

104 050

93 550

69 250

69 250

Programma-ontvangsten

223 489

151 050

104 050

104 050

93 550

69 250

69 250

Doelst. 1 Verzekeringsfaciliteiten

       

Premies EKV

36 190

40 000

40 000

40 000

40 000

40 000

40 000

Premies TRhi

791

1 250

1 250

1 250

1 250

1 250

1 250

Premies omzetpolissen

44

      

Schaderestituties EKV

182 474

69 800

62 800

62 800

52 300

28 000

28 000

Ontvangsten Seno-Gom

3 990

      
        

Overige programma-ontvangsten

 

40 000

     

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

De financiële resultaten van de faciliteit worden sterk beïnvloed door externe factoren.

In de begroting is een stelpost opgenomen voor de jaarlijks maximaal te verstrekken garanties.

Het beeld aan de inkomstenzijde van de begroting wordt in de eerste plaats bepaald door de verzekeringspremies die worden opgebracht door de Nederlandse exporteurs. De vraag naar polissen is daarmee een belangrijke externe factor. Daarnaast vloeien inkomsten voort uit schuldenregelingen die, al dan niet in het kader van de Club van Parijs, zijn gesloten met debiteuren die in het verleden niet aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. Aan de uitgavenkant zijn de schade-uitkeringen afhankelijk van het betaalgedrag van (debiteuren in) derde landen.

Voor de tijdelijke maatregel die toeziet op omzetpolissen is een voorziening geraamd van € 40 miljoen. Mocht deze voorziening maximaal worden uitgekeerd, dan komt de helft ten laste van het ministerie van Economische Zaken.

In 2009 is de vergoedingsregeling voor Atradius Dutch State Business opnieuw vastgesteld voor de jaren 2010 – 2014. Het bedrag in de begroting is de totale maximale vergoeding. Deze is lager dan de vergoeding over 2005 – 2009.

Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling zien van het totaal door de Staat (her)verzekerde bedrag. Dit bestaat uit het uitstaande obligo voor Exportkredietverzekering (EKV) en de Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen (TRhi). Hierbij is een uitsplitsing gemaakt naar definitieve en voorlopige verzekeringen, dat wil zeggen polissen respectievelijk dekkingstoezeggingen.

Cumulatief uitstaand obligo

Cumulatief uitstaand obligo

Grafiek budgetflexibiliteit

Grafiek budgetflexibiliteit

Toelichting

Van de programmagelden uit de operationele doelstelling is 95% juridisch verplicht. De geraamde uitgaven hebben het karakter van een verzekering: het ontstaan en het moment van uitgave staan niet volledig vast, maar in geval van schade is de Staat op basis van in het verleden afgesloten overeenkomsten verplicht uit te keren.

2.2.5.3 Operationele doelstelling 1

Het creëren en handhaven van een gelijk speelveld voor bedrijven.

Motivering

Niet alleen de meeste traditionele westerse landen, maar ook steeds meer opkomende economieën, zoals China, Brazilië en India, beschikken over een exportkredietverzekeringfaciliteit. Om te borgen dat Nederlandse exporteurs internationaal onder gelijke voorwaarden kunnen concurreren, is het van belang om door middel van internationaal overleg binnen de geëigende kaders een gelijk speelveld te creëren en te handhaven. Zo worden in internationaal verband afspraken gemaakt over minimum premies en maximale looptijden, over onderwerpen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en over schuldhoudbaarheid (verantwoord leenbeleid). Om marktverstoring en een race to the bottom te voorkomen geldt daarnaast de eis dat de faciliteit gemeten over een langere periode kostendekkend moet zijn. Kostendekkendheid wil zeggen dat op de lange termijn de premiebetalingen door de Nederlandse exporteurs voldoende dienen te zijn om alle schade-uitkeringen die niet teruggevorderd kunnen worden plus de uitvoeringskosten van de faciliteit te dekken.

  • Verzekeringsfaciliteiten;

  • Risk Management Framework;

  • Actieve deelname aan internationale fora;

  • Meetinstrumenten.

Instrumenten

Verzekeringsfaciliteiten

De Verzekeringsfaciliteiten kunnen worden onderverdeeld in Exportkredietverzekering (EKV), de Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen (TRhi) en het Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA).

De TRhi wordt momenteel herzien en eind 2010 zal de nieuwe regeling investeringen geïmplementeerd zijn. Deze verzekeringsfaciliteiten zorgen ervoor dat de Staat aanvullend aan de markt kan opereren. Hierbij streeft de Staat naar een efficiënte en klantgerichte uitvoering. Binnen de EKV zijn er regelingen die ook wanneer er binnen de reguliere EKV geen dekkingsmogelijkheden zijn, er onder voorwaarden bekeken kan worden of een transactie toch doorgang kan vinden, eventueel gekoppeld aan een schenking.

Risk Management Framework

De Staat hanteert het risk management framework om de risico’s verbonden aan de faciliteit te monitoren en te beheersen. Indien nodig kan met behulp van obligoswaps en credit default swaps het risico actief worden gestuurd. Om de risico's op portefeuilleniveau in kaart te brengen is een portefeuillemodel ontwikkeld en geïmplementeerd. Daarnaast zal er gewerkt blijven worden aan de verdere ontwikkelingen van het model.

Actieve deelname aan internationale fora

Dit instrument wordt ingezet met het oog op het creëren en in standhouden van een gelijk speelveld voor bedrijven. Zo worden binnen de OESO afspraken gemaakt over maatschappelijk verantwoord ondernemen, schuldhoudbaarheid en premies.

Te gebruiken meetinstrumenten

Om een indicatie te krijgen waar Nederland internationaal staat en vanuit de wens om aan te sluiten bij de behoeften van de exporteurs wordt jaarlijks een benchmark uitgevoerd, die is opgezet om de concurrentiepositie van de EKV inzichtelijk te maken. De benchmark kan aanleiding zijn tot beleids- en beheersmaatregelen en productvernieuwing.

Nederland heeft daarnaast een model voor bedrijfseconomische resultaatbepaling (BERB) ontwikkeld dat inzicht geeft in de mate van kostendekkendheid. Hierbij is het streven om gemeten over een langere periode uit te komen op een kostendekkend niveau (= ≥ 0). Zoals gemeld in het Jaarverslag 2009 is over de periode 1999–2009 een positief resultaat van circa € 92 miljoen behaald. Kanttekening hierbij is dat in het model uitgegaan is van het bijna volledig recupereren van de uitgekeerde schade bij de betere landenklassen. Mocht dit niet lukken, zal het resultaat ongunstiger uitkomen.

Meetbare gegevens

De doeltreffendheid van de uitvoering van de verzekeringsfaciliteiten wordt vanaf 2011 gemeten aan de hand van de behandelduur van verzekeringsaanvragen. Tot 2010 is gemeten aan de hand van de doorlooptijd, wat een optelling is van de behandelduur en de duur van de informatie-navraag. Gebleken is echter dat de duur van de informatienavraag zeer sterk kan fluctueren, al naar gelang de aard en complexiteit van de verzekeringsaanvraag door exporteurs. In sommige gevallen is informatie zelfs nog niet beschikbaar op het moment dat een aanvraag wordt ingediend, omdat exporteurs in een vroegtijdig stadium wel al een indicatie willen hebben of dekking mogelijk zal zijn, zonder precies alle informatie te hebben om de aanvraag af te kunnen ronden. Vanwege deze omstandigheden is de behandelduur een betere indicatie van in hoeverre exporteurs tijdig worden bediend bij het aanvragen van een exportkredietverzekering.

Indicatoren
 

Basiswaarde (2004)

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Behandelduur

 

43

34

34

34

34

34

2.2.5.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

EKV faciliteit

AD/OD

2013

2013

 
2.2.7 Beheer materiële activa
2.2.7.1 Algemene doelstelling

Het Rijk verwerft, bezit en beheert (on)roerende zaken die nodig zijn voor de realisatie van rijksdoelstellingen. Als ze niet meer nodig zijn voor de realisatie van rijksdoelstellingen worden ze vervreemd. Ook levert het Rijk een bijdrage aan gebiedsontwikkeling, al dan niet met inzet van rijksvastgoed, wanneer dit bijdraagt aan de realisatie van rijksdoelstellingen.

Bij het verwerven, beheren en vervreemden en het leveren van een bijdrage aan gebiedsontwikkeling wordt doelmatigheid nagestreefd.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om doelmatigheid te realiseren dient het Rijk:

  • Goed georganiseerd op de vastgoedmarkt te opereren;

  • Onroerende zaken voor/van het Rijk op een efficiënte manier te verwerven, te beheren en te vervreemden en te participeren in de planvorming voor (complexe) ruimtelijke projecten;

  • Roerende zaken voor/van het Rijk op een efficiënte manier te verwerven, te bewaren, te vervreemden en te vernietigen;

  • De inzet van zijn (financiële) middelen zo efficiënt mogelijk te organiseren.

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • Het creëren van randvoorwaarden en faciliteiten;

  • Het leveren van een bijdrage aan de samenwerking en afstemming met andere departementen;

  • Het privaatrechtelijk verwerven, beheren en vervreemden van onroerende zaken;

  • Het leveren van een bijdrage aan complexe gebiedsontwikkelingsprojecten met meerdere rijksbelangen;

  • De bewaring, verkoop en eventueel vernietiging van overtollige – en in beslag genomen roerende zaken.

De verantwoordelijkheid voor de doelmatigheid van het verwerven, van het beheer van onroerende zaken en van bijdragen aan gebiedsontwikkelingsprojecten wordt gedeeld met andere ministers. Hetzelfde geldt voor de verwerving en het beheer van roerende zaken. De minister van Financiën is verantwoordelijk voor de baten-lastendiensten Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) en Domeinen Roerende Zaken.

Externe factoren

De algemeen economische situatie en de ontwikkeling van de grondprijzen hebben geen invloed op de mogelijkheid om doelmatig te handelen. Wel zijn ze van invloed op het al dan niet bereiken van gestelde doelen, zowel financieel als ruimtelijk. Bij de complexere grondreallocaties is het proces van belangenafstemming van grote invloed op de snelheid van realisaties.

Indicatoren

Omdat er op overkoepelend niveau geen maatschappelijke effecten zijn (outcome), worden hier geen indicatoren genoemd.

2.2.7.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

98 851

309 878

94 268

91 089

90 741

90 524

90 524

         

Uitgaven

95 854

102 878

94 268

91 089

90 741

90 524

90 524

Programma-uitgaven

73 034

76 594

69 092

66 192

66 192

66 192

66 192

Waarvan juridisch verplicht

 

49 415

49 413

49 413

49 413

49 413

49 413

Doelst. 1 Optimaal handelen in Vastgoed

       
 

Anticiperende aankopen en gebiedsontwikkeling

0

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

Doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerend

       
 

Onderhoud en beheerskosten

14 642

14 079

8 779

6 779

6 779

6 779

6 779

 

Zakelijke lasten

51 742

49 415

49 413

49 413

49 413

49 413

49 413

 

Overige programma-uitgaven

6 650

3 100

900

0

0

0

0

Doelst. 3 Bewaring/vervreemding Roerend

       
 

Beheerskosten

0

0

0

0

0

0

0

         

Apparaatsuitgaven

22 820

26 284

25 176

24 897

24 549

24 332

24 332

         

Ontvangsten

237 597

320 129

219 138

156 638

154 238

153 336

152 836

Programma-ontvangsten

237 306

319 950

218 959

156 459

154 059

153 157

152 657

Doelst. 1 Optimaal handelen in Vastgoed

       
 

Anticiperende aankopen en gebiedsgerichte ontwikkeling

3 491

408

0

0

0

0

0

Doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerend

       
 

Verkoop onroerende zaken

79 115

196 545

84 045

31 545

31 545

31 545

31 545

 

Beheersontvangsten

99 728

100 014

98 014

88 014

85 614

84 712

84 212

 

Overige programma-ontvangsten

55 130

35 400

35 400

35 400

35 400

35 400

35 400

Doelst. 3 Bewaring/vervreemding Roerend

       
 

Verkoop roerende zaken

– 158

– 12 417

1 500

1 500

1 500

1 500

1 500

         

Apparaatsontvangsten

291

179

179

179

179

179

179

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen

In 2011 zijn de geraamde verplichtingen gelijk aan de geraamde uitgaven. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichtingen bij de uitgaven.

Uitgaven

Anticiperende aankopen en gebiedsontwikkeling

Departementen kunnen gebruik maken van de leenfaciliteit voor anticiperend en ontwikkelingsgericht handelen in vastgoed. Hiervoor is vanaf 2010 jaarlijks een bedrag van € 10 miljoen beschikbaar. Dit bedrag mag ieder jaar worden verhoogd met maximaal het bedrag dat in dat jaar wordt betaald aan rente en aflossing op eerder uitgegeven leningen. Het aldus verhoogde bedrag bedraagt maximaal € 25 miljoen per jaar.

Onderhoud- en beheerskosten

De post onderhoud- en beheerskosten betreft voor € 7,3 miljoen onderhoud van grond en gebouwen, kapitaalinvesteringen en beheerskosten. De overige uitgaven ad € 1,5 miljoen betreffen het vliegveld Twente.

Zakelijke lasten

Het RVOB betaalt het eigenarendeel van de zakelijke lasten over onroerende zaken die eigendom zijn van het Rijk. Indien in de betreffende panden overheidsdiensten zijn gehuisvest, betaalt het RVOB eveneens het gebruikersdeel. Onder deze categorie vallen twee grote posten: onroerendezaakbelasting en waterschapslasten.

Overige programma-uitgaven

De genoemde € 0,9 miljoen betreft de door het Rijk te maken plankosten in een beperkt aantal gebiedsontwikkelingsprojecten.

Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven bestaan hoofdzakelijk uit bijdragen aan de projectdirectie Vastgoed en aan de baten-lastendienst RVOB.

Ontvangsten

Verkoop onroerende zaken

In het kader van het Regeerakkoord Balkenende IV is voor de jaren 2008 tot en met 2011 voor € 140 miljoen aan extra ontvangstentaakstellingen ingeboekt. Hiervan heeft € 25 miljoen betrekking op 2011, waarmee de taakstellingen volledig worden gerealiseerd.

Beheersontvangsten

Onder beheersontvangsten worden inkomsten geraamd voortkomend uit o.a. pacht, erfpacht, huur, zand- en grondwinning van onroerende zaken die in het bezit zijn van het Rijk.

Overige programma-ontvangsten

Hiertoe worden onder meer de volgende opbrengsten geraamd: renteontvangsten; opbrengsten uit onbeheerde nalatenschappen; opbrengsten uit de werking van het anti- speculatiebeding; vergoeding van de Rijksgebouwendienst ter compensatie van het door het RVOB betaalde eigenarendeel van de onroerendezaakbelasting.

Verkoop roerende zaken

De verkoop van roerende zaken brengt jaarlijks € 1,5 mln op. Het gaat in de praktijk om de verkoopopbrengsten van o.a. in beslaggenomen goederen en overtolligstellingen van het Rijk.

Grafiek budgetflexibiliteit

Grafiek budgetflexibiliteit

Toelichting

Operationele doelstelling 1

De uitgaven zijn bestemd voor het verstrekken van geldleningen aan departementen conform het Beleidskader voor anticiperend en ontwikkelingsgericht handelen in vastgoed (Kamerstuk: 27 581 nr. 29).

Operationele doelstelling 2

Van de totale programma-uitgaven € 59,1 miljoen is € 49,4 miljoen (84%) juridisch verplicht. De overige € 9,7 miljoen (16%) betreft uitgaven die als complementair noodzakelijk/bestuurlijk verplicht zijn aan te duiden. Concreet gaat het daarbij om uitgaven die noodzakelijk zijn voor het in stand houden van en het beheer van onroerende zaken van het Rijk en de bijdrage van het Rijk aan complexe gebiedsontwikkelingsprojecten met meerdere rijksbelangen.

2.2.7.3 Operationele doelstellingen
2.2.7.3.1 Operationele doelstelling 1

De samenwerkende departementen handelen goed georganiseerd en doelmatig op de vastgoedmarkt.

Motivering

De vastgoedtaken zijn binnen het Rijk verdeeld over verschillende ministeries. Naarmate de departementen effectiever samenwerken kunnen kansen op de vastgoedmarkt beter worden benut en kunnen beleidsdoelstellingen waarvoor vastgoed belangrijk is, met een hoger rendement worden gerealiseerd.

  • Ondersteuning van en deelname aan de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR) 7 en ondersteuning van het Ambtelijk en Ministerieel Opdrachtgevers Beraad;

  • Uitvoering van het RVR werkprogramma 2011–2014. Dit werkprogramma wordt zo snel mogelijk aan de Tweede Kamer aangeboden;

  • Het initiëren van wijziging van bestaande – en/of het tot stand brengen van nieuwe kaders en randvoorwaarden ten behoeve van het doelmatig omgaan met vastgoed;

  • Beschikbaar stellen leenfaciliteit voor anticiperend en ontwikkelingsgericht handelen in vastgoed aan departementen. Hiervoor is met ingang van 2010 jaarlijks een bedrag van € 10 miljoen beschikbaar. Dit bedrag mag ieder jaar worden verhoogd met maximaal het bedrag dat in dat jaar wordt betaald aan rente en aflossing op eerder uitgegeven leningen. Het aldus verhoogde bedrag bedraagt maximaal € 25 miljoen per jaar.

Instrumenten

Meetbare gegevens

Doordat het Rijk op de vastgoedmarkt een unieke partij is kan de doelmatigheid van zijn optreden niet objectief op outcome niveau worden vastgesteld. Wel zal de stand van de uitvoering van het werkprogramma van de RVR, waarin alle maatregelen worden beschreven die naar huidig inzicht bijdragen aan een efficiëntere doelbereiking, worden gemeten.

Eens per 5 jaar zal bovendien extern worden geëvalueerd welke extra maatregelen nodig zijn om tot een grotere doelbereiking te komen.

Nagegaan zal worden of de bereikte besparingen in de vastgoedsector vanaf 2011 kunnen worden gemeten.

2.2.7.3.2 Operationele doelstelling 2

Het doelmatig inzetten, dat wil zeggen verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden, van rijksvastgoed en het leveren van een bijdrage aan complexe gebiedsontwikkelingsprojecten voor de realisatie van (meervoudige) rijksdoelen en een optimaal financieel resultaat.

Motivering

De minister van Financiën vertegenwoordigt het Rijk als privaatrechtelijke eigenaar. Dit vertaalt zich in het aankopen, beheren, ontwikkelen en verkopen van onroerende zaken voor/van het Rijk. Hierbij wordt gestreefd naar een optimale prijsvorming zonder de maatschappelijke belangen uit het oog te verliezen.

Als onroerende zaken overtollig zijn, wordt eerst bezien of zij elders binnen de overheid kunnen worden gealloceerd. Als dit niet kan, worden ze verkocht op de markt. Daarnaast voert het ministerie het beheer over grote arealen grond en water in Nederland.

De minister van Financiën vertegenwoordigt het Rijk (mede) in opdracht van andere bewindspersonen in complexe gebiedsontwikkelingsprojecten met meervoudige ruimtelijke doelstellingen. Hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van rijksvastgoed en/of financiële bijdragen van het Rijk.

Instrumenten

De instrumenten die het RVOB ter beschikking staan zijn: aankoop, beheer, verkoop en de participatie in de planvorming voor complexe gebiedsontwikkelingsprojecten.

Het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf is een baten-lastendienst. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de baten-lastenparagraaf in deze begroting (zie paragraaf 4.2).

Meetbare gegevens

In 2010 zal onderzocht worden welke indicatoren een getrouw beeld kunnen geven van de voortgang bij / het resultaat van het streven om onroerende zaken optimaal te verwerven, te beheren, te ontwikkelen en te vervreemden. Indicatoren met betrekking tot de doelmatigheid van de uitvoering komen aan de orde in de paragraaf betreffende de baten-lastendiensten.

2.2.7.3.3 Operationele doelstelling 3

Op een financieel en maatschappelijk verantwoorde manier vervoeren, bewaren, vernietigen en vervreemden van roerende zaken van het Rijk.

Motivering

De minister van Financiën vertegenwoordigt het Rijk in eigendomsrechtelijke verhoudingen. Dit vertaalt zich in de zorg voor de bewaring, de verkoop en eventuele vernietiging van overtollige of in beslaggenomen roerende zaken.

Instrumenten

Om de integriteit en de efficiëntie van de bewaring, vervreemding en vernietiging van overtollige en in beslaggenomen roerende zaken te waarborgen, is de uitvoering van de doelstelling belegd bij de baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken.

Meetbare gegevens

Omdat operationele doelstelling 3 geen effecten op outcomeniveau heeft, worden hier geen prestatie-indicatoren opgenomen. Indicatoren met betrekking tot de doelmatigheid van de uitvoering komen aan de orde in de paragraaf betreffende de baten-lastendiensten.

2.2.7.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

     
      
 

Beoordeling gehele rijksvastgoedstelsel/is het Rijk een sterke speler op de vastgoedmarkt en heeft het zijn vastgoedactiviteiten goed georganiseerd?

OD 1

2011

2011

 
 

Efficiënt beheren en vervreemden van onroerende zaken van het Rijk.

OD 2

2011

2011

 
      
 

Roerende Zaken van het Rijk worden op een efficiënte manier bewaard, vervreemd en vernietigd.

OD 3

2010

2010

 
      

Effectenonderzoek ex post

     
      

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie Financieel Kader RVOB

OD2

2012

2012

 

Toelichting

Besloten is om de voor 2010 geplande beoordeling van het gehele rijksvastgoedstelsel aan te houden en het eventueel later alsnog doorgaan van die beoordeling afhankelijk te stellen van de resultaten van de brede heroverwegingen c.q. een Regeerakkoord (Zie jaarverslag IXB (Kamerstuk: 32 360 IXB, nr.1), Inmiddels zijn in de brede heroverwegingen vergaande voorstellen gedaan voor een clustering van de vastgoeddiensten die het rijksvastgoedstelsel aanzienlijk zou veranderen en die met een aanzienlijke besparing gepaard zou gaan. De besluitvorming over die voorstellen wordt nu eerst afgewacht: mocht het zinvol zijn, dan wordt in 2011 de beoordeling van het rijksvastgoedstelsel uitgevoerd.

De evaluatie van het Financieel Kader RVOB is aangekondigd in de inleiding van dit kader, dat ter kennisneming aan de Eerste en Tweede Kamer is toegestuurd (zie kamerstuk: 32 275 nr. A).

2.2.8 Begrotingsbeleid en regeldruk
2.2.8.1 Algemene doelstelling

Het budgettaire beleid creëert de randvoorwaarden om maatschappelijke ambities, nu en in de toekomst, te verwezenlijken. De overheid is betrouwbaar en consistent in de aanwending van de middelen en zorgt voor een doelmatige, doeltreffende en rechtmatige besteding. Binnen deze doelstelling wordt ook de regeldruk voor bedrijven merkbaar verminderd.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Burgers en bedrijven moeten kunnen rekenen op de overheid. Bepaalde overheidsdiensten en -voorzieningen moeten ook in de toekomst geleverd kunnen worden. Daarvoor moeten overheidsfinanciën houdbaar en dus toekomstbestendig zijn.

De overheid moet met een beperkt budget haar omvangrijke takenpakket uitvoeren. Belastinggeld moet dus goed worden besteed, dit houdt in doelmatig, doeltreffend en rechtmatig. Het uitgeven en innen van overheidsgeld moet niet worden verstoord door schommelingen in de economische groei en tegelijkertijd die schommelingen niet onnodig versterken. Dit wordt bereikt door een trendmatig begrotingsbeleid.

Overheidsregels zijn nodig, maar de belemmering van bedrijfsactiviteiten door regels voor bedrijven moet merkbaar omlaag. Ondernemerschap wordt gestimuleerd door de vermindering van regeldruk, zoals de vermindering van administratieve lasten, toezichtslasten, inhoudelijke nalevingskosten en door de vereenvoudiging van aanvraagprocedures voor vergunningen en subsidies.

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • Het opstellen van het algemeen financieel-economisch beleid en het begrotingsbeleid;

  • De doelmatigheid en doeltreffendheid van uitgaven (samen met departementen);

  • De rechtmatigheid van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten (systeemverantwoordelijk);

  • Coördinatie van het programma Vermindering van regeldruk voor bedrijven (de minister van Economische Zaken is medeverantwoordelijk).

Externe factoren

Het succes is afhankelijk van de effectiviteit van de begrotingsregels en de politieke wil om de in het Coalitieakkoord gestelde prioriteiten te realiseren.

Voor het terugdringen van de regeldruk voor bedrijven is een constructieve samenwerking met het bedrijfsleven essentieel. Daarnaast zal een merkbare reductie ook vragen dat de overheden op het supranationale en decentrale niveau een dergelijke inspanning plegen.

2.2.8.2 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

38 557

33 815

28 193

24 113

22 607

22 577

22 589

        

Uitgaven

37 421

33 815

28 193

24 113

22 607

22 577

22 589

Apparaatsuitgaven

25 868

28 760

24 972

24 113

22 607

22 577

22 589

        

Doelst. 3 Verminderen regeldruk voor bedrijven

       

Programma uitgaven

11 553

5 055

3 221

    

Waarvan juridisch verplicht

4 000

2 300

2 700

    
        

Ontvangsten

6 671

5 866

5 931

6 006

6 092

6 092

6 092

Apparaatsontvangsten

6 671

5 866

5 931

6 006

6 092

6 092

6 092

Toelichting tabel budgettaire gevolgen van beleid

Verminderen van regeldruk voor bedrijven

Het integrale programma voor de vermindering van regeldruk bedrijven wordt gezamenlijk door de ministeries van Economische Zaken en Financiën gecoördineerd. Het beschikbare meerjarige programmabudget wordt op dit begrotingsartikel verantwoord. De uitgaven in 2011 zullen vooral betrekking hebben op samenwerking met en facilitering van decentrale overheden om regeldruk bij gemeenten, provincies en waterschappen te verminderen; dit gebeurt onder meer met de voucherregeling voor gemeenten.

Grafiek budgetflexibiliteit

Grafiek budgetflexibiliteit

Toelichting

Van de programmamiddelen voor regeldruk bedrijven is in 2011 een bedrag van € 2,7 miljoen juridisch verplicht (84%).

2.2.8.3 Operationele doelstellingen
2.2.8.3.1 Operationele doelstelling 1

Het handhaven van de uitgaven- en inkomstenkaders en daarmee het streven naar de doelstellingen voor het EMU-saldo en de EMU-schuld.

Motivering

Budgettaire discipline is belangrijk, immers budgettaire discipline draagt bij aan de doelmatige realisatie van de prioriteiten van het kabinet Balkenende IV zoals vastgelegd in begroting en Coalitieakkoord. De budgettaire kaders dragen ook bij aan een gelijkmatige economische groei (conjuncturele stabilisatie) tijdens de kabinetsperiode. De groei van de uitgaven ligt vast, waardoor procyclisch beleid wordt vermeden. De inkomsten mogen meebewegen met de economische groei, waardoor de lasten dalen in laagconjunctuur en stijgen in hoogconjunctuur. Het kabinet Balkenende IV heeft in 2009 en 2010 in reactie op de economische crisis gekozen voor het stimuleren van de Nederlandse economie en het versterken van de financiële sector. Als gevolg hiervan zijn de overheidsfinanciën verslechterd. Consolidatie van deze overheidsfinanciën behoeft op korte termijn aandacht, temeer om ook op lange termijn houdbare overheidsfinanciën te kunnen waarborgen.

  • Bijhouden van de uitgavenontwikkeling en ervoor zorgen dat het uitgavenkader niet wordt overschreden;

  • Het bijhouden van de lastenontwikkeling onder andere door het opstellen van belasting-/premieramingen en het toetsen van het inkomstenkader.

Instrumenten

Meetbare gegevens

Kengetallen
 

2009

2010

2011

EMU – saldo (% BBP)

– 5,4%

– 5,8%

– 4,0%

EMU – schuld (% BBP)

60,8%

64,4%

66,0%

Uitgavenkader (in € mld.)

0,4

0,0

– 3,0

Bron: Miljoenennota Kamerstuk 32 500

2.2.8.3.2 Operationele doelstelling 2

Gestelde overheidsdoelen worden zo doelmatig mogelijk bereikt, waarbij de overheidsmiddelen rechtmatig worden besteed.

Motivering

Het oplossen van maatschappelijke problemen en het vervullen van wensen van burgers kost bijna altijd geld. Hiervoor moeten belastingen en premies worden geheven. Het parlement en de belastingbetaler moeten erop kunnen rekenen dat er zuinig wordt omgegaan met dit belastinggeld. Daarbij moeten zij de zekerheid kunnen hebben dat het geld aan de afgesproken doelen en op de afgesproken wijze wordt uitgegeven, dus dat de uitgaven rechtmatig zijn. Dit is mogelijk door een efficiënte en effectieve inrichting van het beleids-, uitvoerings- en bedrijfsvoeringsproces.

Instrumenten

Bevorderen doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:

  • Het beoordelen van beleidsvoorstellen op doelmatigheid en doeltreffendheid door toetsing van de Inspectie der Rijksfinanciën;

  • Departementen aanzetten om ex-ante beleidsevaluaties (waaronder kosten-batenanalyses) te laten uitvoeren;

  • Initiëren en uitvoeren van interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s);

  • Bevorderen naleving van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006 (RPE).

Bevorderen doelmatigheid van de bedrijfsvoering:

  • Implementatie van het Rijksbreed bindend kader voor uniformering en vereenvoudiging van de uitvoering en verantwoording van subsidies. Eenvoudige en uniforme subsidievoorwaarden leiden tot doelmatiger subsidiebeheer en minder administratieve lasten;

  • Aanpassing van comptabele wet- en regelgeving, zodat deze de doelmatigheid beter ondersteunt en aansluit bij de flexibilisering van de Rijksdienst. Bij interdepartementale samenwerkingsvormen en bij interdepartementale uitbesteding de verantwoording zo efficiënt mogelijk regelen;

  • Vereenvoudiging van de rechtmatigheidsnormen. Implementatie van de uitkomsten van de evaluatie van het experiment tolerantiegrenzen. Vastleggen van de normen in de Comptabiliteitswet met het oog op eenduidigheid en uniformaliteit in de oordeelsvorming en rapportering door de departementen en de Algemene Rekenkamer over rechtmatigheid aan de Tweede Kamer;

  • Evaluatie van het experiment Verbetering verantwoording en begroting, waarbij het jaarverslag en de begroting zo worden ingericht dat meer focus en politieke relevantie ontstaat en de verantwoordingslasten afnemen. In 2011 wordt de evaluatie en bespreking met de Tweede Kamer afgerond;

  • Evaluatie van de Rijksauditfunctie. Om de kwaliteit van de auditfunctie bij de departementen in een rijksbreed perspectief te zien worden naast de Rijksauditdienst (RAD) ook de andere departementale auditdiensten en de samenwerkingsverbanden onderzocht. In totaal worden 11 onderzoeksobjecten geëvalueerd. De evaluatie wordt door een onafhankelijk bureau uitgevoerd;

  • In 2010 is de vierde nationale verklaring afgegeven betreffende de verantwoording over de EU landbouwfondsen in 2009, de operationele onderdelen van de financiële beheersystemen (programmaperiode 2007–2013) bij: de EU structuurfondsen, het EU visserijvonds en de EU migratiefondsen. In het streven naar vermindering van de administratieve lasten en de controledruk zal nationaal een evaluatie worden uitgevoerd bij de structuurfondsen (programmaperiode 2007–2013). Daarnaast worden in Europees verband de mogelijkheden onderzocht welke vereenvoudiging in het financieel management mogelijk zijn binnen de sector verordeningen en via de lopende herziening van het financieel reglement van de Europese Unie.

  • Baten-lastendiensten. Begeleiden van kandidaat-diensten en stimuleren van ontwikkeling en gebruik van doelmatigheidsindicatoren bij bestaande baten-lastendiensten, zodat meer inzicht ontstaat in de doelmatigheid. Stimulering van gebruik van doelmatige bekostiging- en besturingsmethodieken.

Meetbare gegevens

Indicatoren
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Rechtmatigheidsfouten in het totaal van de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen

< 1%

< 1%

< 1%

< 1%

< 1%

< 1%

< 1%

Kengetallen
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Aantal beleidsdoorlichtingen 1

33

9

51

42

24

25

11

XNoot
1

Op basis van de RPE 2006. Departementen hebben de verplichting tot periodieke beleidsdoorlichtingen van algemene of operationele doelstellingen, aansluitend bij de beleidscyclus.

2.2.8.3.3 Operationele doelstelling 3

Het stimuleren van ondernemerschap door het merkbaar en substantieel verminderen van regeldruk voor bedrijven. Daarbij staat de beleving van de ondernemer centraal en worden bedrijven actief betrokken bij het identificeren van problemen en het formuleren van oplossingen.

Motivering

Wet- en regelgeving beschermen publieke belangen. Tegelijkertijd kunnen teveel regels, te complexe regels of een te rigide uitvoering ervan ten koste gaan van de ruimte om te ondernemen. Het gaat dus om het vinden van een balans: regelen waar het moet, vrijlaten waar het kan. In 2011 wordt onverminderd geïnvesteerd in het verminderen van regeldruk voor bedrijven en het verbeteren van haar dienstverlening.

Het ministerie van Financiën is samen met het ministerie van Economische Zaken verantwoordelijk voor de vermindering van regeldruk voor bedrijven.

  • Diverse meetmethodieken die de hoogte van de regeldruk voor ondernemers inzichtelijk maken. Deze bieden een uitstekende basis voor het vinden van meetbare vereenvoudigvoorstellen. Voorbeelden zijn het (verbeterde) Standaardkostenmodel voor de administratieve lasten, het meetmodel voor toezichtlasten en de meetmethode voor nalevingskosten;

  • Om na te gaan of en in welke mate de beleving van regeldruk bij ondernemers aan veranderingen onderhevig is, is een belevingsmonitor ontwikkeld;

  • Bewijs van Goede Dienst (normenkader) waarmee het Rijk wil stimuleren dat overheden hun dienstverlening aan ondernemers verbeteren;

  • Samenwerking met en facilitering van decentrale overheden om regeldruk bij gemeenten, provincies en waterschappen te verminderen. Hiervoor is onder meer een gemeentefaciliteit (voucher-regeling) en een toolkit voor gemeenten ontwikkeld.

  • Internationale kennisuitwisseling (netwerk EU-landen, OESO, Wereldbank) en monitoring van het Actieprogramma van de Europese Commissie (25% reductie op administratieve lasten voor 2012);

  • De Commissie Regeldruk Bedrijven volgt het kabinetsprogramma Balkenende IV voor regeldrukvermindering kritisch en met voorstellen komt om de regeldruk in het bedrijfsleven verder structureel te verminderen;

  • Het onafhankelijke adviescollege Advies College Toetsing Administratieve Lasten (ACTAL).

Instrumenten

Indicatoren

Meetbare gegevens

In april 2010 is de eindrapportage Regeldruk Bedrijven opgeleverd (Kamerstukken 29 515–318). Onderstaande indicatoren zijn gebaseerd op afronding van het programma Regeldruk Bedrijven conform deze rapportage. Afhankelijk van voornemens van het nieuwe kabinet, zullen deze indicatoren aangepast worden.

Indicatoren

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

– Een netto verlaging van administratieve lasten (cumulatief in procenten).

in 2008 met 4,2%; cumulatief vanaf 1 maart 2007 9,2%

12%

15%

20% 1

– Vermindering lasten van rijkstoezicht

n.v.t.

3%

nvt 2

12%

– Vermindering nalevingskosten

€ 235 mln.

nvt2

€ 544 mln.

XNoot
1

De reductie van administratieve lasten zal tot netto 20% in 2011 oplopen door maatregelen die reeds genomen zijn en gewoon kunnen en zullen worden uitgevoerd. Daarnaast zijn er maatregelen voorbereid waarover onder meer de Nederlandse politiek of Brusselse gremia nog moet beslissen. Deze maatregelen kunnen het totaal aan per 2011 gerealiseerde reducties op 22% brengen.

XNoot
2

Geen tussenliggende doelen vastgesteld, doelstelling is per gemiddeld op verschillende terreinen en domeinen.

2.2.8.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Doorlichting begrotingssystematiek (Studiegroep Begrotingsruimte)

AD

2010

2010

www.rijksbegroting.nl

      
 

Regeldruk Bedrijven

OD 3

2010

2011

 
      

Effectenonderzoek

ex post

     
      

Overig evaluatieonderzoek

Jaarlijkse beoordeling Nederlands Stabiliteitsprogramma door EFC/Ecofin

OD 1

OD 2

jaarlijks

 

Voor 2008: EFC/Ecofin:

2007–2008 21501/07, nr. 599

      
 

Jaarlijkse IMF-artikel IV consultatie

OD 1

OD 2

jaarlijks

  
 

Review van Wereldaanpak regeldruk bedrijven

OD 3

2008

2009

http://www.imf.org/external/pubs/cat/longres.cfm?sk=22005.0:

Toelichting

De Studiegroep Begrotingsruimte, een ambtelijke adviescommissie, heeft in 2010 een advies uitgebracht over het te voeren begrotingsbeleid en de begrotingsdoelstelling voor de volgende kabinetsperiode. Belangrijke bouwsteen voor dit advies is een evaluatie van het gevoerde begrotingsbeleid en de werking van de begrotingssystematiek in de afgelopen jaren, in de vorm van een beleidsdoorlichting. Deze beleidsdoorlichting wordt samen met het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte gepubliceerd. Voor deze beleidsdoorlichting wordt gebruik gemaakt van de jaarlijkse evaluaties van het gevoerde begrotingsbeleid en de begrotingsdoelstellingen van de Europese Commissie (EFC/ECOFIN) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF, artikel IV-consultatie).

2.3 De niet-beleidsartikelen

2.3.1 Algemeen
Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen (x € 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

139 337

148 622

147 248

121 555

123 308

125 125

125 125

        

Uitgaven

143 673

148 622

147 248

121 555

123 308

125 125

125 125

Totaal apparaatsuitgaven

143 661

148 577

147 228

121 555

123 308

125 125

125 125

Apparaatsuitgaven

136 540

140 977

139 628

113 955

115 708

117 525

117 525

Uitvoeringskosten omslagstelsel Rijkswagenpark

7 121

7 600

7 600

7 600

7 600

7 600

7 600

        

Tegoeden WO II

12

45

20

    
        

Ontvangsten

14 013

15 769

15 699

15 999

15 999

15 999

15 999

Apparaatsontvangsten

7 564

8 169

8 099

8 399

8 399

8 399

8 399

Omslagstelsel Rijkswagenpark

6 449

7 600

7 600

7 600

7 600

7 600

7 600

Tegoeden WOII

De uitgaven voor tegoeden WOII hebben betrekking op de uitvoeringskosten van de afwikkeling van de verdeling van de tegoeden ten behoeve van de Joodse Gemeenschap.

2.3.2 Nominaal en onvoorzien

Toelichting

Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen (x € 1 000)

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1 000)

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

– 5 900

2 890

4 130

– 41 634

– 41 162

– 41 168

– 41 180

        

Uitgaven

0

2 890

4 130

– 41 634

– 41 162

– 41 168

– 41 180

Onvoorzien

0

2 890

2 444

– 43 336

– 42 800

– 42 800

– 42 812

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

1 686

1 702

1 638

1 632

1 632

        

Ontvangsten

0

0

0

1 029 000

1 150 000

1 189 000

1 399 000

Toelichting

Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar loon- en prijsgevoelige artikelen binnen IXB plaats. Dit artikel is bedoeld om eventuele onzekere ontwikkelingen op de begroting IXB op te vangen. De taakstelling betreffende de Rijksdienst is nog niet verdeel over IXB.

Ontvangsten

Deze post betreft een begrotingstechnische correctiereeks met een stelpostkarakter. Deze stelpost vloeit voort uit de veronderstelling dat (op intertemporele basis) per saldo sprake is van evenwicht tussen de kosten en de opbrengsten van crisismaatregelen.

3. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt gerapporteerd over uitzonderingen, bijvoorbeeld bijzondere risico’s of aandachtspunten die relevant zijn voor de Staten-Generaal. Op het vlak van de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering, de totstandkoming van beleidsinformatie en het gevoerde financieel- en materieelbeheer worden geen bijzondere risico’s of aandachtspunten voorzien.

Hieronder wordt ingegaan op de overige aspecten van de bedrijfsvoering.

Belastingdienst

Informatievoorzieningsketen (IV-keten)

Begin 2009 heeft een externe doorlichting van de IV-keten plaatsgevonden. De conclusies bevestigden het beeld dat de IV-keten nog niet alle waarborgen biedt om met voldoende zekerheid de doelstellingen van grote ICT-projecten te kunnen realiseren. De aanbevelingen uit de doorlichting hebben geleid tot het formuleren van een transformatieprogramma, waarmee in september 2009 is gestart. De maatregelen hebben betrekking op de herinrichting van de IV-organisatie, op de professionaliteit van management en medewerkers, en op de wijze waarop de Belastingdienst omgaat met architecturen en met applicatieontwikkeling. De transformatieperiode wordt eind 2010 formeel afgerond. De basis voor een effectieve en doelmatige IV-keten is dan neergezet. In de periode daarna wordt de organisatie verder ontwikkeld. Dat zal een operatie zijn die nog verscheidene jaren vergt.

Taakstellingen

In 2009 heeft de Belastingdienst een taakstelling ontvangen om zo een bijdrage te leveren aan het kabinetsbesluit om besparingen te genereren. Vanaf 2010 dient de Belastingdienst een structurele bijdrage te leveren van € 50 miljoen oplopend tot € 145 miljoen in 2015. Om dit te kunnen realiseren zijn een aantal maatregelen getroffen, waaronder het slimmer en efficiënter werken en het versoberen van de bedrijfsvoering. Bij slimmer en efficiënter werken gaat het er om dat hetzelfde werk met minder mensen wordt gedaan. Gestuurd wordt op uitstroom van vast personeel, bovenop het natuurlijk verloop. Bij het versoberen van de bedrijfsvoering voert de Belastingdienst een aantal automatiseringsprojecten niet of gedeeltelijk niet uit. Met name het temporiseren van de automatisering kan met zich meebrengen dat werkzaamheden langer handmatig verricht moeten worden.

Taakstelling Kerndepartement

Het ministerie van Financiën draagt bij aan de afslanking van het Rijk. Eind 2011 moet de beoogde afslanking volledig zijn gerealiseerd. De realisatie verloopt tot nu toe conform de planning. In 2011 moet de grootste stap in de realisatie worden gezet. De verwachting is dat departementsbreed de afslanking zal worden gerealiseerd. Op onderdelen van het departement wordt bijsturing niet uitgesloten.

Generale Thesaurie

Voor het beheer van de aandelen die de Staat houdt in ABN AMRO Group N.V. en ASR Verzekeringen N.V. is begin 2009 een projectdirectie binnen de Generale Thesaurie opgericht. Het beheer functioneert op deze wijze naar behoren, zoals ook wordt erkend door de leden van de Vaste Commissie van Financiën van de Tweede Kamer. Desalniettemin wordt deze vorm van beheer door de Tweede Kamer niet optimaal geacht, zoals blijkt uit de motie-Weekers c.s. (Kamerstuk: 31 965, nr. 7) en het daarover gevoerde overleg.

In 2010 heeft de minister een schets gegeven van de mogelijke oprichting van een stichting administratiekantoor en certificering van de aandelen ABN AMRO Group N.V. en ASR Verzekeringen N.V. De eventuele oprichting van zo’n stichting heeft gevolgen voor de bedrijfsvoering binnen de Generale Thesaurie. De precieze gevolgen zijn afhankelijk van de uiteindelijke vormgeving, zoals die na overleg met Tweede Kamer zal worden gekozen.

Kerndepartement

Afgesproken is dat in 2011 voor 100% duurzaam zal worden ingekocht. Dat wil zeggen dat de kerndepartementen en de departementale diensten in 2011 bij hun inkoop in beginsel de vastgestelde duurzaamheideisen toepassen. Indien er in uitzonderlijke situaties bij een specifieke inkoop goede redenen zijn om duurzaamheideisen niet toe te passen, zal dat worden verantwoord. Ook zullen ingevolge de motie Koopmans/De Krom de vastgestelde duurzaamheidswensen zwaarwegend worden meegenomen bij de inkoop. Binnen het ministerie van Financiën worden de nodige maatregelen genomen om de doelstelling van 100% duurzaam inkopen te kunnen realiseren.

4. PARAGRAAF INZAKE DE BATEN-LASTENDIENSTEN

4.1 Domeinen Roerende Zaken

4.1.1 Begroting van baten en lasten
Begroting van baten en lasten voor het jaar 2011 (x € 1 000)
 

Realisatie 2009

Ontwerp 2010

Ontwerp 2011

Ontwerp 2012

Ontwerp 2013

Ontwerp 2014

Ontwerp 2015

Baten

       

Opbrengst moederdepartement

406

200

825

200

200

200

200

Opbrengst overige departementen

10 935

11 109

10 991

10 359

10 359

10 359

10 359

Opbrengsten derden

3 663

2 885

3 335

2 885

2 885

2 885

2 885

Rentebaten

89

60

30

60

60

60

60

Buitengewone baten

757

      

Exploitatie bijdrage

       

Totaal baten

15 850

14 254

15 181

13 504

13 504

13 504

13 504

        

Lasten

       

Apparaatskosten

       

Personele kosten

4 750

4 455

5 047

4 290

4 290

4 290

4 290

Materiele kosten

8 290

8 947

9 525

8 429

8 429

8 429

8 429

Rentelasten

17

41

33

25

20

20

20

Afschrijvingskosten

       

Materieel

440

715

672

685

685

685

685

Immaterieel

18

89

98

74

74

74

74

Dotaties voorzieningen

– 701

 

– 200

    

Buitengewone lasten

4

 

0

    

Totaal lasten

12 818

14 247

15 175

13 503

13 498

13 498

13 498

        

Saldo van baten en lasten

3 032

7

6

1

6

6

6

Toelichting op de baten

Opbrengsten moederdepartement

  • Met de Belastingdienst is voor 2010 een overeenkomst gesloten voor de verwerking van executoriaal in beslag genomen voertuigen. De overeenkomst wordt in 2011 gecontinueerd en vertegenwoordigt een waarde van € 0,75 miljoen;

  • Overige opbrengsten voor (entrepot)opslag met de Douane bedragen € 0,1 miljoen

Opbrengsten overige departementen

  • Het bekostigingsmodel dat met het Openbaar Ministerie is afgesloten is uitgebreid met opslag activiteiten voor het BOOM. Het model heeft betrekking op de levering van vervoer, opslag, verwerking en vernietiging van in beslaggenomen goederen. Het model is geldig van 2010 tot en met 2014 en vertegenwoordigt een waarde van € 10,0 miljoen;

  • Diverse opbrengsten voor opslag, taxaties, advies en verkoopfaciliteiten met betrekking tot het ministerie van Justitie (€ 0,2 miljoen), het Agentschap Telecom, KLPD en Defensie (€ 0,2 miljoen) en Rijkswaterstaat (€ 0,1 miljoen);

  • Opbrengsten uit hoofde van dataverwijdering van datadragers die door departementen worden afgestoten (€ 0,5 miljoen).

Opbrengsten derden

De opbrengsten bestaan vooral uit opgelden (€ 2,8 miljoen). Daarnaast zijn er nog opbrengsten uit boetes bij ontgunde verkopen, doorberekende kosten en opbrengsten voor kentekenbewijzen (€ 0,5 miljoen).

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De categorie personele kosten omvat de salariskosten, uitzendkrachten (€ 0,1 miljoen) en opleidingskosten (€ 0,3 miljoen) van ambtelijk personeel. DRZ heeft een formatie van 85,8 fte. Kosten van herplaatsings-kandidaten (6 fte’s) in verband met sluiting van de vestiging in Veldhoven bedragen € 0,2 miljoen De gemiddelde loonkosten per fte bedragen € 53 445.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan uit de volgende kostencategorieën:

Rijksgebouwendienst (RGD) huren en huisvestingskosten;

€ 5,4 miljoen

Vernietigingskosten vuurwerk en in beslaggenomen goederen;

€ 0,8 miljoen

Automatisering;

€ 0,6 miljoen

Transportkosten m.b.t. vuurwerk en voertuigen;

€ 0,7 miljoen

Bedrijfsmiddelen;

€ 0,3 miljoen

Reis- en verblijfkosten, bureaukosten, communicatie en overige kosten.

€ 1,7 miljoen

 

Totaal

€ 9,5 miljoen

Afschrijvingen

De afschrijvingen vinden lineair plaats. De afschrijvingstermijnen zijn gebaseerd op de verwachte technische en economische levensduur van een activum. Afschrijvingen van immateriële activa houden verband met de verkoop via internet, barcodering, een content system en upgrade van het automatiseringssysteem (SAP).

Dotaties voorzieningen

In 2010 wordt een reorganisatievoorziening gevormd, waarin de kosten van herplaatsingskandidaten worden voorzien in verband met sluiting van de opslaglocatie te Veldhoven. In 2011 zal deze voorziening vrijvallen (€ 0,2 miljoen).

Saldo van baten en lasten (€ 6 000)

Uitgaande van het maximaal eigen vermogen op 31 december 2009 (5% regeling) zal het saldo van baten en lasten worden afgedragen aan de algemene middelen.

4.1.2 Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2011 (x € 1 000)

Kasstroomoverzicht (x € 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1. Rekening courant RHB 1/1

3 173

4 867

1 747

1 829

1 655

1 695

1 824

        

2. Totaal operationele kasstroom

3 116

811

576

760

765

765

765

        

3a. –/– Totaal investeringen

– 1 294

– 1 000

– 405

– 500

– 300

– 300

– 300

3b +/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen

4

      

3 Totaal investeringskasstroom

– 1 290

– 1 000

– 405

– 500

– 300

– 300

– 300

        

4a. –/– Eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

– 3 297

     

4b. +/+ Eenmalige storting door moederdepartement

0

      

4c. –/– Aflossingen op leningen

– 132

– 434

– 89

– 434

– 425

– 336

– 31

4d. +/+ Beroep op de leenfaciliteit

0

800

     

4 Totaal financieringskasstroom

– 132

– 2 931

– 89

– 434

– 425

– 336

– 31

        

5. Rekening courant RHB 31/12

4 867

1 747

1 829

1 655

1 695

1 824

2 258

Toelichting

De geraamde investeringen ( € 0,4 miljoen) worden aangewend ten behoeve van digitalisering van administratieve processen, opslag forensische sporen, inrichten één loketfunctie en reguliere vervangingsinvesteringen. De financiering vindt plaats uit eigen middelen.

4.1.3 Doelmatigheidsindicatoren

Indicatoren

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Kostendekkendheid DRZ

126%

103%

124%

100%

100%

100%

100%

100%

Kostendekkendheid Bewaartaak

100%

95%

113%

100%

100%

100%

100%

100%

Kostendekkendheid Verkooptaak

153%

126%

134%

100%

100%

100%

100%

100%

Kostendekkendheid Schonentaak

128%

83%

152%

100%

100%

100%

100%

100%

Kostendekkendheid Vernietigingtaak (vuurwerk)

95%

79%

67%

100%

100%

100%

100%

100%

         

Kostprijs per m3

€ 96

€ 97

€ 92

€ 97

€ 97

€ 97

€ 97

€ 97

Kostprijs per m3 binnen

€ 128

€ 143

€ 136

€ 130

€ 130

€ 130

€ 130

€ 130

Kostprijs per m3 buiten

€ 52

€ 46

€ 45

€ 54

€ 54

€ 54

€ 54

€ 54

         

Uurtarief DRZ totaal

€ 89

€ 83

€ 79

€ 98

€ 98

€ 98

€ 98

€ 98

Uurtarief verkooptaak

€ 137

€ 115

€ 101

€ 155

€ 155

€ 155

€ 155

€ 155

Uurtarief bewaartaak

€ 75

€ 72

€ 73

€ 82

€ 82

€ 82

€ 82

€ 82

         

Omzet per productgroep

        

Bewaren

9 632

9 083

9 324

9 459

9 791

9 791

9 791

9 791

Verkopen

4 118

3 240

3 663

2 885

3 335

3 335

3 335

3 335

PC schonen

817

574

804

500

525

525

525

525

Vernietiging goederen

1 838

836

1 213

1 500

1 500

1 500

1 500

1 500

Totaal omzet per productgroep

16 405

13 733

15 004

14 344

15 151

15 151

15 151

15 151

         

FTE-totaal (excl. Externe inhuur)

79

82

88

86.8

85.8

85.8

85.8

85.8

         

Saldo van baten en lasten

20 %

0%

19%

0%

0%

0%

0%

0%

         

Betalingstermijn facturen

    

< 30 dagen

< 30 dagen

< 30 dagen

< 30 dagen

Omissies in voorraadadministratie

    

< 5%

< 5%

< 5%

< 5%

Klanttevredenheid

7.3

   

7.6

   

Toelichting

Kostendekkendheid DRZ

De kostendekkendheid van de kerntaken wordt berekend door de geplande kosten af te zetten tegen de verwachte opbrengsten.

Kostprijzen per m3 en uur

Het tarief per m3 en per uur komt tot stand door de geprognosticeerde kosten af te zetten tegen de verwachte bezettingsgraad en aantal directe uren.

Omzet naar productgroep

De omzet is uitgesplitst naar de diverse productgroepen.

FTE-totaal

Het vermelde aantal fte's betreft de begrotingssterkte.

Saldo van baten en lasten (%)

Het percentage is als volgt berekend: het saldo van baten en lasten gedeeld door de totale baten.

Betalingstermijn facturen

De gemiddelde verwachte termijn waarbinnen de leveranciersfactuur betaald wordt.

Omissies in voorraadadministratie

Het procentueel gemiddeld aantal vastgestelde afwijkingen tussen de fysieke en administratieve voorraad in een jaar.

Klanttevredenheid

De gemiddelde klanttevredenheid waardering van ketenpartners en externe afnemers.

4.2 Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

Met ingang van 1 juli 2009 is er sprake van een nieuwe fusiedienst, genaamd Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB). De voormalige organisaties Domeinen Onroerende Zaken en het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) hebben met ingang van 1 januari 2010 de status van (tijdelijke) baten-lastendienst gekregen. De hoofddoelstelling van RVOB/Directie Vastgoed is het doelmatig in gebruik geven van rijksvastgoed en het doelmatig verkopen van overtollig rijksvastgoed. RVOB/Directie Ontwikkeling (voormalig GOB) is de ontwikkelpoot van de nieuwe fusiedienst en opereert namens het Rijk bij de planvorming van complexe ruimtelijke projecten.

4.2.1 Begroting van baten en lasten
Meerjarige apparaat begroting van baten en lasten (x € 1 000) 1

(Bedragen * € 1 000)

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Baten

       

Opbrengst moederdepartement

20 766

22 904

21 660

21 660

21 660

21 660

21 660

Opbrengst overige departementen

420

750

500

500

500

500

500

Opbrengsten derden

632

750

700

700

700

700

700

Rentebaten

11

20

10

10

10

10

10

Buitengewone baten

       

Exploitatie bijdrage

       

Totaal baten

21 829

24 424

22 870

22 870

22 870

22 870

22 870

        

Lasten

       

Apparaatskosten

       

Personele kosten

13 875

16 682

16 189

16 189

16 189

16 189

16 189

Materiële kosten

5 786

6 893

6 144

6 144

6 144

6 144

6 144

Rentelasten

27

64

6

15

9

5

14

Afschrijvingskosten

398

672

392

474

482

431

412

Materieel

386

665

382

464

472

421

402

Immaterieel

12

7

10

10

10

10

10

Dotaties voorzieningen

– 388

      

Buitengewone lasten

       

Totaal lasten

19 698

24 311

22 731

22 822

22 824

22 769

22 759

        

Saldo van baten en lasten

2 131

113

139

48

46

101

111

XNoot
1

De cijfers in 2009 hebben betrekking op alleen het voormalige Domeinen Onroerende Zaken.

Toelichting op de baten

Opbrengst moederdepartement (€ 21,7 miljoen)

De opbrengsten in 2011 zijn als volgt te verdelen naar de diverse productgroepen:

Producten

Omzetbedrag

(* € 1 000)

Erfpacht

944

Huur

3 398

Pacht

2 265

Medegebruik

1 888

Behandelen zakelijke lasten

1 699

Onbeheerde nalatenschappen

755

Bodemmaterialen

378

Beheerstaken in eigen beheer

679

Verkopen

6 020

Aankopen

94

Taxatie & Advies

755

Projectopdrachten gebiedsontwikkeling

690

Business cases gebiedsontwikkeling

1 748

Adviezen over ontwikkelmogelijkheden

347

Totaal

21 660

Opbrengst overige departementen (€ 500 000)

De opbrengst betreft grotendeels vergoedingen in verband met te verrichten taxaties ten behoeve van Rijkswaterstaat, Rijksgebouwendienst en Defensie.

Opbrengsten derden (€ 700 000)

De betreffende opbrengsten zijn te verdelen naar 3 afnemerscategorieën:

  • Opbrengsten Domeinen Roerende Zaken (DRZ) in verband met ICT-dienstverlening (€ 450 000);

  • Opbrengsten uit diensten voor het verstrekken van schatkistleningen aan onderwijsinstellingen (€ 50 000);

  • Opbrengst activiteiten in verband met onbeheerde nalatenschappen (€ 200 000).

Rentebaten (€ 10 000)

De rentebaten zijn vastgesteld op basis van een rentevoet van 1%.

Toelichting op de lasten

Personeel (€ 16,2 miljoen)

De personele kosten 2011 zijn vanuit 2 componenten samengesteld. Het betreffen:

  • Personeel, bedrag € 16,1 miljoen betrekking hebbende op 257 fte’s. De gehanteerde gemiddelde prijs per fte bedraagt circa € 63 000;

  • Uitzendkrachten (€ 100 000).

Materieel (€ 6,1 miljoen)

De materiële kosten 2011 zijn onder te verdelen in onderstaande categorieën.

Materiële kosten – categorieën

Bedrag

(* € 1 000)

Automatisering

1 400

Huren Rijksgebouwendienst

1 375

Huisvesting

800

Opleiding en wervingskosten

420

Reis- en verblijfkosten

644

Communicatie

350

Overig

1 155

Totaal

6 144

Rentelasten (€ 6 000)

De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen (gebruik leenfaciliteit). De daadwerkelijke rentepercentages zijn afhankelijk van het startjaar en de looptijden van de leningen. Het gemiddeld gehanteerde rentepercentage bedraagt 4%.

Afschrijvingskosten (€ 392 000)

De afschrijvingskosten zijn bepaald op basis van de huidige investeringsvoorraad en de te verwachte (vervangings-) investeringen. In onderstaande tabel zijn de betreffende afschrijvingskosten uitgesplitst naar activagroep. Tevens is hierbij de gehanteerde (totale) afschrijvingstermijn vermeld.

Activa groepen

afschrijvings termijnen

Bedrag

(* € 1 000)

Verbouwingen

10 jaar

29

Meubilair

10 jaar

31

Kantoormachines

5 jaar

5

Computer apparatuur

3 jaar

293

Telecommunicatie apparatuur

7 jaar

11

Voertuigen

4 jaar

13

   

Software

3 jaar

9

Licenties

3 jaar

1

Totaal

 

392

Saldo van baten en lasten (€ 139 000)

Uitgaande van de aanname dat op 31 december 2010 het RVOB een maximaal toegestaan eigen vermogen (5% regeling) heeft, dan zal het saldo van baten en lasten worden afgedragen aan de algemene middelen.

4.2.2 Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht (bedragen x € 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1. Rekening courant RHB 1/1

3 270

4 234

1 307

882

954

726

721

        

2. Totaal operationele kasstroom

1 847

– 962

270

290

472

507

510

        

3a. –/– Totaal investeringen

– 570

– 188 223

– 24 425

– 512

– 445

– 320

– 500

3b +/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen

50

      

3. Totaal investeringskasstroom

– 520

– 188 223

– 24 425

– 512

– 445

– 320

– 500

        

4a. –/– Eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

– 1 963

– 113

– 139

– 48

– 46

– 97

4b. +/+ Eenmalige storting door moederdepartement

 

756

     

4c. –/– Aflossingen op leningen

– 363

– 363

– 157

– 79

– 207

– 146

– 146

4d. +/+ Beroep op de leenfaciliteit

 

187 828

24 000

512

  

500

4. Totaal financieringskasstroom

– 363

186 258

23 730

294

– 255

– 192

257

        

5. Rekening courant RHB 31/12

4 234

1 307

882

954

726

721

988

Toelichting

  • 1. Het jaar 2009 betreft de daadwerkelijke realisatiegegevens.

  • 2. De totale operationele kasstroom komt tot stand door het resultaat van baten en lasten te vermeerderen met de geplande afschrijvingen en te verminderen met de onttrekking aan voorzieningen (betalingen).

  • 3.a De investeringen hebben grotendeels betrekking op RVOB / directie Ontwikkeling. Het betreft aankoop van gronden en financiering van plankosten.

  • 4.a De eenmalige uitkering aan het moederdepartement heeft betrekking op de bestemming van de vastgestelde winst van het voorgaande dienstjaar. (5% regeling eigen vermogen).

  • 4.c De totale aflossing op leningen ad € 157 000 heeft volledig betrekking op de initiële lening.

  • 4.d Het beroep op de leenfaciliteit betreft de investeringen, zoals gemeld onder 3.

4.2.3 Doelmatigheidsindicatoren

Indicatoren

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Kostprijzen per product

       

• Pacht

€ 813

€ 696

€ 683

€ 670

€ 657

€ 644

€ 631

• Huur

€ 739

€ 696

€ 683

€ 670

€ 657

€ 644

€ 631

• Erfpacht

€ 662

€ 642

€ 630

€ 618

€ 606

€ 594

€ 582

• Medegebruik / overig

€ 383

€ 375

€ 368

€ 361

€ 354

€ 347

€ 340

• Zakelijke lasten

€ 317

€ 375

€ 368

€ 361

€ 354

€ 347

€ 340

        

Omzet per productgroep (* 1 000)

       

• Homogene producten

€ 12 628

€ 11 924

€ 11 327

€ 11 327

€ 11 327

€ 11 327

€ 11 327

• Heterogene producten

€ 9 201

€ 12 500

€ 11 543

€ 11 543

€ 11 543

€ 11 543

€ 11 543

• Totaal

€ 21 829

€ 24 424

€ 22 870

€ 22 870

€ 22 870

€ 22 870

€ 22 870

Aandeel directe uren

56%

54%

56%

58%

60%

62%

64%

        

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

1 246

1 250

1 260

1 270

1 280

1 290

1 300

        

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

268,9

266,9

257,1

257,1

257,1

257,1

257,1

begrotingssterkte

       

Mate van kostendekkendheid

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

        

Saldo van baten en lasten (%)

10%

1%

1%

1%

1%

1%

1%

        

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

85%

70%

70%

70%

70%

70%

70%

        

Uitkomst klanttevredenheidsonderzoek

 

7,0

  

7,0

  
        

Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Toelichting doelmatigheidskengetallen

Kostprijzen per product

De hierboven vermelde kostprijzen zijn berekend op basis van vastgestelde normtijden vermenigvuldigd met het voor betreffende jaar ingeschatte uurtarief. Het betreft alleen homogene producten. Voor de heterogene producten zijn geen normtijden vastgesteld.

Omzet naar productgroep

RVOB heeft voor de taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet twee soorten producten onderscheiden: homogene en heterogene producten. De homogene producten zijn: pacht, huur, erfpacht, medegebruik / overig en zakelijke lasten. Per soort homogeen product zijn normuren gedefinieerd. Dat betekent dat er een genormeerd aantal uren per overeenkomst/zaak beschikbaar is. In tegenstelling tot de homogene producten zijn er voor de heterogene producten geen normtijden vast te stellen. Dit in verband met de diversiteit aan activiteiten en inzet van uren binnen het soort product. De heterogene producten zijn met name verkopen, aankopen, taxaties & advies.

Aandeel directe uren voor totaal RVOB

Deze prestatie-indicator geeft aan hoe het totale aantal netto te werken uren (aanwezige uren) aan directe en indirecte uren besteed wordt. Het geeft daarmee inzicht in het aandeel van de overhead ten opzichte van het totale aantal gewerkte uren (bedrijfsvoering, management en beleid).

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

Dit kengetal laat de ontwikkeling zien van het aantal directe uren dat een medewerker (in fte) in het primaire proces op jaarbasis levert.

FTE-totaal

Het vermelde aantal fte's betreft de begrotingssterkte.

Mate van kostendekkendheid

Het uitgangspunt is dat de baten-lastendienst RVOB volledig kostendekkend is.

Saldo van baten en lasten (%)

Het percentage is als volgt berekend: het saldo van baten en lasten gedeeld door de totale baten.

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

Het RVOB/DV betaalt namens het Rijk de onroerendezaakbelasting. Zij beoordeelt hiertoe de aanslagen en maakt waar nodig bezwaar. Door het aantal gehonoreerde bezwaarschriften te vergelijken met het aantal ingediende bezwaarschriften, ontstaat een beeld van de effectiviteit van het maken van bezwaar door het RVOB/DV. De in de tabel vermelde norm stelt dat minimaal 70% van alle ingediende bezwaarschriften door de gemeente toegekend moet worden. Door de norm op 70% te stellen (in plaats van bijvoorbeeld 90%) wordt voorkomen dat alleen bezwaarschriften worden ingediend waarbij het vrijwel zeker is dat het RVOB in het gelijk wordt gesteld.

Uitkomst klanttevredenheidsonderzoek

Met een interval van drie jaar wordt een klanttevredenheidonderzoek uitgevoerd. Het doel is dat de klanten het RVOB tenminste met een 7 waarderen.

Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld

Doelstelling is dat alle ontvangen klachten binnen de gestelde termijn van de klachtenprocedure van 6 weken inhoudelijk worden beantwoord (100%-score).

5. VERDIEPINGSHOOFDSTUKKEN

Beleidsartikel 1 Belastingen

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

3 701 884

3 630 455

3 528 529

3 492 668

3 492 668

 

Mutatie 1e suppletore begroting

37 895

36 662

54 736

49 074

28 864

 

Nieuwe mutaties:

      

Prijsbijstelling

 

8 758

7 915

7 750

7 654

 

Heffings- en Invorderingsrente

– 100 000

     

Taakstelling bedrijfsvoering rijk

– 1 337

– 13 903

– 18 867

– 29 218

– 46 784

 

Overige mutaties

– 6 960

– 13 251

413

250

5 125

 

Extrapolatie

     

3 486 475

       

Stand ontwerpbegroting 2011

3 631 482

3 648 721

3 572 726

3 520 524

3 487 527

3 486 475

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

110 781 297

117 396 222

118 075 542

124 190 708

129 998 699

 

Mutatie 1e suppletore begroting

1 475 391

34 900

45 000

52 000

52 000

 

Nieuwe mutaties

      

Heffing- en invordering

– 50 000

     

Belastingontvangsten

1 968 808

– 3 772 958

4 957 883

6 439 912

7 439 257

 

Extrapolatie

     

144 091 451

       

Stand ontwerpbegroting 2011

114 175 496

113 658 164

123 078 425

130 682 620

137 489 956

144 091 451

Toelichting

Taakstelling versobering bedrijfsvoering rijk

De taakstelling bedrijfsvoering Rijk, die voorvloeit uit de begroting 2010, is verdeeld binnen de begroting IXB.

Heffings- en Invorderingsrente

De raming voor 2010 is aangepast naar de meest recente inzichten.

Overige mutaties

De overige mutaties betreffen o.a. diverse overboekingen van en naar andere departementen en interne verschuivingen binnen begroting IXB.

Beleidsartikel 2 Financiële Markten

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

75 663

70 064

68 749

64 681

64 681

 

Mutatie 1e suppletore begroting

10 691

8 105

1 757

1 157

1 157

 

Nieuwe mutaties

      

Overige: uitgaven

1 055

     

extrapolatie

     

65 838

       

Stand ontwerpbegroting 2011

87 409

78 169

70 506

65 838

65 838

65 838

Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

359 054

6 412

6 412

6 412

6 412

 

Mutatie 1e suppletore begroting

34 745

339 002

233 447

154 556

154 556

 

Nieuwe mutaties

      

Premieontvangsten garantieregeling bancaire leningen

21 398

22 546

22 545

22 545

22 545

 

Overige programma ontvangsten

438

25 000

    

Extrapolatie

     

6 437

       

Stand ontwerpbegroting 2011

415 635

392 960

262 404

183 513

183 513

6 437

Toelichting

Uitgaven

Overige programmauitgaven

De mutatie betreft een bijdrage aan projecten van het platform Centiq door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en een bijdragen uit de sector.

Ontvangsten

Premieontvangsten garantieregeling bancaire leningen

Deze mutatie betreft de bijstelling van de raming van de premieontvangsten op basis van nieuwe geëffectueerde garanties uit hoofde van de garantieregeling interbancaire leningen.

Overige programmaontvangsten

Opbrengst Bank Nederlanse Antillen

Door de tranistie naar nieuwe staatkundige verhoudingen op 10-10-2010 zal de Bank Nederlandse Antillen (BNA) worden opgeheven. De boedel van de BNA wordt verdeeld tussen de BES (Nederland) en St. Maarten en Curaçao. Het Nederland toekomende deel bedraagt € 25 mln.

Beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

3 011 642

2 533 657

2 071 157

1 758 249

1 535 249

 

Mutaties 1ste suppletore

2 736 958

258 844

– 38 763

– 31 606

– 27 602

 

Nieuwe mutaties

      

IABF

696 904

546 956

302 563

170 406

123 402

 

Overige mutaties

– 50

     

Extrapolatie

     

1 460 049

       

Stand ontwerpbegroting 2011

6 445 454

3 339 457

2 334 957

1 897 049

1 631 049

1 460 049

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

4 875 561

3 737 954

3 290 355

2 955 755

2 711 255

 

Mutaties 1ste suppletore

300 552

273 858

133 822

37 998

– 20 375

 

Nieuwe mutaties

      

Dividend staatsdeelnemingen

182 000

     

Winstafdracht DNB

430 000

44 000

 

25 000

– 82 000

 

Aflossing kapitaalversterking Aegon

500 000

     

Coupon- en boetebetaling kapitaalversterking Aegon

62 834

     

IABF

695 904

179 602

– 12 362

– 100 538

– 110 165

 

Extrapolatie

     

2 252 601

       

Stand ontwerpbegroting 2011

7 046 851

4 235 414

3 411 815

2 918 215

2 498 715

2 252 601

Toelichting

IABF

Door macro-economische ontwikkelingen is de raming van de IABF bijgesteld (o.a. de euro-dollarkoers).

Ontvangsten

Winstafdracht DNB

Door rente-effecten op de geld- en kapitaalmarkt is de raming bijgesteld.

Dividend staatsdeelnemingen

De dividendraming is naar boven bijgesteld. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door meevallende dividenden van de Gasunie en BNG.

Aflossing en couponbetaling Aegon

Aegon zal dit najaar een gedeelte (€ 500 mln) van de in 2008 verstrekte securities vervroegd terug kopen. Deze mutatie betreft de nominale waarde van de securities (aflossing). De couponbetalingen (€ 62,8 mln) betreffen zowel de verschuldigde rente (€ 11,2 mln) alsook een premie voor vervroegde terugbetaling (€ 51,6 mln), de zogenaamde repurchase fee. Een deel van de couponbetalingen (15 %) zal indirect via de belastingdienst ontvangen worden.

Beleidsartikel 4 Internationale Financiële Betrekkingen

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

102 187

300 959

216 464

232 886

199 773

 

Mutatie 1e suppletore begroting

1 756 334

1 748 815

955 577

220 787

– 2 693

 

Nieuwe mutaties

      

Deelname EFSF

1 715

     

Extrapolatie

     

245 448

       

Stand ontwerpbegroting 2011

1 860 236

2 049 774

1 172 041

453 673

197 080

245 448

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

10 754

9 621

9 036

8 480

4 418

 

Mutatie 1e suppletore begroting

42 017

119 316

157 358

692 798

1 677 415

 

Nieuwe mutaties

      

Extrapolatie

     

1 674 834

       

Stand ontwerpbegroting 2011

52 771

128 937

166 394

701 278

1 681 833

1 674 834

Toelichting

Uitgaven

Deelname EFSF

Ten gevolge van de schuldencrisis heeft de Europese Raad besloten tot instelling van een stabiliteitsmechanisme; European Financial Stability Facility (EFSF) vormt hier onderdeel van. Op 7 juni is EFSF officieel opgericht. EFSF heeft een ingelegd vermogen en geautoriseerd kapitaal van respectievelijk € 31 000 en € 30 miljoen. Zoals reeds richting de Eerste en Tweede Kamer gecommuniceerd (TK 2009–2010, 21 501-07, nr. 739), beloopt het Nederlands aandeel in het ingelegd vermogen en het geautoriseerd kapitaal 5,71%. Dit staat gelijk aan een deelname van € 1,7 miljoen.

Beleidsartikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

134 875

134 880

134 880

134 880

134 880

 

Mutatie 1e suppletore begroting

40 017

   

20 000

 

Nieuwe mutaties

      

Kostenvergoeding Atradius

 

– 300

– 300

– 300

– 300

 

Extrapolatie

     

154 580

       

Stand ontwerpbegroting 2011

174 892

134 580

134 580

134 580

154 580

154 580

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

111 050

104 050

104 050

93 550

69 250

 

Mutatie 1e suppletore begroting

40 000

     

Nieuwe mutaties

      

Extrapolatie

     

69 250

       

Stand ontwerpbegroting 2011

151 050

104 050

104 050

93 550

69 250

69 250

Toelichting

Kostenvergoeding Atradius

In 2009 is de vergoedingsregeling voor Atradius Dutch State Business opnieuw vastgesteld voor de jaren 2010–2014. Deze is lager dan de vergoeding over de jaren 2005–2009.

Beleidsartikel 7 Beheer materiële activa

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

92 844

91 534

89 819

89 601

89 601

 

Mutatie 1e suppletore begroting

9 900

2 900

1 500

1 500

1 500

 

Nieuwe mutaties

      

Taakstelling bedrijfsvoering Rijk

– 16

– 166

– 230

– 360

– 577

 

Overig

150

     

Extrapolatie

     

90 524

       

Stand ontwerpbegroting 2011

102 878

94 268

91 089

90 741

90 524

90 524

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

168 638

214 138

156 638

154 238

153 336

 

Mutatie 1e suppletore begroting

151 083

5 000

    

Nieuwe mutaties

      

anticiperende aankopen

408

     

Extrapolatie

     

152 836

       

Stand ontwerpbegroting 2011

320 129

219 138

156 638

154 238

153 336

152 836

Toelichting

Uitgaven

Taakstelling bedrijfsvoering Rijk

De taakstelling bedrijfsvoering Rijk, die voorvloeit uit de begroting 2010, is verdeeld binnen de begroting IXB.

Ontvangsten

Anticiperende aankopen

Er is een additionele ontvangst wegens afbetaling van lening en renteontvangsten.

Beleidsartikel 8 Begrotingsbeleid en regeldruk

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

32 787

28 210

24 131

23 835

23 805

 

Mutatie 1e suppletore begroting

808

– 67

– 68

– 1 478

– 1 478

 

Nieuwe mutaties

      

Apparaat

220

50

50

250

250

 

Extrapolatie

     

22  589

       

Stand ontwerpbegroting 2011

33 815

28 193

24 113

22 607

22 577

22 589

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

5 829

5 894

5 969

6 055

6 055

 

Mutatie 1e suppletore begroting

      

Nieuwe mutaties

      

Apparaat

37

37

37

37

37

 

Extrapolatie

     

6 092

       

Stand ontwerpbegroting 2011

5 866

5 931

6 006

6 092

6 092

6 092

Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

128 112

120 224

117 882

118 803

126 478

 

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

14 029

14 333

5 627

7 046

7 046

 

Nieuwe mutaties

      

Prijsbijstelling

      

Taakstelling bedrijfsvoering Rijk

– 86

– 839

– 1 153

– 1 795

– 2 840

 

Overig apparaat

6 567

13 530

– 801

– 746

– 5 559

 

Extrapolatie

     

125 125

       

Stand ontwerpbegroting 2011

148 622

147 248

121 555

123 308

125 125

125 125

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

11 462

11 462

11 462

11 462

11 462

 

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

4 307

4 237

4 537

4 537

4 537

 

Nieuwe mutaties

      

Extrapolatie

     

15 999

       

Stand ontwerpbegroting 2011

15 769

15 699

15 999

15 999

15 999

15 999

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en Onvoorzien

Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

1 714

– 12 751

– 18 087

– 28 474

– 47 302

 

Mutaties 1ste suppletore begroting

 

3 443

3 167

3 093

3 059

 

Nieuwe mutaties

      

Verdeling taakstelling bedrijfsvoering rijk

1 439

14 908

20 250

31 373

50 201

 

Prijsbijstelling

 

6 886

6 335

6 186

6 118

 

Verdeling prijsbijstelling

 

– 8 649

– 7 806

– 7 641

– 7 545

 

Taakstelling Rijksdienst

  

– 45 786

– 45 786

– 45 786

 

Overig

– 263

293

293

87

87

 
       

Extrapolatie

     

– 41 180

Stand ontwerpbegroting 2011

2 890

4 130

– 41 634

– 41 162

– 41 168

– 41 180

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

0

0

0

0

0

0

Stelpost

  

1 029 000

1 150 000

1 189 000

1 399 000

Stand ontwerpbegroting 2011

0

0

1 029 000

1 150 000

1 189 000

1 399 000

Toelichting

Uitgaven

De prijsbijstelling is uitgekeerd en de taakstelling betreffende de Rijksdienst is nog niet verdeel over IXB.

Ontvangsten

Deze post betreft een begrotingstechnische correctiereeks met een stelpostkarakter. Deze stelpost vloeit voort uit de veronderstelling dat (op intertemporele basis) per saldo sprake is van evenwicht tussen de kosten en de opbrengsten van crisismaatregelen.

6. BIJLAGEN

6.1 Bijlage inzake moties en toezeggingen

Overzicht van de door de Staten-Generaal aanvaarde moties en door bewindslieden gedane toezeggingen

FISCAAL

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2008–2009

Cramer c.s. verzoekt de regering voor de behandeling van het Belastingplan 2010 de Kamer een actualisatie van de kostenreductie en de investeringen van Schiphol te doen toekomen, voorzien van het oordeel van de regering in het licht van de gemaakte afspraken met Schiphol.

Kamerstukken II, 2008/09, 31 301, nr. 39

Aangenomen 3 juni 2009

Afgerond bij brief van de minister van Verkeer en Waterstaat van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 29 665, nr. 145.

2.

2008–2009

Leerdam verzoekt te rapporteren wat de geleverde fiscale ondersteuning aan de Nederlandse Antillen heeft opgeleverd en om samen met de regering van de Nederlandse Antillen te zoeken naar aanvullende maatregelen om de inning van belastingen te verbeteren.

Kamerstukken II, 2008/09, 31 568, nr. 42

Aangenomen 9 juni 2009

Afgerond voor het ministerie van Financiën. Het voortouw ligt bij het ministerie van BZK die de Kamer zal informeren zodra de informatie hierover beschikbaar is.

3.

2008–2009

Omtzigt c.s. verzoekt voor 1 september 2009 met voorstellen te komen waardoor het ouderschapsverlof en de ouderschapsverlofkorting voor iedere ouder toegankelijk en volledig opneembaar worden.

Kamerstukken II, 2008/09 31 704, nr. 89

Aangenomen 2 juli 2009

Afgerond in de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 10, blz. 80.

4.

2008–2009

Omtzigt en Weekers verzoeken voor de Miljoenennota 2010 met een voorstel voor een tegemoetkomende regeling te komen ter compensatie van het accijnsverschil tussen kerosine en lichte brandstoffen ten behoeve van historische vliegtuigen.

Kamerstukken II, 2008/09 31 704, nr. 90

Aangenomen 2 juli 2009

Afgerond. De motie zal worden uitgevoerd door het ministerie van OCW en is hiermee voor Financiën afgerond.

5.

2008–2009

Teeven spreekt zijn oordeel uit dat moet worden gestreefd naar een eensluidende landelijke afspraak over informatie-uitwisseling en samenwerking tussen enerzijds de Belastingdienst en anderzijds politie, justitie en bestuur.

Kamerstukken II, 2008/09, 29 911, nr. 29

Aangenomen 2 juli 2009

Afgerond door het uniforme informatieuitwisselingsmodel bij het bestuurlijk akkoord over de RIEC’s en de samenwerking tussen de Belastingdienst, bestuur, politie en justitie.

6.

2008–2009

Omtzigt verzoekt de regering voor 1 maart 2010 alle Europese en internationale bedreigingen voor het Nederlandse pensioenstelsel in kaart te brengen en aan te geven hoe het Nederlandse pensioenstelsel hiertegen kan worden beschermd.

Kamerstukken II, 2008/09, 31 990, nr. 11

Aangehouden 2 juli 2009

Afgerond bij brief van de minister van SZW, mede namens de minister van Financiën, van 2 april 2010. Kamerstukken II, 2009/20, 31 990, nr. 14.

7.

2009–2010

Thieme c.s. verzoekt de regering de mogelijkheden voor een vergaande vergroening van het belastingstelsel mee te nemen in de brede heroverwegingen.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 15

Aangenomen 17 september 2009

Afgerond in het rapport van de Studiecommissie belastingstelsel «Continuïteit en vernieuwing». Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 52.

8.

2009–2010

Koşer Kaya c.s. verzoeken de regering de positie van alleenstaanden en andere moderne samenlevingsvormen expliciet mee te nemen in het onderzoek van de belastingcommissie onder voorzitterschap van prof. Van Weeghel en te onderzoeken in hoeverre de successiewet aansluit bij deze moderne samenlevingsvormen.

Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 74

Aangenomen 3 november 2009

Afgerond in het rapport van de Studiecommissie belastingstelsel «Continuïteit en vernieuwing». Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 52.

9.

2009–2010

Tang c.s. verzoekt de regering indien blijkt bij de evaluatie dat aanvullende maatregelen nodig zijn, een voor de burger macro lastenneutrale maar substantiële schuif met de energiebelasting op aardgas als serieuze optie nog in 2010 te overwegen.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 31

Aangenomen 19 november 2009

Afgerond. Aan de motie is uitvoering gegeven in het kader van Schoon en Zuinig door mogelijke beleidsopties op het gebied van de energiebelasting te laten doorrekenen door ECN en PBL. Het kabinet laat met het oog op de demissionaire status de besluitvorming over mogelijke beleidsopties over aan het volgende kabinet.

10.

2009–2010

Bashir verzoekt de regering om geen vervolgstappen te ondernemen richting een vrijwillige werknemersverzekering voor jongeren.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 34

Aangenomen 19 november 2009

Afgerond. Door dit kabinet zullen, conform het verzoek van de motie, geen vervolgstappen worden ondernomen.

11.

2009–2010

Koşer Kaya c.s. verzoekt de regering te onderzoeken wat er moet gebeuren om het belastingstelsel leefvormneutraal te maken en wat hier de consequenties van zijn.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 40

Afgerond in het rapport van de Studiecommissie belastingstelsel «Continuïteit en vernieuwing». Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 52

12.

2009–2010

Omtzigt en Tang verzoeken de regering de standaardboete bij aangifteverzuim in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst niet hoger vast te stellen dan € 227,-

Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 43

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 19 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 53.

13.

2009–2010

Tang c.s. verzoekt de regering als de regeling (mbt energie-investeringsaftrek) succesvol is, deze na 1 december 2010 voort te zetten, zodat verhuurders gestimuleerd blijven worden hun woningbestand energiezuiniger te maken en verzoekt de kosten te dekken uit het restant van de opbrengst, volgend uit de belasting-verhoging voor het storten van gevaarlijk afval, nadat rekening is gehouden met de (elektrische) fiets en scooter in de werkkostenregeling, Alternext en aardgasauto’s.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 44

De Kamer heeft in de recente motie Weekers/Blanksma- van den Heuvel (32 395, nr. 12) een onderuitputting bij de EIA-regeling ingezet ter dekking van andere stimuleringsmaatregelen die de bouw beogen te stimuleren. De motie Tang c.s. is hierdoor achterhaald.

14.

2009–2010

Vendrik verzoekt de regering het Nederlandse fiscaal stelsel voor multinationale ondernemingen door te lichten op belastingontduiking en -ontwijking ten koste van ontwikkelingslanden en daarover de Kamer in het voorjaar van 2010 in te lichten.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 V, nr. 16

Afgerond voor het ministerie van Financiën. Het voortouw voor de uitvoering van deze motie ligt bij de minister van Ontwikkelingssamenwerking.

15.

2009–2010

Van Bommel verzoekt de regering reeds nu aan de Europese Commissie kenbaar te maken dat Nederland niet zal instemmen met een belasting op sms-berichten.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 125, nr. 11

Afgerond bij brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 13 april 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 125, nr. 15.

16.

2009–2010

Motie Weekers en Blanksma-van den Heuvel verzoekt de regering op de kortst mogelijke termijn de Kamer te informeren hoe en op welke wijze een tijdelijk maatregelenpakket gerealiseerd kan worden voor de woningmarkt en de economie.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 395, nr. 3

Afgerond bij brief van de minister van Financiën, mede namens de minister voor WWI van 30 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10 nog niet beschikbaar.

17.

2009–2010

Motie Weekers c.s. verzoekt de regering het spaarloon op de kortst mogelijke termijn vrij te geven.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 395, nr. 4

Afgerond bij besluit van de minister van Financiën van 9 juli 2010. Stcrt. nr. 11047.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2009–2010

Cramer verzoekt de regering om familiesamenwoners een goedkoop registratie-alternatief te bieden waaruit blijkt dat er sprake is van een wederzijdse zorgplicht en gemeenschappelijke huishouding, waardoor tariefgroep 1 op hen van toepassing is.

Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 70 (gewijzigd in nr. 85)

In voorbereiding.

2.

2009–2010

Tang en Omtzigt verzoeken de regering op korte termijn in contact te treden met de Vereniging Nederlandse Gemeenten en een voorstel uit te werken voor een laagdrempelige, goedkope manier om een partnerschap aan te gaan en daar voldoende publiciteit aan te geven.

Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 72

In voorbereiding.

3.

2009–2010

Omtzigt c.s. verzoekt de regering voor 1 mei 2010 met voorstellen te komen om knelpunten weg te nemen, zodat er geen sprake meer is van een trouwtax of scheidingsbonus.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 41

In voorbereiding.

4.

2009–2010

Omtzigt verzoekt de regering in overleg te treden met relevante koepelorganisaties van SBBI’s en in samenspraak met voorstellen te komen zodat de overheid SBBI’s zo veel mogelijk dient te ondersteunen, zo min mogelijk dient te belasten en niet met onnodige regelgeving moet lastigvallen en die voor 1 april 2010 te presenteren aan de TK.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 42

In voorbereiding.

5.

2009–2010

Tang c.s. verzoekt de regering het gebruik van de fiets onder de oude en nieuwe regeling expliciet onderdeel uit te laten maken van de evaluatie van de werkkostenregeling, die na 2 jaar plaatsvindt.

Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 45

Planning evaluatie in 2013.

6.

2009–2010

Aptroot verzoekt de regering bedrijven en medewerkers de mogelijkheid te bieden te kiezen voor een onbelaste bijdrage voor de aanschaf van een fiets, waarbij dan voor een aantal opvolgende jaren, bijvoorbeeld vijf jaar, geen onbelaste vergoeding voor woon-werkverkeer mogelijk is.

Kamerstukken II, 2009/10, 31 796, nr. 14

In voorbereiding.

Door bewindslieden gedane toezeggingen
Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2005–2006

Toegezegd om na te gaan of de regels in het kader van stroomlijning van de faciliteiten voor bedrijfsopvolging in de overdrachtsbelasting niet te archaïsch zijn.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 14 november 2005. Kamerstukken II, 2005/06

30 306 en 30 307, nr. 67

Afgerond bij brief van de ministers van Economische Zaken en van Financiën van 22 juli 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 17.

2.

2006–2007

Toegezegd om na te gaan of het mogelijk is, de komende jaren en bij de evaluatie in 2010 van de octrooibox, confidential know how onder de octrooibox te laten vallen.

Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in het wetgevingsoverleg op 18 september 2006.

Kamerstukken II, 2006/07,

30 572, nr. 13, blz. 38

Afgerond. De toezegging is achterhaald omdat de octrooibox vervangen is door de innovatiebox. Hierdoor zijn er ruimere mogelijkheden voor confidential know how.

3.

2006–2007

Toegezegd om te bekijken hoe in Frankrijk het begrip octrooieerbaar wordt gedefinieerd en in de praktijk wordt toegepast, met als doel te bezien of dit ook voor Nederland zou kunnen werken.

Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in het wetgevingsoverleg op 18 september 2006. Kamerstukken II, 2006/07,

30 572, nr. 13, blz. 39

Afgerond. De toezegging is achterhaald omdat de octrooibox vervangen is door de innovatiebox. Hierdoor zijn er ruimere mogelijkheden voor octrooieerbare investeringen.

4.

2006–2007

Toegezegd om een voortgangsrapportage naar de Kamer te sturen over de toepassing van de regeling met betrekking tot notoire wanbetalers.

Minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving op 31 januari 2007.

Handelingen II, 2006/07,

30 322, TK 37, blz. 2 327 + TK 42, blz. 2 465

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

5.

2006–2007

Toegezegd om een evaluatie te houden van de verschillende regimes teneinde na te gaan of de toegestane beleggingsactiviteiten voldoende op de praktijk aansluiten. Tevens wordt hierin de stand van zaken in de ons omringende landen betrokken.

Minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting op 13 februari 2007. Handelingen II, 2006/07,

30 533, TK 42, blz. 2 471

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 30 533, nr. 11.

6.

2006–2007

Toegezegd om twee jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel een geactualiseerde vergelijking samen te stellen van de regimes in de voornaamste andere landen waar fondsen gevestigd zijn.

Minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting op 13 februari 2007. Handelingen II, 2006/07

30 533, TK 42, blz. 2 471

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 30 533, nr. 11.

7.

2006–2007

Toegezegd om als er een nieuw rapport van the European Public Real Estate Association verschijnt, ook een nieuw schema van regimes voor beleggingsinstellingen in andere EU-landen op te stellen zoals is opgenomen in de nota naar aanleiding van het verslag.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel (30 689) Wijziging van de vennootschapsbelasting 1969 teneinde beleggings-instellingen de mogelijkheid te bieden om vastgoed te ontwikkelen ten behoeve van de eigen portefeuille op 10 april 2007.

Handelingen II, 2006/07, TK 59, blz. 3 325

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 30 533, nr. 11.

8.

2007–2008

Toegezegd om te beginnen met het incasseren van relatief kleine bedragen en dat vervolgens vanaf 2008 te gaan monitoren zodat met de Kamer kan worden afgestemd wat de gevolgen hiervan zijn.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving (30 322) op 25 september 2007.

Handelingen I, 2007/08, EK nr.1, blz. 37

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 30 augustus 2010. Kamerstukken I, 2009/10, 32 123 IXB, F

9.

2007–2008

Toegezegd om de (milieu)effecten van de belasting in 2009 te evalueren.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 12 november 2007. Kamerstukken II, 2007/08, 31 205 en 31 206, nr. 58, blz. 51

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

10.

2007–2008

Toegezegd om de doelmatigheidsbepaling (de bepaling die de inspecteur onder voorwaarden en nadat de materiële belastingschuld is vastgesteld, de wettelijke mogelijkheid geeft om af te wijken van de formele regels) te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2008 en OFM op 18 december 2007. Handelingen I, 2007/08, EK nr. 15, blz. 637

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 10 mei 2010. Kamerstukken I, 2009/10, 31 205, 31 206, T.

11.

2007–2008

Toegezegd een analyse te maken van de verschillen in rechtsbescherming tussen de diverse soorten toezichthouders. De TK zal hierover worden geïnformeerd nadat in november 2008 een brief door de minister van Justitie over de absolute competentie van de rechterlijke macht naar de TK is gestuurd.

Staatssecretaris tijdens het debat over de Algemene douanewet (30 580)op 16 januari 2008. Handelingen II, 2007/08, TK nr. 41, blz. 3 203

De toezegging is herhaald tijdens het AO reorganisatie van de Douane op 24 juni 2009

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 1 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 934, nr. 4.

12.

2007–2008

Toegezegd een onderzoek te doen naar de effectieve belastingdruk van multinationale bedrijven en locale bedrijven (met aandacht voor renteaftrek en een bredere beschouwing over oneigenlijk gebruik en vestigingsklimaat).

Staatssecretaris tijdens het spoeddebat van 26 februari 2008 over «Nederland is een belastingparadijs voor multinationals».

Handelingen II, 2007/08, TK nr. 57, blz. 4 056

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 26 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 369, nr. 8.

13.

2007–2008

Toegezegd de Kamer te informeren zodra er meer duidelijkheid is ontstaan over het voorstel voor BTW-vrijstelling voor financiële diensten.

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin van 28 februari 2008. Kamerstukken II, 2007/08, 21 501–07, nr. 601, blz. 6

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

14.

2007–2008

Toegezegd in het najaar van 2008 een brief naar de Kamer te sturen met de tussenstand van de evaluatie van de bijleenregeling bij de inkomstenbelasting over 2006, een aantal voorstellen met voor- en nadelen en kwalitatief onderzoek naar de neveneffecten van de regeling op basis van literatuur en beschikbare gegevens van de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO van 17 april 2008 over de bijleenregeling. Kamerstukken II, 2007/08, 29 507 en 28 122, nr. 57, blz. 7

Afgerond in de nota naar aanleiding van het verslag bij de Fiscale vereenvoudigingswet 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 130, nr. 7.

15.

2007–2008

Toegezegd een brief te sturen, voorafgaand aan het inwerkingtredings-KB, over 1. de basisregistratie inkomen en 2. het afschaffen van de verplichting tot het verstrekken van een jaaropgave.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Basisregistratie inkomen en WOZ, Kamerstuknummer 31 085, op 23 april 2008. Handelingen II, 2007/08, TK nr. 80, blz.5655

Afgerond. Over het voornemen voor invoering van de basisregistratie inkomen per 1 januari 2009 is de Kamer bij brief van 18 september 2008 geïnformeerd. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 61

Het afschaffen van de verplichting tot het verstrekken van een jaaropgave is pas aan de orde 2 á 3 jaar na het voorinvullen van jaarloongegevens. De Kamer zal hierover separaat tzt worden geïnformeerd.

16.

2007–2008

Toegezegd om binnen een jaar te bezien, afhankelijk van budgettaire effecten, of invoering van een vrijstelling voor extern vermogensbeheer mogelijk is als de discussie over de herziening van de Richtlijn op dit punt afstevent op politieke overeenstemming, terwijl het vanwege andere elementen nog jaren duurt voordat de Richtlijn feitelijk wordt herzien en andere lidstaten niet door de Cie worden aangepakt.

Staatssecretaris tijdens de AO Ecofin van 29 mei 2008. Kamerstukken II, 2007/08, 21 501–07, nr. 613, blz. 9

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

17.

2007–2008

Toegezegd de Kamer te informeren over de mogelijkheden om bij grootverbruikers een hogere marginale energiebelastingdruk te bereiken bij gelijkblijvende opbrengst.

Staatssecretaris tijdens het AO van 3 juli 2008 over onder andere kringloopwinkels, loonheffing DGA, verpakkingenbelasting, fiscale vergroening. Kamerstukken II, 2007/08, 31 492, nr. 3, blz. 6

Afgerond. Aan de motie is uitvoering gegeven in het kader van Schoon en Zuinig door mogelijke beleidsopties op het gebied van de energiebelasting te laten doorrekenen door ECN en PBL. Het kabinet laat met het oog op de demissionaire status de besluitvorming over mogelijke beleidsopties over aan het volgende kabinet.

18.

2008–2009

Toegezegd om als er binnen een paar maanden (ondanks druk van de Nederlandse regering) geen duidelijkheid komt over een richtlijn financiële- en verzekeringsdiensten, Nederland een eigen plan zal trekken.

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin van 4 september 2008. Kamerstukken II, 2008/09, 21 501–07, nr. 621, blz. 19

Afgerond. Gezien het lopende overleg in Brussel is nationale besluitvorming thans niet opportuun.

19.

2008–2009

Toegezegd om navraag te doen of er in Nederland een «belastinglek» bestaat als gevolg van de internetverkoop van tabaksproducten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel implementatie aanpassing reizigersvrijstelling op 30 oktober 2008. Handelingen II, 2008/09, TK nr. 18, blz. 1 279

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 55.

20.

2008–2009

Toegezegd om de aanschaf van een 2e auto te monitoren naast bijtelling. In het Belastingplan van 2010 zal hierover aan de Kamer worden gerapporteerd.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2009 en OFM 2009 op het wetgevingsoverleg van 7 november 2008. Kamerstukken II, 2008/09, 31 704, nr. 76

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 55.

21.

2008–2009

Toegezegd een brief over Mirrlees review.

Staatssecretaris tijdens het verzamel AO over diverse fiscale onderwerpen van 26 november 2008. Kamerstukken II, 2008/09, 30 375, nr. 7, blz. 25

Afgerond. Is meegenomen in het onderzoek van de Studiecommissie Belastingstelsel. De Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 15 september 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 140, nr. 1

22.

2008–2009

Toegezegd de Kamer te informeren over de uitkomsten van de pilot inzake de automatische incasso van belastingschulden van de bank- of girorekening.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Belastingdienst op 11 december 2008. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 68, blz. 14

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

23.

2008–2009

Toegezegd dat het effect van de doorwerkbonus, in het bijzonder op arbeidsparticipatie van ouderen, zal worden gemonitord en dat aan de Kamer daarover zal worden gerapporteerd.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2009 in de Eerste Kamer op 16 december 2008. Handelingen I, 2008/09, EK nr. 15, blz. 763

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 30 augustus 2010. Kamerstukken I, 2009/10, 32 123 IXB, F

24.

2008–2009

Toegezegd om informeel overleg te hebben met de Eerste Kamer teneinde het wetgevingsproces voor de Kamer met betrekking tot het Belastingplan te vergemakkelijken.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2009 in de Eerste Kamer op 16 december 2008. Handelingen I, 2008/09, EK nr. 15, blz. 771

Afgerond tijdens een gesprek met de voorzitter van de Vaste Commissie voor Financiën, dhr. Essers en het lid Reuten, op 29 september 2009.

25.

2008–2009

Toegezegd binnen een aantal maanden de Kamer een tussenoverzicht te geven m.b.t. het verloop in de tijd van nieuwe belastingverdragen.

Staatssecretaris tijdens het vragenuur van 7 april 2009. Kamerstukken II, 2008/09, TK nr. 73, blz. 5 766

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 30 september 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 76.

26.

2008–2009

Toegezegd te bezien hoe S&O in het algemeen meer kan worden gestimuleerd mede in het licht van de positie van de zelfstandig ondernemer en hierop terug te komen bij het komende Belastingplan.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Fiscaal stimuleringspakket op 27 mei 2009. Kamerstukken II, 2008/09, TK, nr. 88, blz.6868

Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2011 dat op Prinsjesdag 2010 aan de Tweede Kamer is aangeboden.

27.

2008–2009

Toegezegd dat de staatssecretaris van Financiën een brief zal sturen waarin uitleg wordt gegeven over het nieuwe invorderingssysteem van de Belastingdienst.

De minister van Justitie, namens de staatssecretaris van Financiën tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel Aanpassingswet vierde tranche Awb op 23 juni 2009.

Handelingen I, EK nr. 36, blz. 1 643

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 9 november 2009. Kamerstukken I, 2009/10, 31 124, E.

28.

2008–2009

Toegezegd na te denken over de wijze van informatievoorziening over het verdere verloop van de reorganisatie van de Douane en de Kamer hierover per brief in te lichten.

Staatssecretaris tijdens het AO over de reorganisatie van de Douane van 24 juni 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 934, nr. 3, blz. 8

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 23 december 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

29.

2008–2009

Toegezegd om bij het informeren van de Kamer over het verdere verloop van de reorganisatie van de douane, ook in te gaan op de stand van zaken van het invoeren van horizontaal toezicht bij de Douane (pilot met VNO NCW) en de uitkomst van de enquête.

Staatssecretaris tijdens het AO over de reorganisatie van de Douane van 24 juni 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 934, nr. 3, blz. 13

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 23 december 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

30.

2008–2009

Toegezegd om in de halfjaarrapportage van november 2009 de volgende zaken op te nemen:

– toelichting op de redenen waarom voor de laatste groep van toeslagengerechtigden over 2006 resp. 2007 nog niet kan worden overgegaan tot definitieve toekenning

– informatie over de invordering bij toeslagen

– een toelichting op de Achmea-Verbaan-norm

– de concrete stand van zaken van de verbeteringen in de IV-keten

– informatie over de stand van zaken van de transformatie van de IV-keten

– informatie over het beleid mbt de verhouding van vaste krachten versus uitzendkrachten bij de BelastingTelefoon

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 74

Afgerond. Onderwerpen zijn opgenomen in de vijfde halfjaarsrapportage. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

31.

2008–2009

Toegezegd te bevorderen dat het kabinetsstandpunt n.a.v. het IBO-rapport vereenvoudiging toeslagen, zo spoedig mogelijk en indien mogelijk vóór het einde van het zomerreces aan de Kamer wordt aangeboden.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 74

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 16 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 580, nr. 3.

32.

2008–2009

Toegezegd dat burgers die niet hebben gereageerd op de eerdere twee brieven over de samenloop van buitengewone uitgaven en toeslagen en waarmee ook geen telefonisch contact is geweest, krijgen een derde brief.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 74

Afgerond. In de periode augustus-september 2009 is een derde brief verzonden. Hiervan is melding gedaan in de vijfde halfjaarsrapportage. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

33.

2008–2009

Toegezegd om schriftelijk te reageren op de casus «productieverstoring» van de heer Remkes.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 74

Afgerond. Er is geen informatie van de heer Remkes ontvangen.

34.

2008–2009

Toegezegd om met een schriftelijke reactie te komen op het voorstel van de Kamer om de namen van gemeenten te noemen die niet bereid zijn een handhavingovereenkomst met het rijk af te sluiten.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 74

Afgerond. In de vijfde halfjaarsrapportage is tussentijds verslag gedaan. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

35.

2008–2009

Toegezegd om in het verbeterplan communicatie de vraag te nemen naar de effectiviteit van de huidige TV-spotjes.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 74

Afgerond. De spotjes zijn tot nader order vervallen. Hiervan is melding gemaakt in de vijfde halfjaarsrapportage. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82

36.

2008–2009

Toegezegd om schriftelijk te reageren op de constatering van mogelijke tekortkomingen van Easytax in het geval meerdere personen aangifte doen op dezelfde computer.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 74

Afgerond. Is meegenomen in de vijfde halfjaarsrapportage. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

37.

2008–2009

Toegezegd de Kamer een overzicht te verstrekken van de cijfers over APA/ATR over de afgelopen jaren.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 74

Afgerond. Is meegenomen in de vijfde halfjaarsrapportage. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

38.

2008–2009

Toegezegd de Kamer schriftelijk te informeren over de stand van zaken van de praktijkproef «overlijden» bij de regio Oost-Brabant.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 74

Afgerond. Is meegenomen in de vijfde halfjaarsrapportage. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

39.

2008–2009

Toegezegd de Kamer schriftelijk te informeren over de consequenties van de uitspraak van het Hof Den Haag over de integratieheffing in het kader van de btw.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 066, nr. 74

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 13 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 20

40.

2008–2009

Toegezegd te overleggen met de brancheorganisaties over rode diesel.

Staatssecretaris tijdens het AO fiscale vergroening op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 492, nr. 19, blz. 32

Afgerond. Het onderzoek naar rode diesel heeft plaatsgevonden. De bevindingen zijn op 9 juli 2010 naar de TK gezonden. Kamerstukken II, 2009/10, 31 492, nr. 20.

41.

2008–2009

Toegezegd om het standpunt van de Kamer over de afbouw van BPM op motoren in overleg met de motorbranche en motorrijders mee te nemen.

Staatssecretaris tijdens het AO fiscale vergroening op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 492, nr. 19, blz. 33

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

42.

2008–2009

Toegezegd de Kamer jaarlijks op de hoogte te houden van de voortgang van de verdragsonderhandelingen in het bijzonder voor wat betreft bronstaatheffing voor afkoopsommen van pensioenen en lijfrenten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken op 2 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, TK nr. 103, blz. 8 205

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

43.

2008–2009

Toegezegd om, mede namens de minister van SZW, een brief te sturen hoe zal worden omgegaan met de motie Omtzigt (Kamerstuk 31 990, nr. 11).

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken op 2 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, TK nr. 103, blz. 8 205

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën mede namens de minister van SZW van 3 september 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 990, nr. 12.

44.

2008–2009

Toegezegd om in een brief toe te lichten hoe de terugwerkende kracht van het nu aanvaarde wetsvoorstel reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken, zich verhoudt tot de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken op 7 juli 2009. Handelingen I, 2008/09, EK nr. 40, blz. 1 895

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 7 december 2009. Kamerstukken I, 2009/10, 25 212, A.

45.

2009–2010

Toegezegd om vragen van de heer Omtzigt over het Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten schriftelijk te beantwoorden.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten op 23 september 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 706, nr. 34, blz. 6

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 13 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 301, nr. 43.

46.

2009–2010

Toegezegd om een brief te sturen met een uiteenzetting van de ingeboekte besparingen op de (voormalige) BU-maatregel en de Wtcg-maatregel.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten op 23 september 2009. Kamerstukken II, 2009/2010, 31 706, nr. 34, blz. 7

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 13 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 301, nr. 43

47.

2009–2010

Toegezegd om na afloop van het testen van de systemen van vastlegging, de Kamer te informeren hoe de testen zijn verlopen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel implementatie richtlijnen Btw-pakket op 23 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 5, blz. 324

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 16 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 907, nr. 10.

48.

2009–2010

Toegezegd om als blijkt dat er signalen uit Europa komen dat de implementatie van de systemen niet goed verloopt en dat 1 januari 2010 als ingangsdatum mogelijk in gevaar komt, namens de Nederlandse regering een stevig signaal richting Europese Commissie te zenden.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel implementatie richtlijnen Btw-pakket op 23 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 5, blz. 325

Afgerond. Het BTW-pakket is per 1 januari 2010 geïmplementeerd bij de Wet implementatie richtlijnen BTW-pakket van 3 december 2009. Stb. 546.

49.

2009–2010

Toegezegd om in de rapportage naar aanleiding van het testen van systemen van vastlegging binnen de verschillende Europese lidtstaten, meer inzicht te geven over het zogenaamde vastleggingsmoment in relatie tot het tijdstip van verschuldigdheid.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel implementatie richtlijnen Btw-pakket op 23 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 5, blz. 326

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van16 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 907, nr. 10.

50.

2009–2010

Toegezegd om in Europees verband te bevorderen dat een uniforme machtigingsregeling wordt toegepast.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel implementatie richtlijnen Btw-pakket op 23 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 5, blz. 327

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

51.

2009–2010

Toegezegd om als de teksten van de richtsnoeren van het btw-comité vaststaan, het bedrijfsleven te communiceren en de Kamer hierover in te lichten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel implementatie richtlijnen Btw-pakket op 23 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 5, blz. 328

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 24 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 907, nr. 12.

52.

2009–2010

Toegezegd om als blijkt dat een Lidstaat structureel zijn verplichtingen niet nakomt, dit zowel bij de Commissie als in de Ecofin aan de orde te stellen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel implementatie richtlijnen Btw-pakket op 23 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 5, blz. 329

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

53.

2009–2010

Toegezegd om de Kamer te informeren over de uitkomst van de besprekingen met de Lidstaten in EU-verband (SCIT).

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel implementatie richtlijnen Btw-pakket op 23 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 5, blz. 330

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van16 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 907, nr. 10.

54.

2009–2010

Toegezegd om aandacht te besteden aan de vraag waarom er geen budgettaire gevolgen zijn opgenomen van de verlegging van BTW, en de Kamer hierover per brief te informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel implementatie richtlijnen Btw-pakket op 23 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 5, blz. 332

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 16 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 907, nr. 10.

55.

2009–2010

Toegezegd om als het mogelijk op redelijke wijze informatie te verzamelen over rentetarieven in andere EU-lidstaten en het al of niet invloed hebben op het op tijd uitbetalen door lidstaten, deze informatie mee te nemen in de eerder toegezegde brief over andere onderwerpen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel implementatie richtlijnen Btw-pakket op 23 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 5, blz. 332

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 16 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 907, nr. 10.

56.

2009–2010

Toegezegd om te rapporteren over de stand van de voorbereidingen en de activiteiten in de komende periode rond de eenduidige loonaangifte (ELOA).

Staatssecretaris tijdens het AO van 24 september 2009 over de Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI). Kamerstukken II, 2009/10, 26 448, nr. 414, blz. 9

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën en de minister van SZW van 18 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 26 448, nr. 415.

57.

2009–2010

Toegezegd een brief te sturen met een reactie op de vragen in het Actaladvies «eenduidige loonaangifte».

Staatssecretaris tijdens het AO van 24 september 2009 over de Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI). Kamerstukken II, 2009/10, 26 448, nr. 414, blz. 21

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën en de minister van SZW van 15 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 129, nr. 6.

58.

2009–2010

Toegezegd het ontwerp van het koninklijk besluit tot inwerkingtreding van artikel IV van Overige fiscale maatregelen 2009, aan de Kamer voor te leggen vóór inwerkingtreding.

Staatssecretaris tijdens het AO van 24 september 2009 over de Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI). Kamerstukken II, 2009/10, 26 448, nr. 414, blz. 21

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 16 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 907, nr. 11.

59.

2009–2010

Toegezegd om het «knippen» van kleine banen, met als doel geen premie te hoeven te betalen, te gaan monitoren in de praktijk en hier bij de behandeling van het Belastingplan 2010 op terug te komen.

Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 30 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 8, blz. 512

Afgerond. Het «knippen» van kleine banen is in de praktijk tot nu toe niet geconstateerd.

60.

2009–2010

Toegezegd in een brief te bevestigen naar de TK en de HO-werkgroep, dat de verantwoordelijkheidsverdeling van sociale partners en de overheid bij premieheffing. wordt meegenomen in de Heroverweging.

Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 30 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 8, blz. 513

Afgerond in het rapport van de Studiecommissie belastingstelsel «Continuïteit en vernieuwing». Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 52.

61.

2009–2010

Toegezegd om mede namens de minister van SZW een brief te sturen over de gedifferentieerde WGA-premie.

Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 30 september 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 8, blz. 531

Afgerond. Is meegenomen in het antwoord van de minister van SZW van 30 september 2009 op Kamervragen van het lid Blok over de WGA-premie. Kamerstukken II,2009/10, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 193.

62.

2009–2010

Toegezegd om een aantal technische vragen en de uitwerking van enkele voorbeelden per brief te beantwoorden (onder andere over de brief NOB, fiscale constructies, artikel 10, schenking op papier, artikelen 15 en 20, financiële effecten van de wijzigingen van het wetsvoorstel).

Staatssecretaris tijdens de behandeling van de wijziging van de Successiewet 1956 op het wetgevingsoverleg van 12 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 40, blz. 27 en verder.

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 13 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 38.

63.

2009–2010

Toegezegd om aan de communicatie rond het notariële samenlevingscontract extra aandacht te besteden bij de invoering van de wet. Zowel via persberichten als via publicaties en de website van het ministerie en de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van de wijziging van de Successiewet 1956 op het wetgevingsoverleg van 12 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 40, blz. 34

Afgerond. De toezegging is achterhaald door overgangsrecht en het aangenomen amendement waardoor je na 5 jaar samenwonen geen contract nodig hebt.

64.

2009–2010

Toegezegd om per brief voorbeelden van contracten met betrekking tot wederzijdse zorgplicht te verstrekken.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van de wijziging van de Successiewet 1956 op het wetgevingsoverleg van 12 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 40, blz. 38

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 76.

65.

2009–2011

Toegezegd dat de nieuwe Successiewet zal meelopen in de discussie over de belastingherziening (Studiecommissie Belastingstelsel).

Staatssecretaris tijdens de behandeling van de wijziging van de Successiewet 1956 op het wetgevingsoverleg van 12 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 40, blz. 52

Afgerond in het rapport van de Studiecommissie belastingstelsel «Continuïteit en vernieuwing». Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 52.

66.

2009–2010

Toegezegd om schriftelijk te reageren op de ingediende amendementen.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van de wijziging van de Successiewet 1956 op het wetgevingsoverleg van 12 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 40, blz. 52

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 36.

67.

2009–2010

Toegezegd om de ministeriële regelingen met betrekking tot de nieuwe Successiewet vóóraf naar de Kamer te sturen zodat de Kamer inzicht krijgt in de uitwerking van de nieuwe Successiewet.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van de wijziging van de Successiewet 1956 op 29 oktober 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 18, blz. 1 413

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 19 februari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 88.

68.

2009–2010

Toegezegd om in een brief aan te geven wat gebleken is uit de voorlopige inzage in de kosten die de Belastingdienst maakt om te controleren wat het vermogen in box 3 is.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van de wijziging van de Successiewet 1956 op 29 oktober 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 18, blz. 1 416

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 2 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 81.

69.

2009–2010

Toegezegd om een bestaand beleidsbesluit uit te gaan breiden zodat ook «van tafel en bed gescheidenen» volgens het echtgenotentarief kunnen worden belast.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van de wijziging van de Successiewet 1956 op 29 oktober 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 18, blz. 1 417

Afgerond bij besluit van de minister van Financiën van 5 juli 2010, gepubliceerd in de Staatscourant van 13 juli 2010, nr. 10783.

70.

2009–2010

Toegezegd om schriftelijk te reageren op het amendement van de heer van Dijck of het mogelijk is artikel 25, lid 3 van de Invorderingswet van toepassing te verklaren op gevallen inzake verkrijging blote eigendom van een woning en uitstel van betaling.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van de wijziging van de Successiewet 1956 op 29 oktober 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 18, blz. 1 432

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 2 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 81.

71.

2009–2010

Toegezegd om schriftelijk te reageren op de vraag over het overgangsrecht voor artikel 9 in verband met vooroverlijden van de langstlevenden.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van de wijziging van de Successiewet 1956 op 29 oktober 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 18, blz. 1 433

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 2 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 81.

72.

2009–2010

Toegezegd om een breed vermogensbegrip en een tijdelijke vermogensbelasting bij topinkomens te betrekken bij de voorstudie van de Studiecommissie Belastingstelsel.

Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen in de EK op 3 november 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 7, blz. 206

Afgerond in het rapport van de Studiecommissie belastingstelsel «Continuïteit en vernieuwing». Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 52.

73.

2009–2010

Toegezegd om verslag te doen van de onlangs gehouden werkgroep Anti Tax Fraud Strategy (ATFS), waarbij Eurofisc werd behandeld.

Staatssecretaris tijdens de AO Ecofin van 4 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 21 501–07, nr. 685, blz. 18

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 24 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 21 501–07, nr. 683.

74.

2009–2010

Toegezegd een groot aantal vragen van technische aard schriftelijk te beantwoorden vóór de plenaire behandeling.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr.52

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 13 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 20.

75.

2009–2010

Toegezegd om met de commissie voor Financiën te overleggen hoe maatschappelijke organisaties betrokken kunnen worden in de aanloop naar de bespreking van het Belastingplan. De Commissie wordt van dit voornemen op de hoogte gesteld.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr.52, blz. 4

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 55.

76.

2009–2010

Toegezegd de verschillende vormen van ondernemerschap en het al dan niet belasten, voor de leggen aan de Studiecommissie Belastingstelsel.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr.52, blz. 8

Afgerond in het rapport van de Studiecommissie belastingstelsel «Continuïteit en vernieuwing». Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 52.

77.

2009–2010

Toegezegd om, binnen de mate van wat mogelijk is en gelet ook op de moeilijkheid om onderscheid te maken, de prijsontwikkeling van auto’s te monitoren en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr.52, blz. 13

Afgerond. In antwoord op Kamervragen van de leden Aptroot en Remkes is ingegaan op vragen over de prijsontwikkeling van auto’s. Kamerstukken II, 2009/10, nr. 2556.

78.

2009–2010

Toegezegd om een aantal voorstellen met betrekking tot natuur en landschap, door te geleiden naar de Commissie Heroverweging leefomgeving en natuur.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr.52, blz. 17

Afgerond. De voorstellen zijn onder de aandacht gebracht van de Commissie Heroverweging leefomgeving en natuur.

79.

2009–2010

Toegezegd om de advisering door Actal op de onderwerpen kleinebanenregeling en werkkostenregeling, naar de Kamer te sturen.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr.52, blz. 23

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 18 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 49.

80.

2009–2010

Toegezegd een brief te sturen over de laatste stand van zaken met betrekking tot het wetsvoorstel vennootschapsbelasting.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr.52, blz. 33

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 5 december 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 369, nr. 9.

81.

2009–2010

Toegezegd om over de 19 cent fietsvergoeding meer voorlichting te gaan geven zodat er meer gebruik van wordt gemaakt.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr.52, blz. 45

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 55.

82.

2009–2010

Toegezegd om na te gaan of de Belastingdienst meldingen van adviseurs heeft gekregen over ongebruikelijke financiële transacties.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr.52, blz. 51

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 55.

83.

2009–2010

Toegezegd om schriftelijk terug te komen op het tv-spotje over scheeps-CV’s en de vraag of het mogelijk is dit spotje voor te leggen aan de Reclame Code Commissie.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 405

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 55.

84.

2009–2010

Toegezegd schriftelijk terug te komen op het plafond aan energiebesparingen bij transsportmiddelen.Het transport staat energiebesparingen boven de maximum-norm in de weg.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 408

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 55.

85.

2009–2010

Toegezegd om de vraag van mw. Koser Kaya waarom geen generieke verlaging van belasting op arbeid in plaats van regeling voor ouderen, mee te geven aan de Studiecommissie Belastingstelsel.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 409

Afgerond in het rapport van de Studiecommissie belastingstelsel «Continuïteit en vernieuwing». Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 52.

86.

2009–2010

Toegezegd om de suggesties van de heer Tang met betrekking tot kleine banen (sectorale aanpak en korting premies WIA/WAO voor jongeren onder 27 jaar) uit te werken en medio 2010 tegelijk met de evaluatie van de kleine banen aan de Kamer te zenden.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 409

Afgerond voor het ministerie van Financiën. Het voortouw ligt bij de minister van SZW die de TK op de hoogte zal brengen als de uitkomsten van de evaluatie bekend zijn.

87.

2009–2010

Toegezegd om met betrekking tot de aangifteboete te bezien of matiging redelijk is en of bepaalde situaties niet te snel tot boete leiden. Bezien of differentiatie mogelijk is. Het boetebesluit zal niet eerder worden uitgevaardigd dan nadat dit aan de Kamer kenbaar is gemaakt.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 413

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 17 december 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 54

88.

2009–2010

Toegezegd te bezien of het mogelijk is om het niet-indexeren van de eigen-woning-forfait in een eerder in te dienen wetsvoorstel mee te nemen (eerder dan het volgende Belastingplan 2011).

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 417

Afgerond, is meegenomen in het wetsvoorstel wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de indexering van het eigenwoningforfait dat op 29 januari 2010 aan de TK is aangeboden. Kamerstukken II, 2009/10, 32 303, nr. 2.

89.

2009–2010

Toegezegd om vóór 5 december een brief te schrijven met betrekking tot de laatste stand van zaken rente-aftrek Vennootschapsbelasting.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 417

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 5 december 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 369, nr. 9.

90.

2009–2010

Toegezegd schriftelijk in te gaan op de vraag van de heer Tang of de Belastingdienst bekend is met de geschiedenis van hypotheken en de termijn van 30 jaar.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 418

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr. 55.

91.

2009–2010

Toegezegd om met betrekking tot het thema vergroening, de zogenaamde vergroeningsbrieven mee te geven aan de Studiecommissie Belastingstelsel.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 429

Afgerond in het rapport van de Studiecommissie belastingstelsel «Continuïteit en vernieuwing». Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 52.

92.

2009–2010

Toegezegd een brief te sturen met betrekking tot het beleid inzake het betalen van tipgelden.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 8, 9 en 18

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 2 februari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 85.

93.

2009–2010

Toegezegd overleg te voeren met een briefschrijver die schrijft over het rentepercentage voor een lening in de familiaire sfeer (brief waarnaar de heer Omtzigt verwijst in het AO).

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 12

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 2 maart 2010. Kamerstukken II, 2009/10, nr. 2010Z03619.

94.

2009–2010

Toegezegd te bezien in welke vorm (beleidsbesluit of brief) de mening van de staatssecretaris met betrekking tot rentepercentages voor leningen in familiaire zin gegoten kan worden, zodat de Belastingdienst daar ook op kan terugvallen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 12

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 2 maart 2010. Kamerstukken II, 2009/10, nr. 2010Z03619.

95.

2009–2010

Toegezegd om nogmaals in overleg te treden met de minister van BZK over de (on)mogelijkheden om in het buitenland Digid aan te vragen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 12

Afgerond. Het onderwerp is besproken met het ministerie van BZK die contact zal opnemen met het ministerie van Buza om de mogelijke rol van de ambassades te bespreken.

96.

2009–2010

Toegezegd in de eerstvolgende halfjaarsrapportage iets te vermelden over het ziekteverzuim bij de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 14

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 23 december 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

97.

2009–2010

Toegezegd om te bezien of het mogelijk is de halfjaarsrapportages uit te breiden met cijfers over andere typen toezicht en bezoeken door en van de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 15

Afgerond. Is meegenomen in de zesde halfjaarsrapportage van mei 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr.90.

98.

2009–2010

Toegezegd in het voorjaar 2010 verslag te doen van wat de inkeerdersregeling heeft opgeleverd.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 16

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 23 december 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

99.

2009–2010

Toegezegd om in overleg te treden met de minister van BZK met betrekking tot het probleem van de GBA en het bepalen op welk adres iemand woont en de Kamer hierover de informeren.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 17

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 23 december 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

100.

2009–2010

Toegezegd de implementatie van het nieuwe toeslagensysteem in de eerstvolgende halfjaarsrapportage mee te nemen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 18

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 23 december 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

101.

2009–2010

Toegezegd in een brief terug te komen op de rol van financiële instellingen bij het onttrekken van vermogensbestanddelen aan het zicht van de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 18

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 4 juni 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 89.

102.

2009–2010

Toegezegd dat de informatie over de woonwagencentra in de decemberrapportage wordt meegenomen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 18

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 23 december 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 82.

103.

2009–2010

Toegezegd om het rapport van de Gedragscode groep ter vertrouwelijke informatie aan de Kamer te sturen.

Staatssecretaris tijdens het AO van 26 november 2009 o.a. ter voorbereiding op de Ecofin-raad op 1 en 2 december 2009 in Brussel. Kamerstukken II, 2009/10, 21 501–07, nr. 688, blz. 21

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 8 december 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 21 501–07, nr. 686.

104.

2009–2010

Toegezegd een voorstel tot wetswijziging in te dienen om het mogelijk te maken de verhoogde vrijstelling van schenkingen aan kinderen tussen 18 en 35 jaar aan te kunnen wenden om de eigenwoningschuld af te lossen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Successiewet in de EK op 15 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 13, blz. 456, 477

Afgerond. Is meegenomen in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2010, dat op 4 juni 2010 aan de TK is aangeboden. Kamerstukken II, 2009/10, 32 401, nr. 2.

105.

2009–2010

Toegezegd om in een ministeriële regeling meer duidelijkheid te geven over het begrip objectieve onderneming.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Successiewet in de EK op 15 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 13, blz. 456, 478

Afgerond. Is meegenomen in de Uitvoeringsregeling Schenk- en erfbelasting van 17 december 2009. Stcrt. 2009, nr. 20619.

106.

2009–2010

Toegezegd een brief te sturen over de fiscale positie van medisch specialisten.

Minister tijdens debat over de Najaarsnota 2009 op 16 december 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr 38, blz. 3 741

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 15 maart 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 222, nr. 11.

107.

2009–2010

Toegezegd om daar waar mogelijk een lagere werkdruk in december in de EK te realiseren door te bevorderen dat wetsvoorstellen die eerder ingediend kunnen worden, ook eerder ingediend gaan worden.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de EK op 22 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 14, blz. 522

Afgerond. Met indiening van het wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2010 op 4 juni 2010 is aan de wens van de Kamer tegemoetgekomen.

108.

2009–2010

Toegezegd om samen met de minister van VROM verzoeken voor toepassing van het verlaagd tarief afvalstoffenbelasting te beoordelen als dergelijke verzoeken worden gedaan.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de EK op 22 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 14, blz. 522

Afgerond. Aan deze toezegging wordt per definitie uitvoering gegeven. Op basis van de Wet belastingen op milieugrondslag kunnen de ministers van Financiën en VROM bepaalde afvalstoffen aanwijzen voor toepassing van het lage tarief van de afvalstoffenbelasting. Verzoeken tot aanwijzing worden altijd door beide ministers beoordeeld.

109.

2009–2010

Toegezegd om de fiscale en niet-fiscale aspecten van een Leven Lang Leren, mee te laten nemen door de Studiecommissie Belastingstelsel.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de EK op 22 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 14, blz. 524

Afgerond in het rapport van de Studiecommissie belastingstelsel «Continuïteit en vernieuwing». Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 52.

110.

2009–2010

Toegezegd om als de evaluatie van de kleine-banen-regeling is gehouden door het ministerie van SZW, de EK tevens op de hoogte zal worden gebracht van de uitkomst van de evaluatie.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de EK op 22 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 14, blz. 511

Afgerond voor het ministerie van Financiën. Het voortouw ligt bij de minister van SZW die de EK op de hoogte zal brengen als de uitkomsten van de evaluatie bekend zijn.

111.

2009–2010

Toegezegd om het elektronisch verschaffen van dividendnota’s, vooruitlopend op wetgeving goed te keuren en te bezien of nadere versoepelingen of zelfs afschaffen mogelijk is.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de EK op 22 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 14, blz. 513

Afgerond. Versoepelingen zijn doorgevoerd en bekendgemaakt in het verzamelbesluit Dividendbelasting van 15 maart 2010. Stcrt. 2010, nr. 4262.

112.

2009–2010

Toegezegd om de brief die aan de TK is toegezegd over het beleid inzake tipgelden, ook in afschrift aan de EK te sturen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de EK op 22 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 14, blz. 514

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 2 februari 2010. Deze brief is niet als kamerstuk terug te vinden via de website officiële publicaties, maar is volgens een verslag van een schriftelijk overleg wel in de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer besproken op 9 februari 2010. Kamerstukken I, 32 128, I

113.

2009–2010

Toegezegd om samen met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de sector de cijfers van de sector op een rijtje te zetten zodat de feiten bij alle partijen helder zijn.

Staatssecretaris tijdens het AO Zeevaartbeleid op 13 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 409, nr. 26, blz. 10

Afgerond bij brief van de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Financiën van 31 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10 nog niet beschikbaar.

114.

2009–2010

Toegezegd om samen met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat te bezien of het binnen de budgettaire kaders nog mogelijk is de fiscale maatregelen die er zijn te optimaliseren.

Staatssecretaris tijdens het AO Zeevaartbeleid op 13 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 409, nr. 26, blz. 10

Afgerond bij brief van de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Financiën van 31 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10 nog niet beschikbaar.

115.

2009–2010

Toegezegd dat Nederland zich zal voegen bij de Hongaren als die in bezwaar gaan tegen de staatssteunbeschikking ten aanzien van de optionele Hongaarse rentebox.

Staatssecretaris tijdens het AO Winstbelasting multinationals op 14 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 369, nr. 10, blz. 18

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

116.

2009–2010

Toegezegd de Tweede Kamer te informeren als de Japanse CFC-wetgeving is aangepast.

Staatssecretaris tijdens het AO Winstbelasting multinationals op 14 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 369, nr. 10, blz. 31

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

117.

2009–2010

Toegezegd om naar aanleiding van een artikel in het FD over de vraag of het voordeliger zou zijn geweest om voor of na 1 januari 2010 in te keren, een brief te sturen.

Staatssecretaris tijdens het mondelinge vragenuurtje van 16 februari 2010. Handelingen II, 2009/10, nr. 55, blz. 4 954

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 8 april 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 86.

118.

2009–2010

Toegezegd om vóór de zomer 2010 een overzicht te verstrekken van de integrale behandeling van brandstoffen in relatie met het vergroeningsbeleid voor autó»s en de voor- en nadelen van de verschillende brandstoffen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 april 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 87, blz. 10

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 13 juli 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 91.

119.

2009–2010

Toegezegd om vóór prinsjesdag te rapporteren over de gevolgen van het amendement op het BP 2010 mbt de afvalstoffenbelasting/gevaarlijk afval.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 april 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 87, blz. 13

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

120.

2009–2010

Toegezegd om als er brieven van provincies bij het ministerie binnenkomen mbt gevaarlijk afval, deze brieven zullen worden beantwoord.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 april 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 87, blz. 14

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 augustus 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IXB, nr. 18

121.

2009–2010

Toegezegd om de percentages over de bereikbaarheid van de Belastingtelefoon in de eerstvolgende halfjaarsrapportage nader uit te werken.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 april 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 87, blz. 18

Afgerond. Is meegenomen in de zesde halfjaarsrapportage van mei 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 90.

122.

2009–2010

Toegezegd een brief te sturen met een nadere reactie op het amendement van het lid Van Gent (31 362, nr. 11) waarin tevens een reactie zal worden gegeven op de opmerkingen over het terugsluizen van de opbrengst van de kolenbelasting.

Minister tijdens de plenaire behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van de heer Vendrik Wet belastingen op milieugrondslag, op 20 mei 2010. Handelingen II, 2009/10, TK 86, blz. 7 308

Afgerond voor het ministerie van Financiën. Het voortouw ligt bij de ministers van VROM en EZ..

123.

2009–2010

Toegezegd het meest recente rapport van de Gedragscode groep ter vertrouwelijke kennisneming aan de Kamer te zenden.

Minister tijdens het AO Ecofin van 2 juni 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 21 501–07, nr. 741, blz. 24

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 17 juni 2010. Kamerstukken II, 2009/2010, 21 501–07, nr. 740.

124.

2009–2010

Toegezegd om in een brief een nadere uitleg te geven over de werkkostenregeling en in te gaan op de positie van de fiets binnen deze regeling.

Minister van V en W namens de minister van Financiën tijdens het AO fiets en werkkostenregeling op 23 juni 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 796, nr. 19

Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 25 juni 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 796, nr. 18.

Door bewindslieden gedane toezeggingen
Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2006–2007

Toegezegd om de Kamer te informeren over een eventuele stelselwijziging, mede in het kader van de toegezegde wijziging van de Wet op de kansspelbelasting naar aanleiding van de Kamervragen over de Zeeuwse milieuprijs.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet op 20 juni 2007.

Handelingen II, 2006/07,

TK nr. 83, blz. 4 549

Planning afronding 2012 als de evaluatie wordt gehouden drie jaar na inwerkingtreding van de Wet Wijziging van de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet.

2.

2006–2007

Toegezegd om belastingheffing op basis van het buitenkansbeginsel te betrekken bij de eventuele stelselwijziging.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet op 20 juni 2007.

Handelingen II, 2006/07,

TK nr. 83, blz. 4 550

Planning afronding 2012 als de evaluatie wordt gehouden drie jaar na inwerkingtreding van de Wet Wijziging van de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet.

3.

2006–2007

Toegezegd om drie jaar na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet, bij de te houden evaluatie ook in te gaan op de handhaving en om het regime voor fysieke kansspelautomaten hierin te betrekken.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet op 20 juni 2007.

Handelingen II, 2006/07,

TK nr. 83, blz. 4 553

Planning afronding 2012 als de evaluatie wordt gehouden drie jaar na inwerkingtreding van de Wet Wijziging van de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet.

4.

2006–2007

Toegezegd om als blijkt dat in Nederland, vergeleken met het buitenland, knelpunten voor wat betreft de VBI ontstaan, actie te ondernemen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting op 10 juli 2007.

Handelingen I, 2006/07, EK nr. 38, blz. 1 243

In voorbereiding.

5.

2007–2008

Toegezegd om de hoogte van de accijnstarieven op alcohol en tabak nader te bezien (los van de budgettaire aspecten).

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 16 november 2007. Kamerstukken II, 2007/08, 31 205 en 31 206, nr. 61, blz. 9

In voorbereiding.

6.

2007–2008

Toegezegd op het moment van inwerkingtreding van het gemoderniseerde CDW te bekijken of de AEO-status voor bedrijven daadwerkelijk heeft geleid tot versnelling van bepaalde afhandelingen.

Staatssecretaris tijdens het debat over de Algemene douanewet (30 580)op 16 januari 2008. Handelingen II, 2007/08, TK nr. 41, blz. 3 202

Planning afronding in 2011

Afronding kan naar verwachting niet eerder plaatsvinden dan 2011 ivm inwerkingtreding van het nieuwe CDW.

7.

2007–2008

Toegezegd de zogenaamde ondernemingsvariant nader te onderzoeken en in het najaar een rapportage hierover naar de Kamer te sturen en om de ovb en btw-aspecten hierin mee te nemen.

Staatssecretaris tijdens het AO van 20 mei 2008 over belastingplicht overheidsbedrijven. Kamerstukken II, 2007/08, 31 213, nr. 3, blz. 6

In voorbereiding.

Bij brieven van de staatssecretaris van Financiën van 9 juli 2009 en 12 januari 2010 is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek. Definitieve afronding vergt meer tijd. Kamerstukken II, 2008/09, 31 213, nr. 5 en Kamerstukken II, 2009/10, 31 213, nr. 6.

8.

2008–2009

Toegezegd om als er problemen zijn die niet in de normale uitvoeringspraktijk opgelost kunnen worden, en die dus echt tot knelpunten leiden, de Kamer hierover in te lichten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel excessieve beloningsbestanddelen (31 459) op 3 september 2008. Handelingen II, 2008/09, TK nr. 107, blz. 7 875

Wordt meegenomen in de evaluatie die in 2013 wordt gehouden.

9.

2008–2009

Toegezegd bereid te zijn de wet aan te passen indien de Belastingdienst aanloopt tegen situaties waarin grensverkennend een bepaalde maatregel wordt ontweken wat tot ongewenst gedrag leidt.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel excessieve beloningsbestanddelen (31 459) op 3 september 2008. Handelingen II, 2008/09, TK nr. 107, blz. 7 878

Wordt meegenomen in de evaluatie die in 2013 wordt gehouden.

10.

2008–2009

Toegezegd om de automatische verlenging van de VAR in 2016 te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2009 en OFM 2009 op het wetgevingsoverleg van 7 november 2008. Kamerstukken II, 2008/09, 31 704, nr. 76

Planning afronding in 2016.

11.

2008–2009

Toegezegd een brief over defiscalisering in box 3 van vorderingen krachtens huwelijksvermogensrecht en erfrecht.

Staatssecretaris tijdens het verzamel AO over diverse fiscale onderwerpen van 26 november 2008. Kamerstukken II, 2008/09, 30 375, nr. 7, blz. 25

Planning afronding najaar 2010.

12.

2008–2009

Toegezegd dat voor bepaalde posities van «phantom income» bij Technopartners en andere venture capital-fondsen fiscaal mag worden aangesloten bij daadwerkelijke realisatie. Een dergelijke regeling zal worden uitgewerkt als voldoende casuïstiek zich heeft aangediend.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen op 9 december 2008. Handelingen I, 2008/09, EK nr. 13, blz. 616

Nog niet aan de orde. Komt tzt terug in de evaluatie in 2013.

13.

2008–2009

Toegezegd om als blijkt dat door het wetsvoorstel situaties ontstaan waarbij de werkingssfeer van de wet zich uitbreidt over situaties waarvoor dat niet de bedoeling was, collateral damage met ongewenste effecten, dat beleid ontwikkeld wordt om dat te voorkomen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen op 9 december 2008. Handelingen I, 2008/09, EK nr. 13, blz. 616

Nog niet aan de orde. Komt tzt terug in de evaluatie in 2013.

14.

2008–2009

Toegezegd om met een voorstel te komen voor de vennootschapsbelasting waarin de Kamer wordt geïnformeerd over de wens om te komen tot een evenwichtige belastingheffing en een goed vestigingsklimaat.

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin van 23 april 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 21 501–07, nr. 658, blz. 12

De vaste commissie voor Financiën heeft de voorstellen betreffende de evenwichtige belastingheffing en de behandeling van groepsrente in de vennootschapsbelasting controversieel verklaard (agendapunt 24 van de brief van 5 maart 2010). De voorbereiding van deze voorstellen wordt aangehouden in afwachting van het aantreden van een nieuw kabinet.

15.

2008–2009

Toegezegd dat er pas een accijnskorting voor E85 komt als de duurzaamheidcriteria zijn uitgewerkt.

Staatssecretaris tijdens het AO fiscale vergroening op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 492, nr. 19, blz. 20

De accijnskorting komt er pas als de richtlijn hernieuwbare energie waarin duurzaamheidscriteria zijn opgenomen, is geïmplementeerd. Accijnskorting derhalve naar verwachting niet eerder dan in 2011.

16.

2008–2009

Toegezegd om de resultaten van het onderzoek gebruik diesel met meer kwantitatieve gegevens fraude rode diesel mee te nemen in het Belastingplan 2011 (ervan uitgaande dat de resultaten voor de zomer 2010 beschikbaar zijn).

Staatssecretaris tijdens het AO fiscale vergroening op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 492, nr. 19, blz. 23

De resultaten van het onderzoek gebruik rode diesel zijn op 9 juli 2010 naar de TK gezonden. Kamerstukken II, 2009/10, 31 492, nr. 20 Besluitvorming wordt overgelaten aan het nieuwe kabinet.

17.

2008–2009

Toegezegd om meer bekendheid te (laten) geven aan de fiscale fietsregelingen.

Staatssecretaris tijdens het AO fiscale vergroening op 1 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 31 492, nr. 19, blz. 27

In voorbereiding.

18.

2008–2009

Toegezegd een brief te sturen over de spaartegoedenrichtlijn met name over de ingehouden bronheffingen in België, Luxemburg en Oostenrijk en de Kamer jaarlijks te informeren over de resultaten die de staatssecretaris heeft bereikt op het gebied van informatieuitwisselings-verdragen.

Staatssecretaris tijdens de AO Ecofin van 2 juli 2009. Kamerstukken II, 2008/09, 21501–07, nr. 669, blz. 28

In voorbereiding.

19.

2009–2010

Toegezegd om in 2012 te rapporteren over de (budgettaire) effecten van de APV-maatregelen.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van de wijziging van de Successiewet 1956 op het wetgevingsoverleg van 12 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 40, blz. 39 en brief van 29 oktober 2009, Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 76, blz. 22

Planning afronding in 2012

20.

2009–2010

Toegezegd een jaarlijkse rapportage te sturen over de resultaten van de aanpak van APV’s, trusts en SPF’s.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van de wijziging van de Successiewet 1956 op het wetgevingsoverleg van 12 oktober 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 930, nr. 40, blz. 39

Planning 2e helft 2011.

21.

2009–2010

Toegezegd om in kwalitatieve zin zowel voor spontante als automatische uitwisseling van gegevens op te nemen wat het profijt daarvan is in algemene zin voor de Belastingdienst. Dit wordt meegenomen met de herijking van de verdragsnotitie.

Staatssecretaris tijdens de behandeling in de TK van twee wetsvoorstellen mbt verdragen met Bahrein en Qatar ter voorkoming van dubbele belasting op 15 oktober 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 15, blz. 1 114

In voorbereiding.

22.

2009–2010

Toegezegd om uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van de verdragen met Qatar en Bahrein, de werking van de anti-misbruikbepalingen in de verdragen te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de behandeling in de TK van twee wetsvoorstellen mbt verdragen met Bahrein en Qatar ter voorkoming van dubbele belasting op 15 oktober 2009. . Handelingen II, 2009/10, TK nr. 15, blz. 1 115

Planning evaluatie in 2011.

23.

2009–2010

Toegezegd dat de aspecten van ongewenste internationale belastingconcurrentie zullen worden meegenomen in de notitie over het verdragsbeleid.

Staatssecretaris tijdens de behandeling in de TK van twee wetsvoorstellen mbt verdragen met Bahrein en Qatar ter voorkoming van dubbele belasting op 15 oktober 2009. . Handelingen II, 2009/10, TK nr. 15, blz. 1 118

In voorbereiding.

24.

2009–2010

Toegezegd bereid te zijn te laten onderzoeken hoe op een andere wijze (anders dan een register) zoveel mogelijk transparantie kan worden bereikt voor wat betreft de SBBI’s.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van de wijziging van de Successiewet 1956 op 29 oktober 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 18, blz. 1 430

In voorbereiding.

25.

2009–2010

Toegezegd het onderzoek naar de bedrijfsopvolgingsregeling als boedelfaciliteit, waarnaar in de motie Cramer wordt gevraagd, uit te voeren en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van de wijziging van de Successiewet 1956 op 29 oktober 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 18, blz. 1 432

In voorbereiding.

26.

2009–2010

Toegezegd om schriftelijk te reageren op de vraag van de heer Tang over de wachttijd van zes maanden bij een samenlevingscontract.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van de wijziging van de Successiewet 1956 op 29 oktober 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 18, blz. 1 433

In voorbereiding

27.

2009–201

Toegezegd om met de autobranche te overleggen om te kijken of het mogelijk is de percentages voor autonoom schoner en zuiniger auto’s voor een langere termijn vast te leggen.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr.52, blz. 13

In voorbereiding.

28.

2009–2010

Toegezegd om in de te houden evaluatie werkkostenregeling specifiek ook in te gaan op de fiets en bedrijfsfitness en hierover gegevens te gaan verzamelen.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 32 128, nr.52, blz. 46

Planning afronding medio 2013.

29.

2009–2010

Toegezegd om in 2010 terug te komen op de definitie van zeer zuinige auto’s, een wenselijke strategie en de mogelijkheid om daar meer zekerheid voor de langere termijn aan te geven

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 406

In afwachting van installatie nieuw kabinet.

30.

2009–2010

Toegezegd bij het onderzoek naar differentiatie mrb, met of zonder roetfilter, de waarde-effecten op bestaande auto’s mee te wegen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 407

Besluitvorming met betrekking tot dit onderzoek wordt overgelaten aan het nieuwe kabinet.

31.

2009–2010

Toegezegd de Kamer een brief te sturen zodra er zicht is op de resultaten van de maatregelen van het dga-pakket.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 413

Planning in de loop van 2011 (de eerste aangiften worden in de loop van 2011 ingediend).

32.

2009–2010

Toegezegd onderzoek te doen naar de voor- en nadelen van de verschillende leefvormen (de regelingen, de samenloop daarvan en in hoeverre er mogelijke knelpunten zijn) en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II, 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 428

In voorbereiding.

33.

2009–2010

Toegezegd de Kamer op enig moment te berichten over de gerealiseerde opbrengsten van de tip met betrekking tot zwart geldspaarders.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 9

Wordt meegenomen in het Beheersverslag 2010 dat in 2011 aan de Kamer wordt verzonden.

34.

2009–2010

Toegezegd in overleggen met adviseurs de rol van fiscaal intermediair als schakel tussen de Belastingdienst en ondernemer te bespreken en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 13

In voorbereiding.

35.

2009–2010

Toegezegd de resultaten van het overleg met de banken over de hypotheken en de vooringevulde aangifte aan de Kamer terug te koppelen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 13

In voorbereiding.

36.

2009–2010

Toegezegd om in overleg te gaan met het bedrijfsleven over het persoonlijk domein voor de ondernemer.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 26 november 2009. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 81, blz. 17

In voorbereiding.

37.

2009–2010

Toegezegd dat voor de defiscallisering van artikel 5.4 van de Wet inkomstenbelasting vanaf 1 januari 2010 onder het begrip «kind» mede een quasistiefkind zal worden verstaan. Dit zal in een beleidsbesluit worden vastgelegd.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Successiewet in de EK op 15 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 13, blz. 456, 452

In voorbereiding. Planning afronding oktober 2010.

38.

2009–2010

Toegezegd om in 2012 te starten met de evaluatie van het APV-regime en de Kamer over de uitkomsten te informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Successiewet in de EK op 15 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 13, blz. 456, 457

Planning afronding in 2012 als de evaluatie wordt gehouden.

39.

2009–2010

Toegezegd om bij de evaluatie mee te nemen of het amendement Cramer c.s. (omvang van voorwaardelijke vrijstelling voor de verkrijging van ondernemingsvermogen, kamerstuk 31 930, nr. 79) problemen oplevert ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van het kabinet.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Successiewet in de EK op 15 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 13, blz. 478

Planning afronding in 2012 bij de evaluatie

40.

2009–2010

Toegezegd om de forfaitaire ruimte bij de werkkostenregeling in de gaten te houden. De Belastingdienst zal looncontroles uitvoeren en nagaan of hierbij een onbedoeld effect optreedt.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de EK op 22 december 2009. Handelingen I, 2009/10, EK nr. 14, blz. 522

Planning afronding in 2012

41.

2009–2010

Toegezegd nog eens goed te kijken naar andere mogelijkheden om iets te doen aan het Bosalprobleem (aftrek deelnemingsrente) en de eventuele opbrengst daarvan terug te sluizen.

Staatssecretaris tijdens het AO Winstbelasting multinationals op 14 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 369, nr. 10, blz. 26

De vaste commissie voor Financiën heeft de voorstellen betreffende de evenwichtige belastingheffing en de behandeling van groepsrente in de vennootschapsbelasting controversieel verklaard (agendapunt 24 van de brief van 5 maart 2010). De voorbereiding van deze voorstellen wordt aangehouden in afwachting van het aantreden van een nieuw kabinet.

42.

2009–2010

Toegezegd na te denken over aanpassingen in de dividendbelasting naar aanleiding van een suggestie van de heer De Néree van een unilaterale afschaffing van de dividendbelasting in deelnemingsverhoudingen.

Staatssecretaris tijdens het AO Winstbelasting multinationals op 14 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 369, nr. 10, blz. 26

De vaste commissie voor Financiën heeft de voorstellen betreffende de evenwichtige belastingheffing en de behandeling van groepsrente in de vennootschapsbelasting controversieel verklaard (agendapunt 24 van de brief van 5 maart 2010). De voorbereiding van deze voorstellen wordt aangehouden in afwachting van het aantreden van een nieuw kabinet.

43.

2009–2010

Toegezegd inzicht te geven in de gevolgen van de Vpbmaatregel met betrekking tot vi-verliezen voor concurrentieverhoudingen, met name in de grensstreek.

Staatssecretaris tijdens het AO Winstbelasting multinationals op 14 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 369, nr. 10, blz. 27

De vaste commissie voor Financiën heeft de voorstellen betreffende de evenwichtige belastingheffing en de behandeling van groepsrente in de vennootschapsbelasting controversieel verklaard (agendapunt 24 van de brief van 5 maart 2010). De voorbereiding van deze voorstellen wordt aangehouden in afwachting van het aantreden van een nieuw kabinet.

44.

2009–2010

Toegezegd om aan de hand van bestaande voorbeelden inzicht te geven in de gevolgen van de Vpbmaatregel tegen overnameholdings voor de verhouding VV/EV.

Staatssecretaris tijdens het AO Winstbelasting multinationals op 14 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 369, nr. 10, blz. 30

In voorbereiding.

45.

2009–2010

Toegezegd het Vpb-wetsvoorstel ruim vóór het zomerreces bij de Tweede Kamer in te dienen.

Staatssecretaris tijdens het AO Winstbelasting multinationals op 14 januari 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 369, nr. 10, blz. 38

De vaste commissie voor Financiën heeft de voorstellen betreffende de evenwichtige belastingheffing en de behandeling van groepsrente in de vennootschapsbelasting controversieel verklaard (agendapunt 24 van de brief van 5 maart 2010). De voorbereiding van deze voorstellen wordt aangehouden in afwachting van het aantreden van een nieuw kabinet.

46.

2009–2010

Toegezegd om via een quick-scan na te gaan of de medewerkers van de HUBA campagne burgers duidelijk maken dat zij vóór 1 april van het jaar volgend op het toeslagjaar een aanvraag voor een toeslag moeten indienen (voor zover zij dat nog niet gedaan hebben).

Staatssecretaris tijdens het AO Vereenvoudiging toeslagen van 6 april 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 580, nr.5

In voorbereiding.

47.

2009–2010

Toegezegd dat van de technische briefing over het Belastingplan aan maatschappelijke organisaties een verslag zal worden gemaakt dat aan de Kamer zal worden gezonden.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 april 2010. Kamerstukken II, 2009/10, 31 066, nr. 87, blz. 13

In voorbereiding.

NIET-FISCAAL

Overzicht van de door de Staten-Generaal aanvaarde moties en door bewindslieden gedane toezeggingen

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2008–2009

Motie Weekers c.s., verzoekt beroep te doen op «captains of industry» om voorbeeld van financiële sector inzake beloningen te volgen.

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 371, nr. 166.

Afgerond. Kamerstukken II,

31 083, nr. 35.

2.

2008–2009

Verzoek aan CPB doorgeleiden om een quickscan uit te voeren naar de effectiviteit/economische bijdrage van het stimuleringspakket.

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 965, nr. 13.

Het CPB heeft de quick scan opgenomen in het CEP 2010.

3.

2008–2009

Motie Pechtold om de realisatie van de kabinetsdoelstellingen beter controleerbaar en afrekenbaar te maken.

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 951, nr. 11.

Afgerond. De begrotingsvoorschriften zijn aangepast en de wijzigingen zijn in het jaarverslag 2009 doorgevoerd.

4.

2008–2009

Motie Mastwijk over verbetering verantwoording en begroting; motie over evaluatie pilots baten-lastenstelsel.

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 865, nr. 3.

Afgerond. De Tweede Kamer heeft een brief ontvangen. Hiermee is de motie afgerond.

5.

2008–2009

Motie Van Dijck over het niet overnemen van het voorstel van de AFM (financieren van 100% woningwaarde).

Kamerstukken II, 2008–2009, 29 507, nr. 79.

Afgerond; aangepast voorstel AFM. AMvB in voorbereiding, financieren tot 112% van de woningwaarde blijft mogelijk bij verplichte aflossing.

6.

2008–2009

Motie Blanksma-van den Heuvel c.s., verzoekt een integraal plan van aanpak t.a.v. overkreditering bij hypotheekverstrekking.

Kamerstukken II, 2008–2009, 29 507, nr. 80.

Afgerond; aangepast voorstel AFM. AMvB in voorbereiding n.a.v. eerdere consultatieronde AFM en Feedbackstatement.

7.

2008–2009

Motie Cramer c.s. over actief verstrekken van objectieve informatie door hypotheekverstrekkers.

Kamerstukken II, 2008–2009, 29 507, nr. 84.

Afgerond, aangepast voorstel AFM. Afgerond, AMvB in voorbereiding n.a.v. eerdere consultatieronde AFM en Feedbackstatement.

8.

2009–2010

Motie Weekers, verzoekt om bij het inbouwen van het nieuwe subsidiekader in de diverse departementale subsidiewetten nog eens nadrukkelijk te bezien of de subsidieregelingen de meest effectieve manier is om het beoogde beleid uit te voeren.

Kamerstukken II, 2009–2010, 31 865, nr. 13.

Afgerond. Regeling van de minister-president, nr. 3 086 451, d.d. 15 december 2009, houdende vaststelling van Aanwijzingen voor subsidieverstrekking.

9.

2009–2010

Motie Weekers, verzoekt om in het Instrumentenoverzicht Rijk 2010 een beoordeling op doelmatigheid en doeltreffendheid van de verschillende subsidieregelingen op te nemen.

Kamerstukken II, 2009–2010, 31 865, nr. 14.

Afgerond. Met het subsidieoverzicht Rijk 2010 wordt per subsidie of subsidieregeling vermeld wanneer deze geëvalueerd is of gaat worden. Bij de evaluaties worden doeltreffendheid en doelmatigheid meegenomen.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken/planning

1.

2008–2009

Verzoek om loyaliteitsdividend en extra stemrecht voor trouwe aandeelhouders wettelijk te verankeren.

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 371, nr. 197.

De afweging of er een wetsvoorstel over het bevorderen van lange termijnaandeelhouderschap moet worden ingediend, is aan het volgende kabinet.

2.

2009–2010

Motie Roemer, verzoekt de regering om «een afdwingbare norm te leggen van 10% voor de inhuur van externen» door de ministeries.

Kamerstukken II, 2009–2010, 32 360, nr. 5

In voorbereiding. Brief naar de Tweede Kamer verstuurd over de uitvoering van de motie.

3.

2009–2010

Motie De Pater, verzoekt het instellen van een maximum uurtarief voor de externe inhuur die buiten de mantelcontracten van de rijksoverheid vallen.

Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 VII, nr. 32.

In voorbereiding. Brief naar de Tweede Kamer verstuurd over de uitvoering van de motie.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken/planning

1.

2005–2006

De minister zegt toe te zijner tijd terug te rapporteren, wat het effect is van de circulaire van het Verbond van Verzekeraars over het verlengen van langlopende polissen.

Vergadering 21 juni 2006 Wft (29 708). Handelingen II 2005–2006, 93–5715.

Afgerond.

2.

2006–2007

Er zal een analyse worden gemaakt van de knelpunten in de zorg met betrekking tot PPS in de zorgsector.

AO PPS, 1 februari 2007, Kamerstukken II, 2006–2007, 28 753, nr. 9.

Met de PPS voortgangsrapportage 2007/2008 is deze toezegging ten dele ingevuld. Met de PPS voortgangsrapportage 2010 is de Kamer nader geïnformeerd. Mocht er een pilot project zijn, dan zal de Kamer daar nader over geïnformeerd worden.

3.

2006–2007

Toezegging dat oude onvolkomenheden in principe binnen een tweejaarstermijn tot een oplossing worden gebracht. Als dat niet mogelijk blijkt, dan zal dit expliciet gemotiveerd worden; comply or explain (De Nerée tot Babberich, CDA).

Verantwoordingsdebat, 22 mei 2007. Handelingen II, 2006–2007, 70–3771.

In de Rijksbegrotings-voorschriften 2008 is een bepaling opgenomen die invulling geeft aan deze toezegging.

4.

2007–2008

De minister heeft toegezegd om het toenemend belang van staatsinvesteringsfondsen te betrekken bij de evaluatie van het enquêterecht die het ministerie van Justitie nu uitvoert.

AO Staatsfondsen 1 april 2008, Kamerstukken II, 2007–2008, 31 350, nr. 3, blz. 7.

Afgerond. Kamerstukken II, 2008–2009, 31 350, nr. 7.

5.

2007–2008

Nagaan welke organisaties zich op wereldniveau bezighouden met de stabiliteit van financiële markten.

AO met de Vaste commissies voor Financiën en Buitenlandse Zaken over de voorjaarsvergadering van IMF en Wereldbank, 9 april 2008. Kamerstukken II, 2007–2008, 26 234, nr. 83, blz. 8.

Op 3 september 2008 is er een brief naar de Tweede Kamer verstuurd waarin o.a. op deze toezegging wordt ingegaan (Kamerstukken II 31 371, nr. 2). Daarnaast is op 10 september 2008 is tijdens een AO met de Vaste commissie voor Financiën (Kamerstukken II 31 371 nr. 8) hierover van gedachten gewisseld.

6.

2007–2008

Toegezegd om een uitgebreidere tabel met toezichtkosten te leveren bij bijlage 1 van het jaarverslag.

Verslag Wetgevingsoverleg van 24 juni 2008 over de financiële verantwoording 2007.

Jaarverslag 2008.

7.

2007–2008

Toegezegd om na te gaan of een kort overzicht kan worden gegeven van wat er in een jaar op het gebied van duurzame productie en consumptie is gebeurd.

Verslag Wetgevingsoverleg van 24 juni 2008 over de financiële verantwoording 2007.

Jaarverslag 2008.

8.

2007–2008

De minister heeft toegezegd de Kamer te zullen informeren over de ontwikkelingen bij het IMF, waar wordt gewerkt aan een set of best practices voor staatsinvesteringsfondsen.

AO Staatsfondsen 1 april 2008, Kamerstukken II, 2007–2008, 31 350, nr. 3.

De Tweede Kamer is in het kader van de jaarvergadering van IMF en Wereldbank 2008 geïnformeerd.

9.

2008–2009

Het kabinet heeft toegezegd om samen met decentrale overheden inzichtelijk te maken hoe DBFM werkt bij decentrale infrastructuurprojecten. Daartoe worden een aantal pilotprojecten uitgevoerd.

Brief «DBFM bij decentrale overheden» van 14 juli 2009.

Toezegging is vervuld door middel van de Voortgangsrapportage 2010 van 11 juni 2010, waarin de huidige stand van zaken is geschetst.

10.

2008–2009

Kabinetsreactie op rapport commissie-Ruding: kabinet zal samen met de pensioenfondsen onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om pensioenfondsen te betrekken bij de financiering van infrastructuur.

Kamerstukken II, 2008–2009, 28 753, nr. 15.

Een werkgroep met vertegenwoordigers van Financiën, Verkeer en Waterstaat en institutionele beleggers onderzoekt momenteel de mogelijkheden. De minister van Financiën zal, mede namens de minister van Verkeer en Waterstaat, na de zomer van 2010 de Tweede Kamer hierover informeren.

11.

2008–2009

Bijkantoor financiële instelling en rol toezichthouder: De Kamer wordt geïnformeerd over de wenselijkheid hiervan, waarbij bezien wordt of daar meer greep op kan worden verkregen.

Meegenomen worden de mogelijkheden van sanctioneringsbevoegdheden.

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 123, nr. 3.

De nieuwe bankenrichtlijn komt in het najaar aan de orde.

12.

2008–2009

De aansprakelijkheid van de Nederlandse toezichthouder in internationale situaties.

Handelingen II 2008–2009, nr. 99, pag. 7895–7904.

Brief FM 09 2715M.

13.

2008–2009

Transparantie van en informatieverschaffing door toezichthouder / tussenstand 100 000-plus spaarders: toegezegd «om na te gaan of er toch niet manieren zijn waarop een toezichthouder iets kan doen voor het bredere publiek, wanneer het mis dreigt te gaan».

 

De minister heeft tijdens het AO over de evaluatie van de gang van zaken rondom Icesave (verspreid over 24 en 25 juni 2009) toegezegd in het najaar van 2009 terug te komen op de informatieverstrekking aan consumenten en het overleg met de 100 000+ spaarders.

Week 25 brief naar de Kamer.

14.

2008–2009

Introductie bonusverbod voor aanbieders, adviseurs en bemiddelaars in complexe producten en hypotheken.

AO van 6 november 2008 over de brief van de minister van Financiën d.d. 12 september 2008 over harmonisatie van regelgeving inzake provisie- en kostentransparantie, Kamerstukken II 2008–2009, 31 086, nr. 20.

Naar verwachting zal dit bonusverbod per 1 januari 2010 worden gerealiseerd. De Tweede Kamer is bij brief van 16 juni 2009 hierover geïnformeerd Kamerstukken II 2008/09, 31 086, nr. 21.

15.

2008–2009

Tweede Kamer informeren over uitkomst van het onderzoek naar schatkistbankieren door decentrale overheden en de conclusie van de besluitvorming daarover.

Antwoorden op kamervragen VJN 2009, eind juni 2009

Hierover is een brief aan de Tweede Kamer gestuurd. Kamerstukken II 32 362, nr.1.

16.

2009–2010

De minister zegt toe om binnen afzienbare tijd een brief naar de Kamer sturen, waarin een meer algemene update over staatsfondsen wordt gegeven.

AO Corporate governance, hedgefondsen en private equity, 3 september 2009. Kamerstukken II. 2009–2010, 31 083, nr. 35.

Afgerond.  Kamerstukken II, 2009–2010, 31 350, nr. 8.

17.

2009–2010

De Kamer zal in het verslag van de jaarvergadering van het IMF en de Wereldbank 2009 worden geïnformeerd over de consequenties van de passage over mogelijke afschrijvingen in het Global Financial Stability Report van het IMF voor Nederlandse financiële instellingen.

Algemene Financiële Beschouwingen 2009.

In het verslag van de jaarvergadering van het IMF en de Wereldbank in 2009 is hier op in gegaan. Kamerstukken II. 26 234 nr. 97, p. 7.

18.

2009–2010

De minister heeft tijdens het AO Wereldbank en IMF van 10 september 2009 toegezegd in het verslag van de jaarvergadering van het IMF en de Wereldbank 2009 terug te komen op de voortgang met het Debt Sustainability Framework (DSF).

Kamerstukken II 26 234, nr. 95.

In het verslag van de jaarvergadering is de Kamer hierover geïnformeerd. Kamerstukken II 26 234, nr. 97, p. 8.

19.

2009–2010

Wijzigingen in de Wft, prudentieel toezicht:

Hoe de toezichthouder logistiek en procesmatig organiseert.

AO 26 november 2009, Kredietcrisis, Kamerstukken II, 31 371, nr. 215, 254, 284 en 32 013, nr. 2 en 3.

Afgedaan, Kamerstukken II,

31 371, nr. 312.

20.

2009–2010

De minister heeft toegezegd de banken te vragen hoe zij hun plan onderbouwen en waarom zij denken dat kapitaalinjectie en garantiestelling nodig waren.

AO 15 oktober 2010, Kamerstukken II, de brief van de minister van Financiën d.d. 7 oktober 2009 met de reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Financiën inzake de DSB Bank ,31 371, nr. 263; de brief van de minister van Financiën d.d. 12 oktober 2009 over de noodregeling DSB Bank, 31 371, nr. 266.

Afgerond. Rapport van de commissie Scheltema heeft ook nader aandacht besteed aan het voorstel van de banken. Via die weg is aan de vraag voldaan.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken/planning

1.

2006–2007

Toezegging om bij de behandeling van de voorjaarsnota terug te komen op de motie van het CDA, ingediend bij het AO van vorig jaar, over 65-plussers die nieuwe baantjes willen hebben en 10% moeten afdragen, mits zij minder dan € 10 000 verdienen. Ook is er een proeve van wetgeving aan de Handelingen toegevoegd (De Nerée tot Babberich, CDA).

Verantwoordingsdebat, 22 mei 2007. Handelingen II, 2006–2007, 70–3771.

Zoals ook is toegezegd bij de behandeling van BP 2007 in najaar 2006, zal op de motie De Nerée tot Babberich worden teruggekomen in de verkenning «Wegnemen belemmeringen doorwerken na 65e jaar».

2.

2006–2007

Er zal worden toegezien op een spoedige uitvoering van de motie Hofstra c.s. over prijspalen en de Kamer zal daarover worden geïnformeerd.

AO 15 maart 2007 over Staatsdeelnemingen, Kamerstukken II, 2006–2007, 24 036, nr. 325.

In voorbereiding.

3.

2006–2007

De minister zegt toe bij de aanpassing van de Wet Melding Zeggenschap aandacht te besteden aan de samenloop tussen grens melding zeggenschap en deelnemingsvrijstelling en gevolgen voor kleine beleggers.

AO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006–2007, 31 083, nr. 2.

In voorbereiding. Wetsvoorstel is op 18 juli 2009 ingediend bij Tweede Kamer (Kamerstukken II 2008–2009, 32 014).

4.

2006–2007

De minister zal bezien in overleg met de minister van Justitie, of artikel 2:8 BW verder moet worden gespecificeerd.

AO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006–2007, 31 083, nr. 2.

In voorbereiding, in overleg met Justitie.

5.

2006–2007

De minister zal nagaan of bij openbare biedingen voldoende waarborgen aanwezig zijn voor een ordelijk proces en daarnaast bezien of bij biedingen betrokken adviseurs geregistreerd dienen te worden.

AO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006–2007, 31 083, nr. 2.

De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 2 september 2009 (Kamerstukken II 2008–2009, 31 083, nr. 33). Thans werkt het ministerie van Financiën aan een aanpassing van de biedingsregels. Een voorstel tot aanpassing is op 11 juni 2010 geconsulteerd.

6.

2007–2008

In het jaarverslag 2007 een specifiek overzicht per deelneming waarop de hoogte van het dividend, superdividend of het ontbreken van dividend is gebaseerd.

Antwoorden op Kamervragen n.a.v. jaarverslag Staatsdeelnemingen 2006, 12 mei 2007.

In voorbereiding.

7.

2007–2008

Met (de hoofdlijnennotitie over) de nieuwe Wet op Kansspelen wordt de Kamer geïnformeerd over de stichtingsvorm en relatie met kansspelbeleid Holland Casino.

AO Staatsdeelnemingen-beleid, 16 juni 2008. Kamerstukken II, 31 371, nr. 241.

In voorbereiding.

8.

2007–2008

De minister heeft toegezegd de wenselijkheid van een publieke toets op investeringen zoals in het VK in verband met de opkomst van staatsinvesteringsfondsen te onderzoeken.

AO Staatsfondsen 1 april 2008, Kamerstukken II, 2007–2008, 31 350, nr. 1.

De Tweede Kamer wordt in het kader van de jaarvergadering van IMF en Wereldbank 2008 geïnformeerd.

9.

2008–2009

Informatievoorziening over de toekomst van Fortis/ABN AMRO

Bezien wordt in hoeverre afspraken gemaakt kunnen worden over een vorm van regelmatige informatievoorziening de komende tijd die recht doet aan de wens van de Kamer. Voorstel wordt gedaan door de minister van Financiën.

De minister tijdens een algemeen overleg op 3 december 2008 over vertrouwelijke informatieverstrekking tijdens de kredietcrisis. Kamerstukken II, 2008–2009, 31 371, nr. 36.

Op dit moment wordt een format uitgewerkt. Een eerste rapportage zal z.s.m. aan de Tweede Kamer worden gezonden.

10.

2008–2009

Toezegging bij FJR uitgebreider in te gaan op de manier waarop met de risico’s omtrent Fortis Bank Nederland/ ABN AMRO is/zal worden omgegaan.

Zal worden meegenomen in FJR.

In AO heeft de minister aangegeven dat er ambtelijk overleg komt met de heer Tang.

11.

2008–2009

Toezegging minister Eurlings in debat 16/2 om dam en met minister Bos (eventueel vertrouwelijk) een brief aan Tweede Kamer te sturen over superdividend NS en impact van kredietcrisis / Economische Recessie daarop, nadat e.e.a. is geformaliseerd

Debat 16 februari.

Brief aan Tweede Kamer volgt zodra onderhandelingen definitief zijn afgerond en resultaat is vastgelegd in een overeenkomst.

12.

2008–2009

Jaarverslag Staatsdeelnemingen:

– Expliciet ingaan invulling 4 sporen.

– Investeringsdrempels deelnemingen.

AO «Publieke belangen en staatsdeelnemingen» d.d. 25 juni 2009.

Zomer 2010 zal het eerste jaarverslag staatsdeelnemingen dat op deze punten ingaat aan de Tweede Kamer worden verzonden.

13.

2008–2009

Comptabiliteitswet:

-  Betrokkenheid Tweede Kamer middellijke deelnemingen in CW («bezien of ook daar niet meer mee moet gebeuren in de CW dan waar op dit moment in is voorzien»).

– Aansluiten bij toezegging rol Tweede Kamer bij «koop» (niet-)deelnemingen.

AO «Publieke belangen en staatsdeelnemingen» d.d. 25 juni 2009.

Brief minister december 2009; standpunt: geen invloed Tweede Kamer bij middellijke deelneming. Reactie Kamer maart 2010; brief minister juni 2010. Handhaving standpunt: geen invloed Tweede Kamer bij middellijke deelneming.

14.

2008–2009

NS-Strukton:

– NS onderzoekt momenteel of activiteiten Strukton nog in de strategie NS passen (p. 17).

– Kamer nauwgezet op hoogte houden wat onderzoek wel of niet oplevert (p. 17).

AO «Publieke belangen en staatsdeelnemingen» d.d. 25 juni 2009.

De Kamer zal worden geïnformeerd over eventuele besluiten ten aanzien van de verhouding NS-Strukton.

15.

2008–2009

Holland Casino:

vraag van de Kamer over hoe invloed statutair is geregeld, binnen de huidige organisatievorm, en waarop de minister wel en niet invloed kan uitoefenen. Verder vraag van de Kamer over beoordeling strategie van Holland Casino.

AO «Publieke belangen en staatsdeelnemingen» d.d. 25 juni 2009.

In 2010 zal de Kamer worden geïnformeerd over de bevoegdheden van de Minister en de strategie. Statuten worden momenteel herbezien.

16.

2008–2009

Prestatiebeloning en publieke belangen:

-  hoe omgaan met koppelen van variabele beloning aan publieke belangen, waar die koppeling al is gelukt en waarom het op die manier is gegaan (p. 27)

AO «Publieke belangen en staatsdeelnemingen» d.d. 25 juni 2009.

Met brief over bezoldigingsbeleid inzake moties na het zomerreces.

17.

2008–2009

Herzien structuurregime:

– aanpassing BW2 voor bredere toepassing van het verlicht structuurregime; dus ook voor private ondernemingen (p. 28);

– incluis Motie Kant (SP).

AO «Publieke belangen en staatsdeelnemingen» d.d. 25 juni 2009.

Kamerstukken II 2008–2009, 31 083 nr 32:

Kamerstukken II, 31 083, nr. 32;Kamerstukken II, 31 083, nr. 35.

18.

2008–2009

Toezegging de Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving over vier jaar te evalueren. De evaluatie zal de vraag of het wetsvoorstel voldoende mogelijkheden biedt om individuen te beboeten en de vraag of de geëffectueerde boetes tegen het plafond aan zitten meenemen.

Handelingen II 2008–2009, nr. 54, pag. 4357–4369.

In behandeling.

19.

2008–2009

Monitoren beloningsafspraken van gesteunde instellingen.

AO 14 april 2009, Kamerstukken II, 2008–2009,

31 371, nr. 173.

In voorbereiding.

20.

2008–2009

De vraag in hoeverre examen- en PE-instituten registratiesysteem hebben met de benodigde persoonlijke gegevens van de gediplomeerden en de gecertificeerden of daar naar toe gewerkt wordt, wordt meegenomen in het gesprek met de betrokken partijen. De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomst daarvan.

AO 6 november 2008

Kamerstukken II 2008–2009, 31 086, nr. 20.

Het streven is om de Kamer eind 2010 te informeren. Het onderzoek naar de wenselijkheid van een registratiesysteem loopt mee in de evaluatie van het vakbekwaamheidsbouwwerk. Streven is om de evaluatie eind 2010 aan de Tweede Kamer te versturen.

21.

2008–2009

Evaluatie totaalpakket (provisie- en kostentransparantie) op een termijn van vier jaar. Evaluatie van de balansregel in 2010 uitbreiden met evaluatie op het punt van de reikwijdte.

AO van 6 november 2008 over de brief van de minister van Financiën d.d. 12 september 2008 over harmonisatie van regelgeving inzake provisie- en kostentransparantie, Kamerstukken II 2008–2009, 31 086, nr. 20.

In september 2010 ontvangt de Tweede Kamer de rapportage van de evaluatie van de provisieregels.

22.

2008–2009

Uiterlijk in het najaar eindbeeld collectieve uitonderhandelingen woekerpolissen (eerder bij eerder overeenstemming bij AEGON en Achmea).

AO 3 juni 2009, Kamerstukken II, 2008–2009,

29 507, nr. 86.

Is in voorbereiding. Nog niet afgerond, maar streven is zo spoedig mogelijk.

23.

2009–2010

De minister heeft toegezegd dat de Kamer in het verslag van de jaarvergadering van het IMF en de Wereldbank 2009 op de hoogte zal worden gehouden wanneer en hoe wordt gerapporteerd over het onderzoek van het IMF naar het doorschuiven van SDR.

Algemene Financiële Beschouwingen 2009.

In het verslag van de jaarvergadering is de Kamer geïnformeerd dat het rapport nog niet verschenen is (Kamerstukken II 26 234 nr. 97, p. 7). In een brief aan de Kamer van 20 november 2009 (Kamerstukken II 26 234, nr. 98) over de bijdrage van Nederland aan de concessionele leenfaciliteit van het IMF (PRGT) is de Kamer geïnformeerd dat ze te zijner tijd op de hoogte zal worden gesteld in welke valuta Nederland gaat bijdragen aan de PRGT. Aangezien de leenovereenkomst nu klaar is voor ondertekening zullen we de Kamer hier nu van op de hoogte gaan stellen.

24.

2009–2010

Kabinet is voornemens om voor het einde van 2010 te beslissen wat de vervolgaanpak wordt voor de introductie van DBFM bij infrastructuur van decentrale overheden.

Voortgangsrapportage 2010, brief Kamer 11 juni 2010, FIN/ 2010/514 U.

In behandeling.

25.

2009–2010

Kabinet is voornemens om voor het einde van 2010 te beslissen wat de vervolgaanpak wordt voor de introductie van DBFM(O) bij zorghuisvesting.

Voortgangsrapportage 2010, brief Kamer 11 juni 2010, FIN/ 2010/514 U.

Mocht er eind 2010 geen reëel zicht zijn op een pilot project dan zal de Kamer geïnformeerd worden over complexiteiten omtrent toepassing van DBFM(O) in de zorg.

26.

2009–2010

Kabinet is voornemens om voor het einde van 2010 te beslissen wat de vervolgaanpak wordt voor de introductie van DBFM(O) bij onderwijshuisvesting.

Voortgangsrapportage 2010, brief Kamer 11 juni 2010, FIN/ 2010/514 U.

In behandeling.

27.

2009–2010

Nadere informatie over de bankenbelasting.

AO 14 april 2010, Toekomst Financiële sector, de brief van de minister van Financiën d.d. 7 april 2010 over de maatregelen voor de financiële sector op de korte termijn, Kamerstukken II, 32 013, nr. 12.

In behandeling.

28.

2009–2010

Minister heeft toegezegd de manier om te gaan met de schade boven de 1,3 mld.

AO 10 maart 2010, kredietcrisis, Kamerstukken II, 2009–2010, 31 371, nr. 269, 303, 304, 306, 318 en 23 987, nr. 107.

Week 25 brief naar de Tweede Kamer. In behandeling.

29.

2009–2010

Plannen Obamamet betrekking op Griekenland en de oprichting van het EMF.

AO 11 maart 2010, Ecofin, Kamerstukken II, 21501–07, nr. 687 en 698.

Brief TK van 15 maart 2010 inzake Internationale stand van zaken Financiële Hervormingen.

30.

2009–2010

Studie dienstverlening in andere landen.

AO 3 december, regels voor de Financiële dienstverlening, de brief van de minister van Financiën d.d. 26 oktober 2009 inzake beantwoording vragen AO financiële dienstverlening van 15 oktober 2009 Kamerstukken II 28 122, nr. 31, de brief van de minister van Financiën d.d. 16 november 2009 inzake beantwoording vragen van de leden Vos en Blanksma-van den Heuvel inzake Genworth Financial gesteld tijdens het vragenuur van 13 oktober 2009, Kamerstukken II, 29 507, nr. 88, de brief van de minister van Financiën d.d. 27 november 2009 inzake Regelgeving financiële dienstverlening Kamerstukken II, 29 507, nr. 89.

In behandeling.

31.

2009–2010

Actal komt in 2010 met 3e verinnerlijkingsonderzoek.

AO regeldruk bedrijven 2 september 2009.

Onderzoek loopt.

32.

2009–2010

Wat betreft vergunningsstelels die zijn omgezet in meldingsplicht, de toezegging om via de Commissie Regeldruk Bedrijven te inventariseren bij bedrijfsleven of die meldingsplichten aanleiding geven tot klachten.

VAO regeldruk bedrijven 24 september 2009.

De inventarisatie heeft plaatsgevonden. Uitkomst: geen klachten. De Tweede Kamer zal binnenkort, door de minister van Justitie, geïnformeerd worden middels de MvT bij de Verzamelwet Lex Silencio Positivo.

33.

2009–2010

Aanbieden aan de TK van de resultaten van het 3e Actal-onderzoek naar verinnerlijking

AO regeldruk bedrijven 20 januari 2010.

Onderzoek loopt

6.2 Bijlage inzake ZBO’s en RWT’s

Naam organisatie

RWT

ZBO

Begrotingsartikel

Rijksbijdrage 2011 (bedragen x € 1 000)

Internetadres

Waarderingskamer

X

X

Art. 1

612

www.waarderingskamer

Autoriteit Financiële Markten (AFM)

X

X

Art. 2

26 883

www.afm.nl

Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars

X

 

Art. 2

0

www.nlbureau.nl

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

X

 

Art. 2

0

www.wbf.nl

Commissie Eindtermen Accountantsopleiding

X

X

Art. 2

0

www.ceaweb.nl

De Nederlandsche Bank (DNB)

X

X

Art 2 en 5

23 712

www.dnb.nl

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO)

 

X

Art. 9

0

www.maror.nl

Stichting Joods Humanitair Fonds (SJHF)

 

X

Art. 9

0

www.jhf.nl

Toelichting functie ZBO’s en RWT’s

Waarderingskamer

De Waarderingskamer heeft als belangrijkste taak het houden van toezicht op de waardering van onroerende zaken door de gemeenten in het kader van de Wet WOZ. De Wet WOZ is gericht op een uniforme waardering van onroerende zaken ten behoeve van de belastingheffing door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen. De apparaatskosten worden door de Waarderingskamer in rekening gebracht bij het Rijk (25%), de gemeenten (50%) en de waterschappen (25%).

Autoriteit Financiële Markten (AFM), De Nederlandsche Bank (DNB)

Het toezicht op de financiële markten is onderverdeeld in twee domeinen, te weten het prudentieel toezicht en het gedragstoezicht. Prudentieel toezicht is gericht op de soliditeit van financiële ondernemingen en het bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector terwijl het gedragstoezicht zich richt op ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten. Op grond van de artikelen 1:24 en 1:25 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) oefent DNB het prudentieel toezicht op financiële ondernemingen uit en is de AFM belast met de uitoefening van het gedragstoezicht. Beide toezichthouders beslissen tevens omtrent de toelating van de financiële ondernemingen tot de financiële markten. De kosten van het toezicht worden doorberekend aan de onder toezicht staande instellingen voor zover deze kosten niet ten laste komen van de Rijksbegroting (artikel 1:40 van de Wft).

Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars

Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars is verantwoordelijk voor het regelen van schaden door buitenlandse motorrijtuigen in Nederland en staat garant voor betaling van schade als onverzekerde Nederlandse motorvoertuigen in andere bij het groenekaartsysteem aangesloten landen schade veroorzaken. Daarnaast is het Nederlands Bureau op grond van artikel 27b van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) aangewezen als Informatiecentrum waarbij personen die schade hebben geleden die is veroorzaakt door een motorrijtuig uit een EU-lidstaat, informatie kunnen verkrijgen die hen in staat kan stellen een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigenverzekeraars oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO.

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

Het Waarborgfonds Motorverkeer vergoedt overeenkomstig artikel 26 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) schade aan benadeelden in gevallen, genoemd in artikel 25 Wam. Het betreft onder andere gevallen waarbij de veroorzaker onbekend is gebleven of deze niet verzekerd is. Daarnaast is het Waarborgfonds Motorverkeer ingevolge artikel 27k Wam aangewezen als Schadevergoedingsorgaan. In die hoedanigheid treedt het in specifieke gevallen op bij schaden die in het buitenland zijn veroorzaakt door buitenlandse motorrijtuigen. Het Waarborgfonds Motorverkeer oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO.

Commissie Eindtermen Accountantsopleiding

De Commissie Eindtermen Accountantsopleiding heeft de volgende wettelijke taken:

  • Het vaststellen van de eindtermen met inachtneming van de vakgebieden als bedoeld in artikel 56 Waa en artikel 66 Wra en de beroepsprofielen van NOvAA (AA) en NIVRA (RA).

  • Het aanwijzen van de opleidingen die het theoretisch deel van de accountantsopleiding geheel of gedeeltelijk verzorgen, met uitzondering van de eindtermen die betrekking hebben op de praktijkstage, voor zover deze opleidingen niet zijn geaccrediteerd overeenkomstig artikel 5a.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

  • Het toetsen van de praktijkstage aan de mate waarin wordt voldaan aan de eindtermen.

  • De afgifte van de verklaring van vakbekwaamheid: toelating tot het accountantsberoep van buitenlandse accountants (artikel 57 Waa en artikel 78 Wra).

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid

De Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO, voorheen Stichting Maror-gelden Overheid) is belast met de afwikkeling van onder het publiekrechtelijke regime afgegeven beschikkingen en is een ZBO. De minister houdt toezicht op SAMO, dit is vastgelegd in de statuten. Ter dekking van de uitvoeringskosten is in 2005 een éénmalige subsidie van € 1,67 miljoen aan SAMO verstrekt, voor de resterende doorlooptijd van SAMO. De Algemene Rekenkamer houdt bevoegdheden bij de SAMO.

Stichting Joods Humanitair Fonds

De Stichting Joods Humanitair Fonds (SJHF) blijft bestaan en is sinds 2005 voor het grootste deel een privaatrechtelijke stichting. Een klein deel van de SJHF blijft publiekrechtelijk. De toegekende projectgelden komen onder beheer van het publiekrechtelijke deel. Ter dekking van de uitvoeringskosten van het publiekrechtelijke deel is in 2005 een éénmalige subsidie verstrekt. De minister houdt toezicht, hetgeen is vastgelegd in de statuten. De Algemene Rekenkamer houdt bevoegdheden bij het publiekrechtelijke deel.

6.3 Lijst met afkortingen

A

 

ACTAL

Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AL

Administratieve Lasten

AOB

Ambtelijk Opdrachtgevers Beraad

Awb

Algemene Wet Bestuursrecht

  

B

 

BBP

Bruto Binnenlands Product

BERB

Bedrijfseconomische resultaatbepaling

BIS

Bank for International Settlements

BNP

Bruto Nationaal Product

BOOM/CJIB

Bureau Ontneming Openbaar Ministerie /Centraal Justitieel Incasso Bureau

BTW

Belasting toegevoegde waarde

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

  

C

 

CR

Complexiteitsreductie

CRI

Capital Relief Instrument

  

D

 

DBFMO

Design, Build, Finance, Maintain, Operate

DNB

De Nederlandsche Bank

DRZ

Domeinen Roerende Zaken

  

E

 

EBRD

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

EFC

Economische en Financieel Comité

EFSF

European Financial Stability Facility

EIB

Europese Investeringsbank

EKV

Exportkredietverzekering

EMU

Europese Monetaire Unie

EU

Europese Unie

EZ

Ministerie van Economische Zaken

  

F

 

FATF

Financial Action Task Force on money laundering

FBN

Fortis Bank Nederland Holding

FCI

Fortis Corporate Insurance

FIOD

Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

FIU

Financial Intelligence Unit

FIX

Fiscale kwaliteitsindex

FSAP

Financial Sector Assessment Program

  

G

 

GOB

Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf

  

I

 

IABF

Illiquid Assets Back-up Facility

IBO

Interdepartementaal beleidsonderzoek

IDA

International Development Association

IFC

International Finance Corporation

IFI

Internationale Financiële instelling

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IV

Informatievoorziening

  

K

 

KNM

Koninklijke Nederlandse Munt

  

L

 

LNV

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

  

M

 

MCN

Mandatory Convertible Note

MDW

Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit

MGO

Middelgrote ondernemingen

MIFID

Markets in Financial Instruments Directive

MIGA

Multilateral Investment Guarantee Agency

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MOB

Maatschappelijk overleg betalingsverkeer

  

O

 

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

  

P

 

PPC

Publiek Private Comparator

PPS

Publiek-private samenwerking

  

R

 

RGD

Rijksgebouwendienst

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RPE

Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek

RVOB

Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf

RVR

Raad voor Vastgoed Rijksoverheid

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

  

S

 

SUB

Samenwerking UWV en Belastingdienst

SPV

Special Purpose Vehicle

  

T

 

TASK

Tijdelijke Aanvullende Staatskredietverzekering

TRhi

Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen

  

U

 

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

  

V

 

VAR

Verklaring Arbeidsrelatie

VIA

Vooringevulde Aangifte

VGEM

Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Vpb

Vennootschapsbelasting

VROM

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

  

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

V&W

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

  

W

 

WBSO

Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk

Wft

Wet op het financieel toezicht

WGT

Wet inzake de Geldtransactiekantoren

Wid

Wet identificatie bij dienstverlening

WOII

Tweede Wereldoorlog

WOZ

Wet Onroerende Zaken

  

Z

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZGO

Zeer Grote Ondernemingen

ZZP

Zelfstandigen Zonder Personeel

6.4 Begrippenlijst

Anticiperende aankopen

Het in een vroegtijdig stadium verwerven van vastgoed, zodat het Rijk deze relatief goedkoop in zijn bezit krijgt en zijn publieke doelen tijdig kan realiseren.

Club van Parijs

Over eventuele kwijtscheldingen of uitstel van betaling van schulden van ontwikkelingslanden aan andere (met name westerse) landen, wordt beslist door de zogenaamde Club van Parijs. Daar komen de crediteurlanden bijeen en wordt de schuldhoudbaarheid van een land beoordeeld.

Code Tabaksblat

Een gedragscode voor beursgenoteerde bedrijven met als doel verbeterde transparantie in de jaarrekening, betere verantwoording van de Raad van Commissarissen en een versterking van de zeggenschap en bescherming van aandeelhouders.

Compliance

Het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van de wettelijke verplichtingen.

Corporate governance

Het besturen van een onderneming, het afleggen van verantwoording daarover en de verdeling van de verschillende daarvoor relevante bevoegdheden over de organen van de onderneming.

ERM-II

Wisselkoersmechanisme waaraan lidstaten die tot de eurozone willen toetreden moeten deelnemen. Het mechanisme kenmerkt zich door een vaste, maar aanpasbare spilkoers ten opzichte van de euro. Fluctuaties binnen een standaard bandbreedte van +/– 15% zijn toegestaan. Als de bandbreedte bereikt wordt, zijn de ECB en de betreffende Nationale Centrale Bank in principe verplicht te interveniëren. Voor toetreding tot de eurozone is deelname van minimaal twee jaar zonder devaluaties verplicht volgens het Verdrag van Maastricht.

Fiscale monitor

Enquêtes die jaarlijks onder de belastingplichtigen worden gehouden over de kwaliteit van de dienstverlening door de Belastingdienst.

Recovery and Resolution Plan

Een document dat door een financiële instelling op verzoek van de toezichthouder wordt opgesteld met het doel moral hazard en publieke kosten bij faillissement te verkleinen. Om dit te bereiken dienen zo min mogelijk beperkingen te bestaan met betrekking tot mogelijk toekomstige aanpassingen in de bedrijfsvoering. Het document bevat hiertoe onder meer een beschrijving van de juridische en operationele structuur en mogelijkheden om risico's te verkleinen en nieuw kapitaal aan te trekken. Daarnaast stelt het informatieverschaffing aan de toezichthouder in stress situaties zeker.

Return on equity

Onder return on equity wordt verstaan de mate van winstgevendheid, dus de verhouding tussen de vermogensopbrengst die een onderneming gedurende een bepaalde periode heeft gerealiseerd, en het vermogen waarmee die opbrengst is verkregen.

Solvency II

De nieuwe internationale regels voor verzekeraars. Uitgangspunt is dat er voldoende besef bestaat van de risico's in de verzekeringsbranche en dat er voldoende kapitaal beschikbaar is om deze risico's af te dekken.

Swap

Een swap is een overeenkomst tussen twee partijen tot het uitwisselen van kasstromen gedurende de looptijd van de swap op vooraf bepaalde tijdstippen en tegen vooraf vastgelegde voorwaarden. De betalingen worden verricht over een afgesproken onderliggende waarde. De onderliggende waarde zelf wordt niet uitgewisseld.