Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 augustus 2011
Op 17 augustus is het Koninklijk Besluit1 bekendgemaakt tot instelling van een commissie die tot taak heeft zich op de hoogte te stellen van de oorzaken en ontwikkelingen die hebben geleid tot een situatie waarin de integriteit van publieke functionarissen en het functioneren van belangrijke overheidsinstituties in Curaçao in opspraak is gebracht. De commissie heeft verder als taak om aanbevelingen te doen omtrent de wijze waarop het aanzien en het gezag van deze instituties kan worden hersteld. Over de instelling van deze commissie heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd in mijn brieven van 1 en 10 juni.2
Als leden van de commissie heb ik benoemd de heren P. Rosenmöller en C. Maas. De heer Rosenmöller zal tevens fungeren als voorzitter van de commissie. De commissie zal haar rapport uitbrengen aan de Minister-President van Curaçao en aan mij.
De heer P. (Paul) Rosenmöller (Den Helder, 1956) was tot 2003 lid van de Tweede Kamer en is voormalig voorzitter van de vaste kamercommissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken. In 2004 was hij lid van de Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen die een belangrijke rol speelde in de aanloop naar de staatkundige hervormingen die op 10 oktober vorig jaar zijn afgerond. De heer C. (Cees) Maas (Middelburg, 1947) was tot 2007 lid van de Raad van Bestuur van ING. Daarvoor was hij onder andere thesaurier-generaal bij het Ministerie van Financiën. In beide hoedanigheden is hij bekend geraakt met Curaçao en heeft hij brede kennis opgedaan van het financiële stelsel.
Van de zijde van Curaçao is, na overleg over de samenstelling van de Commissie, geen lid voorgedragen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. P. H. Donner