Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2011
Van 6 tot 14 januari heb ik een kennismakingsbezoek gebracht aan het Caribisch deel van Koninkrijk. Ik heb daarbij de drie landen Sint Maarten, Aruba en Curaçao, alsmede de drie eilanden die deel uitmaken van Nederland (Saba, Sint Eustatius en Bonaire), bezocht. Met deze brief informeer ik u over mijn bevindingen. Tevens wil ik van de gelegenheid gebruik maken u de laatste stand van zaken te melden ten aanzien van enkele moties en toezeggingen.
Algemeen
Dit was mijn eerste bezoek na de inwerkingtreding van de staatkundige veranderingen per 10-10-10. Mijn doel was om te bezien hoe de eerste ervaringen van beide kanten zijn met de nieuwe situatie en waar er zaken in de uitvoering verbeterd kunnen worden. Het is van belang ons te realiseren dat er slechts drie maanden na de transitie zijn verstreken. Daar waar eventueel problemen zijn, ligt het niet voor de hand direct aan de gekozen structuren te twijfelen, maar moet worden gekeken naar praktische oplossingen op punten die in de uitvoering niet goed gaan en die weerstand kunnen oproepen. Het is wennen aan een nieuwe situatie en een kwestie van samen de schouders er onder zetten om er een succes van te maken.
Zoals u mij heeft gevraagd, zal ik op basis van de nieuwe gekozen verhoudingen in het Koninkrijk een visie op het Koninkrijk ontwikkelen. De nieuwe structuur van 10-10-10 is immers geen eindpunt, maar een basis voor de toekomstige samenwerking binnen het Koninkrijk. Hoe die samenwerking er uit zal moeten komen te zien wil ik, samen met de partners in het Koninkrijk, in de loop van dit jaar ontwikkelen. Ik heb de besturen van alle eilanden daarom gevraagd mij medio februari van inbreng te voorzien, zodat ik in april een eerste lijn voor deze visie met hen kan bespreken.
Caribisch Nederland
Op de eilanden van het Caribisch deel van Nederland is mijn aandacht specifiek uitgegaan naar de praktische invulling van de transitie van 10-10-10. Waar gaat het minder goed? Waar kunnen we praktische verbeteringen organiseren.
Als minister van BZK ben ik weliswaar niet verantwoordelijk voor alle beleidsterreinen op de eilanden maar ik heb inmiddels wel de problemen die ik op de eilanden heb geconstateerd onder de aandacht van mijn collega bewindspersonen gebracht. In de begroting 2011 van de onderscheiden vakdepartementen zijn aparte toelichtingen gegeven op de werkzaamheden en bestedingen in Caribisch Nederland. Conform mijn toezegging aan uw Kamer heb ik mijn collega-bewindspersonen verzocht deze aparte toelichtingen ook in toekomstige begrotingen te handhaven.
Op Bonaire, maar in bijzonder op Saba en Sint Eustatius, vallen problemen met de praktische uitvoering van wetgeving op. Men is blij met de invoering van de algemene zorgverzekering, maar minder met de hiermee gepaard gaande administratieve lasten. Het gaat hierbij specifiek om o.a. de wijze van bevoorschotting van zorgkosten en noodzakelijke toestemming van het zorgkantoor op Bonaire om tot behandeling over te gaan van patiënten op de Bovenwindse eilanden. Ik heb mijn bevindingen inmiddels onder de aandacht van de minister van VWS gebracht.
Een soortgelijke problematiek geldt ten aanzien van de invoer van het nieuwe fiscale systeem. Hierbij gaat het om de administratieve handelingen rondom de invoer van goederen voor particulieren en onduidelijkheid ten aanzien van de belastingvrijstelling op bepaalde goederen. Met betrekking tot dit laatste hebben de eilandsbesturen aangekondigd een brief aan de staatssecretaris van Financiën te zullen zenden.
Het is van wezenlijk belang dat bij de uitvoering van de wetgeving rekening wordt gehouden met de maat van de eilanden. Een uitvoeringstoets zou bij alle nieuwe wetgeving onderdeel van het voorbereidingstraject uit moeten maken. Het kan niet zo zijn dat maatregelen die beogen het leven gemakkelijker te maken op de eilanden, uiteindelijk door de wijze van uitvoering tot meer administratieve lasten leiden.
Een telkens terugkomend onderwerp is de uitgangspunten en hoogte van de vrije uitkering. Ik zal dit voorjaar een bestuurlijk overleg met de drie eilanden beleggen waarin deze uitgangspunten voor het komend jaar besproken kunnen worden, zo nodig ter voorbereiding op de Voorjaarsnota. Een dergelijk overleg zou mijns inziens elk half jaar plaats moeten vinden en dan bij voorkeur in Nederland, zodat zaken zoals de uitvoeringsproblematiek, die verschillende departementen aangaan, kunnen worden besproken.
De transitie van 10 oktober 2010 staat nog vers in ons geheugen. Sinds die datum is er volgend uit de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba op de eilanden een Rijksvertegenwoordiger. Ik heb u toegezegd dat de halfjaarlijkse rapportage van de Rijksvertegenwoordiger aan de Kamer zal worden doorgestuurd. De eerste rapportage kunt u medio april tegemoet zien.
Sint Maarten
Op Sint Maarten is voornamelijk gesproken over de plannen van aanpak en de begroting. Sint Maarten heeft aangegeven nu al problemen te zien ten aanzien van de uitvoering van de ambitieuze plannen van aanpak. Ik heb aangegeven dat de uitvoering hiervan (bijvoorbeeld ten aanzien van de rechtshandhaving) geen vrijblijvende zaak is maar bij AMvRB is vastgelegd. In dat verband heb ik ook aangegeven dat het belangrijk is om in de begroting specifiek aan te geven hoe de plannen van aanpak worden gefinancierd.
Tijdens mijn gesprekken op Sint Maarten is ook de situatie rond de begroting voor 2011 van Sint Maarten uitgebreid ter sprake gekomen. Onlangs heb ik uw Kamer hierover nader bericht in antwoord op vragen van het lid Bosman (met kenmerk 2011Z00505). Het College Financieel Toezicht zal medio februari de rijksministerraad nader informeren over de stand van zaken begroting 2010 van Sint Maarten. Voor 17 februari zal een – door de staten van Sint Maarten goedgekeurd – pakket aan additionele maatregelen aangeboden moeten worden aan het Cft.
Curaçao
Op Curaçao is vooral gesproken over enkele losse eindjes als gevolg van 10-10-10. Zo is er een aanzienlijk deel van de SEI-middelen nog niet verplicht. Met betrekking tot het Sociaal Economisch Initiatief (SEI) van Curaçao heb ik onder voorwaarden ingestemd met een verlenging tot 30 september 2011 voor het kunnen aangaan van verplichtingen voor projecten. Voor een enkel project is meer tijd gegeven. Daarmee is voldoende ruimte gegeven voor Curaçao om het SEI te kunnen uitvoeren en de daarin gestelde resultaten te behalen. Tegelijkertijd heb ik met de minister-president afgesproken dat enkele belangrijke maatregelen op het gebied van het investeringsklimaat, de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt volgens een bepaald tijdsschema worden uitgevoerd. Dit geldt ook voor de maatregelen aangaande de Isla raffinaderij.
Afgesproken was dat Curaçao mij uiterlijk 1 februari informeert over de onderlinge weging van factoren die zullen meespelen bij een uiteindelijk besluit over de raffinaderij. Tevens is afgesproken dat Curaçao bij die gelegenheid ingaat op de juridisch aansprakelijkheid voor de milieuschade, waaraan in de volgende fase van het onderzoek verder aandacht zal worden besteed. Dit is in lijn met de motie Van Gent ter zake (Kamerstukken II 2009–2010, 32 123 IV, nr. 17).
Op 31 januari jl. heb ik conform deze afspraak een brief van Minister-President Schotte ontvangen.1 Hierin worden de verschillende opties voor de toekomst van de raffinaderij uiteengezet en welke stappen de regering van Curaçao zal zetten om te komen tot een weloverwogen besluit aangaande de toekomst van de raffinaderij. U treft dit als bijlage bij deze brief.1
Het is belangrijk te constateren dat de regering van Curaçao het belang heeft onderkend om de problematiek rond de Isla te doorbreken en om gestructureerd een beleids- en besluitvormingstraject te doorlopen. De Minister-President van Curaçao heeft hiertoe ook al voor ondertekening van het SEI-addendum op 13 januari stappen ondernomen. Dat de Minister-President op eigen initiatief de milieubeweging op Curaçao heeft uitgenodigd voor een gesprek over de raffinaderij vind ik tevens een belangrijk signaal. De regering van Curaçao heeft toegezegd op 1 april de beleidsvisie in concept gereed te hebben. Een volledig uitgewerkt plan van aanpak voor de Isla raffinaderij zal uiterlijk 31 oktober 2011 door de raad van ministers van Curaçao zijn vastgesteld. Verdere vertraging van de invoer van de hierboven genoemde maatregelen kan gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van samenwerkingsmiddelen in het kader van het SEI. Dit waarborgt dat deze maatregelen volgens het afgesproken tijdsschema zullen worden uitgevoerd. Ik vertrouw hiermee voldoende gevolg te hebben gegeven aan de motie Van Gent aangaande de toekomstvisie op de Isla raffinaderij (kamerstukken I 2010–2011, 32 500 IV, nr. 14).
In mijn brief d.d. 30 november 2010 (kamerstuk 32 500 IV, nr. 17) heb ik u, in antwoord op uw vraag naar de omvang van de stormschade op Curaçao, geantwoord dat de omvang van de schade nog niet is vastgesteld. U hebt mij daarop per brief d.d. 16 december 2010 (2011Z00010/2010D52032) gevraagd of ik inmiddels wel over deze informatie beschik. Helaas is mij gebleken dat de schade niet centraal wordt bijgehouden op Curaçao. Daardoor is het niet mogelijk gebleken om de totale schade vast te stellen. Het feit dat er inmiddels vele initiatieven genomen zijn om de schade te herstellen maakt ook dat het niet meer mogelijk is een goede inschatting van deze schade te maken. Daarom moet ik u tot mijn spijt meedelen dat ik niet beschik noch zal beschikken over de cijfers van de omvang van de schade als gevolg van tropische storm Tomas.
Aruba
Ik heb tevens een bezoek gebracht aan Aruba. Op Aruba heb ik met de bestuurders gesproken over de actuele financiële en sociaal-economische ontwikkeling van het eiland. Hierbij is met name aandacht besteed aan de ontwikkeling van het toeristisch stadscentrum en verbeteringen in de wijken. Tevens is stil gestaan bij het feit dat Aruba op 18 maart aanstaande het 25 jarig bestaan van haar autonome status binnen het Koninkrijk zal vieren.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. P. H. Donner