Kamerstuk 32500-C-3

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2011

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2011

Gepubliceerd: 11 november 2010
Indiener(s): Sharon Dijksma (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-C-3.html
ID: 32500-C-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 november 2010

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidende onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De op 26 oktober 2010 voorgelegde vragen zijn, bij brief van 11 november 2010, beantwoord door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De voorzitter van de commissie,

Dijksma

De waarnemend griffier van de commissie,

Hendrickx

1

Op welke terreinen, met vermelding van het betreffende ministerie, is sprake van co-financiering door provincies van rijksbeleid in de periode 2006–2010 (inclusief besluiten daarover)? Welke bedragen per ministerie en per provincie zijn hiermee gemoeid? Staan deze co-financieringsafspraken onder druk nu € 330 mln. wordt gekort op het provincie-fonds? Staan deze cofinancieringsafspraken onder druk nu op een aantal terreinen bezuinigingen op specifieke uitkeringen in het regeerakkoord staan aangekondigd? Welke van deze co-financieringsafspraken hebben betrekking op zaken die naar de mening van het nieuwe kabinet niet meer tot de kerntaken van de provincies kunnen worden gerekend?

De fondsbeheerders houden geen systematisch overzicht bij over co-financieringsafspraken van provincies met verschillende ministeries. Hiervoor wordt verwezen naar de ministeries zelf. Ik weet echter dat er cofinancieringsafspraken zijn. Deze afspraken zijn vaak gemaakt in bestuurlijk overleg over onder andere verkeer en vervoer, ruimte, water en natuur en op het terrein van bedrijventerreinen, de jeugdzorg, monumentenzorg en bibliotheken. De jeugdzorg hoort overigens wat dit kabinet betreft niet tot de kerntaken van de provincies. Ik neem aan dat u doelt op de uitname van 300 miljoen zoals al was aangekondigd bij voorjaarsnota 2010. Wij gaan ervan uit dat andere overheden zoveel mogelijk hun afspraken zullen nakomen. Over de gevolgen van het regeerakkoord voor provincies en de prioriteitstelling zal nog overleg plaatsvinden met provincies.

2

Welk financieel toezicht gaat de regering uitoefenen op de provincies in de Randstad nu een herziening van het provinciaal bestuur in de Randstad in het regeerakkoord is aangekondigd?

Ook bij toekomstige opschaling van het provinciaal bestuur in de Randstad, blijft financieel toezicht door de minister van BZK op het niveau van provincies het uitgangspunt. Voor een eventueel herindelingsproces van provincies geldt op grond van de Wet arhi dat preventief financieel toezicht wordt ingesteld op het moment dat de arhi-procedure is gestart.

3

Op welke wijze wil de regering bewerkstelligen dat provincies zich alleen met hun kerntaken bezighouden?

Door buiten de kerntaken geen taken aan de provincies in medebewind te geven, door geen taken meer door het Rijk te financieren en door afspraken te maken met de provincies in een eventueel bestuursakkoord.

4

Hoe wordt het proces ingericht met betrekking tot de op te richten Vervoer en Infrastructuurautoriteit in de Randstad, inclusief het overdragen en uitnemen van provinciale taken en eigendommen?

De komende maanden zal over de invulling van een in te stellen infrastructuurautoriteit nader worden beslist. Het kabinet zal u hierover begin 2011 informeren.

5

Hoe wordt – formeel en qua timing – het regeerakkoord in de onderhavige begroting verwerkt? Kunt u aangeven hoe een zorgvuldige en integrale beoordeling van de begroting Provinciefonds 2011 door de Tweede Kamer wordt gewaarborgd?

Voor het provinciefonds zijn er voor 2011 geen consequenties vanuit het regeerakkoord. Voor zover nu in beeld zullen de eerste consequenties zich voor 2012 en verder voordoen. Deze consequenties worden opgenomen in de eerste suppletore begroting (voorjaarsnota) 2011. Zorgvuldige en integrale beoordeling van de begroting 2011 provinciefonds kan dan ook op basis van de ontwerpbegroting 2011 (Tweede Kamer, 2010–2011, 32 500 C).

6

Over welke uitkeringen bestaat een verschil van opvatting tussen de regering en de provincies?

De besprekingen over mogelijke toekomstige decentralisaties zowel naar gemeenten als naar provincies moet nog plaatsvinden onder andere in het kader van eventueel te sluiten bestuurskoorden. Het is nu dan ook nog te vroeg om uitspraken te doen over mogelijke verschillen van opvatting tussen Rijk en provincies.

7

In hoeverre wijkt het nieuwe verdeelmodel, vanaf 2012, af van het huidige verdeelmodel?

Het vorige kabinet heeft toegezegd dat zij bij het nieuwe verdeelmodel rekening houdt met de vermogens van de provincies. Deze lijn wil ik voortzetten. Op dit moment wordt gewerkt aan het nieuwe verdeelmodel en daarom kan ik nog niet aangeven in hoeverre het nieuwe verdeelmodel afwijkt het van het huidige verdeelmodel. Ik streef ernaar om de nieuwe verdeling 1 januari 2012 in te laten gaan.

8

Wanneer stelt het kabinet het nieuwe verdeelmodel voor het Provinciefonds vast? Op welke wijze wordt de Kamer hierbij betrokken?

Het is mijn streven om het nieuwe verdeelmodel op korte termijn met uw Kamer te bepreken, zodat de provincies uiterlijk in de meicirculaire van 2011 helderheid krijgen over de verdeling voor 2012. Er wordt bestuurlijk overleg gevoerd met de provincies. Het doel is echter niet om met alle provincies tot overeenstemming te komen over de herverdeling. In een eerder stadium zijn de provincies er met elkaar niet uitgekomen en daarom is aan de fondsbeheerders gevraagd de knoop door te hakken. Dat ga ik doen.

9

Wat is de stand van zaken om tot een nieuwe verdeelsystematiek van het Provinciefonds te komen? Is de doelstelling nog steeds om het nieuwe verdeelsysteem per 1 januari 2012 in te laten gaan? Hoe wordt er met en tussen de provincies overeenstemming bereikt over de herverdeling van het eigen vermogen van provincies? Welke rol spelen het ministerie en de fondsbeheerders hierin?

Zie antwoord bij vraag 8.

10

Welke aanleidingen zijn er om van tijd tot tijd de prioriteiten van provincies als collectiviteit te herzien? Zijn er voor 2011 andere prioriteiten gesteld? Zo ja welke en op grond waarvan? Zo nee, waarom niet?

De aanleiding kan bijvoorbeeld zijn dat er een andere opvatting komt over de taken van provincies. Bijvoorbeeld provincies concentreren zich voornamelijk op het fysieke terrein en niet of minder op het sociale terrein (Commissie Lodders; Ruimte, Regie en Rekenschap). Voor 2011 zijn er geen concrete andere prioriteiten gesteld voor de provincies. De eerste verandering a.g.v. het regeerakkoord is waarschijnlijk pas in 2012 en verder.

11

Hoe komt het dat er in 2015 een relatief grote daling is van de uitkering van het Provinciefonds per inwoner (figuur 2.2.2)?

Dit komt voornamelijk omdat in 2014 een aantal grotere decentralisatie-uitkeringen aflopen, zoals Bodemsanering, Externe Veiligheid, Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing en Bedrijventerreinen. Zie hiervoor ook tabel 3.3.1 bladzijde 13.

12

Wanneer wordt het rapport verwacht waarin de fondsbeheerders, VNG en IPO de normeringssystematiek hebben geëvalueerd?

Het evaluatierapport normeringssystematiek gemeentefonds en provinciefonds zal naar verwachting in november aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

13

Hoe verhoudt het aanzienlijk hoger bedrag dat in 2011 voor de decentralisatieuitkeringen is ingeboekt, zich tot het opnieuw invoeren van de normeringssystematiek? Hoe vindt de indexatie van het bedrag van decentralisatieuitkeringen plaats?

De decentralisatie-uitkeringen (DU) hebben als zodanig geen relatie met de normeringssystematiek. De DU wordt vooral gebruikt als de verdeling van de bedragen over de provincies niet binnen de bestaande maatstaven van de algemene uitkering kan en/of als de uitkering tijdelijk is. Wel is het zo dat de DU’s vallen onder de grondslag van de berekening van het accres. Verdeling van het accres gebeurt echter via de algemene uitkering. Indexatie van de DU’s zelf vindt in het jaar van overboeking via het overboekende departement plaats.

14

Waarom is gekozen voor een decentralisatieuitkering voor muskusrattenbestrijding en niet voor een integratieuitkering, nu het toch juist gaat om het beperken van herverdeeleffecten en het bevorderen dat de uitkering uiteindelijk in het provinciefonds wordt opgenomen?

De muskusratten betreft per saldo een uitname uit het provinciefonds van 19 miljoen. Om de herverdeeleffecten voor de provincies zo klein als mogelijk te houden is er voor gekozen om in 2011 de uitname te realiseren door een vermindering van de algemene uitkering van 31,469 miljoen en een eenmalige uitkering in de vorm van een decentralisatie-uitkering van 12,469 miljoen. Per saldo is dat een uitname van 19 miljoen. Voor 2012 wordt gekeken in hoeverre deze uitname kan meelopen in het nieuwe verdeelmodel. Er is dan ook geen sprake van dat de eenmalige decentralisatie-uitkering structureel in het fonds wordt opgenomen.

15

Waarom is in 2011 geen bedrag opgenomen voor de decentralisatieuitkering Bedrijventerreinen?

Voor de uitvoering van de provinciale herstructureringsprogramma's stelt het Rijk via een decentralisatie-uitkering € 101 mln. beschikbaar. Deze middelen worden in de periode 2010 t/m 2014 uitgekeerd conform een met de provincies overeengekomen kasritme. Hierbij is rekening gehouden met de financieringsbehoefte van provincies. In 2011 vindt volgens dit ritme geen betaling plaats.

16

Wat wordt bedoeld met de mededeling in het regeerakkoord dat de mogelijkheid van het verhogen van opcenten op de motorrijtuigenbelasting verder wordt beperkt?

In het regeerakkoord is de aanscherping van de huidige wettelijke normering van de provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting gekoppeld aan kortingen op naar de provincie gedecentraliseerde taken. De resterende onderdelen die na ombuigingen resteren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Inrichting Landelijk Gebied (ILG) en de Regionale Historische Centra worden immers gedecentraliseerd naar provincies met een korting op het budget van 25%. Het kabinet wil voorkomen dat deze kortingen worden afgewenteld op de autobezitters. De wijze van normering wordt door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Financiën nog bezien.

17

Waarom is er geen totaaloverzicht van de uitgavenclusters bij gemeenten en provincies?

De omvang van de uitgavenclusters van het gemeentefonds wordt jaarlijks gepubliceerd in het «Periodiek onderhoudsrapport gemeentefonds» die als bijlage is opgenomen bij de begroting van het gemeentefonds. De omvang van de uitgavenclusters van het provinciefonds wordt jaarlijks opgenomen in de publicatie «De provinciale financiën, Een interprovinciale vergelijking» van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze publicatie over 2010 wordt naar verwachting in november aan de Kamer gestuurd.

18

Mogen provincies van u een eigen belastinggebied behouden? Hoe gaat die belasting eruit zien?

Een eigen belastinggebied van een democratisch gelegitimeerd orgaan bevordert de effectieve en efficiënte besteding van overheidsmiddelen. Het kabinet vindt het daarom van belang dat de provincies hun enige substantiële eigen belastinggebied behouden. Het regeerakkoord gaat dan ook uit van normering, maar behoud van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. Voor het overige wordt geen invoering van nieuwe provinciale belastingen voorzien.