Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2011
Zoals door u in de motie van de heer Aptroot (december 2010; 32 500A-16) gevraagd informeer ik u voor 1 mei 2011 over de voortgang van de besluitvorming over de RijnlandRoute en RijnGouwelijn.
In het overleg hierover met de provincie Zuid-Holland heb ik al het mogelijke gedaan om tot een goede oplossing te komen. Zo heb ik de rijksbijdrage aan de RijnlandRoute met € 97 mln verhoogd waardoor de realisatie van de eerste fase van scenario F van Zoeken naar Balans (2x1) mogelijk is geworden.
U heeft krachtens uw moties aangegeven de volledige scope van Zoeken naar Balans te willen realiseren.
Daarvoor ben ik samen met de provincie tot een aanpak gekomen die uitzicht biedt op een oplossing. Voor de realisatie van de RijnlandRoute (incl. maatregelen aan het hoofdwegennet) en de RijnGouwelijn stel ik de rijksbijdrage als een gebiedsbudget ter beschikking aan de provincie. De provincie is hiermee in staat een aantal afwegingen in beide projecten integraal te maken. Deze afwegingen zijn nodig, omdat niet alle wensen in beide projecten met de beschikbare middelen kunnen worden gerealiseerd.
De provincie is hierdoor in staat opties af te wegen zoals:
– de wegeninfrastructuur in één keer te realiseren en de OV infrastructuur stapsgewijs op de gewenste kwaliteit te brengen (vergelijk bijv. Zuidtangent),
– de OV infrastructuur in één keer in de gewenste kwaliteit te realiseren en de wegeninfrastructuur gefaseerd aan te leggen (bijv. eerste fase van scenario F),
– een combinatie van de bovenstaande twee.
In het gebiedsbudget zijn de volgende Rijksbijdragen samengevoegd:
– € 193 mln subsidie RijnGouwelijn, beschikbaar in de periode 2011–2019;
– € 432 mln in 2009 toegezegde bijdrage RijnlandRoute (incl. bijdrage uit de grondexploitatie Nieuw-Valkenburg), deels beschikbaar voor 2020 en deels na 2020;
– € 97 mln toegezegde extra bijdrage RijnlandRoute, beschikbaar na 2020.
Hiermee ontstaat een gebiedsbudget van € 722 mln dat door het Rijk aan de provincie beschikbaar wordt gesteld om beide projecten te realiseren.
Ook de regio heeft haar bijdrage aan de RijnlandRoute verhoogd naar € 280 mln.
De kosten voor de volledige scope van de RijnlandRoute (Zoeken naar Balans 2x2) zijn geraamd op € 920 mln. Uit de regionale bijdrage en mijn gebiedsbudget kunnen deze kosten worden gedekt. Ik besef dat dit afhankelijk is van de keuzes die de provincie nog gaat maken over de verdeling van het budget tussen de RijnlandRoute en RijnGouwelijn.
Een definitief besluit over de financiering van de RijnlandRoute en RijnGouwelijn is op dit moment nog niet mogelijk vanwege de demissionaire status van het college van GS van de provincie. Wel hebben we met deze aanpak de basis gelegd voor een duurzame oplossing voor zowel het OV als de weginfrastructuur. Hiermee kunnen ten behoeve van de ontwikkelingen in de regio de benodigde investeringen in de mobiliteit en ruimtelijke inpassing worden gerealiseerd.
Ik ga er van uit dat met deze afspraken het voorbereidingsproces voor woningbouwlocatie Nieuw-Valkenburg onverminderd wordt voortgezet en dat deze locatie vanaf het begin zal worden ontsloten via het OV en de weg. Het is mijn inzet om tijdens het komend Bestuurlijk Overleg MIRT samen met het nieuwe bestuur van de provincie te komen tot financiële afspraken en een voorkeursrichting van de uitwerking op basis van een voorstel dat de provincie nu gaat uitwerken.
U heeft in de afgelopen tijd een aantal moties aangenomen met betrekking tot de RijnlandRoute en RijnGouwelijn. Hieronder geef ik kort aan op welke wijze ik via de bovengenoemde aanpak invulling geef aan deze moties.
– Motie Roefs (december 2009, 32 123A-69). De gekozen aanpak stelt de provincie in staat deze motie uit te voeren.
– Motie Nepperus (juni 2010; 32 123A-128). Deze motie is uitgevoerd en heeft tot de gekozen aanpak geleid.
– Motie Dijkgraaf (juni 2010; 32 123A-129). In de geest van deze motie heb ik een extra bijdrage aan de RijlandRoute gedaan, waarmee ik veel verder ga dan deze motie.
– Motie Aptroot (december 2010; 32 500A-16). De gekozen aanpak stelt de provincie in staat deze motie uit te voeren echter een definitief besluit kan niet voor 1 mei worden genomen.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus