Ontvangen 19 november 2010
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:
E
Na artikel 640 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 640a
De aanspraak op het minimum, bedoeld in artikel 634, vervalt zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven, tenzij de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen. Bij schriftelijke overeenkomst kan ten gunste van de werknemer worden afgeweken van de termijn van zes maanden, bedoeld in de eerste zin.
Voorgesteld wordt in artikel 7:640a van het Burgerlijk Wetboek (BW) te expliciteren dat bij schriftelijke overeenkomst ten gunste van de werknemer kan worden afgeweken van de vervaltermijn voor de minimum vakantiedagen. Een wettelijke vervaltermijn is van dwingend recht. Verlenging van een wettelijke vervaltermijn is niet mogelijk tenzij de wet anders bepaalt. Uit artikel 7:645 BW blijkt thans impliciet dat van het voorgestelde artikel 7:640a BW ten voordele van de werknemer kan worden afgeweken. Omwille van de duidelijkheid wordt voorgesteld dit ook expliciet in de wettekst op te nemen.
De minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp