Voorgesteld 4 oktober 2011
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat er een bijzondere historische band en betrokkenheid bestaat tussen Nederland en de Molukse bevolkingsgroep in Indonesië;
voorts constaterende, dat er een bijzondere historische band en betrokkenheid bestaat tussen Nederland en de Papoeabevolking in Indonesië;
overwegende, dat aandacht voor de positie van de Molukkers en Papoea’s in Indonesië ontbreekt in de Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en de Republiek Indonesië anderzijds;
tevens overwegende, dat de mensenrechten van de Molukkers en Papoea’s in Indonesië veelvuldig geschonden worden;
voorts overwegende, dat de rechtspositie en de bescherming van christenen in Indonesië formeel weliswaar zijn geregeld maar in de praktijk sterk te wensen overlaten;
verzoekt de regering de mensenrechtenpositie van de Molukkers, de Papoea’s en de christenen in Indonesië in bilaterale contacten met Indonesië en in de relevante internationale fora aan de orde te stellen, met als inzet het stoppen van de schending van de mensenrechten van de Molukkers, de Papoea’s en de christenen, en een verslag daarvan op te nemen in de jaarlijkse mensenrechtenrapportage,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kortenoeven
Dijkgraaf