Ontvangen 6 april 2011
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift wordt na «verbeterde aansluiting» ingevoegd: van de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In de considerans wordt na «Wet milieubeheer» ingevoegd: en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
B
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A vervalt.
2. De volgende onderdelen worden ingevoegd:
Aa
In artikel 4.9, derde lid, onder a, wordt «grenswaarden en richtwaarden» vervangen door: milieukwaliteitseisen.
Ab
Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «voor zover deze voor de vaststelling van de milieukwaliteitseis van belang zijn» ingevoegd: en dit niet strijdig is met een op die milieukwaliteitseis betrekking hebbende EU-richtlijn of EU-verordening.
2. Het derde lid komt te luiden:
3.Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid, wordt ten aanzien van een daarbij gestelde milieukwaliteitseis bepaald of deze wordt aangemerkt als grenswaarde, richtwaarde dan wel andere ter uitvoering van een daarbij genoemde EU-richtlijn of EU-verordening gestelde milieukwaliteitseis, met dien verstande dat:
a. een grenswaarde de kwaliteit aangeeft die op het in de maatregel aangegeven tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste moet worden in stand gehouden;
b. een richtwaarde de kwaliteit aangeeft die op het in de maatregel aangegeven tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk moet worden in stand gehouden;
c. een ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening gestelde milieukwaliteitseis de overeenkomstig die richtlijn of verordening te bereiken kwaliteit aangeeft, met inbegrip van een met betrekking tot die eis van toepassing zijnde afwijkingsmogelijkheid.
Ac
Artikel 5.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden:
Bij een maatregel als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, worden de bevoegdheden aangewezen bij de uitoefening waarvan:
a. de bij de maatregel gestelde grenswaarden in acht moeten worden genomen,
b. met de bij de maatregel gestelde richtwaarden rekening moet worden gehouden, of
c. de bij die maatregel ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening gestelde milieukwaliteitseisen worden betrokken, op de bij die maatregel bepaalde wijze.
2. De tweede volzin begint op een nieuwe regel.
Ad
Artikel 5.2b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «de eisen en streeftermijnen van artikel 4, eerste en tweede lid, van de kaderrichtlijn water» vervangen door: de ter uitvoering van artikel 4, eerste en tweede lid, van die richtlijn gestelde milieukwaliteitseisen en termijnen.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. In:
a. het nationale waterplan, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de Waterwet,
b. een regionaal waterplan als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de Waterwet,
c. een beheerplan als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, van de Waterwet,
worden de maatregelen opgenomen of uiteengezet ter voorkoming van achteruitgang van de toestand van alle oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen die in verband met de uitvoering van de verplichtingen van de kaderrichtlijn water zijn aangewezen, behoudens voor zover overeenkomstig artikel 4, zesde, zevende en achtste lid, van die richtlijn bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, is bepaald dat achteruitgang van een toestand is toegelaten.
3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het vierde lid.
Ae
In artikel 5.3, derde lid, wordt «oppervlaktewateren» vervangen door «oppervlaktewaterlichamen», «grondwatervoorkomens» door «grondwaterlichamen» en «richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie» door: EU-richtlijn of EU-verordening.
C
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IA
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.14, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c, aanhef, vervalt «en».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. en betrekt het bevoegd gezag bij die beslissing de bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening gestelde milieukwaliteitseisen op de bij die maatregel aangegeven wijze, voor zover de verplichting daartoe krachtens of overeenkomstig artikel 5.2 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in die maatregel.
B
Artikel 2.26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «zuiveringstechnisch werk» vervangen door: zuiveringtechnisch werk, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet,.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «zuiveringstechnisch werk» vervangen door: zuiveringtechnisch werk, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet,.
3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer gestelde grenswaarden voor de kwaliteit van het oppervlaktewater» vervangen door: bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ter uitvoering van een EU-richtlijn of een EU-verordening gestelde milieukwaliteitseisen voor oppervlaktewaterlichamen.
C
Artikel 5.20, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «zuiveringstechnisch werk» vervangen door: zuiveringtechnisch werk, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet.
2. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:
a. «krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer gestelde grenswaarden voor de kwaliteit van het oppervlaktewater» wordt vervangen door: bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening gestelde milieukwaliteitseisen voor oppervlaktewaterlichamen.
b. «zuiveringstechnisch werk» wordt vervangen door «zuiveringtechnisch werk, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet,» en «oppervlaktewater» wordt vervangen door: oppervlaktewaterlichaam.
Deze nota van wijziging wijzigt het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer (verbeterde aansluiting van titel 5.1 op de kaderrichtlijn water) (Kamerstukken II 2009/10, 32 427, nrs. 1–3). Dat wetsvoorstel is ingediend naar aanleiding van een toezegging van de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer, gedaan bij brief van 17 november 2006 aan de voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006/07, nr. 27 625, nr. 78), om de tekst van artikel 5.2b, vierde lid, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) beter te doen aansluiten op de terminologie van de kaderrichtlijn water (hierna: Krw)1. Het gaat met name om een wijziging van artikel 5.2b, vierde lid, van de Wm, waarmee artikel 4, eerste lid, onder a, i), en b, i) van de Krw isgeïmplementeerd. Die bepalingen houden in dat de toestand van oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen niet achteruit mag gaan. In artikel 5.2b, vierde lid, van de Wm is bepaald dat de waterkwaliteit niet mag verslechteren. Dit verschil in terminologie zou, zonder dat de wetgever dit heeft beoogd, in de praktijk tot een strengere toepassing van de Krw kunnen leiden dan uit de richtlijn zelf voortvloeit.
De onderhavige nota van wijziging wijzigt het wetsvoorstel en heeft tot doel titel 5.1 van de Wm ook op een ander punt meer in overeenstemming te brengen met de terminologie van de Krw en andere EU-richtlijnen en EU-verordeningen waarin doelstellingen en normen voor de te realiseren milieukwaliteit worden gesteld. Deze wijziging heeft betrekking op het volgens de Wm verplichte gebruik van de begrippen grenswaarde en richtwaarde, ter karakterisering van de op grond van artikel 5.1, eerste lid, van de Wm gestelde milieukwaliteitseisen. De Krw verplicht niet tot het hanteren van deze begrippen, evenmin als veel andere EU-richtlijnen en EU-verordeningen. De begrippen grenswaarde en richtwaarde blijken hierdoor aanleiding te geven tot verwarring over de betekenis en beoogde doorwerking van de ter implementatie van de Krw vastgestelde milieukwaliteitseisen. Met deze nota van wijziging wordt voorgesteld een nieuwe categorie milieukwaliteitseisen toe te voegen, die implementatie op maat mogelijk maakt, te weten «een ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening gestelde milieukwaliteitseis».
Ter toelichting wordt hierover het volgende opgemerkt.
Op grond van artikel 5.1, derde lid, van de Wm moet in een algemene maatregel van bestuur waarin milieukwaliteitseisen worden gesteld, worden aangegeven of deze eisen als een grenswaarde dan wel richtwaarde zijn bedoeld. Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op het in de maatregel aangegeven tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste moet worden in stand gehouden. Een grenswaarde moet worden in acht genomen bij de uitoefening van een aangewezen bevoegdheid; van een grenswaarde mag niet worden afgeweken. Een richtwaarde geeft de kwaliteit aan die op het in de maatregel aangegeven tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk moet worden in stand gehouden. Met een richtwaarde moet bij de uitoefening van een aangewezen bevoegdheid rekening worden gehouden. Van een richtwaarde kan om gewichtige redenen worden afgeweken. De bedoeling van hoofdstuk 5, titel 1, van de Wm is dat duidelijk is wat het rechtskarakter ende beoogde juridische doorwerking van een bij algemene maatregel van bestuur gestelde milieukwaliteitseis is.
Bij de voorbereiding van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 (Bkmw 2009), ter implementatie van de eisen van de Krw en de daarop gebaseerde Grondwaterrichtlijn2 en Richtlijn prioritaire stoffen3, ontstond verwarring of de milieukwaliteitseisen voor de toestand van oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen volgens die richtlijnen als grenswaarden dan wel richtwaarden moesten worden aangemerkt. De Raad van State had in zijn advies over het ontwerp-Bkmw 2009 kritiek op het gebruik van het begrip richtwaarde. Dit zou volgens de Raad niet in overeenstemming zijn met het rechtskarakter van de effectgerichte milieudoelstellingen van de Krw, omdat de Krw een resultaatsverplichting in het leven roept. De Raad adviseerde daarom het begrip grenswaarde te gebruiken, zonder daarbij echter af te willen doen aan de toepassing van de mogelijkheden van de Krw tot fasering en verlaging van de doelstellingen en andere flexibiliteitsbepalingen. In het nader rapport bij het Bkmw 2009 is vervolgens aangegeven dat het in de vigerende systematiek van hoofdstuk 5, titel 1, van de Wm niet mogelijk is van grenswaarden af te wijken. Alleen richtwaarden kennen die mogelijkheid. Omdat de Krw uitdrukkelijk in de mogelijkheid van afwijkingen voorziet, is uiteindelijk in het Bkmw 2009 toch het begrip richtwaarde gehandhaafd omdat dat als enige de vereiste flexibiliteit biedt. Wel is naar aanleiding van het advies van de Raad in artikel 2, eerste lid, van het Bkmw 20094 bepaald dat niet van de als richtwaarden geformuleerde milieukwaliteitseisen mag worden afgeweken in andere gevallen dan toegestaan volgens de Krw.
Tijdens de zogenaamde nahangprocedure (op grond van artikel 21.6 van de Wm) van het Bkmw 2009 bleek tijdens een Algemeen Overleg met de Tweede Kamer dat bij het lid-Koppejan, daarin gesteund door andere leden, de wens bestond ook op dit punt de Wm in overeenstemming te brengen met de terminologie en systematiek van de Krw. Hiermee kunnen eventuele misverstanden die nog over verschillen in de gehanteerde begrippen kunnen ontstaan, worden voorkomen. In reactie daarop heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) de Tweede Kamer toegezegd de Wm aldus te wijzigen5. Deze nota van wijziging strekt daartoe.
De Krw gaat uit van milieudoelstellingen en milieukwaliteitsnormen en definieert deze begrippen in artikel 2.In de Krw wordt verder bepaald dat aan de doelstellingen voor de goede watertoestand moet worden voldaan, tenzij overeenkomstig artikel 4 van de richtlijn van een uitzonderings- of afwijkingsmogelijkheid gebruik wordt gemaakt, onder de daarbij genoemde voorwaarden.
In deze nota van wijziging wordt gekozen voor een beperkte wijziging van de desbetreffende artikelen van de Wm en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze wijziging leidt tot een strikte implementatie van de Krw. Het begrip milieudoelstellingen, dat in de Krw onder meer betrekking heeft op de vereiste watertoestand, is niet overgenomen. Dit begrip kan namelijk leiden tot verwarring met het begrip milieukwaliteitseisen. Met dit laatste begrip worden in de Wm alleen effectgerichte milieudoelstellingen bedoeld (immissie-eisen). Het begrip milieudoelstellingen in artikel 2, onder 34, van de Krw omvat echter blijkens artikel 4, eerste lid, Krw ook brongerichte doelstellingen (met name ook emissiegrenswaarden voor lozingen) die zich richten op de bronnen van waterverontreiniging. Het begrip milieukwaliteitsnorm in artikel 2, onder 35, van de Krw komt eerder in de buurt van het begrip kwaliteitseis van de Wm. Het is echter verwarrend om in hoofdstuk 5, titel 1, van de Wm, dat een algemene regeling van milieukwaliteitseisen bevat, naast het begrip milieukwaliteitseis nog een ander begrip te introduceren zonder dat inhoudelijke verschillen tussen die begrippen zijn beoogd. Bovendien ziet het begrip milieukwaliteitsnorm alleen op concentraties van verontreinigende stoffen in het water, terwijl het begrip milieukwaliteitseis breder is en ook andere effectgerichte doelstellingen ten aanzien van de waterkwaliteit kan omvatten.
De voorgestelde wijziging is niet strikt beperkt tot de Krw. De reden hiervan is dat er ook andere richtlijnen of verordeningen met milieukwaliteitseisen door de Europese Unie zijn of kunnen worden vastgesteld, waarin de begrippen grenswaarde en richtwaarde niet worden gebruikt of daarvoor niet passend zijn. Ook in dat geval kan het verplichte gebruik van deze begrippen bij de implementatie van een EU-richtlijn of het uitvoerbaar maken van een EU-verordening tot verwarring of onnodige juridische belemmeringen aanleiding geven.
Deze nota van wijziging leidt ertoe dat voor Europese milieukwaliteitseisen maatwerk mogelijk wordt. Daardoor kan bij amvb nauwkeurig worden aangesloten bij het rechtskarakter en de wijze van doorwerking van een Europese milieukwaliteitseis, overeenkomstig de desbetreffende EU-richtlijn of EU-verordening.
Met het wetsvoorstel, zoals gewijzigd bij deze nota van wijziging, worden geen verschillen in rechten en verplichtingen ten aanzien van de bestaande situatie beoogd. Het geeft geen aanleiding tot extra lasten voor bestuursorganen of bedrijven en burgers. Het wetsvoorstel zal, vanwege de strikte implementatie die het mogelijk maakt, leiden tot meer duidelijkheid en rechtszekerheid en mogelijk tot minder onnodige juridische belemmeringen en rechterlijke procedures. Deze mogelijke gevolgen zijn niet op voorhand te kwantificeren.
Als gevolg van het wetsvoorstel zal ook het Bkmw 2009 moeten worden gewijzigd. Daarin wordt nu nog het begrip richtwaarde gebruikt, omdat zoals hiervoor is toegelicht, uit de huidige bepalingen van de Wm volgt dat aangegeven moet worden of sprake is van een grenswaarde of richtwaarde.
Mede gezien het advies van de Raad van State over het ontwerp-Bkmw 2009 kon de voorliggende nota van wijziging niet als een wijziging van niet-ingrijpende aard worden aangemerkt. Daarom is deze ter advisering aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegd. De Afdeling heeft in haar advies alleen een redactionele opmerking gemaakt.
Onderdeel A (wijziging opschrift en considerans wetsvoorstel)
Dit onderdeel wijzigt het opschrift en de considerans van het wetsvoorstel. Reden is dat het wetsvoorstel door de nota van wijziging ook tot enkele wijzigingen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht leidt.
Onderdeel B (wijzigingen van artikel I van het wetsvoorstel met invoeging van nieuwe onderdelen Aa tot en met Ae in dat artikel)
Onderdeel B van deze nota van wijziging wijzigt artikel I van het wetsvoorstel. Dit omvat een aantal nieuwe onderdelen en wijziging van reeds in het wetsvoorstel opgenomen bepalingen. Deze bepalingen leiden alle tot wijziging van artikelen in titel 5.1 van de Wm.
Subonderdeel 1
De bepaling zoals opgenomen in artikel I, onderdeel A, van het wetsvoorstel, dat het vierde lid van artikel 5.2b van de Wet milieubeheer (Wm) wijzigt, wordt verplaatst naar onderdeel Ad als nieuw subonderdeel 2 (zie de toelichting hierna).
Subonderdeel 2
Er worden voorts nieuwe onderdelen Aa tot en met Ae in artikel I van het wetsvoorstel gevoegd. Deze nieuwe onderdelen leiden tot wijzigingen in de artikelen 4.9, 5.1, 5.2, 5.2b en 5.3 van titel 5.1 van de Wm. Deze wijzigingen volgen uit de in het algemeen deel van de toelichting bij deze nota van wijziging beschreven aanpassingen in titel 5.1 van de Wm in verband met de introductie van een categorie «ter uitvoering van een EU-richtlijn of -verordening gestelde milieukwaliteitseisen», niet zijnde grenswaarden of richtwaarden.
De wijziging leidt er toe dat niet alleen voor de implementatie van EU-richtlijnen maar ook ten behoeve van het uitvoerbaar maken van EU-verordeningen gebruik kan worden gemaakt van de verruiming. Hoewel milieukwaliteitseisen uit hoofde van een EU-verordening rechtstreeks gelden kan het met het oog op het uitvoerbaar maken van deze verplichtingen wenselijk zijn daaromtrent bij algemene maatregel van bestuur als hier bedoeld regels te geven, bijvoorbeeld om aan te geven bij de uitoefening van welke bevoegdheden deze op welke wijze, overeenkomstig de verordening, worden betrokken.
Het nieuwe onderdeel Aa van artikel I van het wetsvoorstel leidt tot wijziging van artikel 4.9 van de Wm. Deze omvat enkel een begripswijziging.
Het nieuwe onderdeel Ab van artikel I van het wetsvoorstel wijzigt artikel 5.1 van de Wm.
Ingevolge subonderdeel 1 wordt in artikel 5.1, tweede lid, Wm verduidelijkt dat hetgeen bij de vaststelling van een algemene maatregel van bestuur wordt betrokken niet mag leiden tot strijd met een op de milieukwaliteitseis betrekking hebbende EU-richtlijn of EU-verordening. Zo bevat de Krw strikte en limitatieve gronden voor de bepaling van de vereiste kwaliteitsniveaus en zijn andere criteria niet toegestaan (zie artikel 2, eerste lid, van het Bkmw 2009).
Ingevolge subonderdeel 2 wordt het derde lid van artikel 5.1 van de Wm gewijzigd. Omwille van de leesbaarheid wordt het gehele derde lid vervangen. De wijziging introduceert in artikel 5.1, derde lid, van de Wm een categorie milieukwaliteitseisen ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening, die geen grenswaarden of richtwaarden in de zin van titel 5.1 van de Wm zijn. De desbetreffende algemene maatregel van bestuur geeft de te bereiken milieukwaliteit overeenkomstig die richtlijn of verordening aan, op de bij die amvb bepaalde wijze, met inbegrip van eventueel van toepassing zijnde afwijkingsmogelijkheden.
Met afwijking wordt bedoeld het op een bij de richtlijn of verordening bepaalde wijze van een algemene norm te mogen afwijken, al dan niet (mede) op basis van een toestemming van de Europese Commissie. Een voorbeeld hiervan zijn de diverse afwijkingsmogelijkheden die worden geboden in artikel 4 van de Krw. Het begrip afwijking dient breed te worden uitgelegd en omvat alle mogelijkheden tot uitstel, fasering, doelverlaging, uitzondering, derogatie en dergelijke op basis van een EU-richtlijn of EU- verordening, onder de daarvoor gestelde voorwaarden. Het kan hierbij gaan om direct uit een richtlijn of verordening volgende afwijkingsmogelijkheid maar bijvoorbeeld ook om een door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op basis van een richtlijn vastgestelde derogatiebeschikking.
Het nieuwe onderdeel Ac van artikel I van het wetsvoorstel leidt tot wijziging van artikel 5.2 van de Wm, eveneens in verband met de invoering van de eerdergenoemde nieuwe categorie Europeesrechtelijke milieukwaliteitseisen (niet zijnde grens- of richtwaarden). Ook wordt daarbij bepaald dat in de desbetreffende algemene maatregel van bestuur wordt geregeld op welke wijze de hier bedoelde eisen worden betrokken bij de uitoefening van de in die maatregel aangewezen bevoegdheden. Dit omvat derhalve het rechtskarakter en aard van de kwaliteitseis en daaruit volgende verplichting en de wijze van juridische doorwerking naar de aangewezen bevoegdheden. Anders dan bij grenswaarden of richtwaarden kan hiervoor niet bij voorbaat op het niveau van de formele wet een vast criterium worden gegeven. Dit zal per regeling op amvb-niveau moeten worden bepaald, afhankelijk van het soort verplichting dat de desbetreffende EU-richtlijn of -verordening omvat, de eventueel van toepassing zijnde afwegingscriteria of andere criteria die van invloed zijn op het kwaliteitsniveau, het rechtskarakter en aard van de verplichting, wijze van doorwerking van een eis en de eventuele toepasselijkheid van afwijkingsmogelijkheden en de voorwaarden daarvoor, zoals bij het voorgaande onderdeel toegelicht. Hierdoor wordt per Europese milieukwaliteitseis maatwerk mogelijk.
Het nieuwe onderdeel Ad van artikel I van het wetsvoorstel wijzigt artikel 5.2b van de Wm. Subonderdeel 1 bevat een technische wijziging. Subonderdeel 2 bevat het gewijzigde vierde lid zoals aanvankelijk was opgenomen in artikel I, onder A, van het wetsvoorstel. Voor een toelichting wordt verwezen naar de memorie van toelichting op artikel I, onderdeel A, van het wetsvoorstel, zoals het luidde bij de indiening. Dit geldt ook voor subonderdeel 3.
Het nieuwe onderdeel Ae van artikel I van het wetsvoorstel omvat terminologische aanpassingen in artikel 5.3 Wm.
Onderdeel C (nieuw artikel IA, onderdelen A, B en C, van het wetsvoorstel)
Onderdeel C leidt tot een nieuw artikel IA in het wetsvoorstel, dat de Wabo wijzigt.
Onderdeel A van artikel IA leidt tot wijziging van artikel 2.14 van de Wabo en hangt samen met de invoering in titel 5.1 van de Wm van de eerdergenoemde nieuwe categorie Europeesrechtelijke milieukwaliteitseisen, niet zijnde grenswaarden of richtwaarden. In de huidige tekst van artikel 2.14, eerste lid, onder c, sub 2, van de Wabo wordt bepaald dat bij de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning het bevoegd gezag gestelde grenswaarden in acht neemt. Er zijn echter ook richtwaarden en andere, Europese, milieukwaliteitseisen, waarvan niet a priori elke doorwerking naar de vergunningverlening moet worden uitgesloten. Indien een dergelijke doorwerking wenselijk is, kan dit bij amvb worden bepaald. Momenteel is voldoende dat in de Waterwet is geregeld dat bij de verlening van een watervergunning rekening moet worden gehouden met wat in de waterplannen hieromtrent is opgemerkt.
De onderdelen B en C van artikel IA leiden tot aanpassingen van de artikelen 2.26 en 5.20 van de Wabo. Naast een aantal redactionele aanpassingen omvat dit aanpassingen van de regelingen van het bindend advies en het bindend handhavingsverzoek voor de beheerder van een oppervlaktewaterlichaam. In de vigerende tekst zijn deze gekoppeld aan de overschrijding van een grenswaarde voor oppervlaktewaterkwaliteit. Hiermee zijn bedoeld de in de Krw opgenomen (effectgerichte) milieukwaliteitseisen6. Deze eisen zijn momenteel als richtwaarden geïmplementeerd en worden ingevolge het wetsvoorstel aangemerkt als milieukwaliteitseisen, gesteld ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening. In verband daarmee wordt voorgesteld de artikelen 2.26 en 5.20 van de Wabo in overeenkomstige zin aan te passen, waardoor het bindend adviesrecht en bindend verzoek tot handhaving kan worden uitgeoefend met het oog op bescherming van de waterkwaliteit, hetgeen ook wordt beoogd met deze bepalingen. Daardoor wordt beter gewaarborgd dat de door de Krw vereiste watertoestand kan worden bereikt.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J. J. Atsma