Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer en ter versterking van de gemeentelijke bevoegdheden in het belang daarvan, wenselijk is de Wet personenvervoer 2000 te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt «motorrijtuig» vervangen door: personenauto op ten minste vier wielen, zoals nader omschreven bij ministeriële regeling,.
2. In onderdeel k wordt «degene die openbaar vervoer, besloten busvervoer of taxivervoer verricht» vervangen door: degene die openbaar vervoer of besloten busvervoer verricht.
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt.
2. Onder vernummering van het vierde lid tot derde lid vervalt in dit lid «en derde lid» en wordt in dit lid «besloten busvervoer, respectievelijk taxivervoer,» vervangen door: besloten busvervoer.
C
Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «openbaar vervoer, besloten busvervoer of taxivervoer» telkens vervangen door: openbaar vervoer of besloten busvervoer.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde tot en met achtste lid worden vernummerd tot tweede tot en met zevende lid.
E
Na artikel 74 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt met het verrichten van taxivervoer gelijkgesteld het aanbieden van dat vervoer, tenzij dit aanbieden geschiedt door tussenpersonen die bemiddelen in dat vervoer bij wijze van dienstverlening of in de uitoefening van hun beroep of bedrijf.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt onder «de vervoerder die taxivervoer verricht» verstaan: degene die taxivervoer verricht, niet in de hoedanigheid van bestuurder van een auto.
1. Het is verboden taxivervoer te verrichten zonder een daartoe verleende vergunning.
2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend voor onbepaalde tijd.
3. De vervoerder die taxivervoer verricht, alsmede de bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, draagt er zorg voor dat in de auto waarmee dat vervoer wordt verricht het vergunningbewijs zichtbaar voor de reiziger aanwezig is.
4. Een in het eerste lid bedoelde vergunning wordt, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen, slechts verleend aan een vervoerder die voldoet aan eisen van betrouwbaarheid en vakbekwaamheid.
5. Onze Minister kan vrijstelling verlenen van het derde lid en van de in het vierde lid bedoelde eis van vakbekwaamheid.
6. De artikelen 5 tot en met 9 en 11 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in artikel 9, vijfde lid, bedoelde regels over de eisen van kredietwaardigheid niet van toepassing zijn op de vervoerder die taxivervoer verricht.
1. De vervoerder die taxivervoer verricht voorziet, al dan niet in samenwerking met andere vervoerders, in het op verzoek behandelen van geschillen over de totstandkoming of de uitvoering van een vervoersovereenkomst als bedoeld in de artikelen 80, eerste lid, en 100, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, door instelling van een geschillencommissie.
2. Artikel 12, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste lid.
1. De vervoerder die taxivervoer verricht, maakt op een naar de aard van het vervoer geëigende wijze kenbaar op welke wijze klachten over het verrichten van taxivervoer worden behandeld.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste lid.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de inrichting, uitrusting en herkenbaarheid van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht;
b. de keuring van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht;
c. het kenbaar maken van tarieven aan de consument;
d. de minimale beschikbaarheid van taxivervoer;
e. de eisen en verplichtingen te stellen aan vervoerders die taxivervoer verrichten en aan bestuurders van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht;
f. de wijze waarop wordt aangetoond dat aan de ingevolge de onderdelen a tot en met e gestelde regels wordt voldaan;
g. de vergoedingen die zijn verschuldigd voor de met de krachtens de paragrafen 1 tot en met 4 van dit hoofdstuk gestelde regels samenhangende werkzaamheden af te geven documenten;
h. de administratie die de vervoerder voert ten behoeve van een doelmatig toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
2. De in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, bedoelde regels over de inrichting en uitrusting kunnen mede betrekking hebben op:
a. de aanwezigheid van apparatuur en voorzieningen ter registratie van ritten, tarieven, prijzen en arbeids- en rusttijden;
b. het gebruik van zodanige apparatuur en voorzieningen met inbegrip van de afzonderlijke onderdelen daarvan;
c. de keuring van zodanige apparatuur en voorzieningen dan wel de installatie daarvan.
3. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen verschillen al naar gelang de aard van het taxivervoer of de locatie waar taxivervoer wordt verricht.
4. Voor zover dit noodzakelijk is ter toetsing van de geschiktheid van bestuurders, kunnen in het kader van de in het eerste lid, onder e, bedoelde eisen en verplichtingen, onder meer gegevens betreffende de gezondheid en het gedrag van bestuurders worden verwerkt. Het bestuursorgaan dat bevoegd is tot toetsing aan deze eisen, is verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens.
1. Met het oog op de inzichtelijkheid voor de consument worden bij ministeriële regeling regels gesteld over tarieven voor taxivervoer. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
a. de wijze waarop het tarief is opgebouwd;
b. de verplichting om de tariefopbouw toe te passen;
c. een toe te passen maximumtarief.
2. Het eerste lid heeft geen betrekking op tarieven voor taxivervoer dat wordt verricht ter uitvoering van een schriftelijke overeenkomst, waarbij gedurende een bij die overeenkomst vastgestelde periode meermalen taxivervoer wordt verricht tegen een in die overeenkomst vastgelegd tarief.
1. Bij of krachtens gemeentelijke verordening kunnen regels worden gesteld die in het belang zijn van de kwaliteit van op de gemeentelijke openbare weg aangeboden taxivervoer.
2. De in het eerste lid bedoelde regels strekken tot aanvulling van de bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen en hebben geen betrekking op andere onderwerpen dan die van de artikelen 82a en 82b.
1. Bij of krachtens gemeentelijke verordening kunnen regels worden gesteld over:
a. de herkenbaarheid van een auto waarmee taxivervoer op de gemeentelijke openbare weg wordt aangeboden;
b. de eisen en verplichtingen te stellen aan bestuurders van een in onderdeel a bedoelde auto;
c. de indiening en behandeling van klachten van consumenten over taxivervoer;
d. de wijze waarop wordt aangetoond dat aan de ingevolge de onderdelen a tot en met c gestelde regels wordt voldaan;
e. de vergoedingen die zijn verschuldigd voor de uitvoeringskosten die samenhangen met de krachtens deze paragraaf gestelde regels af te geven documenten en vergunningen en de uitvoeringskosten die samenhangen met de instandhouding van die documenten en vergunningen.
2. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen verschillen al naar gelang de locatie waar taxivervoer wordt verricht.
3. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op een verplichting voor de in dat lid bedoelde bestuurders om vanaf een of meer daartoe bij gemeentelijke verordening aangewezen locaties, consumenten op hun verzoek te vervoeren.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste lid.
5. De in het vierde lid bedoelde regels kunnen in elk geval betrekking hebben op:
a. de voorwaarden en beperkingen van de toepassing van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden;
b. de aansluiting op bij of krachtens artikel 79 gestelde regels.
1. Onverminderd artikel 82a kan bij of krachtens gemeentelijke verordening worden bepaald dat het gebruik van de bij die verordening te bepalen gemeentelijke openbare weg of delen daarvan, voor wat betreft het aldaar aanbieden van taxivervoer, uitsluitend is voorbehouden aan vervoerders en bestuurders van auto’s die taxivervoer verrichten die overeenkomstig de bij en krachtens dit artikel gestelde regels deel uitmaken van een organisatorisch verband.
2. Het in het eerste lid bedoelde organisatorische verband heeft een verbetering van de kwaliteit van taxivervoer ten doel.
3. Bij of krachtens een in het eerste lid bedoelde gemeentelijke verordening worden regels gesteld over de eisen aan en verplichtingen van het organisatorisch verband en de eisen aan en de verplichtingen van de vervoerders en de bestuurders van de in het eerste lid bedoelde auto’s die daar deel van uitmaken alsmede de regels die nodig zijn voor een goede uitvoering van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid.
4. De in het eerste lid bedoelde gemeentelijke verordening stelt regels over het minimum aantal binnen de gemeente betrokken organisatorische verbanden.
5. De in het derde lid bedoelde regels kunnen mede betrekking hebben op verlening van vergunningen aan de in dit artikel bedoelde organisatorische verbanden en degenen die daarvan deel uitmaken, alsmede op de intrekking, wijziging en schorsing van die vergunningen. De artikelen 6, vierde en vijfde lid, en 99, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
6. De in het derde lid bedoelde eisen en verplichtingen hebben in elk geval betrekking op de volgende onderwerpen:
a. het bestuur en de organisatie van het verband;
b. de juridische verhouding tussen het bestuur van het verband en de vervoerders en bestuurders van auto’s die daar deel van uitmaken;
c. het gedrag van bestuurders van auto’s die taxivervoer verrichten;
d. de herkenbaarheid van de auto’s waarmee taxivervoer wordt verricht;
e. de wijze waarop de in het tweede lid bedoelde doelstelling met inachtneming van in het derde lid bedoelde eisen en verplichtingen, door het verband wordt uitgewerkt in een reglement;
f. de instelling van privaatrechtelijke controles betreffende de nakoming van de in het reglement vastgelegde verplichtingen, door een of meer onafhankelijke en deskundige instanties en het optreden van het verband naar aanleiding van tijdens die controles geconstateerde onregelmatigheden;
g. de registratie en behandeling van klachten van consumenten;
h. de rapportage over de uitkomsten van de in onderdeel f bedoelde controles en het in dat onderdeel bedoelde optreden van het verband alsmede van de afhandeling van de in onderdeel g bedoelde klachten;
i. opvolging van in het zevende lid bedoelde aanwijzingen;
j. de wijze van vastlegging van en verantwoording over de in de onderdelen a tot en met i bedoelde eisen en verplichtingen door het organisatorisch verband.
7. Het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente kan op de in het eerste lid bedoelde delen van de gemeentelijke openbare weg aanwijzingen geven aan de in het eerste lid bedoelde bestuurders van auto’s, voor zover dat ter plaatse noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de in het derde lid bedoelde eisen en verplichtingen.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste en derde lid.
9. De in het achtste lid bedoelde regels kunnen in elk geval betrekking hebben op:
a. de voorwaarden en beperkingen van de toepassing van de in het eerste, derde en zevende lid, bedoelde bevoegdheden;
b. de aansluiting op bij of krachtens artikel 79 gestelde regels.
10. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op bij ministeriële regeling aangewezen gemeenten.
F
Hoofdstuk VI wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Internationaal vervoer.
2. De aanduiding «§ 1. Internationaal vervoer» en paragraaf 2 vervallen.
G
In artikel 87, eerste lid, wordt na «de bij besluit van de bestuursorganen, bedoeld in artikel 20, tweede en derde lid, aangewezen personen» ingevoegd: en, voor zover het betreft het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 82 tot en met 82b, de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente aangewezen personen.
H
In artikel 99, eerste lid, onderdeel b, wordt na «9, eerste lid,» ingevoegd: en artikel 76, vierde lid.
I
In artikel 101 wordt «de artikelen 74, eerste lid, 104, aanhef en onderdelen a en b» vervangen door: artikel 74, eerste lid.
J
In artikel 103 wordt «de artikelen 4 en 11, tweede en derde lid,» vervangen door: de artikelen 4, 11, tweede en derde lid, 76, eerste en zesde lid, voor zover in laatstbedoeld lid wordt verwezen naar artikel 11, tweede en derde lid.
K
In artikel 104, eerste lid, wordt «, besloten busvervoer en taxivervoer» vervangen door: en besloten busvervoer.
L
Artikel 142 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van de wet van .......... tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000, houdende regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer, berust het Besluit personenvervoer 2000 mede op de artikelen 76, zesde lid, 77, derde lid, 78, tweede lid, en 79, en berust de Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer op artikel 81.
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onder 3°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 «de artikelen 4 en 11, tweede en derde lid,» vervangen door: de artikelen 4, 11, tweede en derde lid, 76, eerste en zesde lid, voor zover in laatstbedoeld lid wordt verwezen naar artikel 11, tweede en derde lid.
B
In artikel 1, onder 4°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 «86 en 104, aanhef en onderdelen c en d» vervangen door: 79, 80, 82a, 82b en 104.
In artikel 1, eerste lid, onderdeel c, punt 5, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt «artikel 4» vervangen door: de artikelen 4 en 82b, vijfde lid,.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Verkeer en Waterstaat,