Vastgesteld 10 september 2010
De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz. | |
---|---|
• Algemeen | 1 |
• Privégebruik onroerende zaken | 2 |
• Privégebruik roerende zaken | 2 |
• BTW-vrijstelling voor Europese Gemeenschappen en organen van de Gemeenschappen | 2 |
• Administratieve lasten en uitvoeringsaspecten | 2 |
• Budgettair | 3 |
• Artikelsgewijze toelichting | 3 |
• Overig | 4 |
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de implementatie van Richtlijn 2009/162/EU. Deze leden waarderen het dat het wetsvoorstel zich beperkt tot implementatie van de Technische Herzieningsrichtlijn en niet meer regelgeving bevat dan nodig. De leden van de fractie van de VVD hebben echter een aantal vragen en verwijzen hierbij onder andere naar het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs van 2 september 2010.
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de implementatie van de Technische Herzieningsrichtlijn. Hierover hebben deze leden enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.
Privégebruik onroerende zaken
De leden van de fractie van de VVD onderschrijven de ambitie tot vereenvoudiging van wetgeving ten aanzien van het privégebruik van onroerende zaken.In paragraaf I.2.1.2 van de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de herzieningsregeling nader is uitgewerkt in de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (Uitvoeringsbeschikking OB). De nieuwe regeling voor de correctie van aftrek zal eveneens worden opgenomen in de Uitvoeringsbeschikking OB. Kan de regering aangeven op welke termijn de Uitvoeringsbeschikking OB zal worden aangepast? Kan de regering al een beeld schetsen van hoe de nieuwe regeling eruit komt te zien?
Privégebruik roerende zaken
In paragraaf I.2.1.3 van de memorie van toelichting wordt op advies van de Raad van State aangegeven waarom voor het privégebruik van roerende zaken niet dezelfde systematiek is gekozen als voor het privégebruik van onroerende zaken, aldus de leden van de fractie van de VVD. De reden is de samenhang met de bredere problematiek van het privégebruik van onroerende zaken. De leden van de VVD vragen de regering toe te lichten wat hiermee precies wordt bedoeld. Ligt het gelet op het woord «thans» in de lijn der verwachting dat binnen enkele jaren het privégebruik van roerende zaken alsnog gelijk zal worden getrokken met het privégebruik van onroerende zaken? Welke afwegingen zullen daarbij een rol spelen?
De regeling voor privégebruik onroerende zaken is volgens de Richtlijn ook toepasbaar op roerende zaken, aldus de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen zich af waarom de regering hier niet voor gekozen heeft. Wat zijn de eventuele bezwaren hiervan?
BTW-vrijstelling voor Europese Gemeenschappen en organen van de Gemeenschappen
Artikel 2 van de Technische Herzieningsrichtlijn verplicht lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te laten treden om met ingang van 1 januari 2011 aan deze richtlijn te voldoen, aldus de leden van de VVD-fractie. Is de regering het eens met de conclusie dat de in paragraaf I.2.3 van de memorie van toelichting genoemde voorgenomen aanpassing van de Uitvoeringsregeling van de AWR 1994 moet zijn voltooid op de implementatiedatum van 1 januari 2011om te voldoen aan artikel 2 van de richtlijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zal deze aanpassing ook plaatsvinden voor 1 januari 2011?
Administratieve lasten en uitvoeringsaspecten
De NOB betwijfelt of de voorgestelde wijziging inzake BTW aftrek onroerende zaken leidt tot de veronderstelde lastenverlichting, aldus de leden van de fractie van de VVD. Zoals aangegeven moeten ondernemers vanaf 1 januari 2011 voor roerende en onroerende bedrijfsmiddelen andere correctiemechanismen toepassen. De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering toe te lichten hoe deze aanpassing zal leiden tot lastenverlichting.
In paragraaf I.3.1 van de memorie van toelichting wordt in de eerste alinea gesproken over «verbeteringen…inzake de plaats van levering van gas en warmte of koude» en in de vierde alinea over «verruiming van de BTW-regels inzake de plaats van levering van gas en elektriciteit». Klopt het dat in de vierde alinea ook de levering van gas en warmte of koude wordt bedoeld? Zo nee, wat zijn de specifieke verbeteringen ten aanzien van de levering van elektriciteit, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
In de vijfde alinea van paragraaf I.3.1 van de memorie van toelichting staat beschreven dat de verruiming van de invoervrijstelling verder niet van belang is i.v.m. artikel 23 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Bedoelt de regering hier te zeggen dat alleen de levering van gas via pijpleidingen niet onder de reikwijdte van artikel 23 van de Wet valt? Zo nee, wat wordt dan precies bedoeld met de vijfde alinea en dan met name het woord «verder», zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Budgettair
In paragraaf I.3.2 van de memorie van toelichting wordt ingegaan op de budgettaire aspecten van het wetsvoorstel, aldus de leden van de fracties van de VVD en de PvdA. De conclusie is dat er naast derving door kasverschuiving (timingverschil) geen budgettaire aspecten zijn verbonden aan het wetsvoorstel vanwege de spiegelbeeldsituatie die zou ontstaan vanwege de Technische Herzieningsrichtlijn ten opzichte van het arrest Charles en Charles-Tijmens. Kan de regering aan de hand van een rekensom aangeven hoe tot een eenmalige derving van cumulatief € 178 miljoen wordt gekomen (kasverschuiving van € 35 miljoen in 2007 met jaarlijks een afloop van € 4 miljoen komt toch uit op € 171 miljoen?).
In de jaren 2008, 2009 en 2010 hebben ondernemers ook gebruik kunnen maken van de uitleg van het Charles en Charles-Tijmens arrest (sinds 2007 vastgelegd in de Wet op de omzetbelasting 1968). Op grond van Artikel II van het wetsvoorstel bestaat voor deze gevallen eerbiedigende werking. Klopt het dat de afloop van deze gevallen zal doorlopen tot 2019? Hoe verhoudt zich dit tot de opmerking in de memorie van toelicht dat in de jaren na 2016 de derving van kasverschuiving zich niet meer voordoet, zo vragen de leden van de fracties van de VVD en de PvdA.
Kan de regering aan de hand van een cijfervoorbeeld een nadere uitleg geven ten aanzien van de eenmalige opbrengst door kasverschuiving die door de implementatie van de Technische Herzieningsrichtlijn zal ontstaan? Kan daarbij tevens de reden worden aangegeven waarom de in 2008, 2009 en 2010 volledig en onmiddellijk in aftrek gebrachte BTW wel of niet van invloed is op deze eenmalige opbrengst, zo vragen de leden van de fracties van de VVD en de PvdA.
Er zijn volgens de memorie van toelichting geen budgettaire effecten te verwachten van de uitbreiding van de bijzondere regeling voor BTW-heffing over gas en elektriciteit. De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom dit zo is. De vrijstelling wordt immers uitgebreid naar bijvoorbeeld de levering van warmte en koude en voor gas geleverd via pijpleidingen die geen deel uitmaken van het distributiesysteem.
Artikelsgewijze toelichting
De leden van de fractie van de VVD vragen zich, net als de NOB, af of de overgangsregeling van Artikel II van toepassing is op onroerende zaken waarvoor investeringsbeslissingen aantoonbaar genomen zijn voor 1 januari 2011 en onroerende zaken waarvoor uitgaven zijn gedaan waarover btw geheel of gedeeltelijk in aftrek is gebracht.
Voorts vragen deze leden zich af of de overgangsregeling eveneens van toepassing is op diensten die worden aangekocht met betrekking tot ontroerende zaken die vallen onder de overgangsregeling van Artikel II van het voorstel van Wet.
Overig
Zoals aangegeven in het commentaar van de NOB kunnen wijzigingen in het gebruik tussen ondernemers en compensabele activiteiten leiden tot een herziening of terugbetaling van de in aftrek gebrachte btw, aldus de leden van de VVD-fractie. Deze leden vernemen graag van de regering welke gevolgen de voorgestelde wijziging zal hebben voor publiekrechtelijke instellingen. Geldt bijvoorbeeld voor een gemeente waarvan compensabele activiteiten afnemen ten opzichte van de ondernemers/ aftrekgerechtigde activiteiten van een pand dat zij de in aftrek gebrachte btw dient te herzien c.q. terug te betalen?
De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering een reactie te geven op het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op het onderhavige wetsvoorstel, met name op de opmerkingen over de administratieve lasten.
Meer in zijn algemeenheid vragen de leden van de SP-fractie zich af of de Technische Herzieningsrichtlijn nog enige bijdrage levert aan het voorkomen van BTW-fraude.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Blok
De adjunct-griffier van de commissie,
Van den Berg