Vastgesteld 2 juli 2010
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoud | blz. |
1. Inleiding en achtergrond | 1 |
2. De rechtsmacht van Nederland op het NCP en herbezinning op de sociale bescherming | 2 |
3. De inhoud van het wetsvoorstel | 2 |
4. Bespreking onderzochte alternatieven en standpunten sociale partners | 2 |
5. Adviezen | 3 |
6. Financiële effecten | 3 |
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet sociale verzekeringen continentaal plat. Er leven bij deze leden nog enkele vragen ten aanzien van dit wetsvoorstel, deze zijn in dit verslag weergegeven.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel, vragen van deze leden zijn opgenomen in dit verslag.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij delen de doelstelling van de regering om de sociale zekerheidsbescherming te verbeteren voor werknemers die werkzaam zijn op het Nederlands deel van het continentaal plat (NCP). De opmerkingen en vragen over het wetsvoorstel zijn opgenomen in dit verslag.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten wat de aanleiding is voor de herbezinning van het beschermingsniveau die werknemers werkzaam op het NCP zouden moeten krijgen. Wat is de volgens de regering de zwakte in de huidige situatie?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de huidige wet, de Wet arbeid mijnbouw Noordzee (WAMN), slechts in beperkte mate de sociale zekerheid regelt voor werknemers werkzaam op het NCP, maar zij merken daarbij wel op dat deze beperkte regeling indertijd weloverwogen is gekozen. Één van de uitgangspunten van de WAMN was immers om slechts voor die werknemers een wettelijke voorziening te bieden, wier arbeidsverhouding voldoende sterke internationaal privaatrechtelijke aanknopingspunten had met de Nederlandse rechtsorde. Naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie moet dit uitgangspunt ook bij de onderhavige wetgeving als leidraad dienen. De leden van de CDA-fractie vragen hierop een reactie van de regering.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader in te gaan op het recht op kinderopvangtoeslag voor kinderen van werknemers die werkzaam zijn op het continentaal plat. Aan welke voorwaarden moet in het woonland van de kinderen worden voldaan om in aanmerking te komen voor de kinderopvangtoeslag? Zijn er mogelijkheden om in het woonland van de werknemers te controleren of terecht aanspraak is op kinderopvangtoeslag?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering een nadere toelichting te geven op de stelling van de vertegenwoordigers van werknemers dat er een mogelijk gebrek is aan handhaving bij de inwerkingtreding van deze wet. Op welke wijze zal deze wet worden gehandhaafd en door wie? Verwacht de regering op het NCP een toename van het aantal (schijn)zelfstandigen om onder de premieafdracht uit te komen?
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de handhaving van deze wet wordt vormgegeven en welke problemen daarbij te verwachten zijn.
De leden van de CDA-fractie pleiten ervoor om vast te houden aan het uitgangspunt dat ook bij de WAMN leidend was, namelijk dat de Nederlandse sociale wet- en regelgeving in beginsel moet gelden voor Nederlandse werkgevers en/of werknemers.
Rekening houdend met dit uitgangspunt vragen deze leden waarom de regering niet heeft gekozen voor de keuzevrijheid die het Verenigd Koninkrijk in haar wetgeving biedt. Hierbij geldt immers dat een werknemer die de Britse nationaliteit heeft of werkt voor een Britse werkgever automatisch is verzekerd voor het Britse stelsel, maar dat er keuzevrijheid bestaat voor een buitenlandse werknemer die werkt voor een buitenlandse werkgever werkt om zich voor het Britse stelsel te verzekeren. Wat zijn precies de bewaren tegen wetgeving waarin een keuzevrijheid mogelijk wordt gemaakt? De regering geeft in de Memorie van Toelichting aan dat zij deze mogelijkheid wel heeft onderzocht, maar tot de conclusie is gekomen dat dit niet zou stroken met de hoofdgedachte van onderhavig wetsvoorstel om werknemers op het NCP zoveel mogelijk dezelfde bescherming te bieden. De leden van de CDA-fractie vragen de regering een toelichting op deze redenering. Het is voor hen niet duidelijk waarom het creëren van een optie om zich als buitenlandse werknemer op het NCP vrijwillig te laten verzekeren inbreuk zou doen op de hoofdgedachte van onderhavig wetsvoorstel om aan werknemers op het NCP zoveel mogelijk dezelfde bescherming te bieden als op het grondgebied van Nederland.
Verder vragen de leden van de CDA-fractie aandacht voor nog een aantal voordelen van wetgeving analoog aan dat van het Verenigd Koninkrijk. Zo kan worden voorkomen dat er dubbele sociale lasten betaald moeten worden, omdat een deel van de werknemers (in het bovenkader) al privaat verzekerd is in het buitenland. Verder kan tegemoet gekomen worden aan een belangrijk bezwaar dat door de werkgevers naar voren is gebracht, namelijk de mogelijkheid dat bij een integrale verzekeringsplicht zoals in onderhavig wetsvoorstel voorgesteld, wel werkgevers- en werknemerspremies zullen worden geïnd, terwijl voor een bepaalde groep bij het intreden van een bepaald risico er geen uitkeringsrecht tegenover staat. Graag zien zij een beargumenteerde reactie van de regering op deze voordelen tegemoet.
Naar aanleiding van de verstrekte adviezen en de reactie van de regering daarop hebben de leden van de VVD-fractie de volgende vragen. Kan de regering de positie van zelfstandigen die werkzaam zijn op het NCP nader toelichten? Op welke wijze verwacht de regering het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen ten aanzien van zelfstandigen te gaan wijzigen? Kan de regering een stand van zaken geven met betrekking tot de geautomatiseerde vaststelling van de verzekeringsplicht? Is deze inmiddels gerealiseerd?
Kan de regering ingaan op de door het UWV geuite wenselijkheid van een langere implementatietermijn? Waarom vindt het UWV een lange implementatietermijn wenselijk? Welke implementatietermijn heeft het UWV voor ogen? Gaat de regering de wens van het UWV tot een langere implementatietermijn honoreren? Wat bedoelt het College voor zorgverzekeringen (CVZ) met de zin dat «de inrichting van de uitvoering van het bestuursrechtelijke premieregime is gebaseerd op de situatie in Nederland»? Welke problemen verwacht het CVZ dat hieruit zullen voortvloeien? Is de regering voornemens de werking van deze wet op termijn te evalueren?
De leden van de PvdA-fractie vragen of er uitvoeringsproblemen zijn te verwachten omdat de door het UWV gewenste langere uitvoeringstermijn niet wordt gehonoreerd.
De leden van de CDA-fractie hebben een vraag over het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. De bedoeling is om het wetsvoorstel in januari 2011 in te laten gaan. Het UWV en het CVZ hebben echter gevraagd om een ruime implementatieperiode. Kan aan deze wens voldaan worden als de invoeringsdatum daadwerkelijk januari 2011 wordt?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering wat de geschatte uitvoeringskosten voor het UWV en de Belastingdienst zullen zijn.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de totale uitvoeringskosten zijn van de gecombineerde instanties voor deze wet.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Van Gent
Adjunct-griffier van de commissie,
Santucci