Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2013
Met deze brief stel ik u op de hoogte van het besluit van het kabinet betreffende de toekomstige positionering van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). Hiermee kom ik tegemoet aan de toezegging in de brief van mijn ambtsvoorganger van 26 september 2011 (Kamerstuk 32 379, nr. 7).
Het doel van deze brief is inzage te verschaffen in de aanleiding voor het heroverwegen van de positionering van het KNMI, het gevolgde proces in de afgelopen periode, de aandachtspunten waar rekening mee is gehouden, de legitimatie en inhoud van dit kabinetsbesluit en tot slot de wijze waarop dit besluit verankerd wordt.
Het KNMI verstrekt meteorologische en seismologische informatie ten behoeve van de veiligheid, bereikbaarheid, de economische ontwikkeling en een duurzaam milieu direct of indirect aan het algemene publiek, de overheid, de luchtvaart en de scheepvaart. Het is een agentschap van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) en heeft als publieke organisatie geen commerciële taken en doelstellingen. Voor de meer lange termijn ontwikkelingen verricht het KNMI onderzoek naar de veranderingen in het klimaat. Het beschikbaar stellen van bij het KNMI aanwezige kennis, data en informatie is de kernactiviteit. De maatschappelijke meerwaarde hiervan is groot: met tijdige en adequate informatie over weer, klimaat en aardbevingen kunnen slachtofferrisico’s en economische schade aan tal van sectoren aanzienlijk worden beperkt.
In de periode 2007–2009 is de Wet op het KNMI geëvalueerd. De uitkomsten zijn met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 31 534, nr. 2). Er bleek brede steun voor de veiligheidstaken van het KNMI, zoals het weeralarm. Over de positionering van de luchtvaartmeteorologische dienstverlening was uw Kamer destijds verdeeld.
Privatisering van deze dienstverlening is als mogelijk alternatief voor de huidige situatie genoemd.
Vervolgens heeft uw Kamer op 29 april 2010 een voorstel ontvangen voor wijziging van de Wet op het KNMI (Kamerstuk 31 534, nr. 5). In september 2010 is het voorlopige verslag door uw Kamer vastgesteld. Omdat in de financiële paragraaf van het Regeerakkoord Rutte I van oktober 2010 was opgenomen dat «de subsidies op het terrein van (voormalig) VenW worden beperkt en dat daarbij het huidige takenpakket van het KNMI nader zal worden bezien (eventueel privatisering)», is behandeling van het voorstel voor wijziging op de Wet op het KNMI op verzoek van mijn ambtsvoorganger aangehouden. Dit om een brede en fundamentele aanpak van dit vraagstuk mogelijk te maken. In bovengenoemde brief van 26 september 2011 bent u daarover geïnformeerd.
In 2011 is een verkenning naar de toekomst van het KNMI uitgevoerd waaruit naar voren komt dat er naast de positieve punten van het KNMI drie belangrijke aandachtspunten zijn:
a. er is sprake van onvoldoende vraagsturing voor bepaalde activiteiten van het KNMI en er is sprake van onduidelijk opdrachtgeverschap; de huidige wijze van financiering van het agentschap KNMI door het Rijk verhoudt zich onvoldoende met goed opdrachtgeverschap;
b. er is sprake van een onduidelijke en onvolkomen verhouding tussen de publieke taken van het KNMI op het gebied van weerinformatie en de rol die het meteobedrijfsleven daarbij wil en kan spelen;
c. er is sprake van een zekere spanning tussen de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek bij het KNMI en de ministeriële verantwoordelijkheid voor het KNMI.
Deze aandachtspunten zijn te herleiden naar onduidelijkheden ten aanzien van de rollen en taken van het KNMI en de wijze waarop deze zijn verankerd in de Wet op het KNMI. Voor het omgaan met deze aandachtspunten is heroverweging van de huidige positionering van het KNMI nodig. Tegelijkertijd heeft heroverweging van de Wet op het KNMI plaatsgevonden.
Voor het ontwikkelen van oplossingsrichtingen heeft een uitgebreide consultatie van de bij het KNMI betrokken partijen plaatsgevonden: de operationele partners van het KNMI zoals RIVM en RWS, andere departementen, weerbedrijven, de luchtvaartsector, wetenschappelijke instituties, overheidsklanten buiten de Rijksoverheid (zoals waterschappen) en de internationale meteorologische gemeenschap. Het Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu (OIM) en de KNMI-Raad hebben advies uitgebracht over de rol en positionering van het KNMI. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) heeft in het bijzonder gereflecteerd op de rol en positie van het KNMI-onderzoek. Deze adviezen zijn bijgevoegd.1
In de afgelopen periode hebben mijn ambtsvoorganger en ik bestuurlijk overleg gevoerd met de Nederlandse Vereniging van Weerbedrijven (NVWB) en het weerbedrijf Meteo Consult2 over de rol van het KNMI bij de levering van weergerelateerde producten en diensten. Op basis daarvan zijn bijlage 1 en 2 opgesteld, waarover overeenstemming is verkregen.3 Het standpunt in deze brief met betrekking tot de luchtvaartmeteorologische dienstverlening (zie paragraaf 3.3) wordt door de betrokken weerbedrijven niet gedeeld.
Op basis van de consultaties met verschillende stakeholders, de ingewonnen adviezen en uitgevoerde aanvullende verkenningen hanteer ik de volgende vertrekpunten voor de toekomstige positionering van het KNMI:
• er is bij IenM en andere overheidsorganisaties behoefte aan een onafhankelijk en gezaghebbend nationaal referentie-instituut op het gebied van weer, klimaat en aardbevingen. Producten en diensten van het KNMI zijn – ook gelet op het advies van de KNAW en de KNMI-Raad – gebaat bij een sterke verbinding tussen operationele dienstverlening en onderzoek, tussen producten en diensten op het gebied van weer en klimaat en bij een betekenisvolle internationale verankering. Onder operationele dienstverlening wordt in dit verband verstaan het doen van waarnemingen, het draaien van modellen en het leveren van operationele weerproducten in verband met weerwaarschuwingen en openbare orde en veiligheid. Een agentschap als het KNMI kan deze rol goed vervullen;
• de maatschappelijke meerwaarde van de producten en diensten van het KNMI is groot: meteorologische en seismologische informatie is van cruciaal belang voor belangrijke maatschappelijke sectoren en voor de publieke veiligheid. In het wetenschappelijke domein vervult het KNMI een sterk verbindende rol. Mogelijkheden voor cofinanciering (nationaal en internationaal, zoals EU-kaderprogramma’s) worden zo goed en efficiënt mogelijk benut;
• een gelijk speelveld met het KNMI is voor de weerbedrijven van belang. De bestaande marktverhoudingen worden zoveel mogelijk gerespecteerd. Samenwerking met private partijen moet mogelijk zijn, gericht op het leveren van unieke kennis ten behoeve van innovaties. Een in 2012 ondertekend manifest van VNO-NCW, NWO, VSNU, TNO, MKB Nederland, KNAW en HBO-Raad onderstreept dit;
• ter ondersteuning van de uitvoering van diverse publieke taken zou een overheidsbrede dienstverlening door het KNMI in beginsel mogelijk moeten zijn, een en ander met inachtneming van het respecteren van de bestaande marktverhoudingen. Dit past, voor zover het de publieke taken van andere overheden betreft, binnen de ruimte die de Mededingingswet op dit terrein biedt;
• het op een bestendige manier waarborgen van de wetenschappelijke onafhankelijkheid van het KNMI moet de schijn van belangentegenstelling met de ministeriële verantwoordelijkheid voorkomen;
• privatiseren van het KNMI is om verschillende redenen niet wenselijk. Analyse toont aan dat een business case voor het bedrijfsleven ontbreekt, in sommige gevallen vanwege het open data beleid en afhankelijk van product of dienst. Ook is soms bepaalde kennis beperkt in de markt voorhanden en is sprake van complexe en omvangrijke externe effecten, vooral m.b.t. weeralarmen, het optreden van aardbevingen en luchtvaartmeteorologische dienstverlening (het betreffende rapport van adviesbureau Rebel is bijgevoegd).4
De herziene positionering van het KNMI bestaat in de visie van het kabinet uit de volgende onderdelen.
Nationaal referentie-instituut
Het KNMI is een referentie-instituut, dat een onafhankelijke en gezaghebbende autoriteit is en nationaal en internationaal wordt erkend. Aansluiting bij internationale (onderzoeks)gremia is daarvoor essentieel. Het KNMI verzorgt excellente dienstverlening aan het Rijk en andere overheidsorganisaties. De status van agentschap blijft behouden.
Publieke dienst voor weer, klimaat en aardbevingen
Het KNMI is een publieke dienst in het kader van weer, klimaat en aardbevingen die in het bijzonder diverse overheidsorganisaties ondersteunt bij publieke taken en verantwoordelijkheden op het gebied van openbare orde en veiligheid, zowel beleidsmatig als operationeel (inclusief preparatie, oefening en advies). Dit geldt voor het gehele grondgebied van Nederland, dus inclusief de BES-eilanden. Hierbij is geen sprake van gedwongen winkelnering, behoudens een aantal bij wet opgedragen taken zoals de luchtvaartmeteorologie. Er is ook geen leveringsplicht aan overheidsorganisaties. Via instructies van de SG van IenM, als eigenaar van het agentschap, worden bestaande marktverhoudingen gerespecteerd op basis van een «Nee, tenzij» benadering5 (bijlage 1). De aanwijzing van het KNMI met betrekking tot de luchtvaartmeteorologische dienstverlening blijft om verschillende redenen ongewijzigd (zie ook paragraaf 3.3).
Basistaken en maatwerk
Het KNMI verricht basistaken in opdracht van en betaald door het Ministerie van IenM. Daarbij stelt het KNMI ook waarschuwingen voor gevaarlijk weer (zoals weeralarmen) ter beschikking aan de burger. Het KNMI opereert in het nationale meteorologische en seismologische meetnet, publiceert nationale klimaatprojecties en beheert fondsen op het gebied van aardobservatie. Verder is het KNMI verantwoordelijk voor de instandhouding van de meteorologische en seismologische kennisbasis en voor de internationale vertegenwoordiging van Nederland in diverse internationale intergouvernementele organisaties. Het KNMI levert ook op verzoek van het Rijk en andere overheidsorganisaties en met inachtneming van de «nee, tenzij benadering» maatwerkproducten en -diensten.
Om ervoor te zorgen dat sprake zal zijn van het leveren van gewenste en gevraagde producten en diensten stelt het KNMI – op basis van de missie en daaruit voortvloeiende strategische visie – jaarlijks een geactualiseerd Meerjaren Activiteiten Programma (MAP) op. Hierin staan alle activiteiten (basisproducten en diensten) beschreven die het KNMI met behulp van de agentschapbijdrage uitvoert, met uitzondering van het strategische onderzoek. Ook het maatwerk dat in aanvulling op de basistaken en -diensten in opdracht van IenM wordt uitgevoerd is onderdeel van dit MAP. Welk strategisch onderzoek uitgevoerd wordt door het KNMI, wordt vastgelegd in een Meerjaren Strategisch Onderzoeksprogramma (MSO). Dit betreft onderzoek dat noodzakelijk is voor het verwerven van inzichten om taken in de toekomst adequaat te kunnen blijven uitvoeren. Het MAP wordt door de Minister van IenM vastgesteld, het MSO door de Hoofddirecteur van het KNMI. Aanvullend op de activiteiten op basis van het MAP zal jaarlijks een overzicht worden gepubliceerd van de activiteiten die het KNMI uitvoert voor andere overheidsorganisaties dan IenM.
Bevorderen van een gelijk speelveld
Weergerelateerde producten en diensten voor overheidsorganisaties zullen door het KNMI worden geleverd tegen betaling van de integrale kostprijs. Mogelijk marktvoordeel voor het KNMI ten opzichte van de private weerbedrijven, door kosten slechts ten dele door te berekenen, wordt zo vermeden (bijlage 2). Hierbij wordt aangesloten bij de definiëring van de integrale kostprijs, zoals geformuleerd in de Mededingingswet en het Besluit Markt en Overheid.
Private dienstverlening door het KNMI
Meteorologische en seismologische data zijn publiekelijk beschikbaar volgens het rijksbrede open data beleid, dat overigens nog in ontwikkeling is. Publieke partijen en vooral private weerbedrijven hebben additionele wensen betreffende onder meer de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van dataleveranties. Deze additionele wensen zullen worden geregeld in afzonderlijke overeenkomsten, zonder recht op exclusiviteit en tegen de integrale kostprijs, conform de Mededingingswet. Samenwerking met private partijen is op basis van vooraf bepaalde spelregels mogelijk (PPS) als het gaat om innovatie en de inbreng van unieke kennis.
Voor elk van de aandachtspunten uit paragraaf 2.2. ben ik van mening dat de toekomstige positionering en de nadere uitwerking ervan een adequate oplossing biedt. Daarbij worden bestaande kwaliteiten van het KNMI behouden en deels versterkt.
Versterken vraaggestuurde aanpak
Voor diverse activiteiten van het KNMI vormt vraaggestuurd werken de basis. Dat geldt zowel voor basis- als voor maatwerkproducten en -diensten die het KNMI levert aan IenM en andere overheidsorganisaties. In de nieuwe positionering zullen er bilaterale afspraken worden gemaakt tussen opdrachtgevende overheidsinstanties en het KNMI. Daarmee vervalt de noodzaak van een Programmaraad. Voor het onderhouden van relaties met onder meer het meteo- en ICT-bedrijfsleven en de kennisinstituten en voor het beoordelen van de kwaliteit en bruikbaarheid van producten en diensten, zal het KNMI in plaats daarvan periodiek een stakeholderoverleg organiseren.
Onvolkomen relatie met de markt
De onduidelijke en onvolkomen verhouding tussen de publieke taken van het KNMI op het gebied van weerinformatie en de rol die het meteobedrijfsleven wil en kan spelen wordt verbeterd door het nakomen van de uitkomsten van het overleg met het meteobedrijfsleven over de te bedienen overheidsorganisaties door het KNMI (bijlage 1). Tevens levert transparantie over de wijze waarop de integrale kostprijs bij het KNMI wordt berekend hier een bijdrage aan (bijlage 2). De keuze ten aanzien van de luchtvaartmeteorologische dienstverlening wordt in paragraaf 3.3 toegelicht.
Wetenschappelijke onafhankelijkheid
De spanning tussen de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek bij het KNMI en de ministeriële verantwoordelijkheid voor het KNMI wordt opgelost door het afzien van de Minister van IenM tot het geven van aanwijzingen met betrekking tot het doen van onderzoek en het rapporteren en publiek maken van de resultaten ervan, net zoals dat bij het RIVM het geval is. Dit wordt in wetgeving vastgelegd. Een Commissie van Toezicht (min of meer een voortzetting van de huidige KNMI-Raad), waarin ook internationale vertegenwoordigers een plek hebben, zal de wetenschappelijke kwaliteit en onafhankelijkheid bewaken.
Focal Point IPCC
Het Focal Point voor het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) is het portaal waarlangs de communicatie tussen de Nederlandse overheid en het IPCC verloopt. Op dit moment is het Focal Point bij het KNMI belegd. Omdat dit vragen oproept over de verantwoordelijkheid voor de beleidsmatige aspecten van de Nederlandse inbreng, wordt dit Focal Point ondergebracht bij een beleidsdirectie van het Ministerie van IenM. De organisatorische en wetenschappelijke coördinatie van het IPCC-werk blijft belegd bij het KNMI en zijn partners (zoals PBL en ECN).
Op verzoek van mijn ambtsvoorganger is een ambtelijke verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden en risico’s van het uitvoeren van luchtvaartmeteorologische dienstverlening door een andere provider dan het KNMI. In de huidige situatie is het KNMI door het Ministerie van IenM als enige aangewezen om luchtvaartmeteorologische diensten te verlenen. In de afgelopen periode zijn in het kader van deze verkenning een aantal stappen ondernomen. Er zijn drie mogelijkheden verkend waarop het verstrekken van luchtvaartmeteorologische inlichtingen kan worden opgedragen aan een derde:
− via de klassieke overheidsopdracht voor diensten;
− via een concessieovereenkomst voor diensten;
− door het verlenen van overheidsopdrachten voor diensten op basis van een uitsluitend recht (huidige situatie KNMI).
Naast deze verkenning is door adviesbureau Rebel een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van privatisering (het desbetreffende rapport is bijgevoegd).
Uit de ambtelijke verkenning en het Rebel rapport trek ik de volgende conclusies:
• Er zijn geen juridische belemmeringen om een andere partij aan te wijzen. Er dient wel rekening te worden gehouden met een wetgevingstraject van ca. twee jaar, naast een aanbestedingstraject.
• Vanwege de grote externe effecten die met luchtvaartmeteorologische dienstverlening gemoeid zijn, de ministeriële verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid van de Staat kan van ongereguleerde marktwerking geen sprake zijn.
• Het uitvoeren van luchtvaartmeteorologische diensten door andere partijen dan het KNMI kan uitsluitend via gereguleerde marktwerking plaatsvinden. Gecertificeerde bedrijven of organisaties zouden in beginsel in aanmerking kunnen komen voor het uitvoeren van dit type diensten gedurende een nader vast te stellen aantal jaren. Randvoorwaarde is de borging van de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening.
Daarnaast spelen nog andere overwegingen een rol bij het besluit de luchtvaartmeteorologische dienstverlening al dan niet te privatiseren. Deze zijn voor mij doorslaggevend om de luchtvaartmeteorologische dienstverlening bij het KNMI te houden:
• De continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening is, uit het oogpunt van veiligheid, efficiency/capaciteit en milieu, van uitzonderlijk groot belang. Een eventuele transitie is tijdrovend en kostbaar.
• De belangrijkste stakeholders (LVNL, KLM, Defensie) zien geen aanleiding om een andere provider te kiezen, noch vanuit financieel noch kwalitatief oogpunt. Bovendien zien de stakeholders (operationele) risico’s wanneer wordt overgestapt op een andere provider, onder meer op het gebied van veiligheid, continuïteit en capaciteit. Ook geven zij aan dat ontwikkelingen binnen SES en FABEC eerder op consolidatie van providers duiden. De reacties van deze stakeholders zijn bijgevoegd.
• Privatisering van luchtvaartmeteorologische diensten creëert een privaat monopolie en mogelijk zelfs een buitenlands privaat monopolie. Ik acht dit niet wenselijk.
• Nu privatiseren kan Europese ontwikkelingen inzake een gemeenschappelijke aanpak voor de luchtvaartnavigatie in het Europese luchtruim hinderen. In internationaal perspectief is de samenwerking in FABEC-verband relevant. Het is op dit moment niet opportuun een nieuwe partij deel te laten nemen aan dit samenwerkingsverband.
Het is niet strikt noodzakelijk om de taken van het KNMI wettelijk te regelen. In de huidige Wet op het KNMI zijn de wettelijk geregelde taken echter gedetailleerd beschreven en direct aan de KNMI-organisatie toebedeeld. Ook is de KNMI-organisatie op dit moment bij wet ingesteld. Omdat ik het wenselijk vind deze koppeling tussen organisatie en taken los te laten:
• wordt een wetsontwerp voorbereid om de kerntaken van de overheid op het gebied van meteorologie en seismologie als zorgplichten aan de Minister van IenM op te dragen, waaronder het waarborgen van de wetenschappelijke onafhankelijkheid;
• wordt bij nadere regeling onder andere uitgewerkt aan wie het KNMI welke producten en diensten levert, hoe nadere invulling wordt gegeven aan de wetenschappelijke onafhankelijkheid en wie de internationale vertegenwoordiging voor zijn rekening neemt. Aanvullend is op grond van Europees- en internationaal recht wetgeving nodig voor het borgen en reguleren van de luchtvaartmeteorologie;
• wordt de wijze waarop het uitvoeren van deze taken organisatorisch plaatsvindt, via een instellingsbesluit van de Minister van IenM verankerd.
De huidige Wet op het KNMI komt als gevolg hiervan te vervallen en het bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel zal daarom worden ingetrokken. Daarmee is het ook niet meer opportuun om wederom een evaluatie van de huidige wet op het KNMI uit te voeren. Binnenkort zal het wetsontwerp – met als werktitel «Wet taken meteorologie en seismologie» – in consultatie worden gebracht. Bij inwerkingtreding van de voorgestelde wet, zal deze na vijf jaar met alle betrokkenen worden geëvalueerd.
Een vraaggestuurde aanpak van het KNMI acht ik van groot belang. De agentschapbijdrage van het Ministerie van IenM wordt gebruikt voor het leveren van gevraagde basisproducten en -diensten. De Minister van IenM beslist over de aanwending van deze middelen. Andere overheidsorganisaties kunnen aanvullend hier op maatwerkproducten en -diensten bij het KNMI afnemen. Afnemers van weergerelateerde producten en diensten gaan hiervoor de integrale kostprijs betalen. Met de introductie van een aangepast kostprijsmodel met integrale kostprijzen is het mogelijk om transparantie te bieden in de kosten van de diverse activiteiten van het KNMI.
In het kader van een kleinere overheid uit het regeerakkoord Rutte I is op de agentschapbijdrage van het KNMI vanaf 2018 structureel een efficiencytaakstelling van € 3,5 miljoen ingeboekt. Door het toepassen van het profijtbeginsel (vraagsturing) kan de agentschapbijdrage van ca. € 28,5 miljoen (exclusief aardobservatie) vanaf 2014 structureel met € 6,5 miljoen worden verlaagd tot ca. € 22 miljoen. Het profijtbeginsel wordt ingevoerd met ingang van de Voorjaarsnota 2013 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013. Dit betekent dat de verschillende interne IenM-opdrachtgevers en externe opdrachtgevers (andere departementen en overheidsorganisaties) zullen moeten gaan betalen voor activiteiten die niet tot de basistaken van het KNMI behoren.
Omdat er door de verschillende opdrachtgevers nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden over de financiering van de activiteiten die niet tot de basistaken horen, is de reeks die samenhangt met het profijtbeginsel in de begroting 2013 tijdelijk taakstellend geparkeerd op artikel 99 Nominaal en Onvoorzien.
De herziening van de positionering van het KNMI bevestigt de status en rol als nationaal referentie instituut. De hoge kwaliteit van producten en diensten en de grote mate van tevredenheid bij afnemers maken het cruciaal dat de kennis en kunde van het KNMI op een goede en onafhankelijke manier gewaarborgd wordt. Niet alleen heb ik hier als Staatssecretaris van IenM belang bij, alle overheidsorganisaties die in het kader van openbare orde en veiligheid behoefte hebben aan informatie op het terrein van weer, klimaat en aardbevingen hebben hier baat bij. Bovendien kunnen ook private weerbedrijven door samenwerking profiteren van de kennis en kunde van het KNMI. Het vastleggen van mijn zorgplichten op het gebied van meteorologie en seismologie in een wet en de organisatie ervan in een ministerieel Besluit, levert meer duidelijkheid en flexibiliteit op met betrekking tot rollen en verantwoordelijkheden.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld