Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2011
Hierbij informeer ik u in vervolg op mijn brief van 6 december 2010 (kamerstuk 32 379, nr. 6) over het voorstel voor wijziging van de Wet op het KNMI.
Gezien de afspraak in het regeerakkoord sta ik een brede en fundamentele aanpak voor. Dat betekent dat ik niet alleen kijk naar de taken die het KNMI op grond van de huidige wet op het KNMI uitvoert1, maar ook onderzoek welke maatschappelijke behoefte er nu en op de langere termijn bestaat aan het uitvoeren van taken op het gebied van weer, klimaat en seismologie. Ik bezie hoe en in welke organisatievorm deze taken het beste kunnen worden uitgevoerd, waarbij de rol van marktpartijen uitdrukkelijk aan de orde komt. De kwaliteit van het werk van het KNMI als instituut op het gebied van weer, klimaat en seismologie staat daarbij niet ter discussie.
Ten behoeve van deze fundamentele aanpak is al veel werk verricht en is met externen overleg gevoerd, onder andere door consultatie van de wetenschappelijke KNMI-Raad, de KNMI-Programmaraad en de (markt)partijen zoals vertegenwoordigd in het Overleg Meteorologie van het Overlegorgaan Verkeer en Waterstaat.
Dit heeft gegevens en informatie opgeleverd, die zullen worden gebruikt bij het ontwikkelen van een oplossing voor een aantal zaken rond het functioneren van het huidige KNMI in relatie tot zijn omgeving, zoals hoe de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek bij het KNMI gegarandeerd kan worden in relatie tot de ministeriële verantwoordelijkheid en hoe de steeds verder groeiende mogelijkheden van commerciële bedrijven om gerichte meteodiensten te verzorgen het beste gecombineerd kan worden met de publieke taken van het KNMI
In overleg met genoemde stakeholders, weerbedrijven en kennisinstituten ga ik de oplossing zodanig vormgeven dat:
– deze conform het kabinetsbeleid voor het bedrijfsleven meer mogelijkheid biedt voor innovatie op het gebied van weer, klimaat en seismologie;
– er ruimte is om de meerwaarde, die door het KNMI geboden kan worden, in te zetten voor partijen in de samenleving;
– leidt tot een duurzame relatie tussen het KNMI en het meteobedrijfsleven;
– onafhankelijkheid van wetenschappelijke functies waarborgt en
– leidt tot een eenduidige relatie tussen het productportfolio en de beschikbare middelen voor het KNMI.
Hierbij zal ik aandacht hebben voor het internationale kader waarin het KNMI opereert en zal ik ook de financiële, organisatorische, personele en juridische consequenties in beeld brengen.
Ik zal u in het voorjaar 2012 per brief nader informeren over de uitkomst. Dat betekent dat ik de beantwoording van het eerder genoemde verslag tot die tijd aanhoud.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J. J. Atsma