Ontvangen 31 mei 2011
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel C, komt artikel 2, vierde lid, als volgt te luiden:
4. Ter voorbereiding van de besluitvorming op grond van Hoofdstuk III wordt een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening vastgesteld.
II
In artikel I, onderdeel D, komt in artikel 9, eerste lid, de laatste volzin te vervallen.
III
In artikel I, onderdeel D, komt in artikel 10, vierde lid, de laatste volzin te vervallen.
In het voorliggende wetsontwerp is een integrale afweging van de oplossingsrichtingen alleen verplicht op het moment dat een structuurvisie moet worden gemaakt. Een structuurvisie behoeft echter in een beperkt aantal gevallen te worden gemaakt: alleen bij de aanleg van een nieuwe hoofdweg of de wijziging van een hoofdweg met meer dan twee rijstroken (artikel. 2, lid 4 van het wijzigingsvoorstel). Dergelijke capaciteitsuitbreiding zal in de toekomst maar beperkt worden gerealiseerd. In de meeste gevallen is sprake van uitbreiding met één of twee rijstroken en kan dus worden volstaan met een vormvrije verkenning waarin de integrale afweging niet verplicht is en waardoor er maar één oplossingsrichting behoeft te worden onderzocht. In dergelijke situaties biedt een integrale afweging echter wel degelijk een meerwaarde.
Dit amendement regelt daarom dat in de gevallen dat de Tracéwet van toepassing is, een integrale afweging van de oplossingsrichtingen wordt gemaakt.
De meest voor de hand liggende oplossingrichting is vaak infrastructuur uitbreiding, terwijl ook via andere maatregelen (bijvoorbeeld ruimtelijke maatregelen of OV-verbindingen) knelpunten vaak effectiever en efficiënter kunnen worden weggenomen. Ook deze maatregelen dienen te worden betrokken bij de afweging.
Van Gent