Gepubliceerd: 26 april 2010
Indiener(s): Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA)
Onderwerpen: economie energie markttoezicht natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32374-3.html
ID: 32374-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

In het voorjaar van 2008 is het wetsvoorstel tot wijziging van de van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (31 374) (hierna: wetsvoorstel marktmodel) aan de Tweede Kamer aangeboden. Belangrijkste reden voor deze verbetering was dat kleinverbruikers sinds de liberalisering van de energiemarkt met een aantal structurele problemen werden geconfronteerd. Kleinverbruikers die bijvoorbeeld wilden verhuizen of switchen werden geconfronteerd met lange wachttijden, verkeerde meetgegevens, onjuiste afrekeningen, fouten in adressering enzovoort. Het gevolg hiervan was dat het vertrouwen van de kleinverbruiker in de energiemarkt schade opliep. Doel van het wetsvoorstel was dan ook om ervoor te zorgen dat de kleinverbruiker structureel beter kan worden bediend door de energiebedrijven, en de werking van de elektriciteits- en gasmarkt structureel te verbeteren. Om dit doel te bereiken is het inzetten de van op afstand uitleesbare meter voor elektriciteit en gas voorgesteld en de daarmee samenhangende wijzigingen in taken en verantwoordelijkheden van bij deze meters betrokken partijen en een regeling van de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld tussen marktpartijen. Onder het wetsvoorstel vormen leveranciers het eerste aanspreekpunt voor de afnemer en zijn maatregelen genomen om de positie van de consument beter te bedienen qua dienstverlening, klachtenafhandeling en algemene service. Het wetsvoorstel voorziet daarin met de invoering van het leveranciersmodel voor kleinverbruikers. In aanvulling op het marktmodel is inmiddels (per 1 januari 2009) bij ministeriële regeling het capaciteitstarief ingevoerd.

Een tweede aanleiding voor de voorstellen met betrekking tot de op afstand uitleesbare meter vormden de kabinetsdoelstellingen, geformuleerd om het energieverbruik van consumenten te beperken. De meter biedt immers de mogelijkheid om met actuele informatie over het energieverbruik het gedrag van kleinverbruikers te beïnvloeden. De meter heeft bovendien een randvoorwaardelijke functie voor het elektriciteitsnetwerk van de toekomst, waarin netwerken intelligentere functies moeten bevatten. Op afstand uitleesbare meters ondersteunen de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Decentrale vraag en aanbod kunnen met op afstand uitleesbare meters aan elkaar gekoppeld worden, zodat bijvoorbeeld de elektriciteit opgewekt uit zonnepanelen op een slimme manier kan worden ingezet om elektrische auto’s te laten rijden. Dit soort toepassingen stelt hoge eisen aan een doelmatig beheer van het net.

Ten aanzien van de op afstand uitleesbare meter voorzag het wetsvoorstel marktmodel in een verplichte grootschalige uitrol; een verplichting voor netbeheerders om op afstand uitleesbare meters te plaatsen bij alle kleinverbruikers, die op hun beurt deze plaatsing niet konden weigeren. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is de uitrol in tweeën geknipt: een initiële uitrol op grond van het wetsvoorstel houdende regels omtrent energie-efficiëntie1 waarmee ervaring kon worden opgedaan met de op afstand uitleesbare meter, en een later in overleg met de Tweede Kamer te nemen besluit over grootschalige uitrol. De behandeling van het wetsvoorstel in de

Eerste Kamer richtte zich primair op de vraag of het wenselijk is om kleinverbruikers te verplichten aan de plaatsing van een op afstand uitleesbare meter mee te werken. Hierop heeft de Minister van Economische Zaken toegezegd nadere voorstellen te doen die regelen dat de verplichting en de daaraan verbonden sancties als een op afstand uitleesbare meter wordt geweigerd, vervallen. Dit wetsvoorstel strekt hiertoe.

2. Maatregelen

Het op afstand kunnen communiceren met de meter biedt voordelen voor zowel consumenten als bedrijven. Het vraagt echter eveneens nadrukkelijk te bezien welke waarborgen nodig zijn om de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. De meter biedt immers de mogelijkheid persoonsgegevens te verzamelen en te verwerken. Dit vereist een zorgvuldige inrichting van het regime om met dergelijke gegevens om te gaan waarbij de kleinverbruiker – binnen de kaders van de wet – regie moet kunnen houden op het verzamelen en verwerken van zijn persoonsgegevens.

In deze context worden met dit wetsvoorstel de volgende voorstellen gedaan:

  • de introductie van keuzevrijheid voor kleinverbruikers door het schrappen van de medewerkingsplicht aan de plaatsing van de meter en de daaraan verbonden sancties;

  • het expliciteren van de voorwaarden waaronder persoonsgegevens van kleinverbruikers kunnen worden verzameld en verwerkt;

  • de introductie van een verplichting voor de energiesector om in het jaarverslag te rapporteren over de verantwoordingsvoorwaarden die de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) op grond van het wetsvoorstel in de Informatiecode vaststelt.

In dit hoofdstuk worden deze maatregelen nader toegelicht. Hoofdstuk 3 gaat nader in op de effecten voor kleinverbruikers en de energiesector van de voorgestelde maatregelen. Hoofdstuk 4 beschrijft de overige gevolgen van de voorgestelde maatregelen, waaronder het effect op de businesscase van de op afstand uitleesbare meter. In hoofdstuk 5 en verder is aandacht besteed aan de standpunten van belanghebbenden en overige gevolgen voor het bedrijfsleven, zoals het effect op de administratieve lasten.

2.1 Keuzevrijheid

Het primaire bezwaar dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel marktmodel aan de orde was, betrof de verplichting voor een kleinverbruiker om aan de plaatsing van een op afstand uitleesbare meter mee te werken en deze verplichting te handhaven op grond van de Wet op de economische delicten (WED). Het doel van dit wetsvoorstel is om in keuzevrijheid te voorzien. Het strekt ertoe de medewerkingsplicht en de sanctiebepaling te schrappen. Kleinverbruikers hebben daardoor de mogelijkheid om de plaatsing van een op afstand uitleesbare meter die door de netbeheerder ter beschikking wordt gesteld te weigeren. De kleinverbruiker, en niet de netbeheerder, bepaalt dus zelf of een op afstand uitleesbare meter wordt geplaatst; de regie verschuift richting de afnemer.

Op grond van richtlijn nr. 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PbEU L 211) (hierna: derde elektriciteitsrichtlijn) dient, onder voorbehoud van een gunstige evaluatie van de invoering van een in de richtlijnen voorgeschreven meetinrichting, in 2020 tachtig procent van de consumenten voorzien te zijn van een op afstand uitleesbare meter. Met dit wetsvoorstel wordt een start gemaakt met de uitrol van deze op afstand uitleesbare meter. Zo wordt ervaring opgedaan met de uitrol van deze meters en de werking daarvan in de praktijk. Deze ervaringen kunnen in de toekomst gebruikt worden indien zou worden overgegaan op grootschalige uitrol van deze op afstand uitleesbare meters. Vooralsnog worden de op afstand uitleesbare meters alleen geplaatst bij nieuwbouw, ingrijpende renovatie, reguliere vervanging en op verzoek van de afnemer. De inzichten die bij deze «kleinschalige» uitrol worden opgedaan zullen worden meegenomen in de evaluatie in 2012 waar de grootschalige uitrol van de op afstand uitleesbare meter wordt bezien (zie ook paragraaf 4.2).

Gelet op de aard van de discussie in de Eerste Kamer, waarbij het belang van de regie van de consument en de noodzaak van keuzevrijheid voor wat betreft het al dan niet plaatsen van een op afstand uitleesbare meter voorop staat, is gekozen de op afstand uitleesbare meter op basis van vrijwilligheid uit te rollen. De keuzevrijheid voor kleinverbruikers om de op afstand uitleesbare meter te accepteren past binnen richtlijn nr. 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad (PbEG L 114). De richtlijn verplicht dat aan afnemers tegen concurrerende prijzen een individuele meetinrichting ter beschikking wordt gesteld die het actuele energieverbruik nauwkeurig weergeeft en informatie geeft over de tijd waarin sprake was van het daadwerkelijk verbruik. Uit de richtlijn volgt niet dat afnemers de meetinrichting ook moeten accepteren. De richtlijn biedt dus de ruimte voor een vrijwillige uitrol van de op afstand uitleesbare meter.

2.1.1 Situatie waarin een op afstand uitleesbare meter wordt aangeboden

De netbeheerder heeft in het voorstel de verplichting om een op afstand uitleesbare meter ter beschikking te stellen. Deze plicht voor netbeheerders is noodzakelijk op grond van de richtlijn energie-efficiëntie, en waarborgt een correcte implementatie van de richtlijn. Als de netbeheerder een meter aan een kleinverbruiker ter beschikking stelt, kan deze laatste de op afstand uitleesbare meter weigeren. De netbeheerder kan de meter die al bij de betreffende kleinverbruiker hangt, laten hangen of hij plaatst een andere niet op afstand uitleesbare meter.

Een andere optie die de kleinverbruiker heeft is dat hij wel de op afstand uitleesbare meter accepteert, maar de netbeheerder kan verzoeken de meter niet meer op afstand uit te lezen. In dit wetsvoorstel is voorgesteld dat de netbeheerder, op grond van een dergelijk verzoek, (technische) maatregelen neemt waardoor de meter niet langer op afstand wordt uitgelezen. De meter staat in dat geval administratief uit, en gedraagt zich als een traditionele meter. In de nadere regels waarin de eisen aan de meetinrichting zullen worden vastgelegd, zal worden geregeld hoe het administratief uitzetten van de meetinrichting technisch moet worden ingericht. Voorts wordt in de regeling bepaald dat het mogelijk moet zijn dat in het leesvenster van de meter zichtbaar wordt gemaakt dat de meetgegevens niet op afstand worden uitgelezen.

2.1.2 Situatie waarin al een op afstand uitleesbare meter aanwezig is

In situaties waarin al een op afstand uitleesbare meter aanwezig is in de woning van een kleinverbruiker, zoals bij verhuizing naar een bestaande woning of een nieuwbouwwoning waar reeds een op afstand uitleesbare meter is geplaatst, kan de op afstand uitleesbare meter niet meer geweigerd worden. De kleinverbruiker behoudt dan wel het recht om de meter administratief uit te laten zetten, waardoor de meter niet langer op afstand wordt uitgelezen. Een netbeheerder is niet verplicht om een reeds geplaatste op afstand uitleesbare meter om te ruilen voor een traditionele, niet op afstand uitleesbare, meter. Door de mogelijkheid te bieden van het administratief uitzetten van de meter wordt hetzelfde gewenste resultaat bereikt, maar dan tegen lagere kosten. Meters omruilen zou een kostbare maatregel zijn voor netbeheerders. Bovendien draagt deze oplossing er aan bij dat de ontwikkeling naar een intelligenter, efficiënter en duurzamer elektriciteitsnetwerk, mede in het licht van de eisen die de derde elektriciteitsrichtlijn stelt aan op afstand uitleesbare meters, zo min mogelijk wordt gehinderd.

2.2 De voorwaarden waaronder gegevens worden verzameld en verwerkt

Ingevolge het wetsvoorstel marktmodel kunnen energiebedrijven niet ongebreideld informatie verzamelen en verwerken die in de meter wordt bijgehouden. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) en het bepaalde in het wetsvoorstel moeten energiebedrijven zorgvuldig met persoonsgegevens omgaan. Zo kunnen zij niet, zonder toestemming van de kleinverbruiker, meer gegevens verzamelen dan voor de uitvoering van hun wettelijke taak noodzakelijk is (zie hiervoor ook paragraaf 3.2). Hierbij kan niet voorbij worden gegaan aan het belang van een zo helder mogelijke afbakening van het doel waarvoor persoonsgegevens verwerkt kunnen worden. Om die reden is samen met de sector nog eens kritisch gekeken naar de frequentie waarmee door de sector gegevens worden verzameld en verwerkt en is de afbakening, zoals beschreven in het wetsvoorstel marktmodel, geëxpliciteerd. In de eerste plaats wordt voorgesteld in de wet een expliciete verbinding te leggen tussen het verzamelen van persoonsgegevens en de beoogde doelen van de wetsvoorstellen marktmodel en energie efficiëntie (doelmatig netbeheer, juist factureren, snellere gegevensverwerking en inzicht geven in het energieverbruik). Ten tweede is de frequentie waarmee gegevens worden uitgelezen nadrukkelijker verbonden met de wettelijke taken van energieleveranciers en netbeheerders. Enerzijds wordt daarmee de hoeveelheid persoonsgegevens die wordt uitgelezen teruggebracht. Anderzijds zullen de persoonsgegevens die nog wel worden verzameld veelal op een hoger samengesteld niveau (bijvoorbeeld tweemaandelijks) worden verzameld, waardoor deze naar hun aard minder privacygevoelig zijn.

Concreet regelt dit wetsvoorstel dat netbeheerders de volgende meetgegevens standaard verzamelen.

  • één keer per jaar voor de jaarnota;

  • per evenement als er sprake is van verandering van leverancier of verhuizen;

  • tweemaandelijks voor het inzicht in het energieverbruik;

  • dat wat noodzakelijk is voor technisch beheer van het net op grond van de wettelijke taak die netbeheerders uitvoeren.

Hiernaast voert de netbeheerder metrologisch beheer uit op de meter om te waarborgen dat de meter goed en veilig functioneert.

Netbeheerders verzamelen geen continue stroom van meetgegevens. In het wetsvoorstel marktmodel was al voorzien dat netbeheerders alleen meetgegevens aan leveranciers doorgeven die nodig zijn voor het uitvoeren van taken van de leverancier (opmaken van de jaarnota, afrekenen bij wisselen van leverancier en verhuizen en het geven van inzicht in het actuele energie verbruik), maar in het wetsvoorstel marktmodel worden dagstanden nog wel standaard verzameld. In dit wetsvoorstel is deze mogelijkheid vervallen. Pas na ondubbelzinnige toestemming van de kleinverbruiker kunnen frequenter en gedetailleerder meetgegevens worden uitgelezen, waarbij een eenmaal gegeven toestemming ook weer door de kleinverbruiker kan worden ingetrokken.

2.3 Transparantie

Het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens door leveranciers en netbeheerders moet gebeuren in overeenstemming met de Wbp. In gevolge artikel I, onderdeel Q, en artikel II, onderdeel F van het wetsvoorstel marktmodel, worden bij ministeriële regeling regels gesteld met het oog op een door de NMa vast te stellen informatiecode die regelt «hoe» met het oog op een eenduidig gehanteerd model binnen de sector gegevens worden verwerkt, en niet «dat» gegevens (mogen) worden verwerkt. Dit sluit aan bij het regime van de Wet bescherming persoonsgegevens, die de ondubbelzinnige toestemming van betrokkene noemt als één van de limitatief beschreven situaties waarin persoonsgegevens mogen worden verwerkt. De informatiecode zelf beoogt dus niet te voorzien in een generieke wettelijke grondslag voor het mogen uitwisselen en verwerken van persoonsgegevens, maar moet wel voldoen aan de Wbp.

Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om in de informatiecode tevens te voorzien in een verplichting voor netbeheerders en leveranciers om in dit kader een rapportagevorm te ontwikkelen om kleinverbruikers via het jaarverslag te informeren over de naleving van de verantwoordingsvoorwaarden die de NMa, op grond van de ministeriële regeling, in de informatiecode heeft vastgesteld. De rapportage kan bijvoorbeeld gebaseerd zijn op een auditrapport of de bevindingen van een privacyfunctionaris. De rapportage via het jaarverslag is voor de sector geen middel om te voldoen aan de Wbp; die rechtmatigheidsvraag behoort in het domein van het College Bescherming Persoonsgegevens (hierna: CBP).

2.4 Overige maatregelen

De functionaliteit van de op afstand uitleesbare meter voorziet in de mogelijkheid om op afstand de energievoorziening aan- en af te schakelen of te beperken. Tijdens de parlementaire behandeling is door verschillende fracties de zorg geuit over het risico dat kleinverbruikers onvoldoende beschermd zijn als hun energievoorziening ongegrond zou worden afgesloten of beperkt. Kleinverbruikers moeten weten welke rechten en plichten zij hebben als een dergelijke situatie zich voordoet. Dit wetsvoorstel regelt om die reden dat in aanvulling op de bestaande ministeriële regeling over het afsluitbeleid nadere regels kunnen worden gesteld omtrent het beperken van de energievoorziening.

Het wetsvoorstel marktmodel gaat uit van een op een later moment te nemen besluit over grootschalige uitrol van op afstand uitleesbare meters. Via dit wetsvoorstel wordt echter geregeld dat kleinverbruikers de plaatsing van een dergelijke meter kunnen weigeren. Een volledig dekkende uitrol is daarmee niet langer aan de orde. Om die reden is in dit wetsvoorstel de mogelijkheid opgenomen vast te leggen welk percentage afnemers na een besluit over grootschalige uitrol dient te beschikken over een op afstand uitleesbare meter. Dit sluit tevens beter aan bij de verplichting in de derde elektriciteitsrichtlijn.

Tot slot is een aantal technische wijzigingen doorgevoerd in het wetsvoorstel marktmodel. Deze zijn in de artikelsgewijze toelichting nader beschreven.

3. Effecten

3.1 Voor kleinverbruikers

Een veelgehoord bezwaar over het wetsvoorstel marktmodel is de hoge frequentie van het uitlezen van de meters, o.a. het verzamelen van dagwaarden voor leveranciers. Naar aanleiding van advies van het CBP is eerder besloten dat voor de doorgifte van kwartier- (voor elektriciteit) en uurwaarden (voor gas) van de netbeheerder aan een leverancier of derde ondubbelzinnige toestemming nodig is van de kleinverbruiker. Met de maatregelen in dit wetsvoorstel wordt een additionele stap gezet. Er worden nadere voorwaarden aan het verzamelen van meetgegevens door de netbeheerder gesteld en de frequentie van uitlezen gaat verder omlaag. Op grond van dit wetsvoorstel worden kwartier-, uur- of dagwaarden niet meer standaard verzameld, maar incidenteel. Door de frequentie van het uitlezen standaard te beperken worden de op afstand uitleesbare meters aantrekkelijker gemaakt voor kleinverbruikers omdat minder privacygevoelige gegevens worden uitgelezen. De voordelen van de op afstand uitleesbare meter voor de kleinverbruiker (zoals correcte meterstanden bij facturatie en switchen en verhuizen en inzicht in energieverbruik) blijven in dit model behouden.

Een kleinverbruiker die bezwaar heeft tegen de op afstand uitleesbare meter, kan deze bij plaatsing door de netbeheerder weigeren. In die gevallen blijft de oude meter hangen of wordt deze vervangen door een traditionele meter. Ook kan de kleinverbruiker de netbeheerder verzoeken de uitleesbaarheid van de op afstand uitleesbare meter administratief uit te zetten. De netbeheerder stopt dan met het uitlezen van meetgegevens, bijvoorbeeld het schakelen tussen dag- en nachttarief blijft echter wel mogelijk. Ook kan de netbeheerder invulling blijven geven aan de vereisten die volgen uit de Metrologiewet, zoals de eis dat de meter ter plekke afleesbaar moet zijn. Omdat in de situatie dat de meter administratief uit staat geen meetgegevens worden uitgelezen zal de kleinverbruiker, net als in de huidige situatie bij niet op afstand uitleesbare meters, zelf de meterstand(en) door moeten geven ten behoeve van het opmaken van de jaarnota en zal periodiek een controle worden gedaan door de meteropnemer. Ook zal de kleinverbruiker in dit geval geen tweemaandelijks overzicht krijgen voor het inzicht in eigen verbruik.

De kleinverbruiker moet ondubbelzinnig toestemming geven om meer en gedetailleerdere gegevens uit de meter uit te laten lezen dan op grond van dit wetsvoorstel in de standaardsituatie is toegestaan. Voorbeelden hiervan zijn situaties waarbij kleinverbruikers door marktpartijen (leveranciers of derden) worden bediend met gedetailleerde energie besparingsadviezen, beter inzicht krijgen in hun eigen energieverbruik via een internettoepassing of de mobiele telefoon en de ontwikkeling van diensten in het domein van domotica en beveiliging, of efficiëntere teruglevering aan het net van decentraal opgewekte energie.

3.2 Voor netbeheerders

Een netbeheerder heeft de wettelijke taak te zorgen voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en om het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor aanleg, herstel, vernieuwen en uitbreiden van netten waarbij noodzaak van vervanging of uitbreiding van de productiecapaciteit door duurzame elektriciteit, energiebesparing of decentrale energieproductie ondervangen worden. Voor de uitvoering van deze wettelijke taken kan de netbeheerder meetgegevens verzamelen. Bovendien verzamelt de netbeheerder meetgegevens voor leveranciers en derden. Voor de netbeheerders geldt dat de op afstand uitleesbare meter doelmatiger netbeheer mogelijk maakt. Het identificeren en opsporen van technische netverliezen, het efficiënter dimensioneren van het net en het operationeel beheer worden vergemakkelijkt door het op afstand kunnen monitoren van het net. Ook het in de toekomst kunnen faciliteren van de opvang van pieken in het verbruik en de mogelijkheid om de vraag te verschuiven naar andere gebruiksmomenten is een belangrijke functie van de meter.

Schematisch leidt dit voor netbeheerders tot het volgende overzicht:

  

Geen op afstand uitleesbare meter

Op afstand uitleesbare meter staat administratief uit

Standaardsituatie

Toestemming kleinverbruiker meer gegevens uit te lezen

  

Traditionele meter wordt niet vervangen door afstand uitleesbare, op klantverzoek.

Van reeds geplaatste op afstand uitleesbare meter wordt geen meetgegevens gecollecteerd:meter staat administratief uit, op klantverzoek.

Op afstand uitleesbare meter met standaard meetgegevenscollectie regime

Op afstand uitleesbare meter met uitgebreid meetgegevenscollectie regime, op klantverzoek.

Meetgegevens collectie na toestemming

Meetgegevens, op klantverzoek, frequenter en gedetailleerder uitgelezen. Hieronder vallen intervalgegevens, die op klantverzoek aan andere marktpartijen (leverancier, ODA's) ter beschikking worden gesteld.

Nee

Nee

Nee

Ja

Meetgegevens collectie standaardsitua

tie

6x per jaar voor inzicht in energieverbruik

1x per jaar voor collectie t.b.v. facturatie

Meetgegevens voor switchen en verhuizen: bij elke gebeurtenis.

Nee

Nee

Ja

Ja

Technisch beheer van het net

Technisch beheer

– Spanningsonderbrekingen (uit storingsregister/log van de meter: geen meetgegevens);

– Besturingsopdrachten schakelen (commando: geen meetgegevens);

– Verbetering bedrijfsvoering/doelmatig netbeheer (meetgegevens zowel geaggregeerd als op lager niveau);

– Facilitering energietransitie (meetgegevens zowel geaggregeerd als op lager niveau)

Nee

Nee

Ja

Ja

Metrologisch beheer

Metrologisch beheer (geen meetgegevens) van de meter, zo vaak als nodig:

– klok/kalender synchronisatie en controle op batterij status;

– Firmware updates;

– Statusinformatie meterconfiguratie (indicatoren, alarmen en foutmeldingen)

Nee

Ja

Ja

Ja

Gelet op de breedte van de wettelijke taken van netbeheerders en de toekomstige functie van de meter in de energienetwerken is het niet mogelijk een precieze afbakening te maken van de meetgegevens die netbeheerders verzamelen. De netbeheerder heeft echter wel de verplichting om binnen de kaders van de Wbp te handelen. Dit brengt met zich mee dat hij moet toetsen of het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens, gelet op het doel, proportioneel is. In de regel is de vraag naar meetgegevens incidenteel. Uit het oogpunt van doelmatig beheer en het faciliteren van energietransitie zijn meestal op geaggregeerd niveau meetgegevens nodig, die niet noodzakelijk herleid worden tot een individuele aansluiting. Dat is slechts het geval indien de netbeheerder in het kader van haar wettelijke taken op grond van de Elektriciteitswet bijvoorbeeld meetgegevens van duurzaam geproduceerde elektriciteit of WKK-installaties door moet geven. In de toekomst kan de vraag naar meetgegevens en de uitleesfrequentie veranderen o.a. als gevolg van de ontwikkeling van smart grids, en de opkomst van decentrale opwekking en elektrische auto’s.

Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijke taak moet onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds metrologisch beheer en anderzijds technisch beheer van het net. In het technisch beheer moet onderscheid gemaakt worden tussen meetgegevens (persoonsgegevens) en specifieke technische communicatie met de meter zoals bijvoorbeeld het nagaan van spanningsonderbrekingen. In de standaardsituatie vindt zowel technisch als metrologisch beheer van de meter plaats. In situaties waarbij de meter administratief uit staat, wordt uitsluitend metrologisch beheer uitgevoerd. Onder metrologisch beheer vallen alleen die activiteiten die moeten waarborgen dat de meter goed en veilig functioneert.

Uit de Wbp vloeit voort dat voor het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens een afweging moet worden gemaakt of dit noodzakelijk en proportioneel is voor de uitvoering van de wettelijke taak die de netbeheerders hebben. Dit betekent dat netbeheerders steeds nadrukkelijk zullen moeten beoordelen of niet kan worden volstaan met het verzamelen van gegevens op een hoger aggregratieniveau (bijvoorbeeld op straat- of wijkniveau). In praktische zin zal een netbeheerder tevens uit het oogpunt van kosten en baten altijd een afweging maken of het verzamelen van gegevens opportuun is, want zowel de communicatie met de meter, als de opslag in centrale systemen is kostbaar.

Voorbeelden van technisch beheer door de netbeheerder zijn het op afstand sturen van besturingsopdrachten naar de meter. Uit het oogpunt van netveiligheid kan het nodig zijn de meter bijvoorbeeld bij brand of andere gevaarlijke situaties en bij werkzaamheden aan het net uit te schakelen. Andere voorbeelden zijn het uitvoeren van statistische rapportages op geaggregeerd niveau op stroomafname profielen en het incidenteel monitoren van de kwaliteit van de spanning (fluctuaties) op aansluitingen. Door het toevoegen van meetpunten in het net kan de netbeheerder accurate en nauwkeurige informatie krijgen over de belasting en toestand van onderdelen van het net, bijvoorbeeld de hoeveelheid en intensiteit van transport door een kabel. Met behulp van deze informatie kan de netbeheerder preventief onderhoud en eventueel gerichte uitbreiding van het net uitvoeren en daardoor betere investeringsbeslissingen nemen.

De novelle strekt er mede toe betrokkenen meer regie te laten voeren over de overstap van traditionele meters naar op afstand uitleesbare meters. Teneinde zeker te stellen dat betrokkenen die regie adequaat kunnen effectueren dienen zij over voldoende informatie te beschikken. De informatieplicht van, in Wbp-termen, een verantwoordelijke jegens een betrokkene is neergelegd in artikel 33 van de Wbp. Hieruit volgt dat netbeheerders niet kunnen volstaan met algemene informatie ten aanzien van de meter, maar de plicht hebben om aan te geven voor welke specifieke doeleinden de gegevensverwerking zal worden ingezet. Dit geldt ook in de situatie dat een netbeheerder meetgegevens op individueel niveau verwerkt ten behoeve van zijn wettelijke taken. Een algemene verwijzing naar deze wettelijke taken is niet afdoende, maar de verantwoordelijke dient betrokkene specifiek en volledig te informeren over de verschillende aspecten van de gegevensverwerking die voor betrokkene van belang zijn. Kleinverbruikers moeten derhalve in de gelegenheid worden gesteld om conform de Wbp ondubbelzinnige toestemming te geven over eventueel te verwerken gegevens (standaardsituatie, de situatie waarin geen op afstand uitleesbare meter is geplaatst, deze administratief uitstaat en de situatie waarin er toestemming wordt gegeven voor het verzamelen van meer gedetailleerde gegevens). Dit betekent eveneens dat kleinverbruikers voorzien worden van alle relevante informatie die voor hen van belang is om een afgewogen keuze te kunnen maken uit de hiervoor beschreven opties. De kleinverbruiker kan te allen tijde zijn toestemming voor het verwerken van persoonsgegevens intrekken dan wel voor een andere optie kiezen, waarbij bijvoorbeeld minder gegevens worden uitgelezen en verwerkt. De netbeheerder dient de keuze van de kleinverbruiker te respecteren en zorg te dragen dat aan zijn wens zo spoedig mogelijk uitvoering wordt gegeven.

3.3 Voor leveranciers en derden

In de standaard situatie kan de leverancier beschikken over verbruiksgegevens op van tevoren vastgelegde momenten: 6 x per jaar conform de richtlijn energie-efficiëntie, bij de (eind)factuur en bij verandering van leverancier en verhuizen. Doordat in deze situaties over actuele meterstanden beschikt kan worden, wordt de administratieve handeling en de kans op fouten sterk beperkt. Dit zal naar verwachting minder klachten van kleinverbruikers tot gevolg hebben. Als de op afstand uitleesbare meter administratief uit wordt gezet, worden zoals vermeld geen meetgegevens opgehaald door de netbeheerder. Daardoor kan de leverancier niet beschikken over actuele meterstanden en gedraagt de meter zich als het ware als een traditionele meter. Hierdoor zijn procesverbeteringen op dit punt, zoals het onmiddellijk kunnen beschikken over actuele meterstanden bij wisselen van leverancier of verhuizen, verminderd mogelijk. Daarnaast kan de leverancier of een derde partij de kleinverbruiker actief benaderen voor het geven van bijvoorbeeld energiebesparingsadviezen of andere diensten. Zo ligt in de lijn der verwachting dat er verschillende tariefpakketten aangeboden zullen worden aan de kleinverbruiker, die meer zijn toegesneden op het specifieke profiel van de betreffende kleinverbruiker. Als de leverancier of de derde hiervoor over andere of frequentere meetgegevens moet beschikken, is het aan de leverancier of de derde partij om hiervoor ondubbelzinnige toestemming van de klant te krijgen zoals beschreven in paragraaf 3.2.

4. Overige implicaties en vooruitblik

4.1 Maatschappelijke kosten-batenanalyse

Het huidige wetsvoorstel marktmodel is gebaseerd op een verplichte uitrol van de op afstand uitleesbare meter. Een dergelijke grootschalige uitrol zorgt er voor dat alle kleinverbruikers de beschikking hebben over een op afstand uitleesbare meter. Op basis van dit gegeven zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de maatschappelijke kosten en baten van de invoering van de op afstand uitleesbare meter. De keuze om een groter gewicht toe te kennen aan het belang van keuzevrijheid voor de kleinverbruiker heeft invloed op de maatschappelijke kosten- en batenanalyse. In de eerste plaats vervalt het uitgangspunt van grootschalige, in de zin van 100% dekkende, uitrol. Doordat de afnameplicht vervalt moet rekening gehouden worden met verschillende percentages van dekking en gebruik van de op afstand uitleesbare meter. Dit heeft consequenties voor de al eerder gecalculeerde businesscase. In 2005 is door KEMA een kosten-batenanalyse gemaakt. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel marktmodel is op verzoek van de Eerste Kamer een gevoeligheidsanalyse op het KEMA-rapport uitgevoerd.

Figuur 1 Verdeling van de kans dat een bepaalde netto contante waarde van het project optreedt. Het gedeelte ter linkerzijde van het linker pijltje geeft aan wanneer de netto contante waarde negatief is. Bron: computermodel KEMA, februari 2008.

Figuur 1 Verdeling van de kans dat een bepaalde netto contante waarde van het project optreedt. Het gedeelte ter linkerzijde van het linker pijltje geeft aan wanneer de netto contante waarde negatief is. Bron: computermodel KEMA, februari 2008.

Het diagram toont de kansdichtheid voor de netto contante waarde van het project. Uit de analyse blijkt dat de gemiddelde netto contante waarde dicht bij de centrale waarde uit het KEMA-rapport van 2005 van 1,3 miljard euro ligt . Het onzekerheidsgebied ligt ruwweg tussen de 0,5 en de 2,8 miljard euro. Met 90% zekerheid ligt de netto contante waarde tussen de 0,1 en de 2,0 miljard euro. De kans dat de netto contante waarde van het project negatief wordt, is niet verwaarloosbaar, maar wel klein (kleiner dan 3,4%). Het effect van het invoeren van keuzevrijheid voor de kleinverbruiker op deze gevoeligheidsanalyse zal nader onderzocht moeten worden. Wat de effecten exact zullen zijn en hoe groot die zijn is op voorhand moeilijk te voorspellen aangezien nu nog niet duidelijk is hoe groot het percentage kleinverbruikers zal zijn die de op afstand uitleesbare meter weigert, dan wel verzoekt om de meter administratief uit te zetten. Hier zal in de praktijk ervaring moeten worden opgedaan.

Een ander effect is dat netbeheerders en leveranciers voor de langere termijn twee processen in stand houden: één voor traditionele meters (handopname) en één voor op afstand uitleesbare meters. Tegelijkertijd is het voor de netbeheerder, als de meter administratief uit staat minder goed mogelijk om fraude of storingen vroegtijdig te detecteren zodat netverliezen kunnen worden beperkt. Door de verplichte plaatsing van meters los te laten, ontstaat echter ook een sterkere prikkel bij leveranciers en netbeheerders om initiatieven te ontwikkelen om kleingebruikers te overtuigen van de aantrekkelijkheid van een op afstand uitleesbare meter. De ontwikkeling van diensten, zoals meer op maat gesneden tariefstructuren of individuele besparingsadviezen kunnen aarzelende consumenten over de streep trekken om de op afstand uitleesbare meter te accepteren of om toe te staan dat de frequentie waarmee gegevens worden uitgelezen wordt verhoogd.

Om zoveel mogelijk onzekerheden transparant te maken is KEMA verzocht om in kaart te brengen wat de invloed van keuzevrijheid kan zijn op de maatschappelijke kosten- en batenanalyse. De analyse wordt in het voorjaar van 2010 verwacht. Echter, pas tijdens de kleinschalige uitrol zal meer duidelijkheid ontstaan over het percentage weigeraars. Daarom vormt het onderzoek van KEMA slechts aanvullende informatie. Gelet op een verzoek daartoe van de Eerste Kamer is voorts aan TNO gevraagd om te adviseren over de door de minister vast te stellen functionele eisen aan de slimme meters.

Met betrekking tot de kosten voor kleinverbruikers is aan de Tweede Kamer toegezegd dat het tarief voor de op afstand uitleesbare meter gelijk zou blijven aan het meettarief van 2005 gecorrigeerd voor inflatie. De ministeriële regeling meettarieven voor elektriciteit legt sinds enkele jaren dit tariefplafond op voor de meterhuur. Uitgangspunt bij de tarieven is dat enerzijds door de introductie van de slimme meter een schoksgewijze ontwikkeling wordt voorkomen en dat anderzijds de bedrijven hun kosten moeten kunnen terugverdienen. Het oogmerk hiervan is dat consumenten een tarief betalen dat zo beperkt mogelijk fluctueert en aansluit op de kosten die netbeheerders voor de meter maken. Voor de langere termijn is het uitgangspunt dat het meettarief onderdeel uitmaakt van een algeheel netwerktarief dat uitgaat van doelmatige kostenoriëntatie. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de kosten van de meter een stabiel karakter hebben. De keuzes ten aanzien van privacy en de eisen die aan de meter worden gesteld kunnen consequenties hebben voor de kosten van de meter. Er zal dan ook met het oog op de evaluatie een goede monitoring moeten plaatsvinden van deze effecten op de kostenontwikkeling van de meter.

4.2 Besluit over grootschalige uitrol

Al tijdens de behandeling van het wetsvoorstellen energie-efficiëntie en marktmodel in de Tweede Kamer is voorgesteld de uitrol van op afstand uitleesbare meters te faseren. Na inwerkingtreding van de wetsvoorstellen marktmodel en energie-efficiëntie wordt de op afstand uitleesbare meter door de netbeheerder ter beschikking gesteld bij nieuwbouw, ingrijpende renovatie, reguliere vervanging en op verzoek van de afnemer. Een besluit over grootschalige uitrol is afhankelijk van ervaringen die de komende jaren met de uitrol worden opgedaan.

Inmiddels is het derde energiepakket tot stand gekomen (zie paragraaf 2.4). Het derde energiepakket bevat bepalingen ten aanzien van de op afstand uitleesbare meter. De lidstaten moeten er voor zorgen dat «slimme metersystemen» worden ingevoerd die de actieve participatie van de consumenten aan de markt voor levering van elektriciteit en gas ondersteunen. De invoering van dergelijke metersystemen kan worden onderworpen aan een economische evaluatie op lange termijn van de kosten en baten voor de markt en de individuele consument of aan een onderzoek ter bepaling van welke vorm economisch haalbaar en kosteneffectief is en welke termijn haalbaar is voor de distributie ervan. Voor elektriciteit en gas zijn verschillende bepalingen opgenomen over het tempo van de uitrol. Voor elektriciteit geldt dat uiterlijk in 2020 minstens 80% van de consumenten voorzien moet zijn van deze slimme meetsystemen. Voor gas is geen termijn opgenomen. De in de derde elektriciteitsrichtlijn genoemde evaluatie moet plaatsvinden uiterlijk 3 september 2012. Het voornemen is om deze evaluatie op grond van de derde elektriciteitsrichtlijn te integreren met de evaluatie die op grond van het wetsvoorstel marktmodel is voorzien.

Bij deze evaluatie zullen de belanghebbenden, waaronder afnemersorganisaties, netbeheerders en leveranciers, betrokken worden. De evaluatie moet een preciezer inzicht geven in de maatschappelijke en economische kosten en -baten. De uitrol van op afstand uitleesbare meters mag natuurlijk geen onredelijke nadelen voor de kleinverbruiker opleveren. Privacy speelt hierbij een belangrijke rol. Ten behoeve van de evaluatie zal onder meer een consumentenbarometer worden bijgehouden om betrouwbaar inzicht te krijgen in zaken als klanttevredenheid, de ervaringen van de kleinverbruiker bij plaatsing van de meters, de juistheid van informatie, en de afhandeling van klachten. Voorts zal in de evaluatie het energiebesparingspotentieel van de op afstand uitleesbare meter betrokken worden waaronder de vraag of het tweemaandelijks leveren van inzicht in eigen verbruik de kleinverbruiker in staat stelt en aanzet tot energiebesparing. Daarnaast wordt tijdens de evaluatie gekeken naar de technische betrouwbaarheid en beveiliging. Tenslotte zijn de installatiecapaciteit en de beschikbaarheid van meters ook onderdeel van de evaluatie.

De uitvoering van de monitoring zal onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken in belangrijke mate worden uitgevoerd door de NMa. Naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie zal door de Minister van Economische Zaken na overleg met de Kamer een beslissing worden genomen over de uitrol. Een besluit over grootschalige uitrol zal rekening houden met het tempo en de omvang van een dergelijke uitrol. Nadere regels over de eventuele grootschalige uitrol zullen bij algemene maatregel van bestuur worden vastgelegd.

5. Consultatie

De voorstellen in dit wetsvoorstel zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking met belanghebbenden zoals de Consumentenbond, leveranciers en netbeheerders. Ter toetsing van het draagvlak is verschillende keren overleg gevoerd met belanghebbenden over de voorgenomen opzet van dit wetsvoorstel. Mede in het licht van de uit te voeren onderzoeken door TNO en KEMA is een klankbordgroep ingericht waarin vertegenwoordigers van de energiesector, afnemersorganisaties en de wetenschap zitting hebben. Door de netbeheerders zijn daarnaast verschillende bijeenkomsten georganiseerd waarin uiteenlopende partijen, zoals deskundigen op het gebied van informatiebeveiliging, de Consumentenbond en energieleveranciers, is gevraagd te reflecteren op voorstellen van de netbeheerders om aanvullende maatregelen te nemen op het gebied van privacy en beveiliging.

De Consumentenbond heeft aangegeven dat haar initiële bezwaren op het terrein van privacy en keuzevrijheid in het wetsvoorstel marktmodel zijn weggenomen met de in dit voorstel geïntroduceerde keuzevrijheid voor kleinverbruikers en de aanvullende privacywaarborgen die zijn opgenomen. Ook heeft de bond waardering uitgesproken over de waarborg om uit het oogpunt van consumentenbescherming te regelen dat de energievoorziening van consumenten niet ongegrond kan worden afgesloten of beperkt. De Consumentenbond wijst voorts op het belang dat in de onderliggende regelgeving voldoende maatregelen worden genomen om de veiligheid van de meter te waarborgen. Die notie wordt onderschreven. Verwezen wordt naar de toezeggingen die eerder op dit punt zijn gedaan en de in dit voorstel aangekondigde studies. De Consumentenbond wijst tot slot op het belang van internationale harmonisatie. Inmiddels heeft de Europese Commissie de Europese standaardisatieorganisaties verzocht voorstellen dienaangaande te doen.2 De resultaten hiervan zullen worden betrokken bij de eerder genoemde evaluatie.

Van de zijde van leveranciers wordt het voorstel onderschreven door de Vereniging voor Marktwerking in Energie (VME) en EnergieNed. Hetzelfde geldt voor netbeheerders verenigd in Netbeheer Nederland. Zij onderschrijven het belang om consumenten ruimte te bieden om eigen keuzes te maken bij de introductie van de op afstand uitleesbare meter en geven aan maximale transparantie na te streven over de omgang met persoonsgegevens en de dialoog hierover met belanghebbenden te zullen continueren. Leveranciers en netbeheerders wijzen op het belang van een spoedige introductie van het leveranciersmodel opdat zij de dienstverlening aan hun klanten verder kunnen verbeteren. Zij beschouwen de introductie van de op afstand uitleesbare meter als belangrijke randvoorwaarde om op dit punt voor consumenten tastbare resultaten te behalen. De netbeheerders wijzen er op dat een deel van de voordelen pas behaald kan worden als elke aansluiting over een op afstand uitleesbare meter beschikt, ongeacht of die meter administratief uit staat of niet.

De genoemde belanghebbenden geven aan dat het in dit voorstel vervatte beleid de acceptatie voor de op afstand uitleesbare meter zal vergroten en het draagvlak voor uitrol van de meter zal versterken. Wel wijzen zij er op dat de periode na inwerkingtreding van het wetsvoorstel moet worden aangegrepen om op basis van concrete ervaringen inzichtelijk te maken wat de consequenties zijn voor de maatschappelijke kosten- en batenanalyse. Dit wordt onderschreven; doordat een eventueel besluit over grootschalige uitrol niet onmiddellijk wordt genomen maar op een later moment op grond van (onder meer) een economische analyse, is gewaarborgd dat deze beslissing gebeurt op basis van feiten en niet op mogelijke scenario’s.

6. Administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten

6.1 Administratieve lasten

Dit wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers of bedrijven. Er is niet voorzien in nieuwe of gewijzigde wettelijke informatieverplichtingen aan de overheid. Dit wetsvoorstel is daarom niet ter toetsing aan Actal aangeboden. De structurele administratieve lasten voor energieleveranciers en regionale netbeheerders blijven beperkt tot € 39 000, zoals beschreven in de ramingen die in het wetsvoorstel marktmodel zijn opgenomen.

6.2 Inhoudelijke nalevingskosten

De in het wetsvoorstel marktmodel opgenomen conversielasten behoren tot de inhoudelijke nalevingskosten en kunnen als gevolg van dit wetsvoorstel mogelijk dalen. Deze zijn namelijk mede afhankelijk van de omvang en het tempo van uitrol. Dit aspect zal in de evaluatie worden betrokken. In het wetsvoorstel marktmodel is aangegeven dat energieleveranciers en regionaal netbeheerders te maken hebben met eenmalige kosten als voor aanpassingen die zij als gevolg van het wetsvoorstel marktmodel moeten verrichten in diverse administraties. Tevens zullen bedrijven moeten investeren in nieuwe software die benodigd is voor de verbetering van de onderlinge uitwisseling van (meet)gegevens. De aanpassingen die op grond van dit wetsvoorstel moeten worden gedaan kunnen in de ontwikkeling hiervan worden meegenomen. Het berichtenverkeer tussen partijen in de sector behoort tot de normale bedrijfsvoering van de betreffende bedrijven. Het betreft essentiële administratieve werkzaamheden die volgens vaste afspraken binnen de sector en op voorstel van de sector door alle bedrijven op dezelfde wijze worden uitgevoerd. Aanpassingen in de administratie en investeringen die daarvoor in software gedaan moeten worden zullen merendeels voortvloeien vanuit de Informatiecode van de NMa. Het is aan de sector om daar zelf (wijzigings)voorstellen voor te doen. Op deze wijze heeft de sector ook zelf invloed op het kosteneffect. Hetzelfde geldt voor het voorstel in dit wetsvoorstel om netbeheerders en leveranciers te verplichten in het jaarverslag verantwoording over het voldoen aan de privacyeisen die voortvloeien uit dit wetsvoorstel. Deze informatie dient om kleinverbruikers te informeren en is geen informatieverplichting aan de overheid. Het betreft hier daarom geen administratieve lasten maar inhoudelijke nalevingskosten.

7. CBP

Op grond van artikel 51, tweede lid, van de Wbp is het wetsvoorstel ter advisering aan het CBP voorgelegd. Op 27 oktober 2009 heeft het CBP een advies uitgebracht. Het CBP onderkent de strekking van dit wetsvoorstel om kleinverbruikers meer de regie te laten voeren over de overstap van traditionele meters naar op afstand uitleesbare meters. Het CBP adviseert de toelichting bij het wetsvoorstel op enkele punten aan te vullen of te verduidelijken. Hieronder wordt op de specifieke opmerkingen van het CBP ingegaan.

7.1 Informatieplicht en toestemmingsvereisten

Het CBP besteedt aandacht aan de informatieplicht aan de kleinverbruiker die de energiebedrijven die persoonsgegevens verwerken hebben. Het is uiteraard van groot belang dat de kleinverbruikers beschikken over de juiste en voldoende informatie om tot een afgewogen keuze te kunnen komen. Daarom is naar aanleiding van het advies van het CBP paragraaf 3.2 van de memorie van toelichting op dit punt verduidelijkt. In aanvulling hierop zal met verschillende partijen aandacht worden besteed aan de communicatie en de informatievoorziening rond de op afstand uitleesbare meters.

In het kader van de informatieplicht wijst het CBP er op dat bij de huidige geïnstalleerde op afstand uitleesbare meters ook de Wbp dient te worden nageleefd. Het CBP adviseert om hier nader aandacht aan te besteden, onder andere in de memorie van toelichting. Belangrijk is om te benadrukken dat zowel het huidige wetsvoorstel marktmodel als dit wetsvoorstel uiteraard uitgaan van naleving van de Wbp. Dit geldt in dit verband in het bijzonder voor artikel 8, onder a, Wbp

(ondubbelzinnige toestemming) en artikel 33 Wbp (informatieplicht aan de afnemers) en hetgeen hierover is aangegeven in paragraaf 3.2. Teneinde te bewerkstelligen dat in situaties waarin thans een op afstand uitleesbare meter hangt zeker is gesteld dat in overeenstemming is gehandeld met de informatieplicht en de toestemmingsvereisten, is overeengekomen met de sector dat ter gelegenheid van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel afnemers volledig worden geïnformeerd over de rechten die zij hebben op grond van dit wetsvoorstel en de Wbp en alle voor de afnemer benodigde informatie krijgen zodat zij alsnog een bewuste keuze kunnen maken wat betreft de beschreven opties, maar ook over de gegevens die worden uitgelezen en verwerkt.

7.2 Verplichte rapportage

Het CBP merkt op dat de verantwoording over de wijze van gegevensverwerking die door de sector moet worden afgelegd in het jaarverslag (zie paragraaf 2.3) niet mag worden uitgelegd als verplichting die uit de Wbp voortvloeit. Daarnaast heeft het CBP een suggestie gedaan voor aanscherping van de memorie van toelichting. Naar aanleiding van beide opmerkingen is de memorie van toelichting aangepast en verduidelijkt.

Het CBP heeft aangegeven dat de ondubbelzinnige toestemming is geregeld in de Wbp en niet uitgewerkt zou mogen worden in de informatiecode. In de memorie van toelichting is de verhouding tussen de Wbp en de informatiecode verduidelijkt in de zin dat de uitleg en de strekking van de Wbp niet in de informatiecode kunnen worden geadresseerd. De Wbp blijft onverminderd van kracht, alleen zal in de informatiecode een nadere precisering staan van de werking in de praktijk.

7.3 Technisch en metrologisch beheer

Als laatste werpt het CBP de vraag op of het technisch en metrologisch beheer (zie paragraaf 3.2) niet moet worden beschouwd als het verwerken van persoonsgegevens. Daarbij kan het CBP zich voorstellen dat voor het uitvoeren van firmware updates en het synchroniseren van de interne klok persoonsgegevens nodig zijn. Paragraaf 3.2 van deze memorie van toelichting is bedoeld om een onderscheid te maken tussen activiteiten waarbij persoonsgegevens verwerkt worden en activiteiten waarbij geen persoonsgegevens worden verwerkt. Het technisch en metrologisch beheer van de meter staat in beginsel los van het verwerken van persoonsgegevens. Niettemin is het zo dat indien er toch persoonsgegevens worden verwerkt in de zin van de Wbp, omdat dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van het technisch en metrologisch beheer, dat dan uiteraard de Wbp onverkort van toepassing is. De tabel in paragraaf 3.2 is in die zin indicatief en toegespitst op de huidige stand van zaken. De netbeheerders dienen te alle tijde te beoordelen of er sprake is van de verwerking van persoonsgegevens en daar naar te handelen.

7.4 Tweede adviesaanvraag aan CBP

Het wetsvoorstel is met de aanpassingen naar aanleiding van het advies van 27 oktober opnieuw voorgelegd aan het CBP. Op 14 december heeft het CBP een nieuw advies uitgebracht.

Ten aanzien van de informatieplicht constateert het CBP dat de toelichting is geëxpliciteerd zowel voor situaties waar voor inwerkingtreding van de wet reeds een op afstand uitleesbare meter is geplaatst als voor situaties na inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Ten aanzien van het toestemmingsvereiste, zoals nader uitgewerkt in paragraaf 3.2, geeft het CBP aan dat in het wetsvoorstel de eerder gesignaleerde strijdigheid met de Wbp door de aanpassingen in de toelichting is opgeheven.

Over de verplichte rapportage in paragraaf 2.3 geeft het CBP aan dat de toelichting is aangepast aan het eerdere advies.

Op het punt van technisch en metrologisch beheer constateert het CBP dat uit de verduidelijkingen in de memorie van toelichting blijkt dat netbeheerders te allen tijde dienen te beoordelen of er sprake is van verwerking van persoonsgegevens en indien dat het geval is dat de Wbp dient te worden nageleegd. Hoewel hieruit volgt dat netbeheerders te allen tijde betrokkenen dienen te informeren indien sprake is van verwerking van persoonsgegevens, adviseert het CBP dit ook

uitdrukkelijk in de memorie van toelichting tot uitdrukking te brengen. Uit het voorgaande volgt dat betrokkenen geïnformeerd dienen te worden indien er sprake is van de verwerking van persoonsgegevens.

Het CBP geeft aan dat het wetsvoorstel geen aanleiding geeft tot het maken van verdere inhoudelijke opmerkingen.

8. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets NMa

De Raad van Bestuur van de NMa is overeenkomstig het Relatiestatuut EZ–NMa in de gelegenheid gesteld een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets op het wetsvoorstel uit te voeren. Op 15 oktober 2009 heeft de Raad van Bestuur van de NMa in dit kader een advies uitgebracht. De Raad acht het wetsvoorstel in beginsel uitvoerbaar en handhaafbaar. Daarnaast heeft de Raad een aantal algemene adviezen geformuleerd.

De Raad gaat onder meer in op het belang van aanpassing van artikel 95cb, zesde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 44b, zesde lid, van de Gaswet opdat deze voorzien in een voor de energiesector werkbare systematiek voor de afdracht van leveranciers aan netbeheerders. Dit onderwerp is besproken met de sector en in het wetsvoorstel meegenomen.

Ten tweede wijst de Raad op het belang dat afnemers kennis kunnen nemen van het recht voor de afnemer om een meter te weigeren. Naar aanleiding van het advies van de NMa en het CBP op dit punt is in paragraaf 3.2 de informering aan afnemers nader uitgewerkt. Het is de bedoeling dat afnemers goed worden geïnformeerd, maar dat resultaat kan bereikt worden zonder een specifieke wettelijke plicht in dit wetsvoorstel voor de netbeheerders om de afnemers te informeren. Deze verplichting volgt al uit de Wbp. Gezamenlijk met verschillende partijen wordt voorts aandacht besteed aan de communicatie en informatievoorziening rond de op afstand uitleesbare meters. In dat proces zal rekening gehouden worden met het belang dat afnemers kennis kunnen nemen van hun rechten.

Verder heeft de Raad enkele wetstechnische suggesties en een inhoudelijke suggestie gedaan met betrekking tot de verantwoording over de wijze van gegevensverwerking die door de sector moet worden afgelegd in het jaarverslag (zie paragraaf 2.3). De Raad adviseert om de verantwoording ook via de websites van de bedrijven beschikbaar te stellen, omdat de jaarverslagen pas na enige tijd beschikbaar komen. Er is voor gekozen om deze verplichting niet in het wetsvoorstel op te nemen, omdat het niet de bedoeling is om van deze verantwoording een apart traject naast het opstellen van het jaarverslag te maken. Als de verantwoording over de wijze van gegevensverwerking niet past binnen de gebruikelijke verantwoording over het afgelopen jaar, dan zouden er onnodig veel kosten worden veroorzaakt voor de energiesector. In relatie tot de informatiecode zij opgemerkt dat in de informatiecode kan worden vastgelegd om de rapportages die de sector over de verantwoordingsvoorwaarden op grond van het wetsvoorstel in de code vaststelt, ook via de website van de netbeheerder of de leverancier toegankelijk te maken. Aangezien de sector zelf voorstellen kan doen voor de informatiecode is er dan ook geen risico dat er onnodige lasten worden veroorzaakt bij de bedrijven.

II. ARTIKELEN

Artikel I

Onderdeel A

Bij de Wet van 8 mei 2008 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met het beëindigen van de taak van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot verstrekking van subsidie ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie alsmede ter bevordering van een doelmatig gebruik van warmte (Stb. 2008, 179) is artikel 16b van

de Elektriciteitswet 1998 vervallen. Het onderdeel wat artikel 16b wijzigt is daarom overbodig geworden.

Onderdeel B

Artikel 26ab van het wetsvoorstel marktmodel voorziet in de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de netbeheerder meetgegevens aan een leverancier of derde ter beschikking mogen stellen, maar niet in voorwaarden waaronder de netbeheerder de meetgegevens mag verzamelen. Met deze wijziging van artikel 26ab wordt tevens voorzien in voorwaarden waaronder een netbeheerder meetgegevens mag verzamelen, hiermee wordt de uitleesfrequentie beperkt. Een netbeheerder kan meetgegevens verzamelen voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn wettelijke taken als netbeheerder. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de veiligheid en de betrouwbaarheid van de netten en het transport van elektriciteit en het planmatig aanleggen, herstellen, vernieuwen of uitbreiden van de netten. Daarnaast verzamelt een netbeheerder meetgegevens indien deze aan een leverancier of derde verstrekt moeten worden, zoals reeds geregeld is in het wetsvoorstel marktmodel.

Onderdeel C

In de laatste alinea van paragraaf 2.1 van de algemene toelichting is ingegaan op de mogelijkheid voor kleinverbruikers om de op afstand uitleesbaarheid van de meetinrichting uit te laten schakelen. Dit onderdeel voorziet in deze mogelijkheid door de kleinverbruiker het recht te geven de netbeheerder te verzoeken het op afstand uitlezen van meetgegevens achterwege te laten. Een netbeheerder heeft de plicht om aan dit verzoek gehoor te geven.

Onderdeel D

Bij de toezegging om te komen met een novelle werd ook ingegaan op het vrijwillige karakter van het afnemen van op afstand uitleesbare meters. Om hier invulling aan te geven wordt voorgesteld om artikel 26ad van het wetsvoorstel marktmodel zodanig te wijzigen dat de netbeheerders slechts de plicht hebben om kleinverbruikers een op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking te stellen. Deze plicht voor netbeheerders is noodzakelijk op grond van richtlijn energie-efficiëntie. Om de vrijwilligheid bij de afname van een op afstand uitleesbare meter vast te leggen wordt voorgesteld om het tiende lid te wijzigen van een medewerkingsplicht van de kleinverbruiker in een weigeringsrecht van de kleinverbruiker. Bij weigering krijgt de kleinverbruiker de beschikking over een niet op afstand uitleesbare meter. Dit kan de huidige meter van de kleinverbruiker zijn, of, indien de huidige meter niet meer voldoet, een niet op afstand uitleesbare meter.

Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een wijziging aan te brengen in de overnamevergoeding. De overnamevergoeding is een vergoeding die de netbeheerder aan een ander dient te betalen indien een ander een op afstand uitleesbare meter plaatst bij een kleinverbruiker. In het wetsvoorstel marktmodel was alleen voorzien in een vergoeding indien een derde een meetinrichting plaatst die niet van de netbeheerder is. Het is echter wenselijk om te stimuleren dat een derde dezelfde meetinrichtingen plaatst als de netbeheerder, omdat de netbeheerder dan niet geconfronteerd wordt met een veelheid aan verschillende meetinrichtingen. Daarom is voorzien in een algemene vergoeding voor het plaatsen van een meetinrichting door een derde. Tevens is het mogelijk gemaakt om die vergoeding te differentiëren naar verschillende situaties, omdat de hoogte van de vergoeding afhankelijk dient te zijn van de daadwerkelijke kosten die gemaakt worden.

Onderdeel E

Artikel 26ae van het wetsvoorstel marktmodel gaat over de plaatsing van op afstand uitleesbare meetinrichtingen gedurende de uitrol (zie voor een toelichting op de uitrol paragraaf 1 van de algemene toelichting). De uitrol zou gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen periode plaatsvinden en resulteren in een situatie waarin iedere kleinverbruiker zou beschikken over een op afstand uitleesbare meetinrichting. Nu echter wordt voorgesteld om de afname van

deze meetinrichtingen vrijwillig te maken is een volledig dekkende uitrol niet meer mogelijk. Daarom wordt voorgesteld om in het eerste lid op te nemen dat in de algemene maatregel van bestuur ook wordt opgenomen welk percentage afnemers na de uitrol dient te beschikken over een op afstand uitleesbare meter. Dit sluit tevens beter aan bij de derde elektriciteitsrichtlijn, waarin vanuit de Europese Unie de verplichting wordt opgelegd dat in 2020 tachtig procent van de eindgebruikers beschikt over een in de richtlijnen voorgeschreven meetinrichtingen, mits dit economisch haalbaar is.

Voorts wordt voorgesteld artikel 26ae aan te passen op een zelfde wijze als artikel 26ad (zie de toelichting bij onderdeel D), omdat ook de uitrol op basis van vrijwilligheid zal plaatsvinden.

Onderdeel F

Door de huidige formulering van artikel 26ah van het wetsvoorstel marktmodel kan er twijfel ontstaan over de toepasselijkheid van de bepalingen omtrent het uitlezen van de meetgegevens en het gebruik van de uitgelezen meetgegevens bij afnemers met een meetinrichting waarbij de op afstand uitleesbaarheid is uitgeschakeld. Om deze onduidelijkheid weg te nemen wordt voorgesteld om uitdrukkelijk in artikel 26ah op te nemen dat deze bepalingen ook niet van toepassing zijn bij afnemers die beschikken over een meetinrichting waarvan de op afstand uitleesbaarheid is uitgeschakeld.

Onderdeel G

Deze wijziging is noodzakelijk in verband met de vernummering van artikel 26ab.

Onderdeel H

In het wetsvoorstel marktmodel wordt voorgesteld hoofdstuk 4 in te voegen waarin de gegevensverwerking door ondernemingen op grond van de Elektriciteitswet 1998 wordt gereguleerd. Die regulering vindt in principe plaats op voorstel van een representatief deel van de ondernemingen uit de sector en wordt vastgesteld door de NMa. Daarnaast is er een mogelijkheid voor de NMa om zelfstandig voorwaarden vast te stellen, indien er geen voorstel van de sector tot stand komt of het voorstel van de sector niet voldoet. In de paragraaf 2.3 van de algemene toelichting is beschreven dat er in het jaarverslag verantwoording zal worden afgelegd over de wijze waarop door de onderneming voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn vastgesteld door de NMa. Om uitvoeringsproblemen te voorkomen zullen ook de regels over de verantwoording in beginsel op voorstel van de sector tot stand komen. Dit wordt gerealiseerd door in de ministeriële regeling die gaat over de voorwaarden van de gegevensverwerking in ieder geval regels te stellen over verantwoording in het jaarverslag.

Onderdeel I

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op onderdeel A.

Onderdeel J

Op grond van artikel 95b, achtste lid, van de Elektriciteitswet 1998 worden bij ministeriële regeling regels gesteld over de beëindiging van de levering van elektriciteit aan een kleinverbruiker. Bij meetinrichtingen waarmee op afstand gecommuniceerd kan worden is het ook mogelijk om de levering van elektriciteit te beperken. Dit is een minder vergaande mogelijkheid dan het afsluiten van de kleinverbruiker. Het voordeel van het kunnen beperken van de levering boven afsluiting is dat de consument een bepaald minimum niveau aan energievoorziening houdt en geen af- en aansluitkosten hoeft te betalen, die bij een fysieke afsluiting wel in rekening worden gebracht. Voorgesteld wordt om ook voor deze nieuwe mogelijkheid regels te stellen bij ministeriële regeling. In elk geval zal worden geregeld in welke gevallen en onder welke voorwaarden de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers mag worden beperkt. Uiteraard is het bij het beperken van de

levering, net zoals bij afsluiting, van belang dat er een adequaat beschermingsniveau voor de kleinverbruiker komt. Het uitwerken van de voorwaarden en het beschermingsniveau zal in overleg met de Consumentenbond, de vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK), netbeheerders, leveranciers en de NMa gebeuren.

Onderdeel K

Deze wijziging herstelt een gebrek in het wetsvoorstel marktmodel. Het wetsvoorstel marktmodel regelt dat leveranciers de bedragen factureren en innen die kleinverbruikers verschuldigd zijn aan de netbeheerder voor het transport van elektriciteit en dat de leveranciers de bedragen afdragen aan de netbeheerders. In het wetsvoorstel marktmodel is de afdracht van de leveranciers aan de netbeheerders gekoppeld aan het factureren van de afnemers door leveranciers. In de praktijk is dit een onvoldoende garantie voor een constante cashflow voor netbeheerders. Daarnaast sluit de wijze waarop de afdracht is geregeld in het wetsvoorstel marktmodel niet aan bij het systeem dat door de netbeheerders en de leveranciers wordt uitgewerkt, waarbij ook rekening gehouden dient te worden met fiscale regels. Met deze wijziging wordt de discrepantie tussen het systeem dat door de sector wordt uitgewerkt en het wetsvoorstel marktmodel opgelost. Net als in het wetsvoorstel marktmodel wordt voorgesteld om de afdracht nader te reguleren bij ministeriële regeling, om op detailniveau aan te kunnen sluiten bij de processen van de leveranciers en netbeheerders en de fiscale regels. Daarbij zal het uitgangspunt zijn dat de leveranciers maandelijks de bedragen afdragen aan de netbeheerders. Volledigheidshalve dient vermeld te worden dat het voorgestelde onderdeel K alleen ingrijpt in de afdracht van de leverancier aan de netbeheerder en niet in de betalingen van de afnemer aan de leverancier.

Het derde lid wordt gewijzigd omdat artikel 16b van de Elektriciteitswet 1998 inmiddels is vervallen.

Onderdeel L

Dit onderdeel is inhoudelijk gelijk aan onderdeel B. Kortheidshalve wordt er dan ook verwezen naar de toelichting op onderdeel B.

Onderdeel M

Voorgesteld wordt om artikel II, onderdeel E, artikel 13c, van het wetsvoorstel marktmodel aan te vullen met een mogelijkheid voor kleinverbruikers om de netbeheerder te verzoeken de op afstand uitleesbaarheid van de meetinrichting uit te schakelen. Kortheidshalve wordt voor een nadere toelichting verwezen naar paragraaf 2.1 van de algemene toelichting en de toelichting op onderdeel C.

Onderdeel N

De wijziging van artikel II, onderdeel E, artikel 13d, van het wetsvoorstel marktmodel is inhoudelijk gelijk aan de wijziging van artikel I, onderdeel J, artikel 26ad van het wetsvoorstel marktmodel. Kortheidshalve wordt daarom verwezen naar de toelichting op onderdeel D.

Onderdeel O

Kortheidshalve wordt voor een toelichting op dit onderdeel verwezen naar de toelichting op onderdeel E.

Onderdeel P

Kortheidshalve wordt voor een toelichting op dit onderdeel verwezen naar de toelichting op onderdeel F.

Onderdeel Q

De gegevensverwerking op grond van de Gaswet wordt op eenzelfde wijze gereguleerd als de gegevensverwerking op grond van de Elektriciteitswet 1998. Daarom wordt voorgesteld om ook in de Gaswet een bepaling op te nemen over de verantwoording die ondernemingen afleggen in het jaarverslag over het voldoen aan de voorwaarden van de gegevensverwerking. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 2.3 van de algemene toelichting en de toelichting op onderdeel H.

Onderdeel R

Kortheidshalve wordt voor een toelichting op dit onderdeel verwezen naar de toelichting op onderdeel K.

Onderdeel S

Deze wijziging is noodzakelijk in verband met de vernummering in artikel 13b.

Onderdeel T

Voorgesteld wordt om artikel III van het wetsvoorstel marktmodel te laten vervallen. Hiermee vervalt de sanctie op het niet meewerken van de afnemer bij het plaatsen van een op afstand uitleesbare meter.

Onderdeel U

Deze wijzigingen zijn noodzakelijk voor de afstemming met het voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten (31 904). Het is niet met zekerheid vast te stellen welk wetsvoorstel eerder in werking zal treden. De wijzigingen in onderdeel U zorgen er, samen met de bepalingen in het wetsvoorstel 31 904, voor dat de samenloop tussen beide wetsvoorstel zonder problemen is, ongeacht de volgorde van inwerkingtreding.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven