Kamerstuk 32373-12

Lijst van vragen en antwoorden inzake het ontwerpbesluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen

Dossier: Wijziging van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiƫntie

Gepubliceerd: 23 mei 2011
Indiener(s): Boris van der Ham (D66)
Onderwerpen: energie natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32373-12.html
ID: 32373-12

Nr. 12 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 23 mei 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de brief van 29 maart 2011 het ontwerpbesluit houdende regels over op afstand uitleesbare meetinrichtingen (Kamerstuk 32 373, nr. 11) .

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 mei 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

Adjunct-griffier van de commissie,

Blacquière

1 en 11

Hoe ziet de evaluatie van de uitrol van de op afstand uitleesbare meetinrichtingen eruit? Welke criteria hanteert u hierbij? Wat zijn de succes- en faalfactoren?

Er zijn ten behoeve van de grootschalige pilot geen beoordelingscriteria vastgesteld. Zou het niet verstandig zijn om succes- en faalfactoren op voorhand vast te stellen, zoals gebruikelijk bij pilots? Hoe staan deze beoordelingscriteria in verhouding tot het ontbreken van communicatie- en beveiligingsstandaarden?

Met de leden van de Kamercommissie acht ik het van belang om tijdens de uitrol van de op afstand uitleesbare meter goed zicht te hebben op de ontwikkeling van belangrijke factoren in de maatschappelijke business case. Ik zal daarom vanaf het begin van de kleinschalige uitrol de monitoring starten. Deze monitoring kent verschillende onderdelen. De NMa houdt een consumentenbarometer bij en monitort de marktgerichte factoren van de uitrol, zoals acceptatie, uitrolsnelheid en het aantal switches. Agentschap NL zal in mijn opdracht energiebesparing monitoren en betrokken worden bij inventarisaties rond de ontwikkeling van energiediensten. De NMa en Agentschap NL rapporteren mij tijdens de kleinschalige uitrol in ieder geval tweemaal over de voortgang. Ik zal uw Kamer informeren over de ervaringen die worden opgedaan gedurende de kleinschalige uitrol, wanneer ik in het najaar van 2013 het besluit tot de start van de grootschalige uitrol aan u voorleg. Wanneer blijkt dat zich negatieve effecten voordoen ten aanzien van de maatschappelijke businesscase, zal ik uw Kamer daarover informeren en op dat moment bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn. Volledigheidshalve wijs ik u in deze context ook op de Memorie van Antwoord die ik naar aanleiding van vragen van de leden van de SP-fractie in de Eerste Kamer over de monitoring van de kosten- en batenontwikkeling van de uitrol aan de Eerste Kamer heb gezonden2.

Wat betreft communicatie- en beveiligingsstandaarden wordt met het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen (hierna: het Besluit) de norm vastgelegd dat de meetinrichting en de koppeling met het achterliggende communicatiesysteem veilig dienen te zijn. Tevens zijn de communicatie-eisen zo ingericht dat de interoperabiliteit van de meetinrichting is gewaarborgd en dat wordt aangesloten bij internationale open standaarden. De energiesector draagt de systeemverantwoordelijkheid en is daarmee aanspreekbaar op veiligheid en betrouwbaarheid van het systeem alsmede op zorgvuldige omgang met persoonsgegevens. Zij hanteert dan ook reeds communicatie- en beveiligingsstandaarden. Sinds 2008 stelt binnen Netbeheer Nederland de werkgroep Privacy & Security richtlijnen op voor privacybescherming en beveiliging van de «slimme meter-infrastructuur». In de zogenaamde Dutch Smart Meter Requirements (DSMR), die vanaf 2012 voldoen aan het Besluit, legt de sector vast welke eisen zij aan op afstand uitleesbare meters stelt. Dit zijn overigens geen stilstaande eisen. De sector kent een uitgebreid consultatieproces om deze eisen steeds aan te passen aan de eisen van de tijd en de laatste stand van de techniek.

2 en 7

Wordt in dit besluit geregeld dat de meetinrichtingen in ieder geval de technische mogelijkheid moeten bieden om instrumenten aan te sluiten die energiemanagement (partiële meters voor verbruik bepaalde apparatuur en aanzetten apparaten als stroom goedkoop is) en terugleveropties (apart zichtbaar maken van totaal zelf geproduceerde stroom en totaal teruggeleverde stroom) mogelijk maken? Zo niet, hoe wordt dan voorkomen dat consumenten in een later stadium nieuwe meters aan moeten schaffen?

Waarom is er niets in het besluit opgenomen over de mogelijkheid tot het terugleveren van (zelfopgewekte duurzame) elektriciteit?

In het Besluit wordt inderdaad geregeld dat op de meetinrichtingen instrumenten voor energiemanagement en terugleveropties kunnen worden aangesloten. In artikel 4, vierde lid, wordt geregeld dat de meetinrichting voor elektriciteit geschikt moet zijn om daarop applicaties aan te sluiten bij de afnemer en met die applicaties informatie op zodanige wijze uit te wisselen, dat die uitgewisselde informatie leesbaar en bruikbaar is voor degene die gerechtigd is tot het verwerken van die informatie. De meetinrichting moet dus een of meerdere toegangspoorten bieden waar applicaties op kunnen worden aangesloten, zoals een koppeling met een thuiscomputer, een in-home display waarop verbruiksdata wordt weergegeven, of applicaties die het energieverbruik monitoren en regelen. Daarnaast moet de meetinrichting voor elektriciteit op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, geschikt zijn om de actuele meterstand voor de (zelf geproduceerde) op het net ingevoede elektriciteit voor de verschillende tariefperioden te registreren, weer te geven en uit te wisselen met deze applicaties. Deze eisen garanderen dat instrumenten die energiemanagement en terugleveropties mogelijk maken kunnen worden aangesloten en kunnen beschikken over de benodigde gegevens. Het Besluit regelt dat de informatie uit de meetinrichting laagdrempelig, online en realtime voor consumenten beschikbaar en bruikbaar moet zijn op basis van een internationale open standaard.

3 en 4

Op 12 april 2011 verscheen de Europese Mededeling Slimme energienetwerken. Hebben de Europese ontwikkelingen invloed op de uitrol van de slimme meter in Nederland? Zo ja op welke termijn?

Op 12 april 2011 verscheen de Europese Mededeling Slimme energienetwerken. Wat zijn de consequenties indien Europese normen afwijken van de Nederlandse norm? Zou dit kunnen betekenen dat energiebedrijven en consumenten de al bestaande slimme meters moeten vervangen?

In de Europese Raad op 4 februari 2011 is het belang van een voorspoedige ontwikkeling van Europese standaarden voor smart grids gesignaleerd. De Europese Commissie voorziet3 dat eind 2012 de eerste resultaten geboekt kunnen worden ten aanzien van een Europese standaard voor slimme meters. Dit moet resulteren in de zogenaamde ESMR (European Smart Meter Requirements). De uitrol van op afstand uitleesbare meters in Nederland als zodanig stel ik niet afhankelijk van de totstandkoming van deze Europese standaard. Uiteraard sluit ik mijn ogen niet voor de internationale ontwikkelingen. Ik voorzie dat Nederland met het Besluit een voortrekkersrol kan spelen in de totstandkoming van Europese normen. Mijn inzet is dat de Nederlandse normen in overeenstemming zijn met en bestendigd zijn in de Europese normen. De verwachting is dat de Europese normen in ieder geval niet verdergaande eisen zullen stellen dan de eisen gesteld in dit besluit. Vervanging van geplaatste meetinrichtingen zal dan niet aan de orde zijn en nieuw te plaatsen meters blijven toekomstvast en betaalbaar. Ook de Nederlandse netbeheerders zetten zich er in internationale werkgroepen sterk voor in om de Europese standaard overeen te laten komen met de DSMR.

5

Als – om wat voor reden dan ook – de communicatie tussen de netbeheerder en het communicatieonderdeel wegvalt, blijft de levering van energie dan ononderbroken?

Zo ja, is het dan uit te sluiten dat het voor de verbruiker mogelijk is om de communicatie aan banden te leggen alvorens de netbeheerder beperking aan de levering oplegt, om zo als verbruiker aan de beperkende maatregelen te kunnen ontkomen?

Ja, de levering blijft dan ononderbroken. Met het Besluit wordt niet vereist dat de communicatieverbinding continu «open staat». De meetinrichting dient in ieder geval in staat te zijn om dagelijks gegevens met de netbeheerder uit te wisselen.

De op afstand uitleesbare meetinrichting detecteert en registreert pogingen tot fraude, misbruik of inbreuk op de meetinrichting. Mocht de energieverbruiker inderdaad de communicatiefunctie saboteren teneinde beperking van levering te voorkomen, dan kan de netbeheerder de levering van energie langs reguliere weg onderbreken door een fysieke afsluiting te doen. De voorwaarden voor beperking en onderbreking van de energievoorziening staan in de Regeling afsluiten elektriciteit en gas van kleinverbruikers. Hierop wordt ook ingegaan in het antwoord op vraag 6.

6

Mag de meetinrichting zo ontworpen worden dat deze de toevoer automatisch onderbreekt nadat de communicatie voor een bepaalde periode is verbroken? Zo ja, maakt dit de leveringszekerheid niet extra storingsgevoelig?

Het Besluit stelt minimumeisen vast voor functionaliteiten waarover de meetinrichting ten minste moet beschikken. Wat betreft het onderbreken of beperken van levering regelt het Besluit dat de meetinrichting hiertoe in staat dient te zijn, maar niet wanneer van deze functionaliteit gebruik mag worden gemaakt. Ook staat deze functionaliteit niet in de specificaties die de netbeheerders voor meetinrichtingen hebben opgesteld (DSMR). De voorwaarden voor afsluiting van kleinverbruikers van de energievoorziening staan in de Regeling afsluiten van kleinverbruikers van elektriciteit en gas. Deze regels bieden de afnemer adequate bescherming. Als gevolg van de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Stb. 2011, 130 en Stb. 2011, 131) wordt deze regeling momenteel aangepast met voorwaarden voor het toepassen van de genoemde functionaliteiten van de op afstand uitleesbare meetinrichtingen. Het is en blijft in strijd met deze regeling om de levering automatisch te onderbreken wanneer de communicatie met de op afstand uitleesbare meter voor een bepaalde periode is verbroken.

8 en 9

Welke toepassingen (hardware en software) zijn er inmiddels op de markt verkrijgbaar om gebruik te maken van het communicatieonderdeel, met als doel om energie te besparen door toestellen slim in en uit te schakelen en eigen opgewekte energie op een optimale manier te benutten?

Op welke schaal worden de met de meter communicerende toepassingen inmiddels gebruikt? Wat zijn de ervaringen van de gebruikers? Als de toepassing nog maar op minuscule schaal is: wat is de reden van de geringe uitrol, terwijl er in een aantal Europese landen toch al jaren op grote schaal slimme meters zijn aangebracht?

De ontwikkeling van geavanceerde additionele producten en diensten voor de op afstand uitleesbare meter verkeert op dit moment nog in een pril stadium. Veel energieleveranciers hebben websites die besparingsmogelijkheden in kaart helpen brengen en er zijn enkele fysieke energiebesparingssystemen op de markt. De meeste systemen zijn echter primair gebaseerd op het werken in combinatie met individuele apparaten of traditionele elektriciteitsmeters. De verwachting is dat producten en diensten voor geavanceerde toepassingen in combinatie met de op afstand uitleesbare meter op de markt zullen komen als de uitrol van op afstand uitleesbare meters enige substantie krijgt. De ervaringen van de gebruikers in uitgevoerde pilots laten zien dat gebruikers van aan de slimme meter gekoppelde feedbacksystemen positief reageren op het verbeterde inzicht in het eigen energieverbruik. Ook laten deze onderzoeken zien dat deze gebruikers meer energie besparen dan niet-gebruikers.

Alleen in Zweden en Italië is de uitrol van de op afstand uitleesbare meter bij nagenoeg 100% van de huishoudens afgerond. In beide landen is het aanbod van op de op afstand uitleesbare meter toegesneden diensten nog beperkt, mede vanwege de beperkte functionaliteitseisen die destijds aan de op afstand uitleesbare meter zijn gesteld. In beide landen hebben overwegingen op het gebied van energiebesparing bij de besluitvorming indertijd geen prominente rol gespeeld en ging het vooral om andere effecten zoals het mogelijk maken van maandelijkse uitlezing (Zweden) en vervanging van het verouderde meterpark (Italië). In Nederland wordt gekozen voor een open structuur van de meter. Hierdoor kunnen in de toekomst functionaliteiten aan de meter worden gekoppeld zonder de gehele meter te moeten vervangen.

10

Is het niet zinvol en verstandig om te wachten met de uitrol van slimme meters (mogelijk duizenden per jaar) totdat er duidelijkheid is over de precieze door Europa vereiste techniek, beveiliging en communicatiestandaard?

Zoals in de brief van mijn ambtsvoorganger van 3 september 20104 aangegeven acht Nederland zich gehouden aan de invoering van slimme metersystemen. Onze gezamenlijke inzet is er onverminderd op gericht om in 2020 80% van de huishoudens te voorzien van een intelligent metersysteem voor elektriciteit. Willen we deze doelstelling kunnen bereiken, dan moeten we nu niet wachten met de start van de uitrol. Techniek, beveiligingseisen en communicatiestandaarden zullen in de loop van de tijd altijd verbeterd worden. Het Besluit biedt ruimte voor aanpassingen op het gebied van techniek, beveiliging en communicatie, onder andere door de verantwoordelijkheid voor de beveiliging eenduidig bij de netbeheerders neer te leggen – zij kunnen dan zelf telkens meters ophangen en upgraden die voldoen aan de laatste beveiligingseisen – en het op termijn verplichten van een modulaire opbouw van de meetinrichting, waardoor de communicatiemodule los vervangen kan worden.

12

Er is nog geen «roadmap» overeengekomen met fabrikanten van slimme meters. Hoe verhoudt zich dit met de aanvangsdatum van de pilot? Hoe kan een «roadmap» worden afgesproken, zonder de genoemde Europese standaarden?

Het gaat er om dat de op afstand uitleesbare meters die aan de laatste eisen voldoen op het juiste moment en in voldoende aantallen beschikbaar zijn, tegen een redelijke prijs. De netbeheerders zijn de primaire partij die de op afstand uitleesbare meters inkopen en plaatsen. Zij hebben bij meterfabrikanten reeds informatie uitgevraagd voor de aanbesteding ten behoeve van de kleinschalige uitrol. Het startmoment van de kleinschalige uitrol en de overgangstermijnen in het Besluit sluiten aan bij de doorlooptijden die de netbeheerders mij geschetst hebben. Ik heb geen indicatie dat de fabrikanten hier niet aan zouden kunnen voldoen. Omdat ik het belangrijk vind om zeker te stellen dat de voorgenomen overgangstermijnen realistisch zijn of mogelijk bekort kunnen worden heb ik TNO gevraagd om een «second opinion» hierop.

Als eind 2012 de Europese standaard beschikbaar is, kunnen – wanneer per 2014 de landelijke, grootschalige uitrol is gestart – in Nederland op afstand uitleesbare meters worden geplaatst die aan deze standaard voldoen. De inzet is dat de Nederlandse normen in overeenstemming zijn met en bestendigd zijn in de Europese normen. Hierop wordt ook ingegaan in het antwoord op vragen 3 en 4.

13

Wordt er in andere EU-lidstaten momenteel ook wetgeving voorbereid? Zo ja, in hoeverre wijkt deze wetgeving af van dit voorstel?

Het derde energiepakket verplicht lidstaten om slimme metersystemen in te voeren. Het is nog niet bekend hoe ver andere lidstaten zijn met de omzetting van het derde energiepakket in hun nationale wetgeving. Naast Nederland zijn Zweden, Finland, Spanje en Denemarken lidstaten waarvan mij bekend is dat de plaatsing van intelligente metersystemen in hun regelgeving is opgenomen. Over het algemeen is hier sprake van verplichte plaatsing. Voor een benchmark met de status van de uitrol in Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Italië en Zweden verwijs ik naar de studie van KEMA5.

14

Per 1 januari 2014 is een grootschalige uitrol voorzien. Op welke manier worden consumenten verleid of overgehaald om een slimme meter te installeren?

Het monitoren van de klanttevredenheid en acceptatiegraad van de op afstand uitleesbare meter tijdens de kleinschalige uitrol is essentieel voor de grootschalige uitrol. De NMa zal een consumentenbarometer bijhouden die onder meer monitort wat de acceptatiegraad is, of consumenten tevreden zijn over de plaatsing van de op afstand uitleesbare meter en of de verstrekte informatie juist en begrijpelijk is. Tevens wordt met de monitor energiebesparing van Agentschap NL tijdens de kleinschalige uitrol bekeken wat de effecten zijn op het gedrag van consumenten van verschillende feedbacksystemen in combinatie met de op afstand uitleesbare meter, zoals energiemonitoringsystemen of displays. Bovendien zullen de netbeheerders representatieve pilots in communicatie-aanpak uitvoeren. Alle ervaring die op deze aspecten tijdens de kleinschalige uitrol wordt opgedaan is relevant voor de grootschalige uitrol en bepaalt mede welke communicatie-strategie dan gevolgd zal worden.

Bij consumenten bestaat op dit moment nog veel onbekendheid met de op afstand uitleesbare meter. Dat is niet erg als de consument maar goed geïnformeerd is op het moment dat hij de meter daadwerkelijk aangeboden krijgt. Al gedurende de kleinschalige uitrol is vanuit de overheid informatievoorziening nodig waarin staat waarom gekozen wordt voor de uitrol van de op afstand uitleesbare meter, wat de gevolgen zijn voor de afnemers en wat hun rechten en plichten zijn. Die informatie zal ik verstrekken – en voor zover mogelijk gebeurt dat nu al – via rijksoverheid.nl, consuwijzer.nl en Antwoord voor Bedrijven. Een algemene brochure over de op afstand uitleesbare meter is inmiddels beschikbaar. Deze brochure kan door de netbeheerder meegestuurd worden aan de consument.

In een gezamenlijke communicatiewerkgroep hebben de netbeheerders afspraken gemaakt over hoe zij communiceren over de rechten van de consument, over privacy en veiligheid. Ik heb in februari van de netbeheerders een brief ontvangen, op grond waarvan ik constateer dat zij van plan zijn pro-actief, transparant, eenduidig en volledig te communiceren. In het reguliere overleg dat ik met de sector heb zal ik in overleg blijven over communicatie met kleinverbruikers.

15

De eisen voor de meetinrichtingen zullen in de loop van de tijd toenemen. Betekent dit dat een meetinrichting die in 2012 op de markt komt, ook verplicht is om zodanig gefabriceerd te worden dat deze de technische mogelijkheid heeft om ook aan eisen (zoals logboekvoorziening) te kunnen voldoen die vanaf 2014 gelden? Zo nee, hoe wordt dan voorkomen dat consumenten in 2014 een nieuwe, betere meetinrichting moeten aanschaffen om alsnog van die voorziening gebruik te kunnen maken?

Nee. Voor deze situaties is overgangsrecht opgenomen in de artikelen 11 en 12 van het Besluit. Meetinrichtingen die worden geïnstalleerd in de periode voordat de eisen waarvoor een overgangstermijn geldt, in werking treden (waaronder de logboekvoorziening, zie artikel 11, vijfde lid), hoeven volgens het overgangsrecht niet te worden aangepast zodra deze eisen gelden.

Ik wil hierbij benadrukken dat van alle op afstand uitleesbare meters die vanaf 1 januari 2012, onder het Besluit, geplaatst worden verwacht mag worden dat ze goed zijn. Consumenten waar de meetinrichting in deze periode geplaatst is kunnen hier prima mee uit de voeten. De netbeheerder is dan ook niet verplicht deze na 2014 te vervangen. Echter, als de consument daarna alsnog installatie wenst van een op afstand uitleesbare meter die over uitgebreidere functionaliteiten beschikt, kunnen hier inderdaad installatiekosten aan verbonden zijn.

16

Wanneer wordt de gedragscode van de netbeheerders verwacht? Wordt met de inwerkingstelling van het besluit gewacht tot deze gedragscode klaar is? Waarom wel of niet?

De netbeheerders werken op dit moment aan een gedragscode voor de verwerking van persoonsgegevens en zullen deze eind 2011 effectueren. Het Besluit staat hier los van en de inwerkingtreding van het Besluit is er niet van afhankelijk. Immers, de sector dient te allen tijde te voldoen aan de Wet bescherming persoonsgegevens. De gedragscode is een vrijwillige maatregel waartoe de sector zelf het initiatief heeft genomen. Ik zie dit als een positief signaal.

17

Wanneer is de second opinion van de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) te verwachten waarin zij uitspraak doen over het eventueel bekorten van de overgangstermijnen?

De second opinion van TNO verwacht ik in mei. Ik zal uw Kamer over de resultaten hiervan informeren. De second opinion zal geen gevolgen hebben voor de inhoud van het Besluit. TNO is uitsluitend gevraagd om een uitspraak over de overgangstermijnen.

Na behandeling in uw Kamer neemt de verdere procedure rond het Besluit ten minste nog enkele maanden in beslag, alvorens het kan worden vastgesteld. Het Besluit wordt na de voorhang genotificeerd in Brussel en voor advies aan de Raad van State gezonden. Gegeven de lengte van de nog te doorlopen procedure en de beoogde inwerkingtreding op 1 januari 2012, verzoek ik uw Kamer dan ook de voortgang van de inhoudelijke behandeling niet afhankelijk te stellen van het verschijnen van de second opinion van TNO. Mocht uw Kamer vragen hebben naar aanleiding van de bevindingen van TNO ten aanzien van de termijnen, dan behandel ik deze graag gedurende de verdere procedure. Gelet op de verdere procedure is afwikkeling in de Kamer voor de zomer van belang.

18

Waarom wordt er in tegenstelling tot bij de bemetering van elektriciteit bij gas niet de mogelijkheid geboden om levering te beperken? Bijvoorbeeld door te begrenzen met een dagelijks maximum af te nemen hoeveelheid?

Bij gas is beperking van de levering nu niet aan de orde, omdat dit technisch – gezien de benodigde gasdruk – niet mogelijk is.