Ontvangen 16 juni 2010
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
In artikel 1 wordt na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:
ca. nertsenrecht: gemiddeld aantal nertsen, uitgedrukt in nertseneenheden, dat op grond van artikel 4a in een kalenderjaar ten hoogste op een bedrijf mag worden gehouden.
II
In artikel I, onderdeel A, wordt in artikel 3, derde lid, na de zinsnede «een nertsenhouderij heeft verkregen» ingevoegd: na verdeling van een gemeenschap of krachtens erfrecht, of».
III
In artikel I, onderdeel A, wordt artikel 4 als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden:
Artikel 2 is niet van toepassing op degene bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid, indien hij:.
2. Voor onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
0a. op zijn bedrijf gemiddeld in een kalenderjaar geen groter aantal nertsen houdt dan hem is toegestaan ingevolge het nertsenrecht, bedoeld in artikel 4a;.
IV
In artikel I, onderdeel A, worden na artikel 4 vier artikelen ingevoegd, luidende:
Onze Minister stelt na de melding, bedoeld in artikel 3, eerste lid, het nertsenrecht vast overeenkomstig het aantal nertsen dat op het tijdstip van die melding volgens de vergunning, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, op het bedrijf mag worden gehouden.
1. Onze Minister schrijft op aanvraag ten hoogste 30% van het nertsenrecht rustend op een bedrijf dat wordt beëindigd over naar nertsenhouders als bedoeld in artikel 3, op voorwaarde dat vast komt te staan, zulks ter beoordeling van Onze Minister, dat de overdragende partijen niet langer, direct of indirect, nertsen als pelsdier houden of enig juridisch of economisch belang in een nertsenhouderij hebben of zullen verkrijgen.
2. De beperking van 30%, genoemd in het eerste lid, is niet van toepassing op de omstandigheid, bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, met dien verstande dat de overdracht op grond van verdeling van een gemeenschap of krachtens erfrecht, als bedoeld in artikel 3, derde lid, slechts plaatsvindt naar een bloedverwant tot en met de derde graad of een aanverwant in de eerste graad, en op voorwaarde dat vast komt te staan, zulks ter beoordeling van Onze Minister, dat de overdragende partijen niet langer, direct of indirect, nertsen als pelsdier houden of enig juridisch of economisch belang in een nertsenhouderij hebben of zullen verkrijgen.
1. De aanvraag, bedoeld in artikel 4b, eerste lid, wordt ingediend door degene, bedoeld in artikel 3, op wiens bedrijf het nertsenrecht rust, uiterlijk binnen twee jaar nadat hij geen nertsen meer als pelsdier houdt.
2. Het resterende gedeelte van het nertsenrecht rustend op een bedrijf dat wordt beëindigd, vervalt na overschrijving als bedoeld in artikel 4b, eerste lid.
3. Indien binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, geen aanvraag als bedoeld in het eerste lid is gedaan, vervalt het nertsenrecht.
1. Het bepaalde in artikel 4b, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing in geval van directe of indirecte, juridische dan wel economische overgang of overdracht van aandelen, andere zeggenschapsrechten, deelnemingsrechten, winstrechten of andere vergelijkbare zeggenschap en economische gerechtigdheid, biedende rechten met betrekking tot rechtspersonen, die nertsen als pelsdieren houden, met dien verstande dat in het geval, bedoeld in artikel 4b, eerste lid, niet het vereiste geldt dat de desbetreffende rechtspersonen het houden van nertsen als pelsdier definitief moet staken.
2. Het bepaalde in artikel 4b, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing in geval van overgang of overdracht van aandelen, andere zeggenschapsrechten, deelnemingsrechten, winstrechten of andere vergelijkbare zeggenschap en economische gerechtigdheid, biedende rechten met betrekking tot rechtspersonen, die nertsen als pelsdieren houden, indien die plaatsvindt aan een natuurlijke persoon, die ten tijde van inwerkingtreding van deze wet in de desbetreffende rechtspersoon al aandelen of vergelijkbare gerechtigdheid duurzaam en tezamen met de overdragende partij hield.
3. Het bepaalde in artikel 4b, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing in geval van inbreng van een nertsenhouderij door een natuurlijke persoon die houder is van nertsenrechten in een rechtspersoon, waarvan hij alle zeggenschaps- en winstrechten houdt en blijft houden.
V
Na artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Algemeen
Dit amendement strekt ertoe een stelsel van nertsenrechten te introduceren voor bestaande bedrijven (natuurlijke personen en rechtspersonen) in plaats van een overgangstermijn waarna een absoluut verbod op het houden van pelsdieren komt te gelden. Daarmee wordt aan deze (rechts-)personen een (aan de huidige Wm-vergunningen gekoppeld) plafond opgelegd voor wat betreft het aantal te houden nertsen. Door introductie van een stelsel van nertsenrechten wordt voorkomen dat het aantal nertsen dat in Nederland gehouden wordt zich kan uitbreiden en dat nieuwe nertsenhouderijen kunnen worden opgestart.
In het nieuwe stelsel kunnen nertsenrechten alleen worden overgedragen in geval van bedrijfsbeëindiging. Bij die overdracht van het nertsenrecht vindt een afroming plaats van zeventig procent. Slechts dertig procent van het nertsenrecht kan worden doorverkocht aan bestaande bedrijven. Het afromingsvereiste geldt niet in het geval van overdracht door middel van vererving, bij arbeidsongeschiktheid, bij verdeling van gemeenschap en bij het voortzetten van het bedrijf nadat iemand 65 jaar is geworden, mits het bedrijf in de familie blijft.
Met deze regeling is beoogd dat op termijn het aantal nertsenbedrijven afneemt, terwijl kostbare nadeelcompensatie tot een minimum zal worden beperkt.
Artikelsgewijs
I
Dit onderdeel zorgt voor de definiëring van het begrip nertsenrecht.
II
Door de ingevoegde zinsnede in artikel 3, derde lid wordt bewerkstelligd dat degene die een nertsenhouderij verkrijgt na verdeling van een gemeenschap of krachtens erfrecht, deze kan voortzetten. Hieronder vallen ook legaten. Omdat het nertsenrecht op het bedrijf rust, gaat het nertsenrecht samen met het bedrijf over. Deze zinsnede is toegevoegd, omdat het vijfde lid, onderdeel b, van artikel 3, alleen ziet op het te gelde maken van een nertsenhouderij als vermogensbestanddeel om deze te kunnen verdelen en niet op het voortzetten van de nertsenhouderij door de verkrijging na verdeling van een gemeenschap of krachtens erfrecht.
III
Met de wijziging van de aanhef van artikel 4 wordt voorgesteld de overgangstermijn te schrappen.
Aan artikel 4 wordt een onderdeel toegevoegd. Op grond van het nieuwe onderdeel a is het verbod op het houden, doden of doen doden van een pelsdier niet van toepassing, indien op het bedrijf niet meer nertsen worden gehouden dan het op het bedrijf rustende nertsenrecht en tevens aan de overige voorwaarden van artikel 4 is voldaan.
IV
In het voorgestelde artikel 4a wordt de verkrijging van het nertsenrecht geregeld. De nertsenhouders die op grond van artikel 3, eerste en tweede lid, een melding doen, verkrijgen nertsenrechten. Dit nertsenrecht komt overeen met het aantal nertsen dat op het moment van de melding volgens de vergunning, bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, mag worden gehouden.
Artikel 4b betreft het overgaan van een nertsenrecht. Voorgesteld wordt dat een gedeelte van maximaal 30% van het nertsenrecht op aanvraag kan overgaan naar nertsenhouders als bedoeld in artikel 3, indien bij het bedrijf waarvan het nertsenrecht afkomstig is sprake is van bedrijfsbeëindiging. Dat is het geval, als het bedrijf daadwerkelijk wordt opgeheven, het bedrijf wordt verkocht, de rechtsvorm van het bedrijf wijzigt of het bedrijf wordt voortgezet door de erfgenamen.
Op de beperking van de mogelijkheid van overgang van het nertsenrecht tot 30% gelden op grond van het tweede lid de volgende uitzonderingen:
1. De verkrijging van een nertsenhouderij op grond van artikel 3, derde en vierde lid, voor zover de nertsenhouder groot financieel nadeel leidt doordat:
a. hij door plotselinge arbeidsongeschiktheid niet langer in staat is het houden van nertsen voort te zetten;
b. de nertsenhouderij deel uitmaakt van een te verdelen gemeenschap en de nertsenhouderij als vermogensbestanddeel te gelde moet worden gemaakt om de gemeenschap te kunnen verdelen;
c. hij wegens het bereiken van de leeftijd van 65 jaar de nertsenhouderij niet wil of kan voortzetten, voor zover de overschrijving van de nertsenrechten geschiedt naar een bloedverwant tot en met de derde graad of een aanverwant in de eerste graad.
2. De verkrijging van een nertsenhouderij op grond van verdeling van de gemeenschap of krachtens erfrecht.
Bestaande nertsenhouders kunnen hun bedrijf uitbreiden door het overnemen van een gedeelte van het nertsenrecht van bedrijven die beëindigd worden. Daarnaast kunnen bestaande bedrijven die worden beëindigd in het geheel worden voortgezet in de hierboven genoemde gevallen.
Verder geldt de voorwaarde dat de overdragende partijen niet langer, direct of indirect, nertsen als pelsdier houden of enig juridisch of economisch belang in een nertsenhouderij hebben of zullen verkrijgen. Onze Minister beoordeelt of aan deze voorwaarde is voldaan.
Artikel 4d bevat voorschriften met betrekking tot de aanvraag van het overschrijven van nertsenrechten. De aanvraag moet worden ingediend door degene op wiens bedrijf het nertsenrecht rust, uiterlijk binnen twee jaar nadat hij geen nertsen meer als pelsdier houdt. Met deze termijn van twee jaar wordt de verkoper ruimte gegeven voor de verkoop van zijn rechten zonder dat er druk op de prijsvorming ontstaat. Het gedeelte van het nertsenrecht dat na overschrijving resteert, komt te vervallen. Het nertsenrecht vervalt ook indien de nertsenhouder binnen de termijn van twee jaar geen aanvraag heeft gedaan.
Een nertsenhouderij kan eigendom zijn van een rechtspersoon, meestal een BV of een NV, een stichting, een coöperatie of een vereniging. In het geval van een kapitaalvennootschap is sprake van één of meerdere aandeelhouders die aandelen van de BV of NV houden. De aandelen van de rechtspersoon kunnen onder algemene titel overgaan en kunnen onder bijzondere titel worden overgedragen, zonder dat daarmee de eigendom van het bedrijf van de rechtspersoon overgedragen wordt.
Omdat het wenselijk is om te regelen dat ook bij overgang en overdracht van aandelen en vergelijkbare rechten en aanspraken slechts 30% van die aandelen – of vergelijkbare rechten en aanspraken – kan overgaan naar een opvolgend aandeelhouder of stakeholder, wordt hiervoor in artikel 4c een voorziening voorgesteld.
Een uitzondering wordt gemaakt voor de situatie waarin overgang of overdracht van aandelen plaatsvindt aan een aandeelhouder of vergelijkbare gerechtigde waarmee de overdragende partij ten tijde van inwerkingtreding van deze wet duurzaam en tezamen alle geplaatste aandelen of daarmee vergelijkbare rechten (wanneer het gaat om andere rechtsvormen dan die van de kapitaalvennootschap) hield. Aandelen kunnen overgaan door middel van juridische fusie dan wel splitsing. Ook hiervoor geldt dat artikel 4b van overeenkomstige toepassing is.
Cramer