Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het begin de overgangstermijn in de Wet verbod pelsdierhouderij te verbinden aan de inwerkingtreding van die wet en te laten duren tot 1 januari 2024;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
A
De artikelen 3 tot en met 5 komen te luiden:
1. Degene die op de dag van inwerkingtreding van deze wet nertsen als pelsdier houdt, doet daarvan binnen vier weken na inwerkingtreding van deze wet melding aan Onze Minister, onder opgave van:
a. het aantal nertsen dat hij volgens zijn vergunning, als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, mag houden;
b. het aantal huisvestingsplaatsen, onderscheiden naar het aantal huisvestingsplaatsen voor reuen, voedsters en jonge dieren, dat op het tijdstip van melding in de nertsenhouderij beschikbaar is;
c. het aantal nertsen dat op het tijdstip van melding door hem wordt gehouden, onderscheiden naar de aantallen reuen, voedsters en de daarbij behorende jonge dieren; en
d. de plaats of plaatsen waar de nertsen op het tijdstip van melding worden gehouden.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die op de dag van inwerkingtreding van deze wet:
a. geen nertsen als pelsdieren houdt;
b. beschikt over een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, ten behoeve van het houden van nertsen als pelsdieren; en
c. beschikt over huisvestingsplaatsen.
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die na de inwerkingtreding van deze wet een nertsenhouderij heeft verkregen in verband met een bijzondere omstandigheid van de overdrager, met dien verstande dat de melding binnen vier weken na de overdracht van de nertsenhouderij plaatsvindt.
4. Onder een bijzondere omstandigheid als bedoeld in het derde lid wordt verstaan de omstandigheid dat de nertsenhouder groot financieel nadeel lijdt doordat:
a. hij door plotselinge arbeidsongeschiktheid niet langer in staat is het houden van nertsen voort te zetten;
b. de nertsenhouderij deel uitmaakt van een te verdelen gemeenschap en de nertsenhouderij als vermogensbestanddeel te gelde moet worden gemaakt om de gemeenschap te kunnen verdelen; of
c. hij wegens het bereiken van de leeftijd van 65 jaar de nertsenhouderij niet wil of kan voortzetten.
Artikel 2 is niet van toepassing op degene bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid, tot 1 januari 2024, indien hij:
a. aan de meldingsplicht van artikel 3 heeft voldaan;
b. de nertsen houdt in een huisvestingsplaats;
c. niet meer nertsen houdt dan het aantal nertsen waarvoor hij een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer heeft;
d. niet meer nertsen houdt dan het aantal huisvestingsplaatsen dat ten behoeve van het houden van die soort nertsen op het tijdstip van melding in de nertsenhouderij beschikbaar was, en
e. de nertsen houdt op dezelfde plaats als waar zij werden gehouden op het tijdstip van melding, dan wel op een andere plaats, mits op de oude plaats niet langer sprake is van een nertsenhouderij en van deze verplaatsing melding is gedaan aan Onze Minister.
B
In artikel 8 wordt de zinsnede «eerste tot en met vierde lid» vervangen door: eerste tot en met derde lid.
Deze wet treedt in werking op het tijdstip waarop het voorstel van wet van de leden Van Velzen en Waalkens houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij) (Kamerstukken II 2006–2007, 30 826, nr. 1) na tot wet te zijn verheven in werking treedt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,