Aangeboden 19 mei 2010
A. | Algemeen | 4 |
1. | Voorwoord | 4 |
2. | Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening | 5 |
3. | Leeswijzer | 9 |
B. | Beleidsverslag | 10 |
4. | Beleidsprioriteiten 2009 | 10 |
5. | Beleidsartikelen | 14 |
6. | Bedrijfsvoeringparagraaf | 19 |
C. | Jaarrekening | 20 |
7. | De verantwoordingsstaat | 20 |
8. | De saldibalans | 21 |
D. | Bijlagen | 25 |
9. | Bijlage 1: Verdiepingsbijlage | 25 |
10. | Bijlage 2: Lijst met afkortingen | 26 |
11. | Bijlage 3: Lijst van de belangrijke termen en hun betekenis | 27 |
Het jaarverslag van het provinciefonds over het jaar 2009 heeft als doel de koppeling tussen beleid en budget inzichtelijk te maken. Het jaarverslag in het algemeen, en de derde woensdag van mei in het bijzonder, geven een verdere invulling aan het belang van een transparante terugkoppeling van beleid naar de Staten-Generaal. Dit jaarverslag beoogt daarbij zo goed mogelijk invulling te geven aan het VBTB-gedachtegoed.
Wel moet worden benadrukt dat de begroting en het jaarverslag van het provinciefonds afwijken van de begroting en het jaarverslag van de departementen, doordat de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën als beheerders van het provinciefonds een systeemverantwoordelijkheid hebben. Met de uitkering uit het provinciefonds wordt niet beoogd om specifieke beleidsdoelen te realiseren, maar om de provincies in staat te stellen hun taken goed te kunnen verrichten. De verantwoordelijkheid voor de resultaten van het gevoerde beleid met de middelen uit het fonds ligt bij de provincies. Prestatie-indicatoren hieromtrent kunnen daardoor in dit jaarverslag niet worden opgenomen. Wel wordt verantwoording afgelegd over de vraag of het fonds adequaat was van omvang en of de verdeling over de provincies goed was. Dat is immers de verantwoordelijkheid van de fondsbeheerders.
Het jaarverslag bestaat naast het op dit voorwoord volgende verzoek tot dechargeverlening en een leeswijzer, uit een beleidsmatige paragraaf getiteld beleidsverslag en de zogenaamde jaarrekening. Het beleidsverslag komt terug op de in de ontwerpbegroting 2009 aangegeven beleidsprioriteiten. Als tegenpool van de in de ontwerpbegroting gebruikte w-vragen staan bij het jaarverslag de drie h-vragen centraal:
• Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?
• Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?
• Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten
De minister van Financiën,
J.C. de Jager
2. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOTDECHARGEVERLENING
Verzoek tot dechargeverlening van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën aan de Voorzitters van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken ondergetekenden de beide Kamers van de Staten-Generaal om de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2009 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het provinciefonds.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel beheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
c. de financiële informatie in het jaarverslag;
d. de saldibalans;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van het provinciefonds.
Vernoemd rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2009. Dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;
b. de slotwet van het provinciefonds over het jaar 2009. De slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd; het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2009 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2009 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2009 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2009 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001); het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten
De minister van Financiën,
J. C. de Jager
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen, evenals het jaarverslag van het gemeentefonds, een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel.
Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2009 betrekking hebbende, begrotingen van het provinciefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2009, de 1ste en 2de suppletore begrotingen 2009) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij de ontwerpbegroting 2009 van het provinciefonds van belang zijn.
Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening.
Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2009. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden er beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken. Bovendien wordt in de paragraaf beleidsartikelen stilgestaan bij de prestatiegegevens die betrekking hebben op de beleidsdoelstellingen van het provinciefonds. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie.
De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2009 wat betreft het provinciefonds. In dit onderdeel wordt de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.
Ten slotte volgen er nog drie bijlagen (verdiepingsbijlage, een lijst met afkortingen en een lijst van de belangrijkste termen en hun betekenis).
Dit jaarverslag gaat in op de in 2009 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2009 geformuleerde beleidsprioriteiten.
Rijk en provincies hebben samen met de gemeenten de ambitie zich als één overheid op te stellen, een overheid die de burger centraal stelt in al haar beleid en optreden. Een overheid ook die past bij de huidige samenleving, dus die minder betuttelt en meer ruimte biedt aan mensen, bedrijven en organisaties. De samenleving is gebaat bij een overheidsstelsel waarbinnen verantwoordelijkheden en taken goed zijn belegd en waarbij doelen en resultaten zo helder mogelijk zijn geformuleerd. In dit kader zijn in de begroting 2009 een aantal beleidsprioriteiten geformuleerd. Deze zijn op hoofdlijnen in te delen in de volgende categorieën:
• Bestuursakkoord en decentralisatie.
• Goede financiële verhouding tussen Rijk en provincies.
Onderdeel A. beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2009. Vervolgens worden in onderdeel B. de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven.
A. Realisatie van de beleidsprioriteiten 2009
Bestuursakkoord en decentralisatie
Rijk en provincies hebben 4 juni 2008 een bestuursakkoord gesloten over de kerntaken en zichtbaarheid van provincies. Conform het coalitieakkoord vindt er een decentralisatie van taken en bevoegdheden plaats en wordt de zelfstandigheid van provincies met kracht bevorderd. Mede op basis van de decentralisatievoorstellen van de Gemengde Commissie Decentralisatie-voorstellen provincies onder voorzitterschap van mevrouw Lodders-Elferich (commissie Lodders) hebben het Rijk en de provincies afspraken gemaakt over:
• bestuurlijke en financiële verhoudingen;
• decentralisatie van taken en overheveling van financiële middelen;
• deregulering en vermindering van administratieve lasten;
• investeringen van de provincies in de realisatie van Rijksdoelen.
De afspraken uit het bestuursakkoord worden actief vormgegeven of hebben al hun beslag gekregen, zoals een nieuw beleidskader herindeling. Daarnaast wordt aan veel afspraken op dit moment hard gewerkt. Met een brief van 9 juli (Kamerstukken II 2008–2009, 31 700 VII, nr. 94) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de bestuursakkoorden met zowel gemeenten als provincies.
In het bestuursakkoord is afgesproken dat de provincies een aantal taken van het Rijk overnemen. Zo worden de Investeringsbudget stedelijke vernieuwing(ISV)-middelen gedecentraliseerd voor zover betrekking hebben op de provincies. Gebleken is dat decentralisatie per 2010 niet haalbaar is. 2010 zal een overgangsjaar zijn. Het streven om het Besluit locatiegebonden subsidies (BLS) in 2010 te decentraliseren blijft van kracht. Ook wordt er met ingang van 2011 € 20 miljoen overgeheveld naar het provinciefonds voor de professionalisering en versterking van de zogenaamde externe veiligheidstaken.
Op 15 april 2009 is een pakket aanvullende afspraken op de bestuursakkoorden overeengekomen met VNG, IPO en Unie van Waterschappen. Het pakket bevat (financiële-)afspraken die het mogelijk maakt dat de bestaande inhoudelijke- en doelafspraken gehandhaafd kunnen blijven. Aanleiding voor de aanvullende afspraken is de economische crisis. De aanvullende afspraken betreffen onder andere de EMU-normering, het stimuleringspakket, de normeringssystematiek, de lastendruk en regeldruk en schatkistbankieren.
Eind 2009 hebben BZK, VNG en IPO afgesproken om de beoogde gezamenlijke evaluatie van de bestuursakkoorden, versneld op te pakken in begin 2010. De resultaten kunnen op die manier meegenomen worden bij de volgende geplande rapportage over de voortgang die rond Prinsjesdag 2010 gepland staat. Tevens kunnen de bevindingen gebruikt worden bij volgende te sluiten bestuursakkoorden in een volgende kabinetsperiode.
In het Coalitieakkoord is een bedrag van € 800 miljoen opgenomen (verdeeld over de jaren 2008–2011), voor het inlopen van de vermogensoverschotten van de provincies. Het kabinet en het IPO zijn overeengekomen dat de provincies, in plaats van het voorgestelde inlopen van de vermogensoverschotten, voor in totaal € 800 miljoen bijdragen aan de realisatie van een aantal belangrijke maatschappelijke prioriteiten. Voor het jaar 2008 zijn aparte afspraken gemaakt met het IPO, die zijn verwerkt in de begroting 2008 van het fonds. Voor de invulling van de overige € 600 miljoen over de jaren 2009–2011 zijn in het bestuursakkoord afspraken gemaakt. De vier Randstadprovincies koppelen hun bijdrage aan Randstad Urgentieprojecten op het terrein van V&W en LNV en de overige provincies leveren hun bijdrage rechtstreeks aan het ministerie van BZK. De rekeningen voor de afzonderlijke provincies zijn in 2009 verstuurd.
De Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) heeft in opdracht van de fondsbeheerders en het IPO onderzoek gedaan naar de financiële verhouding tussen het Rijk en de provincies. In zijn advies constateert de Raad dat provincies in staat blijken te zijn om van hun takenpakket uit eigen middelen € 597 miljoen méér te bekostigen dan tot nu toe bij de bepaling van de algemene uitkering uit het provinciefonds wordt verondersteld. Het kabinet acht het verantwoord om mede op basis van dit advies het provinciefonds met ingang van 2011 structureel met € 300 miljoen te verlagen. Kabinet en IPO hebben afgesproken gezamenlijk een verdiepingsslag uit te voeren om te komen tot gedeelde opvattingen. De uitkomsten van de verdiepingsslag zijn in bestuurlijk overleg besproken. De fondsbeheerders zien geen aanleiding om het besluit over de structurele uitname van het provinciefonds met ingang van 2011 te heroverwegen. Het IPO heeft kennisgenomen van het besluit van de fondsbeheerders. De planning is er op gericht om het kabinetsstandpunt op het Rfv-advies in maart 2010 af te ronden en naar de Tweede Kamer te sturen.
Goede financiële verhouding tussen Rijk en provincies
Een goede bestuurlijke verhouding tussen Rijk en provincies is alleen dan mogelijk als ook in de financiële verhouding door een ieder gedragen afspraken worden gemaakt. De financiële verhouding tussen Rijk en provincies heeft dan ook in 2009 de aandacht gekregen die het verdient. Daarbij kwamen de volgende kernpunten aan de orde:
• Het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) met de VNG en het IPO heeft in 2009 twee keer plaatsgevonden. Rond het verschijnen van de voorjaarsnota en de miljoenennota.
• Het kabinet heeft artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet onverkort toegepast en nageleefd. De vakministers zijn primair verantwoordelijk voor het aangeven van de kosten en bekostigingswijze van taakwijzigingen van gemeenten. Daartoe treden zij tijdig in overleg met de fondsbeheerders en daarna – conform de Code interbestuurlijke verhoudingen – met het IPO.
• Een belangrijk gevolg van de afspraken die het Rijk, de gemeenten, de provincies en de waterschappen in april 2009 hebben gemaakt is dat de normeringsystematiek (die uitgaat van het principe van «samen de trap op, samen de trap af») tot en met 2011 buiten werking is gesteld. In plaats daarvan is met de gemeenten en provincies voor deze jaren een reeks van nominale uitkeringen voor het gemeentefonds en het provinciefonds overeen gekomen. Op die manier wordt zekerheid geboden over de bedragen. Deze afspraken betreffen de gevolgen van de huidige economische situatie en het Aanvullend Beleidsakkoord. Ten aanzien van latere jaren is afgesproken dat in principe de normeringssystematiek weer wordt ingevoerd, tenzij uit gedegen evaluatie blijkt dat betrokken partijen daar anders over denken. Het gevolg van het vastleggen van het accres is ook, dat de behoedzaamheidsreserve voorlopig buiten werking gesteld wordt.
• Per 1 augustus 2008 is de Financiële-verhoudingswet gewijzigd. De wijzigingen betroffen onder andere de invoering van de decentralisatie-uitkering en de verzameluitkering. In 2009 zijn er 5 decentralisatie-uitkeringen met een totaalbedrag van € 34 360 000. Daarnaast zijn er in 2009 7 verzameluitkeringen (Jeugd en Gezin, Justitie, LNV, SZW, VWS, WWI en BZK) van in totaal ruim € 25 miljoen.
B. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2009
In begrotingsjaar 2009 hebben zich twee belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden zijn met bovenstaande realisatie van beleidsprioriteiten.
In de eerste plaats is dat de eerder genoemde stijging van de decentralisatie-uitkeringen. In 2009 zijn er 5 decentralisatie-uitkeringen met een totaalbedrag van € 34 360 000. In 2008 waren dat er nog 0.
Ten tweede is dat het tijdelijk buiten werking stellen voor de periode 2009 tot en met 2011 van de normeringssystematiek. De financiële gevolgen zijn:
• Provincies ontvingen in 2009 het nominale accrespercentage van 5,88%. Dit betekent een accres van € 72 miljoen. In de begroting werd uitgegaan van een nominaal accres van € 101 miljoen.
• Voor de jaren 2010 en 2011 wordt het reële accres op 0% gesteld, de bijbehorende nominale accressen bedragen € 6 miljoen voor beide jaren. Het nominale accres voor de jaren 2009–2011 ligt daarmee vast.
• Er wordt voor de periode 2009–2011 niet meer gewerkt met een behoedzaamheidsreserve en er zal over 2009–2011 geen nacalculatie plaatsvinden.
• Provincies ontvingen een incidentele bijdrage van € 10 miljoen in 2009 en ontvangen dat ook in 2010.
Voor het overige hebben zich in het begrotingsjaar 2009 geen belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden kunnen worden aan bovenstaande realisatie van beleidsprioriteiten.
Wel heeft, in het kader van de normeringsystematiek, de nacalculatie van het accres (behoedzaamheidsreserve) 2008 plaatsgevonden. De fondsbeheerders streven een adequate omvang van het provinciefonds na. Het belangrijkste instrument daarvoor is de normeringssystematiek. Onderdeel van deze systematiek is de nacalculatie gebaseerd op de realisatie van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Voor 2008 komt het nagecalculeerde accrespercentage van 6,49% (positief) overeen met een accres van € 72 893 000. Ten tijde van de Najaarsnota 2008 werd op grond van de toen beschikbare gegevens een accres verwacht van € 83 607 000 (positief). Het negatieve verschil van € 10 713 000 is de omvang van de nacalculatie over het uitkeringsjaar 2008 en de structurele doorwerking nacalculatie accres 2008 . Het resultaat van de nacalculatie is verrekend met de behoedzaamheidreserve die in 2008 is gereserveerd. Op grond hiervan is het «uit te keren» bedrag van de behoedzaamheidreserve 2008 € 7 439 000 (positief) (€ 18 152 000 minus € 10 713 000). De feitelijke uitkering heeft plaatsgevonden in het uitkeringsjaar 2009.
1. Algemene beleidsdoelstelling
De provinciefondsbegroting maakt onderdeel uit van de Rijksbegroting, maar heeft daarbinnen, evenals de gemeentefondsbegroting, een eigen bijzonder karakter. Zo kent de provinciefondsbegroting in tegenstelling tot een departementale begroting slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Dit beleidsartikel kent als algemene doelstelling: te bewerkstelligen dat de provincies via het provinciefonds de juiste middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee onderdelen:
1. De omvang van de middelen moet adequaat zijn;
2. De verdeling van de middelen moet adequaat zijn.
Verantwoordelijkheid ministers
De fondsbeheerders, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën, zijn systeemverantwoordelijk voor het provinciefonds. De fondsbeheerders zijn niet verantwoordelijk voor de resultaten die provincies met hun bijdrage uit dit fonds realiseren: provincies zijn, met inachtneming van de wet- en regelgeving, autonoom in het voeren van hun beleid bekostigd uit het provinciefonds. Ook de eigen provinciale belastingsopbrengsten kennen deze karakteristiek. Dit in tegenstelling tot de overige inkomstenbronnen van provincies, specifieke uitkeringen en heffingen en retributies. Niet alleen in bestedingsrichting, ook de effectiviteit van de inzet van de middelen is een provinciale verantwoordelijkheid, waarin het college van gedeputeerde staten wordt gecontroleerd door de provinciale staten.
Het feit dat de fondsbeheerders systeemverantwoordelijk zijn, neemt niet weg dat van tijd tot tijd vragen opkomen of de provincies als collectiviteit geen andere prioriteiten zouden moeten opstellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven prioriteiten van het Rijk. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de provincies bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de provincies. De desbetreffende vakministers spelen hier naast de fondsbeheerders een belangrijke rol. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor resultaten blijft bij de provincies.
2. De budgettaire gevolgen van beleid
In de volgende tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Provinciefonds | Realisatie | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2009 | 2009 | |
Verplichtingen: | 997 556 | 1 083 526 | 1 123 901 | 1 212 537 | 1 321 574 | 1 317 332 | 4 242 |
Uitgaven: | 1 004 014 | 1 089 829 | 1 127 770 | 1 205 098 | 1 329 208 | 1 299 180 | 30 028 |
1.1. Apparaatsuitgaven | |||||||
1.1.1. Kosten Financiële-verhoudingswet | 0 | 100 | – 100 | ||||
1.2. Programmauitgaven | |||||||
1.2.1. Algemene uitkering | 920 470 | 970 062 | 1 045 977 | 1 152 787 | 1 252 646 | 1 256 878 | – 4 232 |
1.2.2. Integratie-uitkeringen | 83 544 | 119 767 | 81 793 | 52 311 | 42 202 | 42 202 | 0 |
1.2.3. Decentralisatie-uitkeringen | 34 360 | 0 | 34 360 | ||||
Ontvangsten: | 1 004 014 | 1 089 829 | 1 127 770 | 1 205 098 | 1 329 208 | 1 299 180 | 30 028 |
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 4 242 000 bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij eerste suppletore (€ – 29 351 000), tweede suppletore (€ 33 484 000) en in de slotwet (€ 109 000) zijn aangebracht. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2008–2009, 31 965 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2009–2010, 32 222 C, nr. 2) en in de slotwet.
– Kosten Financiële-verhoudingswet
Het gerealiseerde bedrag komt € – 100 000 lager uit dan in de ontwerpbegroting 2009 werd geraamd. Het gerealiseerde bedrag voor kosten Financiële-verhoudingswet komt hiermee op € 0.
De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting verlaagd met € – 4 232 000 en komen daarmee in totaal op € 1 252 646 000.
Bij de 1ste en 2de suppletore begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € – 3 761 000 (negatief) en € – 637 000 (negatief). In de slotwet vindt een mutatie plaats van € 166 000 (positief). Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2008–2009, 31 965 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2009–2010, 32 222 C, nr. 2) en in de slotwet.
De uitgaven van de integratie-uitkeringen van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting verhoogd met € 0 en komen daarmee in totaal op € 42 202 000.
Bij de 1ste en 2de suppletore begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 1 000 (positief) en € 0 en in de slotwet van € – 1 000 (negatief). Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2008–2009, 31 965 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2009–2010, 32 222 C, nr. 2) en in de slotwet.
De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting verhoogd met € 34 360 000 en komen daarmee in totaal op € 34 360 000.
Bij de 1ste en 2de suppletore begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 0 en € 34 121 000 (positief) en in de slotwet van € 239 000 (positief). Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2008–2009, 31 965 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2009–2010, 32 222 C, nr. 2) en in de slotwet.
Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van het provinciefonds voor 2009 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, analoog aan de uitgaven, met € 30 028 000 verhoogd tot € 1 329 208 000.
3. De operationele doelstellingen
De bijdrage van de fondsbeheerders om te komen tot het bewerkstelligen dat de provincies via het provinciefonds de juiste middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren wordt geoperationaliseerd door twee doelstellingen:
• De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken;
• Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
Operationele doelstelling 1: De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.
De omvang van het provinciefonds wordt bepaald op basis van de normeringsystematiek. Dit is een bestuurlijke afspraak tussen Rijk en IPO, die inhoudt dat het provinciefonds evenredig meegroeit (of -krimpt) met de netto gecorrigeerde Rijksuitgaven. Het uitgangspunt is «samen de trap op en samen de trap af». Onderdeel van de afspraak is tevens, dat de uitkomst van de normering in het voor- en het najaar bestuurlijk wordt gewogen. Die weging vindt plaats in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhouding (BOFv). Wanneer één van de partijen (Rijk of VNG/IPO) de uitkomsten van de normeringsystematiek op enig moment onredelijk vindt, kan dit in het bestuurlijk overleg aan de orde worden gesteld.
De werking van de normeringsystematiek
Voor de beoordeling van de werking van de normeringsystematiek kan gekeken worden naar twee indicatoren: de uitkomsten van het halfjaarlijks bestuurlijk overleg en de evaluatie van de normeringsystematiek. Die evaluatie vindt eens in de vier jaar plaats; de meest recente is in het najaar van 2006 afgerond. De conclusie was dat het systeem nog steeds goed werkt en een aantal verbeteringsvoorstellen zullen worden uitgewerkt. In het voorjaar 2007 is de evaluatie vastgesteld. Het maakt onderdeel uit van het gesloten Bestuursakkoord. In het Bestuursakkoord is gewaarborgd dat medeoverheden voldoende middelen tot hun beschikking hebben om de taken uit te voeren. Het Bestuurlijk Overleg Financiële verhouding is het gremium waarin dat ook jaarlijks bestuurlijk getoetst wordt.
Er worden daarbij ook nadere afspraken gemaakt over het accres van de fondsen. In 2010 zal de normeringssystematiek weer worden geëvalueerd.
Zoals eerder is gemeld, is voor de periode 2009–2011 de normeringssystematiek tijdelijk buiten werking gesteld. In plaats daarvan is met de gemeenten en provincies voor deze jaren een reeks van nominale uitkeringen voor het gemeentefonds en het provinciefonds overeengekomen. Op die manier wordt zekerheid geboden over de bedragen in onzekere tijden. Deze afspraken betreffen de gevolgen van de huidige economische situatie en het Aanvullend Beleidsakkoord. Ten aanzien van latere jaren is afgesproken dat in principe de normeringssystematiek weer wordt ingevoerd, tenzij uit gedegen evaluatie blijkt dat betrokken partijen daar anders over denken.
Operationele doelstelling 2: Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
Voor wat betreft de verdeling van de beschikbare financiële middelen is het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog adequaat is, d.w.z. of deze, binnen bepaalde marges nog aansluit bij de daadwerkelijke uitgaven van de provincies zoals blijkt uit de begrotingen.
Periodiek Onderhoudsrapport (POR)
De publicatie «De provinciale financiën: een interprovinciale vergelijking» brengt de financiële positie van de provincies in beeld. Deze publicatie van het Ministerie van BZK verschijnt jaarlijks. Uit de publicatie blijkt dat de financiële positie van provincies gunstig is en de provincies relatief veel vrijheid hebben bij de aanwending van middelen. In de prioriteitsstelling bij het Rijk is er daarom voor gekozen om het Periodiek Onderhoudsrapport provinciefonds, dat als instrument kan worden gehanteerd bij het oordeel over de verdeling van het provinciefonds, niet uit te brengen.
Met ingang van het verslagjaar 2006 kent het provinciefonds een bedrijfsvoeringparagraaf met twee verplichte elementen, te weten rechtmatigheid en de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie. Voor rechtmatigheid geldt dat wordt vermeld of en bij welk beleidsartikel de tolerantiegrens voor verplichtingen en ontvangsten is overschreden en wat daarvan de oorzaak was. Ten aanzien van de niet-financiële beleidsinformatie is aangegeven op welke manier aandacht is besteed aan de totstandkoming daarvan.
Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen onrechtmatigheden geconstateerd die de tolerantiegrens op artikelniveau overschrijden en er is sprake van een getrouw beeld.
Totstandkoming van niet-financiële beleidsinformatie
Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen relevante tekortkomingen geconstateerd in de totstandkoming van niet-financiële beleidsinformatie op artikelniveau.
De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht of het Jaarverslag 2008 van het provinciefonds voldoet aan de eisen die de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) stelt. Daarnaast heeft zij de bedrijfsvoering en de beleidsinformatie van het ministerie onderzocht. Hieronder staan de belangrijkste conclusies en resultaten van het onderzoek beschreven.
Uit het onderzoek naar de financiële informatie en de saldibalans in het Jaarverslag 2008 van het provinciefonds blijkt dat deze voldoen aan de eisen die de CW 2001 stelt. Dit betekent dat er geen belangrijke fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de deugdelijke weergave zijn geconstateerd die de tolerantiegrenzen overschrijden.
In 2008 is voor een bedrag van € 1 miljard aan openstaande voorschotten afgerekend. De Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld dat deze afrekeningen voldoen aan de daaraan gestelde eisen.
De informatie over de bedrijfsvoering en het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2008 van het provinciefonds is op deugdelijke wijze tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften.
De staatssecretaris ziet in de positieve beoordeling van het jaarverslag 2008 en het financieel beheer geen aanleiding voor een nadere reactie.
7. VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET PROVINCIEFONDS 2009
Verantwoordingsstaat 2009 van het provinciefonds B(51) (x € 1000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3) | ||||||||
Art. | Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil Realisatie en Oorspronkelijk vastgestelde begroting | ||||||
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
01 | provinciefonds | 1 317 332 | 1 299 180 | 1 299 180 | 1 321 574 | 1 329 208 | 1 329 208 | 4 242 | 30 028 | 30 028 |
Ons bekend,
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten
De minister van Financiën,
J. C. de Jager
8. SALDIBALANS PROVINCIEFONDS PER 31 DECEMBER 2009
\ Saldibalans per 31 december 2009 van het provinciefonds (x € 1 000) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
DEBET CREDIT | ||||||||
OMSCHRIJVING | 31-12-2009 | 31-12-2008 | OMSCHRIJVING | 31-12-2009 | 31-12-2008 | |||
1) | Uitgaven t.l.v. de begroting 2008 | 1 205 098 | 2) | Ontvangsten t.g.v. de begroting 2008 | 1 205 098 | |||
Uitgaven t.l.v. de begroting 2009 | 1 329 208 | Ontvangsten t.g.v. de begroting 2009 | 1 329 208 | |||||
5) | Uitgaven buiten begrotingsverband | 0 | 0 | 6) | Ontvangsten buiten begrotingsverband | 0 | 0 | |
8) | Extra comptabele vorderingen | 195 | 0 | 8a) | Tegenrekening extra compt. Vorderingen | 195 | 0 | |
10) | Voorschotten | 3 471 922 | 2 404 709 | 10a) | Tegenrekening voorschotten | 3 471 922 | 2 404 709 | |
12a) | Tegenrekening openstaande verplichtingen | 0 | 7 439 | 12) | Openstaande verplichtingen | 0 | 7 439 | |
Totaal | 4 801 325 | 3 617 246 | Totaal | 4 801 325 | 3 617 246 |
Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2009 van het provinciefonds
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.
Ad 1.Uitgaven ten laste van de begrotingAd 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2009 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd (2009).
Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)
Per 31-12-2009 zijn er geen uitgaven buiten begrotingsverband.
Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)
Per 31-12-2009 zijn er geen ontvangsten buiten begrotingsverband.
Ad 8. Extra comptabele vorderingen
Dit bedrag is opgebouwd uit de eventuele negatieve behoedzaamheidsreserve en eventuele overige vorderingen door wijzigingen in het betalingsverloop. Het bedrag is in bijlage 2 bij de saldibalans gespecificeerd.
Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan provincies. De provincies ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de provincies worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat bijna volledig uit voorschotten aan provincies op de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen. Het bedrag is in bijlage 1 bij de saldibalans gespecificeerd.
Ad 12. Openstaande verplichtingen
Onder deze post zijn de ultimo 2009 openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering uit het provincie, openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de integratie- en decentralisatie-uitkeringen, en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de apparaatskosten opgenomen. Het bedrag is in bijlage 2 bij de saldibalans gespecificeerd.
Bijlage 1 bij saldibalans 31 december 2009
Specificatie voorschotten (x € 1 000)* | ||||
---|---|---|---|---|
31-12-2009 | 31-12-2008 | |||
Art. 1.2.1. Algemene uitkering provinciefonds* | ||||
2007 | 1 040 252 | 1 040 252 | ||
2008 | 1 160 225 | 1 152 787 | ||
2009 | 1 245 208 | 0 | ||
3 445 685 | 2 193 039 | |||
Art. 1.2.2./1.2.3. Integratie-uitkeringen/decentralisatie-uitkeringen* | ||||
2006 | 0 | 77 432 | ||
2007 | 0 | 81 927 | ||
2008 | 0 | 52 311 | ||
2009 | 26 237 | 0 | ||
26 237 | 211 670 | |||
TOTAAL | 3 471 922 | 2 404 709 |
* Dit onderdeel van de tabel vergelijkt de voorschotten per 31 december 2009 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt (en de daarbij behorende omvang van de voorlopige beschikking) met de voorschotten waarvoor geldt dat de definitieve beschikking voor het betreffende uitkeringsjaar per 31 december 2008 nog niet was opgemaakt.
Mutatieoverzicht voorschotten provinciefonds (x € 1 000) | |
---|---|
voorschotten per 01-01-2009 | 2 404 709 |
ontstaan in 2009 | 1 329 208 |
afgerekend in 2009 | 261 995 |
voorschotten per 31-12-2009 | 3 471 922 |
Bijlage 2 bij saldibalans 31 december 2009
Verloop van de openstaande betalingsverplichtingen/vorderingen (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Art. | Omschrijving | Openstaande verplichtingen per 1-1-2009 | Aangegane verplichtingen in 2009 (excl. positieve bijstellingen) | Tot betaling gekomen in 2009 | Bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eer-dere begrotingsjaren | Openstaande verplichtingen per 31-12-2009 |
1.1. | Apparaats-kosten* | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
1.2.1. | Algemene uitkering met inbegrip van de netto-uitkering over vorige jaren | 7 438 | 1 245 042 | 1 252 646 | 0 | – 166 |
1.2.2./1.2.3. | Integratie- en decentralisatie-uitkeringen | 1 | 76 532 | 76 562 | 0 | – 29 |
Totaal | 7 439 | 1 321 574 | 1 329 208 | 0 | – 195 |
* Kosten Financiële-verhoudingswet
9. BIJLAGE 1: DE VERDIEPINGSBIJLAGE
Budgettaire geschiedenis over het jaar 2009(x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
Provinciefonds | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten |
Ontwerp-begroting en nota van wijziging | 1 317 332 | 1 299 180 | 1 299 180 |
(Kamerstukken II 2008–2009, 31 700 C, nrs. 1, 2 en 6) | |||
1. Vastgestelde begroting | 1 317 332 | 1 299 180 | 1 299 180 |
(Stb. 2009, 49) | |||
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota) | – 29 351 | – 3 760 | – 3 760 |
Ontwerp-suppl. begroting (Kamerstukken II 2008–2009, 31 965 C, nrs. 1 en 2) | |||
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting | – 29 351 | – 3 760 | – 3 760 |
(Stb. 2009, 425) | |||
Mutatie 2e suppletore begroting (Najaarsnota) | 33 484 | 33 484 | 33 484 |
Ontwerp-suppl. begroting (Kamerstukken II 2009–2010, 32 222 C, nrs. 1 en 2) | |||
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting | 33 484 | 33 484 | 33 484 |
(Stb. 2010, 59) | |||
Voorgestelde mutatie bij slotwet | 109 | 304 | 304 |
Ontwerp-slotwet | |||
4. Vast te stellen mutatie bij slotwet | 109 | 304 | 304 |
Totaal geraamd tevens realisatie 2009 (1+2+3+4) | 1 321 574 | 1 329 208 | 1 329 208 |
Een uitgebreide toelichting op de bovengenoemde bedragen en mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de ontwerpbegroting 2009 (Kamerstukken II 2008–2009, 31 700 C, nr. 2) en in de memories van toelichting van de suppletore begrotingen 2008 (Kamerstukken II 2008–2009, 31 965 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2009–2010, 32 222 C, nr. 2) van het gemeentefonds. Een uitgebreide toelichting op de mutaties bij slotwet is opgenomen in de memorie van toelichting bij genoemde wet.
10. BIJLAGE 2: LIJST MET AFKORTINGEN
BCF | BTW-compensatiefonds |
Bofv | Bestuurlijk overleg financiële verhouding |
CBS | Centraal Bureau voor de statistiek |
CW | Comptabiliteitswet |
EMU | Economische en Monetaire Unie |
FES | Fonds Economische Structuurversterking |
Fvw | Financiële-verhoudingswet |
GF | Gemeentefonds |
IPO | Interprovinciaal Overleg |
MILH | Monitor Inkomsten Lokale Heffingen |
MRB | Motorrijtuigenbelasting |
NJN | Najaarsnota |
OEM | Overige Eigen Middelen |
OSU | Onderhoudsrapportage Specifieke Uitkeringen |
OWB | Ontwerpbegroting |
OZB | Onroerende-zaakbelastingen |
PF | Provinciefonds |
POR | Periodiek Onderhoudsrapport |
Rfv | Raad voor de financiële verhoudingen |
Rob | Raad voor het openbaar bestuur |
SiSa | Single information Single audit |
SW | Slotwet |
VJN | Voorjaarsnota |
VNG | Vereniging Nederlandse Gemeenten |
11. BIJLAGE 3: LIJST VAN DE BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS
Uitkering op aanvraag van gemeenten waar de algemene middelen aanmerkelijk en structureel tekortschieten om in de noodzakelijke uitgaven te voorzien, ondanks een redelijk peil van de eigen inkomsten.
Bedrag waarmee het beschikbare bedrag van het gemeentefonds en het provinciefonds jaarlijks wordt aangepast, gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringsystematiek (zie ook normeringsystematiek).
Algemene uitkering uit het provinciefonds
Uitkering aan alle provincies die ten goede komt aan de algemene middelen.
Zie aanvullende uitkering.
Gedeelte van de algemene uitkering (€ 18 152 000 per jaar) dat niet aan de provincies wordt uitgekeerd, maar als reservering apart wordt gehouden. Eventuele fluctuaties in de hoogte van de algemene uitkering uit hoofde van de normeringsystematiek worden na afloop van het begrotingsjaar verrekend met de behoedzaamheidreserve. Indien er achteraf voldoende ruimte is om de behoedzaamheidreserve uit te keren, dan gebeurt dit ook. Het kan echter ook gebeuren dat de behoedzaamheidreserve slechts ten dele of helemaal niet wordt uitgekeerd.
Samenhangend geheel van beleidsterreinen uit oogpunt van kostenoriëntatie en verdeling.
Decentralisatie-uitkering uit het provinciefonds
Sinds 2008 bestaat binnen het provinciefonds naast de algemene uitkering (zie algemene uitkering uit het provinciefonds) en de integratie-uitkering (zie integratie-uitkering uit het provinciefonds) ook de decentralisatie-uitkering. De verdeling van de decentralisatie-uitkering volgt evenmin als de integratie-uitkering de regels van de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds. Anders dan bij de integratie-uitkering, waar de termijn van overheveling naar de algemene uitkering van tevoren vaststaat, ontbreekt bij de decentralisatie-uitkering een dergelijke termijn. Dat maakt de uitkering geschikt voor de overheveling van specifieke uitkeringen, ook als die termijn nog niet bekend is. Ook maakt het de uitkering geschikt voor middelen die slechts tijdelijk beschikbaar zijn.
Financiële-verhoudingswet (Fvw)
Wet waarin is vastgelegd dat er een gemeentefonds en provinciefonds is. De wet regelt daarnaast globaal de wijze van verdeling van het gemeentefonds en het provinciefonds. In de wet zijn tevens regels opgenomen met betrekking tot de aanvullende uitkering. Per 1 januari 1997 is de wet voor het gemeentefonds en het provinciefonds herzien.
Integratie-uitkering uit het provinciefonds
Uitkering die wordt toegepast als overheveling van een specifieke uitkering of eigen middelen naar de algemene uitkering bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering.
Bepaling van het accres van het gemeentefonds en het provinciefonds op basis van een norm. De norm is de jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De netto gecorrigeerde rijksuitgaven zijn de bruto-rijksuitgaven minus de niet-belastingontvangsten van het Rijk gecorrigeerd voor onder meer de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, de Europese Unie, het gemeentefonds en het provinciefonds. Als de netto gecorrigeerde rijksuitgaven stijgen (dalen), nemen het gemeentefonds en het provinciefonds met hetzelfde percentage toe (af). Deze systematiek staat ook wel bekend onder het principe van «samen de trap op en samen de trap af».
Periodieke onderhoudsrapportage (POR)
Jaarlijkse rapportage aan de Staten-Generaal over de staat van de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds. Wanneer de bestaande verdeling niet meer voldoet aan de kostenstructuren bij de gemeenten, dan wordt gerapporteerd hoe de verdeling kan worden aangepast, c.q. welke onderzoeken op dat gebied lopen. Het rapport verschijnt als bijlage bij de gemeentefondsbegroting.
Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv)
Adviesorgaan op het terrein van de gemeentelijke en provinciale financiën.
De uitkeringsbasis wordt berekend door de vermenigvuldiging van het aantal eenheden van een set van verdeelmaatstaven met de bijbehorende gewichten (bedragen per eenheid).
Via de normeringsystematiek wordt jaarlijks de omvang van het gemeentefonds bepaald (voeding). De uitkeringsfactor is de verhouding tussen de voeding en de totale landelijke uitkeringsbasis. De uitkeringsfactor wordt afgerond op 3 decimalen achter de komma. Het derde decimaal achter de komma wordt ook wel een «punt» uitkeringsfactor genoemd. Als de uitkeringsfactor bijvoorbeeld stijgt van 1,253 naar 1,265 is dit een stijging van 12 punten.
Het kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat.
Maatstaf ter verdeling van de algemene uitkering die verband houdt met de gemeentelijke behoefte aan algemene middelen.
Gedeelte van de algemene uitkering dat niet aan de gemeenten wordt uitgekeerd, maar als reservering apart wordt gehouden. De verdeelreserve dient om onverwachte effecten bij de meting van maatstaven op te vangen. Op het moment dat maatstaven definitief zijn of geen onverwachte ontwikkelingen meer kunnen doormaken wordt de verdeelreserve verrekend.
Zelfstandig bestuursorgaan dat toeziet op een correcte waardering van onroerende zaken in Nederland. De gemeenten dragen via het gemeentefonds bij aan de bekostiging van dit orgaan.