Gepubliceerd: 1 februari 2010
Indiener(s): Hirsch Ballin
Onderwerpen: burgerlijk recht recht rechtspraak
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32305-3.html
ID: 32305-3

32 305
Wijziging van de Uitvoeringswet EG-executieverordening ter uitvoering van het op 30 oktober 2007 te Lugano tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocollen, Verklaringen en Bijlagen (PbEU L 339)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELCHTING

ALGEMEEN

Op 30 oktober 2007 is te Lugano tot stand gekomen het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocollen, Verklaringen en Bijlagen (PbEU L 339) (Verdrag van Lugano 2007). Dit verdrag komt in de plaats van het op 16 september 1988 te Lugano tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocollen en Verklaringen (Trb. 1989, 58) (Verdrag van Lugano 1988).

Het Verdrag van Lugano 1988 is gesloten tussen de toenmalige EG-lidstaten en de toenmalige lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (Finland, Noorwegen, Oostenrijk, IJsland, Zweden en Zwitserland) en is op 1 januari 1992 in werking getreden. Dit verdrag, ook wel parallelverdrag geheten, bevat bepalingen die gelijkluidend zijn aan de bepalingen van het op 27 september 1968 te Brussel tussen de Lid-Staten van de EEG tot stand gekomen verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol (Trb. 1969, 101) (EEX-verdrag). Het EEX-verdrag is tussen de lidstaten vervangen door de op 1 maart 2002 in werking getreden Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEG L 12) (EG-executieverordening). Het nieuwe verdrag beoogt de rechtsbescherming van degenen die op het grondgebied van een verdragsluitende partij wonen te vergroten en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen te vereenvoudigen. Het Verdrag van Lugano 2007 neemt hiertoe de beginselen van de EG-executieverordening over en is in grote lijnen dan ook gelijk aan deze verordening.

Door de toetreding van Finland, Oostenrijk en Zweden tot de EU is het Verdrag van Lugano 2007 nog van belang in de verhouding tot Zwitserland, Noorwegen en IJsland. Het Verdrag van Lugano 2007 is door deze drie landen, de EG en Denemarken (afzonderlijke verdragspartij op grond van een protocol bij Verdrag van Amsterdam) ondertekend en treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na de datum waarop de Europese Gemeenschap en een lid van de Europese Vrijhandelsassociatie hun akten van bekrachtiging hebben neergelegd. Op 18 mei 2009 is door de EG de akte van bekrachtiging neergelegd bij de depositaris van dit verdrag, de Zwitserse Bondsraad. Op 1 juli 2009 heeft Noorwegen de akte van bekrachtiging neergelegd. Het Verdrag van Lugano 2007 is derhalve op 1 januari 2010 in werking getreden.

Het Verdrag van Lugano 2007 behelst inhoudelijke en redactionele aanpassingen alsmede een verandering in de structuur van het verdrag ten opzichte van het Verdag van Lugano van 1988.

De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen in het Verdrag van Lugano 2007 ten opzichte van het Verdrag van Lugano 1988, en in de EG-executieverordening ten opzichte van het EEX-verdrag, hebben plaatsgevonden in de regeling over de executieregeling. De procedure tot verkrijging van verlof tot tenuitvoerlegging (exequatur) is aanzienlijk vereenvoudigd (artikelen 38 tot en met 58 van het Verdrag van Lugano 2007 en van de verordening). De verklaring van uitvoerbaarheid van een beslissing dient vrijwel automatisch, zonder dat het gerecht ambtshalve een van de in de artikelen 34 en 35 van het verdrag genoemde gronden voor niet-erkenning kan aanvoeren, te worden afgegeven na een eenvoudige, formele controle van de overgelegde documenten (artikel 41). De wederpartij heeft hiertegen het rechtsmiddel van artikel 43. Dit houdt in dat die partij de rechter kan verzoeken de beslissing op het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid op de gronden genoemd in artikel 34 en 35 van de verordening alsnog te weigeren of in te trekken.

Met betrekking tot de structuur kan er op gewezen worden dat, daar waar in het Verdag van lugano 1988 en in het EEX-verdrag nog in het verdrag zelf de opsomming van bevoegde gerechten was opgenomen, in het verdrag van Lugano van 2007 en in de EG-executieverordening wordt verwezen naar een bijlage waarin deze gerechten worden vermeld (zie artikel 39).

De regeling voor de tenuitvoerlegging van de door het Verdrag van Lugano bestreken executoriale titels behoeft enige aanvulling in het interne recht van de door dit verdrag gebonden staten (elke staat die verdragsluitende partij is of een lidstaat van de EG).

De regeling in het verdrag in de artikelen 38–58 is vrijwel gelijk aan de regeling in de artikelen 38–58 in de EG-executieverordening. De uitvoering van de artikelen van het Verdrag van Lugano 2007 kan op de zelfde wijze worden geregeld als de uitvoering van de bepalingen van de EG-executieverordening in de Uitvoeringswet EG-executieverordening. In navolging van het advies van de Raad van State is gekozen voor uitvoering in de Uitvoeringswet EG-executieverordening. Door de Raad is aangegeven dat uit het oogpunt van eenvoud en kenbaarheid aanvulling van deze wet de voorkeur verdient boven een afzonderlijke wet omdat een afzonderlijke wet, gelet op de huidige stand van de techniek voor ontsluiting van wettelijke regelingen, geen wezenlijke bijdrage aan de kenbaarheid daarvan levert.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

In artikel 6a is opgenomen dat de artikelen 2–5 en 6 van de Uitvoeringswet EG-executieverordening mede strekken tot uitvoering van het Verdrag van Lugano 2007. Voor een toelichting op deze artikelen kan in de eerste plaats verwezen worden naar de memorie van toelichting en de nota van wijziging bij de Uitvoeringswet EG-executieverordening (Kamerstukken II 2002–2003, 28 263, nrs. 3 en 4).

Hieronder wordt ingegaan op enkele nadien in deze bepalingen doorgevoerde wijzingen.

In artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringswet EG-executieverordening is bepaald dat het verlof wordt gevraagd bij een verzoekschrift dat in de Nederlandse taal is gesteld. In de memorie van toelichting bij artikel 2 van de Uitvoeringswet EG-executieverordening was reeds aangegeven dat het voorschrift van het gebruik van de Nederlandse taal de toepassing van artikel 7 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer onverlet laat op grond waarvan in civiele zaken die aanhangig zijn bij een in de provincie Friesland gevestigd gerecht, processtukken, met uitzondering van dagvaardingen, in het Fries mogen worden gesteld. Bij de op 1 februari 2006 in werking getreden Reparatiewet II Justitie is aan deze zin een verwijzing naar artikel 7 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer toegevoegd, zodat de wettekst zelf op dit punt duidelijkheid verschaft. De bepaling in het tweede lid dat het verzoekschrift wordt ingediend door een deurwaarder of procureur is gewijzigd bij de op 1 september 2008 in werking getreden Wet afschaffing procureur en invoering elektronisch berichtenverkeer. Door het vervallen van het procuraat kunnen advocaten in het hele land proceshandelingen verrichten en kan het verzoekschrift worden ingediend door een advocaat in plaats van een procureur.

De leden 2 en 4 van artikel 4 van de Uitvoeringswet EG-executieverordening zijn bij de op 1 mei 2006 in werking getreden Uitvoeringswet internationale kinderbescherming komen te vervallen.

In aansluiting bij artikel 20 van die wet waarin voor een rechtsmiddel tegen de beslissing op het verzoek om erkenning, niet-erkenning of uitvoerbaarverklaring de verzoekschriftprocedure is voorgeschreven, is ook in de Uitvoeringswet EG-executieverordening gekozen voor een verzoekschriftprocedure voor het rechtsmiddel tegen een beslissing over het verlof tot tenuitvoerlegging (in plaats van voor een dagvaardingsprocedure).

De keuze voor een verzoekschriftprocedure stemt overeen met het advies van de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht van 19 oktober 2001 over de Uitvoeringswet EG-Executieverordening. In de uitvoeringswet was in eerste instantie, in verband met de mogelijke verschillende interpretatiewijzen van de regel van artikel 43, derde lid, van de EG-executieverordening inhoudende dat de behandeling van het rechtsmiddel tegen de beslissing op het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid volgens de regels van de procedure op tegenspraak wordt behandeld, zekerheidshalve nog de dagvaardingsprocedure voorgeschreven. De onderschrijving van de mening van de Staatscommissie dat de term «procedure op tegenspraak», niet impliceert dat in Nederland de dagvaardingsprocedure van toepassing dient te zijn, heeft tot schrapping geleid van het naar dagvaardingsprocedure verwijzende artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringswet EG-executieverordening. De toepasselijkheid van de verzoekschriftprocedure impliceert dat mede van toepassing is artikel 358, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering inzake het incidenteel hoger beroep. Omdat een expliciete verwijzing naar dit artikellid overbodig werd geacht, is het vierde lid van artikel 4 van de Uitvoeringswet EG-executieverordening, dat naar het incidenteel beroep in de dagvaardingsprocedure verwees, eveneens komen te vervallen.

Op grond van artikel 55 van het Verdrag van Lugano 2007 en van de EG-executieverordening kan het gerecht of de bevoegde autoriteit verlangen dat van de over te leggen documenten een vertaling wordt overgelegd. De vertaling dient te worden gewaarmerkt door degene die in een van de door dit verdrag gebonden staten daartoe gemachtigd is. Deze waarmerking vindt niet meer plaats op grond van de in de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet EG-executieverordening genoemde wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëdigde vertalers (Stb. 30), maar op grond van de op 1 januari 2009 in werking getreden Wet beëdigde tolken en vertalers.

De artikelen 1 en 5a van de Uitvoeringswet EG-executieverordening zijn niet opgenomen in artikel 6a. Artikel 1 van de Uitvoeringswet bevat een definitiebepaling van de verordening. Artikel 5a verklaart de uitvoeringswet van overeenkomstige toepassing op de rechterlijke beslissingen, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (Pb EG L 160). Deze artikelen zijn niet van belang voor de uitvoering van het Verdrag van Lugano 2007.

Artikel II

Het Verdrag van Lugano 2007 is op 1 januari 2010 in werking getreden. Het streven is erop gericht de uitvoeringswet zo spoedig mogelijk in werking te laten treden.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin