Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2010
Hierbij zend ik U een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte inzake een wijziging in de wijze van waardering van de energieprestatie van woonruimte.1
Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik U naar de ontwerp-nota van toelichting.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijke voorhangprocedure, zoals deze naar verwachting op het voorgenomen tijdstip van inwerkingtreding van het ontwerpbesluit zal gelden op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals gewijzigd bij wet van 23 december 2009, Stb. 2010, 28.
Op grond van de aangehaalde bepaling, waarvan de inwerkingtreding zeer spoedig kan worden verwacht, geschiedt de voordracht aan de Koningin ter verkrijging van het advies van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Zowel in het op 29 januari 2010 bij de Tweede Kamer ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (wettelijke grondslag verschillende waardering energieprestaties huurwoningen, Kamerstukken II, 32 302, nr. 2), dat voor een gedeelte een grondslag biedt aan het ontwerpbesluit, als in het ontwerpbesluit is als datum van inwerkingtreding 1 juli 2010 opgenomen. In dat verband vraag ik Uw bijzondere aandacht voor de termijn van behandeling van dit voorstel van wet en het ontwerpbesluit.
Een eensluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.