Ontvangen 15 februari 2011
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In de beweegreden wordt na «huurwoningen» ingevoegd: , alsmede enige wijzigingen in artikel 220 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek door te voeren.
II
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 220 lid 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste volzin komt te luiden:
Indien de renovatie tien of meer woningen of bedrijfsruimten die een bouwkundige eenheid vormen betreft, wordt het in lid 2 bedoelde voorstel vermoed redelijk te zijn, wanneer 70% of meer van de huurders daarmee heeft ingestemd,
of
a. een energie-investeringsaftrek is toegekend op grond van de krachtens artikel 3.42, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vastgestelde ministeriële regeling;
b. de voorgestelde huurverhoging lager is dan de gemiddelde geraamde besparing op de energielasten, en
c. de werkzaamheden aan of in de individuele woning ten hoogste drie weken zullen duren.
2. In de tweede volzin vervalt de zinsnede: aan hem dat 70% of meer van de huurders met het voorstel heeft ingestemd.
De inspanning van de verhuurders om de woonruimten energiezuiniger te maken moet voortvarend kunnen worden aangepakt. Dit betekent ook dat de huurders in hun eigen belang mee moeten werken aan de renovatie die tot doel heeft de woning energiezuiniger te maken. Het past dan niet dat een minderheid van de huurders de noodzakelijke investeringen kan tegen houden. Dit amendement beoogt in de bovenstaande specifieke situaties tegemoet te komen aan de verhuurder en de huurders die de energiebesparende maatregelen wel willen en kiezen voor lagere woonlasten (huur- en energiekosten).
Indien dit amendement wordt aangenomen, wordt in het opschrift van het wetsvoorstel na «Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte» ingevoegd: en het Burgerlijk Wetboek.
Van Bochove