Gepubliceerd: 4 februari 2011
Indiener(s): Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD)
Onderwerpen: bestuur gemeenten organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32291-9.html
ID: 32291-9
Origineel: 32291-2

Nr. 9 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 4 februari 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «persoon die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

B

Artikel 2, vierde lid, vervalt.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder vernummering van het tweede en het derde lid tot het derde en het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening.

b. In het derde lid (nieuw) wordt «een persoon zonder adres» vervangen door: een ingezetene zonder adres.

c. In het vierde lid (nieuw) wordt «hij rechtmatig in Nederland verblijf houdt» vervangen door: hij een ingezetene is die rechtmatig in Nederland verblijf houdt.

Toelichting

Onderdeel 1 en 3, onder b en c

In artikel 1 in de definitie van inwoner en in artikel 3, derde lid, (nieuw) wordt «persoon» vervangen door: ingezetene. Voorts wordt in het vierde lid (nieuw) het vereiste van het rechtmatig in Nederland verblijven uitgebreid met de eis van ingezetenschap. Hiermee wordt geregeld dat schuldhulpverlening beperkt wordt tot personen die woonachtig zijn in Nederland. Dit betekent dat een voorwaarde voor de toegang tot schuldhulpverlening is dat tussen de betrokkene en Nederland een persoonlijke band van duurzame aard bestaat. Hierbij moet worden vastgesteld of de betrokkene het middelpunt van zijn maatschappelijk leven in Nederland heeft. Doorslaggevend is in welke mate betrokkene een juridische binding, een economische binding en een sociale binding met Nederland heeft. Waar iemand woont wordt door het college beoordeeld op basis van de feitelijke omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert. De eis dat een persoon ingezetene moet zijn draagt bij aan de meer selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening en nazorg.

Onderdeel 2

Op basis van het uitgangspunt dat de bestuurlijke drukte moet verminderen en dat binnen de overheid taken en verantwoordelijkheden helder moeten worden toebedeeld vervalt artikel 2, vierde lid, van het wetsvoorstel. Het is minder passend om in een kaderwet, die het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening is, gedetailleerde voorschriften op te nemen over wat gemeenteraden moeten opnemen in het vast te stellen plan. De inhoud van het vast te stellen plan is de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad zelf. Bij de vaststelling van de inhoud van het plan kan de gemeenteraad overwegen om bijvoorbeeld aandacht te besteden aan:

  • a. wat de gemeentelijke doelstellingen zijn betreffende de integrale schuldhulpverlening;

  • b. hoe het samenhangende beleid betreffende integrale schuldhulpverlening zal worden uitgevoerd en welke acties in de door het plan bestreken periode zullen worden ondernomen;

  • c. welke resultaten de gemeente in de door het plan bestreken periode wenst te behalen;

  • d. welke maatregelen de gemeenteraad en het college nemen om de kwaliteit te borgen van de wijze waarop de integrale schuldhulpverlening wordt uitgevoerd;

  • e. welke maatregelen het college neemt om te voorkomen dat personen schulden aangaan die ze niet kunnen betalen;

  • f. de wijze waarop de schuldhulpverlening wordt afgestemd op de situatie van de verzoeker;

  • g. het maximaal aantal weken dat de gemeente nastreeft met betrekking tot de in artikel 4, eerste lid, genoemde periode.

Onderdeel 3, onder a

Het is van belang dat gemeenten een meer selectieve en gerichte toepassing van de schuldhulpverlening en nazorg kunnen realiseren. In verband hiermee is het noodzakelijk om in de wet op te nemen dat het college de schuldhulpverlening in ieder geval kan weigeren in geval een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening. Het gaat hier om een bevoegdheid van het college om schuldhulpverlening te weigeren en dus niet om een verplichting om schuldhulpverlening te weigeren in geval een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening. Er zijn meer gronden voor het college om schuldhulpverlening te weigeren. Op welke gronden het college schuldhulpverlening nog meer kan weigeren, kan blijken uit het plan dat door de gemeenteraad wordt opgesteld. Met betrekking tot de punten waarover niets is opgenomen in het plan is het ter beoordeling van het college of een persoon in aanmerking komt voor schuldhulpverlening.

Het past in het karakter van deze kaderwet om de bevoegdheid tot weigering in geval van recidive op het niveau van het college te leggen. Hierdoor ontstaat maximale ruimte op het lokale niveau om de beoogde meer selectieve toepassing van de schuldhulpverlening en nazorg toe te snijden op de lokale omstandigheden.

Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt de verleende schuldhulpverlening voor de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel ook mee.

Van de door gemeenten succesvol afgeronde trajecten blijkt dat circa een derde van de cliënten opnieuw bij de gemeente om hulp vraagt. Om te helpen voorkomen dat hulpvragers later opnieuw een beroep doen op schuldhulpverlening is preventief beleid, waaronder goede nazorg, van belang. Het is aan de gemeenten om het beroep op schuldhulpverlening en nazorg selectiever en gerichter te maken en daardoor niet alleen het beroep op de schuldhulpverlening te verlagen, maar ook de kosten per traject. Het aantal eerste aanvragers en recidivisten zal dan afnemen en de gemeente kan een herhaalde hulpvraag toetsen aan het op dit punt ontwikkelde beleid en de herhaalde aanvraag eventueel afwijzen. De kosten van schuldhulpverlening zullen als gevolg van het voorgaande afnemen. In 2011 zullen gemeenten worden ondersteund bij het realiseren van dit beleid.

Een beperkt deel van de recidivisten, dat niet in aanmerking komt voor schuldhulpverlening en dat anders geen beroep zou doen op algemene en bijzondere bijstand, zal als gevolg van de afwijzing dit beroep wel doen. Dat leidt tot beperkte extra kosten in het gemeentelijk domein.

Naar verwachting kan, afhankelijk van de invulling door gemeenten zelf, de selectieve en gerichte schuldhulpverlening voor gemeenten per saldo € 20 miljoen per jaar besparen. Dit rechtvaardigt een structurele uitname van € 20 miljoen uit het Gemeentefonds.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom