Ontvangen 21 juni 2011
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. In het plan kan de gemeenteraad aangeven onder welke voorwaarden het college de verzoeker verplicht over een basisbankrekening te beschikken.
II
Na artikel 9 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1:1 wordt na de definitie van «bank» ingevoegd:
een betaalrekening, met inbegrip van bijbehorend betaalinstrument, waarbij debetstand niet mogelijk is.
B
Na artikel 4:71e wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
Een bank verstrekt een basisbankrekening aan de aanvrager ervan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. de aanvrager van de basisbankrekening is een verzoeker in de zin van artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening die door het College op grond van artikel 6, eerste lid, van die wet is verplicht medewerking te verlenen om een basisbankrekening te openen;
b. de aanvrager van de basisbankrekening is niet bij een andere bank in het bezit van een basisbankrekening of heeft niet bij een andere bank een aanvraag voor een basisbankrekening lopen;
c. de aanvrager wendt zich indien hij bij een of meer banken een betaalrekening heeft, niet tot een andere bank dan waarbij hij een betaalrekening heeft;
d. de aanvrager stemt in met het verstrekken van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nader te bepalen informatie aan de door hem aangezochte bank.
1. De ingevolge artikel 4:71f aangezochte bank kan het contract met de houder van de basisbankrekening opzeggen of de aanvraag tot een basisbankrekening weigeren indien de aanvrager of houder van de basisbankrekening:
a. onherroepelijk veroordeeld is voor een misdrijf als bedoeld in de artikelen 225, 227a, 326, 341, 420 bis of 420 ter van het Wetboek van strafrecht, of
b. onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt bij de aanvraag als bedoeld in artikel 4:71f.
2. Indien de aanvraag tot opening van een basisbankrekening is geweigerd dan wel de rekening is opgezegd, kan een persoon die is vrijgesteld op grond van artikel 3:5, derde lid, of een persoon die een ontheffing heeft verkregen op grond van artikel 3:5, vierde lid, ten behoeve van de verzoeker in de zin van artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, een basisbankrekening verkrijgen waarover hij bij uitsluiting van anderen gemachtigd is het beheer te voeren.
C
In de bijlage bij artikel 1:79 wordt in numerieke volgorde in het deel Gedragstoezicht, ingevoegd: 4:71f, eerste lid.
D
In de bijlage bij artikel 1:80 wordt in numerieke volgorde in het deel Gedragstoezicht, ingevoegd: 4:71f, eerste lid.
III
Artikel 11 komt te luiden:
In dit amendement wordt geregeld dat personen die bij de gemeente om schuldhulpverlening hebben verzocht, tevens in aanmerking komen voor een basisbankrekening. Een basisbankrekening is een rekening waarop geen roodstand mogelijk is. Dit is een essentieel instrument voor effectieve schuldhulpverlening. Zonder basisbankrekening zijn sommige schuldenaren afgesloten van het betalingsverkeer waardoor zij hun schulden niet kunnen aflossen.
De schuldenaar maakt aanspraak op een basisbankrekening indien schuldhulpverlener dit noodzakelijk acht in het kader van effectieve schuldhulpverlening. Dit betekent automatisch dat dit recht in ieder geval afloopt als de schuldhulpverlening is afgelopen.
De voorgestelde wettelijke regeling is afgeleid van het Convenant inzake pakket primaire betaaldiensten zoals dat is gesloten tussen banken enerzijds en hulpverleningsinstanties anderzijds. Helaas zijn niet alle banken aangesloten bij het convenant. Ook blijkt dat de aangesloten banken zich niet altijd aan het convenant houden.
Wettelijke verankering is dus noodzakelijk om de toegang tot een basisbankrekening te garanderen. Ook voorkomt dit onevenredig hoge kosten voor banken die zich keurig aan het convenant houden, doordat mensen genoodzaakt zijn om bij deze bank aan te kloppen.
De reikwijdte van de wettelijke regeling verschilt van het convenant. Het convenant strekt zich in beginsel uit tot iedereen. Het in dit amendement voorgestelde wettelijk recht beperkt zich tot diegenen die een basisbankrekening nodig hebben in het kader van schuldhulpverlening.
Het instrument van de basisbankrekening zal vier jaar na de inwerkingtreding tegelijkertijd met de wet worden geëvalueerd middels de algemene evaluatiebepaling van artikel 10 van de wet.
Artikelsgewijze toelichting
De verankering in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening van de garandeerde toegang tot een basisbankrekening vindt plaats in onderdeel I van het amendement.
In onderdeel III wordt de inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel aangepast om banken in staat te kunnen stellen om hun systemen aan te passen aan de door het amendement te bewerkstelligen wijzigingen.
Onderdeel II van het amendement wordt onderstaand puntsgewijs toegelicht.
A
In artikel 1 van de Wet op het financieel toezicht wordt de definitie van basisbankrekening opgenomen. Een basisbankrekening is een reguliere betaalrekening, met dit verschil, dat er geen roodstand op mogelijk is. Voor het overige is de regelgeving zoals deze van toepassing is op betaalrekeningen, derhalve ook op basisbankrekeningen van toepassing. Dit betekent onder meer dat de bank kosten in rekening mag brengen voor het aanhouden van de betaalrekening.
B
In artikel 4:71f is de plicht opgenomen voor banken om onder voorwaarden nieuwe cliënten te accepteren die bij hen een basisbankrekening willen openen. In onderdeel a is de voorwaarde opgenomen, dat de aanvrager van de basisbankrekening tevens een aanvraag voor schuldhulpverlening moet hebben gedaan bij de gemeente of een organisatie waaraan de gemeente de schuldhulpverlening heeft uitbesteed. De in de onderdelen b en c van het eerste lid opgenomen voorwaarden, zijn afgeleid van de vereisten die onderdeel uitmaken van het Convenant inzake pakket primaire betaaldiensten. Het is daarbij de bedoeling dat de aanvrager van een basisbankrekening een dergelijke rekening aanvraagt bij de bank waarbij hij al een betaalrekening heeft. Zou de aanvrager bij meer banken een betaalrekening hebben lopen, dan moet hij bij een van deze banken de aanvraag indienen. Pas wanneer de aanvrager van de basisbankrekening in het geheel nog geen betaalrekening heeft bij een bank, is het mogelijk voor hem om te kiezen bij welke bank hij de aanvraag voor een basisbankrekening indient.
Ook onderdeel d vloeit voort uit het bestaande Convenant inzake pakket primaire betaaldiensten. Dit onderdeel strekt ertoe dat de door de aanvrager aangezochte bank toestemming heeft om bij andere banken te informeren naar de juistheid van de informatie die door de aanvrager wordt verstrekt.
Indien de aanvrager van de basisbankrekening veroordeeld is of wordt voor oplichting, bedrieglijke bankbreuk, valsheid in geschrifte of het witwassen van geld, dan kan de aangezochte bank de aanvraag weigeren of het contract met de aanvrager opzeggen op grond van artikel 4:71g, eerste lid. Hetzelfde geldt voor de situatie waarin de aanvrager heeft gelogen over informatie die hij heeft verstrekt bij zijn aanvraag voor een basisbankrekening.
Wordt de aanvraag geweigerd of het contract opgezegd, dan is in het tweede lid van artikel 4:71g geregeld, dat een organisatie kan worden ingeschakeld aan wie het ingevolge artikel 3:5 is toegestaan om op professionele basis voor derden gelden te beheren. Deze organisatie kan voor de oorspronkelijke aanvrager de aanvraag doen en vervolgens de basisbankrekening ook voor hem beheren.
C en D
In deze onderdelen worden de bijlagen behorende bij de artikelen 1:79 en 1:80 van de Wet op het financieel toezicht aangepast. Dit maakt het voor de toezichthouder, in casu de Autoriteit Financiële Markten, mogelijk om de acceptatieplicht voor banken te handhaven met een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete.
Koşer Kaya
Sterk