Kamerstuk 32291-30

Amendement van het lid Koser Kaya over de basisbankrekening voor verzoekers

Dossier: Het geven aan gemeenten van de verantwoordelijkheid voor schuldhulpverlening (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening)

Gepubliceerd: 9 maart 2011
Indiener(s): Fatma Koşer Kaya (D66)
Onderwerpen: bestuur gemeenten organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32291-30.html
ID: 32291-30
Wijzigingen: 32291-43

Nr. 30 AMENDEMENT VAN HET LID KOŞER KAYA

Ontvangen 9 maart 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De verzoeker is verplicht een basisbankrekening te openen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, indien het college dit noodzakelijk acht en hem daartoe verplicht in het kader van effectieve schuldhulpverlening.

II

Na artikel 9 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a Wijziging van de Wet op het financieel toezicht

De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:1 wordt na de definitie van «bank» ingevoegd:

basisbankrekening:

een betaalrekening, met inbegrip van bijbehorend betaalinstrument, waarbij debetstand niet mogelijk is.

B

Na artikel 4:71d wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4.3.1.7 Basisbankrekening

Artikel 4:71e

Een bank verstrekt een basisbankrekening aan de aanvrager ervan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de basisbankrekening is een verzoeker in de zin van artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening die door het college op grond van artikel 6, vierde lid, van die wet is verplicht een basisbankrekening te openen;

  • b. de aanvrager van de basisbankrekening is niet bij een andere bank in het bezit van een basisbankrekening of heeft niet bij een andere bank een aanvraag voor een basisbankrekening lopen;

  • c. de aanvrager wendt zich indien hij bij een of meer banken een betaalrekening heeft, niet tot een andere bank dan waarbij hij een betaalrekening heeft;

  • d. de aanvrager stemt in met het verstrekken van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nader te bepalen informatie aan de door hem aangezochte bank.

Artikel 4:71f

  • 1. De ingevolge artikel 4:71e aangezochte bank kan het contract met de houder van de basisbankrekening opzeggen of de aanvraag tot een basisbankrekening weigeren indien de aanvrager of houder van de basisbankrekening :

    • a. onherroepelijk veroordeeld is voor een misdrijf als bedoeld in de artikelen 225, 227a, 326, 341, 420 bis of 420 ter van het Wetboek van strafrecht, of

    • b. onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt bij de aanvraag als bedoeld in artikel 4:71e.

  • 2. Indien de aanvraag tot opening van een basisbankrekening is geweigerd dan wel de rekening is opgezegd, kan een persoon die is vrijgesteld op grond van artikel 3:5, derde lid, of een persoon die een ontheffing heeft verkregen op grond van artikel 3:5, vierde lid, ten behoeve van de verzoeker in de zin van artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, een basisbankrekening verkrijgen waarover hij bij uitsluiting van anderen gemachtigd is het beheer te voeren.

C

In de bijlage bij artikel 1:79 wordt in numerieke volgorde in het deel Gedragstoezicht, ingevoegd: 4:71e, eerste lid.

D

In de bijlage bij artikel 1:80 wordt in numerieke volgorde in het deel Gedragstoezicht, ingevoegd: 4:71e, eerste lid.

Toelichting

In dit amendement wordt geregeld dat personen die bij de gemeente om schuldhulpverlening hebben verzocht, tevens in aanmerking kunnen komen voor een basisbankrekening. Een basisbankrekening is een rekening waarop geen roodstand mogelijk is. Dit kan een belangrijk instrument voor effectieve schuldhulpverlening zijn. Zonder basisbankrekening zijn sommige schuldenaren afgesloten van het betalingsverkeer waardoor zij hun schulden niet kunnen aflossen. Het wettelijke recht op een basisbankrekening ontstaat alleen als dit noodzakelijk is voor effectieve schuldhulpverlening.

De voorgestelde wettelijke regeling is afgeleid van het Convenant inzake pakket primaire betaaldiensten zoals dat is gesloten tussen banken enerzijds en hulpverleningsinstanties anderzijds. Een wettelijke verankering is noodzakelijk omdat blijkt dat banken zich niet altijd aan het convenant houden.

Op twee punten wijkt de wettelijke regeling wezenlijk af. In de eerste plaats wordt aan het convenant uitvoering gegeven door een aantal grote banken in Nederland. Kleinere banken hebben zich niet alle bij dit convenant aangesloten. Voor hen betekent de wettelijk voorgestelde acceptatieplicht daarom een lastenverzwaring.

In de tweede plaats verschilt de reikwijdte van de regeling. Het convenant strekt zich in beginsel uit tot iedereen. De in dit amendement voorgestelde regeling beperkt zich tot diegenen die een basisbankrekening nodig hebben in het kader van schuldhulpverlening.

Artikelsgewijze toelichting

A

In artikel 1 van de Wet op het financieel toezicht wordt de definitie van basisbankrekening opgenomen. Een basisbankrekening is een reguliere betaalrekening, met dit verschil, dat er geen roodstand op mogelijk is. Voor het overige is de regelgeving zoals deze van toepassing is op betaalrekeningen, derhalve ook op basisbankrekeningen van toepassing. Dit betekent onder meer dat de bank kosten in rekening mag brengen voor het aanhouden van de betaalrekening.

B

In artikel 4:71a is de plicht opgenomen voor banken om onder voorwaarden nieuwe cliënten te accepteren die bij hen een basisbankrekening willen openen. In onderdeel a is de voorwaarde opgenomen, dat de aanvrager van de basisbankrekening tevens een aanvraag voor schuldhulpverlening moet hebben gedaan bij de gemeente. De in de onderdelen b en c van het eerste lid opgenomen voorwaarden, zijn afgeleid van de vereisten die onderdeel uitmaken van het Convenant inzake pakket primaire betaaldiensten. Het is daarbij de bedoeling dat de aanvrager van een basisbankrekening een dergelijke rekening aanvraagt bij de bank waarbij hij al een betaalrekening heeft. Zou de aanvrager bij meer banken een betaalrekening hebben lopen, dan moet hij bij een van deze banken de aanvraag indienen. Pas wanneer de aanvrager van de basisbankrekening in het geheel nog geen betaalrekening heeft bij een bank, is het mogelijk voor hem om te kiezen bij welke bank hij de aanvraag voor een basisbankrekening indient.

Ook onderdeel d vloeit voort uit het bestaande Convenant inzake pakket primaire betaaldiensten. Dit onderdeel strekt ertoe dat de door de aanvrager aangezochte bank toestemming heeft om bij andere banken te informeren naar de juistheid van de informatie die door de aanvrager wordt verstrekt.

Indien de aanvrager van de basisbankrekening veroordeeld is of wordt voor oplichting, bedrieglijke bankbreuk, valsheid in geschrifte of het witwassen van geld, dan kan de aangezochte bank de aanvraag weigeren of het contract met de aanvrager opzeggen op grond van artikel 4:71b, eerste lid. Hetzelfde geldt voor de situatie waarin de aanvrager heeft gelogen over informatie die hij heeft verstrekt bij zijn aanvraag voor een basisbankrekening.

Wordt de aanvraag geweigerd of het contract opgezegd, dan is in het tweede lid van artikel 4:71b geregeld, dat een organisatie kan worden ingeschakeld aan wie het ingevolge artikel 3:5 is toegestaan om op professionele basis voor derden gelden te beheren. Deze organisatie kan voor de oorspronkelijke aanvrager de aanvraag doen en vervolgens de basisbankrekening ook voor hem beheren.

C en D

In deze onderdelen worden de bijlagen behorende bij de artikelen 1:79 en 1:80 van de Wet op het financieel toezicht aangepast. Dit maakt het voor de toezichthouder, in casu de Autoriteit Financiële Markten, mogelijk om de acceptatieplicht voor banken te handhaven met een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete.

Koşer Kaya