Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2012
De Vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken heeft mij per brief van 19 januari 2012 verzocht haar voor de behandeling van het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Bussum, Muiden, Naarden en Weesp (32 280) nader te informeren over de financiële positie van de betrokken gemeenten en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan de gemeente Muiden.
Als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houd ik geen financieel toezicht op gemeenten tot het moment dat een aanvullende uitkering op basis van artikel 12 Financiële-verhoudingswet (Fvw.) wordt aangevraagd. Zowel het reguliere repressieve als het zwaardere preventieve toezicht wordt door de provincie uitgeoefend. Om te voldoen aan het verzoek van de Vaste Kamercommissie heb ik de provincie gevraagd de toezichtbrieven aan de vier betrokken gemeenten met mij te delen. Mijn antwoord is grotendeels op deze brieven gebaseerd. Voor de goede orde merk ik op dat de provinciale beoordeling uit 2011 is en hoofdzakelijk is gebaseerd op informatie uit de begroting 2011 en de jaarrekening 2009.
Voordat ik nader op de financiële positie van Bussum, Muiden, Naarden en Weesp inga, wil ik opmerken dat de gemeenten op grond van een provinciaal besluit van 16 juli 2007 onder preventief financieel toezicht staan. Dit financieel toezicht vanuit de provincie is voorgeschreven op grond van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) voor gemeenten die bij een herindeling betrokken zijn. Dit toezicht zegt verder niets over de financiële positie van de betrokken gemeenten.
Bij de verdere beantwoording maak ik onderscheid tussen de financiële situatie van de gemeenten Bussum, Naarden en Weesp enerzijds en die van de gemeente Muiden anderzijds, omdat Muiden naast preventief financieel toezicht op grond van de Wet arhi ook onder preventief financieel toezicht op grond van de Gemeentewet is geplaatst door de provincie Noord-Holland.
Bussum, Naarden en Weesp
Het reguliere toezicht op Bussum heeft ertoe geleid dat de provincie de financiële situatie van de gemeente Bussum als goed beoordeelt. De financiële positie van de gemeente Naarden krijgt de kwalificatie redelijk. Een element dat daaraan heeft bijgedragen is de inzet van incidentele baten om de begroting sluitend te krijgen. De provincie heeft eerder overigens toestemming gegeven voor de inzet van de incidentele baten in de periode tot en met 2015.
Ook de financiële positie van Weesp wordt als redelijk beoordeeld, met daarbij wel als kanttekening dat er geen sprake is van een materieel sluitende begroting in 2011, waardoor incidentele baten ingezet worden om de begroting sluitend te krijgen. Ook de meerjarenraming is niet sluitend. De gemeente Weesp heeft overigens maatregelen aangekondigd om per 2012 weer een structureel sluitende begroting te hebben.
De provincie heeft de begroting van Weesp en Naarden goedgekeurd, omdat de algemene reserve van beide gemeenten van voldoende omvang is.
Muiden
De financiële positie van de gemeente Muiden is naar het oordeel van de provincie Noord-Holland verslechterd. Het provinciale oordeel over de financiële situatie in het jaar 2010 was redelijk, over het jaar 2011 is dit matig. Deze verslechtering volgt uit het ontbreken van een voorziening voor het onderhoud van de kapitaalgoederen en een algemene reserve die tegenvallers op korte termijn kan opvangen, maar op de langere termijn niet meer. Daarnaast ontbreken, volgens de provincie, structurele mogelijkheden om de inkomsten te vergroten.
Gelet op de voor 2011 toereikende algemene reserve en risicoreserve heeft de provincie de begroting van de gemeente Muiden over 2011 wel goedgekeurd.
De provincie heeft besloten de gemeente Muiden voor 2012 onder preventief financieel toezicht op grond van de Gemeentewet te plaatsen, dit in aanvulling op het preventieve financieel toezicht op grond van de Wet arhi dat al voor de gemeente van toepassing is. De aanleiding hiervoor is de niet sluitende begroting en het ontbreken van zicht op herstel binnen een termijn van drie jaar.
Voor de gemeente Muiden speelt daarnaast de rechtszaak die door de Koninklijke Nederlandse Springstoffenfabrieken N.V. en KNSF Vastgoed B.V. (KNSF) tegen de gemeente is aangespannen. KNSF claimt in deze procedure schade die voort zou komen uit de ontwikkeling van het zogenaamde KNSF-terrein. In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2011/12, 32 280, nr. 6) heeft de regering hierover reeds een aantal vragen vanuit de Tweede Kamer beantwoord.
Voor zover het verzoek van de Vaste Commissie Binnenlandse Zaken ook op deze rechtszaak ziet, kan en wil ik hier niet nader op ingaan. Het past mij niet te speculeren over de mogelijke aansprakelijkheid van de gemeente, de hoogte van een eventuele schadevergoeding en de verdere duur van de procedure, omdat de zaak momenteel onder de rechter is.
Ik zou het wel betreuren indien de rechtszaak als zodanig en de dreiging van een eventuele schadevergoeding de besluitvorming over dit herindelingsvoorstel zouden gaan overheersen. In dit kader wijs ik u erop dat er algemene regels bestaan op grond waarvan gemeenten in aanmerking kunnen komen voor een aanvullende uitkering ten laste van het Gemeentefonds op grond van artikel 12 Fvw. Indien de gemeente Muiden of haar rechtsopvolger wordt veroordeeld, zal bekeken moeten worden of en op welke wijze artikel 12 Fvw van toepassing zou kunnen zijn.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies