Ontvangen 21 februari 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien de gemeente Naardermeer gehouden is tot het betalen van een geldsom aan de Koninklijke Nederlandse Springstoffenfabriek N.V. en KNSF Vastgoed II B.V., verleent Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, de gemeente op haar verzoek een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 12 van de Financiële Verhoudingswet.
2. De aanvullende uitkering aan de nieuwe gemeente Naardermeer is gelijk aan de aanvullende uitkering die de op te heffen gemeente Muiden zou worden verleend, indien die gemeente niet wordt opgeheven en zij vanwege de betaling van de in het eerste lid bedoelde geldsom zou komen te verkeren in de situatie, bedoeld in artikel 12 van de Financiële Verhoudingswet.
3. Voor de vaststelling van het redelijk peil van de eigen inkomsten van de gemeente, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Financiële Verhoudingswet, en het bepalen van de maatregelen ter verbetering van haar financiële positie, bedoeld in het vijfde lid van dat artikel, wordt uitgegaan van de begroting van de op te heffen gemeente Muiden zoals die geldt op de dag voorafgaand aan de datum van herindeling. Het bedrag dat daaruit voortvloeit wordt voor de jaren daarna geïndexeerd met het vastgestelde prijsindexcijfer overheidsuitgaven van het CBS.
De gemeente Muiden is verwikkeld in een juridische procedure. Het lijkt de indiener onwaarschijnlijk dat de gerechtelijke uitspraak die in dat kader heeft plaatsgevonden uiteindelijk zal leiden tot een financiële claim. Maar tegelijkertijd is het op dit moment van belang de zorg van de gemeente Bussum hierover weg te nemen en het risico te begrenzen.
Het voorgestelde artikel 5a bevat daarom een voorziening om het risico te begrenzen dat de nieuwe gemeente Naardermeer als rechtsopvolger van de gemeente Muiden loopt vanwege de schadevergoedingsactie die de Koninklijke Nederlandsche Springstoffabrieken (KNSF) en KNSF Vastgoed tegen de gemeente Muiden hebben aangespannen.
Bij de vormgeving is als uitgangspunt genomen dat de nieuwe gemeente Naardermeer niet zwaarder mag worden belast dan de gemeente Muiden wanneer zij zelfstandig zou zijn gebleven. De voorgestelde voorziening houdt derhalve in dat het risico voor de gemeente Naardermeer wordt beperkt tot het bedrag dat de gemeente Muiden zou (hebben) kunnen betalen, voordat zij in een situatie zou komen te verkeren waarin zij een beroep zou (hebben) moeten doen op artikel 12 Financiële Verhoudingswet. Als onverhoopt een schadevergoeding betaald zou moeten worden die hoger is dan het bedrag dat Muiden zelf had kunnen dragen, dan behoeft de nieuwe gemeente Naardermeer niet méér op te brengen dan dat bedrag en kan zij voor het meerdere aanspraak maken op een aanvullende uitkering uit het Gemeentefonds, ongeacht de vraag of Naardermeer zelf in een situatie komt die een beroep op artikel 12 van de Financiële Verhoudingswet mogelijk maakt.
Het maximale bedrag dat de gemeente Naardermeer – als ware zij de voormalige gemeente Muiden – eventueel zal moeten betalen is het bedrag van de «eigen inspanning» dat de gemeente Muiden had kunnen dragen. Deze eigen inspanning bestaat enerzijds uit het verhogen van de eigen inkomsten (waarmee aan het zogenaamde «toelatingskaartje» wordt voldaan) en anderzijds het verlagen van de uitgaven en het aanspreken van overige eigen middelen, zoals bijvoorbeeld het inbrengen van een deel van eventuele reserves.
De optelsom van de middelen die op deze wijze kunnen worden verkregen, bepaalt wat de gemeente Muiden zelf had kunnen bijdragen. De aldus berekende bijdrage wordt voor de jaren daarna geïndexeerd met het vastgestelde prijsindexcijfer overheidsuitgaven van het CBS.
Van Beek