Ontvangen 3 maart 2010
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In hoofdstuk I, artikel III, vervalt onderdeel D.
Hoofdstuk II, artikel II, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na onderdeel w twee onderdelen ingevoegd, luidende:
x. de Registratieverordening 1908;
y. de Landsverordening op de scheepsregistratiebelasting 1987;.
2. In het vierde lid wordt «onderdelen a tot en met w» vervangen door: onderdelen a tot en met y.
Na hoofdstuk II worden vier hoofdstukken ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK IIA WET INKOMSTENBELASTING BES
De Wet inkomstenbelasting BES wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen van deze wet wordt:
1. «binnen de Nederlandse Antillen» en «in de Nederlandse Antillen» telkens vervangen door: op de BES eilanden.
2. «Aruba» telkens vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten.
3. «de Minister van Financiën» telkens vervangen door: Onze Minister.
4. «Landsverordening Ongevallenverzekering» telkens vervangen door: Wet ongevallenverzekering BES.
5. «Landsverordening Ziekteverzekering» telkens vervangen door: Wet ziekteverzekering BES.
6. «Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering» telkens vervangen door: Wet algemene ouderdomsverzekering BES.
7. «Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering» telkens vervangen door: Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES.
8. «Landsverordening op de Loonbelasting 1976» telkens vervangen door: Wet loonbelasting BES.
Voor hoofdstuk I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES zijn van overeenkomstige toepassing op deze wet en de daarop berustende bepalingen.
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «wonen» ingevoegd: (binnenlandse belastingplichtigen).
2. In de aanhef van het tweede lid wordt «Of iemand op de BES eilanden woont, wordt naar de omstandigheden beoordeeld, met dien verstande,» vervangen door: In afwijking in zoverre van artikel 1.5 van de Belastingwet BES geldt.
3. In het tweede lid wordt «de Nederlandse Antillen» telkens vervangen door: de BES eilanden.
4. In het derde lid wordt na «artikel 17» ingevoegd: (buitenlandse belastingplichtigen).
Het opschrift van hoofdstuk II komt te luiden: Op de BES eilanden wonende belastingplichtigen.
In artikel 3, vierde lid, vervalt onderdeel a, onder verlettering van de onderdelen b, c en d tot a, b en c.
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste, tweede en derde lid, alsmede de aanduiding «4.» voor het vierde lid vervallen.
2. In de tekst wordt «deze landsverordening» vervangen door: deze wet.
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Als opbrengst van roerend kapitaal worden beschouwd de vruchten van kapitaal, dat niet in onroerende zaken of de rechten waaraan deze zijn onderworpen of in een eigen bedrijf of beroep is belegd, zoals:
a. rente van inschrijvingen op de grootboeken der Nederlandse of andere schuld;
b. dividenden en rente van aandeelbewijzen;
c. obligatiën of andere effecten;
d. uitkeringen op geldschieting en commandite;
e. rente van andere schuldvorderingen, uit welken hoofde ook, onverschillig of van de schuld een bewijs is afgegeven en of de betaling door hypotheek of op andere wijze is verzekerd;
f. rente, begrepen in de aflossing van schuldvorderingen;
g. altijddurende rente;
h. liquidatieuitkeringen van vennootschappen, welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld, voor zover zij het gestorte kapitaal te boven gaan.
2. Het vierde tot en met negende lid vervallen.
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel g, wordt «artikel 16 letters d en e» vervangen door: artikel 16, letter e,.
2. In het vierde lid wordt «in deze landsverordening» vervangen door «in deze wet». Voorts vervalt «(P.B. 1975, no. 254)».
3. In het vijfde en zesde lid wordt «de omzetbelasting en de invoerheffingen» telkens vervangen door: de algemene bestedingsbelasting en de invoerrechten.
4. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Voor de toepassing van dit artikel wordt met betrekking tot personenauto’s die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet in het kentekenregister zijn geregistreerd onder algemene bestedingsbelasting mede verstaan: omzetbelasting en invoerheffingen.
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel l vervalt.
2. Onderdeel m komt te luiden:
m. rente van spaartegoeden tot ten hoogste USD 5 000 per jaar;.
3. Onderdeel n komt te luiden:
n. dividenden tot ten hoogste USD 5 000 per jaar.
4. Onderdeel q vervalt.
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «f. 500» vervangen door «USD 280» en wordt «f. 1 000» vervangen door: USD 560.
2. In het zevende lid wordt «f. 840,–» vervangen door: USD 470.
In artikel 9A, eerste lid, wordt «f. 5000,–» vervangen door: USD 2 794.
Artikel 9C wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel j, wordt «een strafrechter van de Nederlandse Antillen» vervangen door «een strafrechter die bevoegd is op de BES eilanden», wordt «het Land de Nederlandse Antillen dan wel een van de eilandgebieden» vervangen door «het Rijk, Bonaire, Sint Eustatius en Saba», wordt en wordt «een lands- of eilandsverordening» vervangen door: een wet of daarop gebaseerde bepalingen.
2. In het eerste lid, onderdeel k, wordt «een strafrechter van de Nederlandse Antillen» vervangen door: een strafrechter die bevoegd is op de BES eilanden.
3. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «f. 750» vervangen door: USD 419.
4. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «f. 2 500» vervangen door: USD 1 397.
5. In het derde lid, onderdeel a, wordt «f. 0,35» vervangen door: USD 0,20.
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt na «reservefonds;» toegevoegd: en.
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt «kapitaal; en» vervangen door: kapitaal.
3. Het derde lid, onderdeel c, vervalt.
4. In het vierde lid wordt «bedrijfsmiddel op de opbrengst» vervangen door: bedrijfsmiddel of de opbrengst.
5. In het vijfde lid wordt «vervanging op het herstel» vervangen door: vervanging of het herstel.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vijfde lid, onderdeel g, wordt «inwoner van de Nederlandse Antillen» vervangen door: inwoner van de BES eilanden.
2. In het zevende lid wordt «belastingplichtige uit de Nederlandse Antillen» vervangen door: belastingplichtige uit de BES eilanden.
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «het in enig kalenderjaar genoten belastbaar inkomen» vervangen door «de in enig kalenderjaar genoten belastbare som». Voorts vervalt «voor zover hierop het bepaalde in artikel 24, tweede lid, niet wordt toegepast en» en wordt «het eerste lid van artikel 24» vervangen door «artikel 24A». Ten slotte wordt «de in artikel 24A bedoelde bedragen» vervangen door: de in artikel 24, tweede, derde en vierde lid, bedoelde bedragen.
2. In het tweede lid wordt «Is» vervangen door «Indien», wordt «naar het oordeel van de Inspecteur aanzienlijk hoger» vervangen door «hoger is» en wordt «bepaalt evengenoemde authoriteit» vervangen door: «kan belastingplichtige verzoeken dat». Voorts wordt na «in afwijking van het bepaalde in het eerste lid» ingevoegd «wordt bepaald» en wordt «belastbaar inkomen genoten in het belastingtijdvak» vervangen door: belastbare som genoten in het belastingtijdvak. Ten slotte wordt «van het eerste lid van artikel 24» vervangen door: als bedoeld in artikel 24A.
In artikel 13, tweede lid, wordt «de Nederlandse Antillen» telkens vervangen door: de BES eilanden.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «f. 2 500» vervangen door: USD 1 397.
2. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt.
3. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «f. 100,–» vervangen door: USD 56.
4. In het eerste lid, onderdeel g, wordt «Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden (P.B. 1975, no. 249)» vervangen door: Wet tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden BES.
5. In het eerste lid, onderdeel h, onder 1°, wordt «f. 27 500» vervangen door: USD 15 364.
6. In het eerste lid, onderdeel h, onder 2°, wordt «f. 3 000» vervangen door: USD 1 676.
7. In het tweede lid wordt «f. 1000,–» vervangen door: USD 559.
8. In het vijfde lid, onder 1°, wordt «f. 5 000» vervangen door: USD 2 794.
Artikel 16A wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «f. 10 000» vervangen door: USD 5 587.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «f. 0,35» vervangen door: USD 0,20.
3. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «f. 2 500» vervangen door: USD 1 397.
4. In het derde lid, onderdeel b, wordt «Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (P.B. 1996, no. 211)» vervangen door «Wet algemene verzekering bijzondere ziektekosten BES.
5. In het vierde lid wordt «f. 1 500» vervangen door: USD 838.
6. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt «f. 20 000» vervangen door: USD 11 174.
7. In het zevende lid wordt «derde lid» vervangen door: vijfde lid.
Het opschrift van hoofdstuk III komt te luiden: Niet op de BES eilanden wonende belastingplichtigen.
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel e, vervalt «, met uitzondering van vennootschappen zoals bedoeld in artikel 9A van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 en van lichamen die krachtens de Landsverordening op de Scheepsregistratiebelasting 1987 niet onderworpen zijn aan de winstbelasting».
2. In het eerste lid, onderdeel f, vervalt «, met uitzondering van vennootschappen zoals bedoeld in artikel 9A van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 en van lichamen die krachtens de Landsverordening op de Scheepsregistratiebelasting 1987 niet onderworpen zijn aan de Winstbelasting».
3. In het eerste lid, onderdeel g, vervalt «als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940» en wordt «buiten de Nederlandse Antillen» vervangen door: buiten de BES eilanden.
4. In het eerste lid, onderdeel h, wordt «buiten de Nederlandse Antillen» vervangen door: buiten de BES eilanden.
5. In het tweede lid wordt «inwoner van de Nederlandse Antillen» vervangen door: inwoner van de BES eilanden.
6. In het derde lid wordt «verlaten van de Nederlandse Antillen» vervangen door: verlaten van de BES eilanden.
7. In het vierde lid wordt «naar Nederlands-Antilliaans recht» vervangen door «naar het op de BES eilanden geldende recht». Voorts wordt «op de Nederlandse Antillen» vervangen door: op de BES eilanden.
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «gelegen of onroerende zaken» vervangen: gelegen onroerende zaken.
2. In het vierde lid wordt «De artikelen 16 en 23A zijn» vervangen door «Artikel 16 is». Voorts wordt «belastingplichten» vervangen door: belastingplichtigen.
In artikel 20, vierde lid, wordt «onderdelen d,e en g» vervangen door: onderdelen e en g.
De artikelen 22 tot en met 23E vervallen.
Artikel 24 komt te luiden:
1. Belastbare som is:
a. ten aanzien van binnenlandse belastingplichtigen: het belastbare inkomen verminderd met het zuivere bedrag van de voordelen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder 3°, de belastingvrije som en, indien tot het huishouden van de belastingplichtige een kind behoort dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar niet heeft bereikt, de kindertoeslag;
b. ten aanzien van buitenlandse belastingplichtigen: het belastbare inkomen voor zover dit is verkregen uit de opbrengsten, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, c, d, g en h.
2. De belastingvrije som bedraagt USD 9 000.
3. De kindertoeslag bedraagt USD 1 250 per kind, doch niet meer dan USD 2 500.
4. In afwijking van het derde lid wordt de kindertoeslag op nihil gesteld indien:
a. het persoonlijk inkomen van de belastingplichtige lager is dan het persoonlijk inkomen van zijn echtgenoot;
b. het persoonlijk inkomen van de belastingplichtige gelijk is aan het persoonlijk inkomen van zijn echtgenoot en de belastingplichtige jonger is dan zijn echtgenoot.
5. De belastingplichtige die niet op de BES eilanden woont, komt in een kalenderjaar waarin hij tevens als op de BES eilanden wonende persoon belastingplichtig is, voor zijn periode van buitenlandse belastingplicht, in afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, in aanmerking voor de belastingvrije som voor zover deze in de periode van binnenlandse belastingplicht onbenut is gebleven.
Artikel 24A komt te luiden:
1. Het bedrag van de over de belastbare som, bedoeld in artikel 24, verschuldigde belasting wordt bepaald door de belastbare som te vermenigvuldigen met een tarief van 30,4%.
2. Voor een belastingplichtige die premieplichtig is in de zin van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES, de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES of ingevolge de bij of krachtens de in artikel 18.4.1 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde algemene maatregel van bestuur inzake de Zorgverzekering BES gestelde regels, wordt het op basis van het eerste lid berekende bedrag verminderd met het bedrag van de heffingskorting.
3. De heffingskorting bestaat uit de ouderdomsverzekeringskorting, de weduwen- en wezenverzekeringskorting en de zorgverzekeringskorting.
4. De ouderdomsverzekeringskorting geldt voor de belastingplichtige die premieplichtig is in de zin van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES en bedraagt het door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met Onze Minister, op basis van artikel 27 van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES bij ministeriële regeling vastgestelde percentage vermenigvuldigd met de premiegrondslag waarover de belastingplichtige op grond van die wet premie verschuldigd is.
5. De weduwen- en wezenverzekeringskorting geldt voor de belastingplichtige die premieplichtig is in de zin van de Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES en bedraagt het door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met Onze Minister, op basis van artikel 30 van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES bij ministeriële regeling vastgestelde percentage vermenigvuldigd met de premiegrondslag waarover de belastingplichtige op grond van die wet premie verschuldigd is.
6. De zorgverzekeringskorting geldt voor de belastingplichtige die premieplichtig is ingevolge de bij of krachtens de in artikel 18.4.1 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde algemene maatregel van bestuur inzake de Zorgverzekering BES gestelde regels en bedraagt het door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met Onze Minister, op basis van die algemene maatregel van bestuur bij ministeriële regeling vastgestelde percentage vermenigvuldigd met de premiegrondslag waarover de belastingplichtige op grond van die algemene maatregel van bestuur premie verschuldigd is.
7. Voor de toepassing van het vierde, vijfde en zesde lid wordt als premiegrondslag ten hoogste een bedrag van USD 26 396 in aanmerking genomen.
Na artikel 24A wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het zuivere bedrag van de voordelen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder 3°, alsmede de opbrengst, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdelen e en f, wordt belast naar een tarief van 5%.
Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de belastingbedragen van de tabel, bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, en 24A,» vervangen door: de in de artikelen 24 en 24A vermelde bedragen.
2. In het tweede lid wordt «Centraal Bureau voor de Statistiek van de Nederlandse Antillen» vervangen door: Centraal Bureau voor de Statistiek. Voorts wordt «betrekking hebben» vervangen door: betrekking hebbende.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Onze minister kan bij algemene maatregel van bestuur bepalen dat, in afwijking in zoverre van het eerste lid, bij het begin van de in die algemene maatregel van bestuur aangewezen kalenderjaren, de in de artikelen 24 en 24A vermelde bedragen worden vervangen door bedragen die worden berekend met een in die algemene maatregel van bestuur aangewezen factor. Deze factor bedraagt tenminste de helft van de tabelcorrectiefactor. De in de eerste volzin bedoelde algemene maatregel van bestuur dient tenminste twee maanden voor het begin van het eerste kalenderjaar waarop deze algemene maatregel van bestuur betrekking heeft tot stand te komen.
De artikelen 36 en 39 vervallen.
Artikel 41A wordt gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. Opbrengstbelasting als bedoeld in de Belastingwet BES;.
2. In onderdeel c vervalt «de spaarvermogensheffing, bedoeld in de Landsverordening spaarvermogensheffing (P.B. 2006, no. 50) gelijkende». Voorts wordt na «ten behoeve van» ingevoegd: het voormalige land.
Artikel 41B wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «f. 300» vervangen door: USD 168.
2. In het tweede lid wordt «f. 150» vervangen door: USD 84.
3. In het derde lid wordt «f. 50,–» vervangen door: USD 28.
Artikel 58 komt te luiden:
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels ter uitvoering van deze wet worden vastgesteld.
Artikel 74A vervalt.
Artikel 75 komt te luiden:
Deze wet wordt aangehaald als: Wet inkomstenbelasting BES.
De artikelen 77 tot en met 82 vervallen.
HOOFDSTUK IIB WET LOONBELASTING BES
De Wet loonbelasting BES wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen van deze wet wordt:
1. «binnen de Nederlandse Antillen» telkens vervangen door: op de BES eilanden.
2. «de Minister van Financiën», «de Minister» en «De Minister» telkens vervangen door: Onze Minister.
3. «artikel 1 van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940» telkens vervangen door: artikel 1.3, onderdeel c, van de Belastingwet BES.
4. «landsbesluit, houdende algemene maatregelen» telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.
5. «Landsverordening Ongevallenverzekering» telkens vervangen door: Wet ongevallenverzekering BES.
6. «Landsverordening Ziekteverzekering» telkens vervangen door: Wet ziekteverzekering BES.
Artikel A komt te luiden:
De hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES zijn van overeenkomstige toepassing op deze wet en de daarop berustende bepalingen.
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «Nederlands-Antilliaans publiekrechtelijk rechtspersoon» vervangen door: publiekrechtelijk rechtspersoon naar het op de BES eilanden geldende recht.
2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «buiten de Nederlandse Antillen» vervangen door: niet op de BES eilanden.
3. In het vierde lid wordt «landsbesluit» vervangen door: algemene maatregel van bestuur.
4. Het vijfde lid vervalt.
In artikel 3, derde lid, wordt «de openbare rechtspersoon het Land de Nederlandse Antillen of één van de Eilandgebieden» vervangen door: het Rijk, Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
In artikel 4 vervalt het vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.
In artikel 5 wordt «zuiver voljaarloon» vervangen door: zuiver voljaarsloon.
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.
2. In het derde lid, onderdeel c, wordt «Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering» vervangen door «Wet algemene ouderdomsverzekering BES» en «Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering» vervangen door «Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES».
3. In het derde lid, onderdeel d, wordt «pensioen-fondsen» vervangen door: pensioenfondsen.
4. In het derde lid, onderdeel f, onder 1°, wordt «Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943» vervangen door: Wet inkomstenbelasting BES.
5. In het derde lid, onderdeel f, onder 2°, wordt «genoemde landsverordening» vervangen door: Wet inkomstenbelasting BES.
In artikel 6A, eerste lid, onderdeel b, vervalt «voor de heffing van de winstbelasting».
Artikel 6B wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «in de Nederlandse Antillen» vervangen door: op de BES eilanden.
2. In het derde lid wordt na «Aruba» ingevoegd: , Curaçao, Sint Maarten.
Artikel 6C wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «omzetbelasting en de invoerheffingen» vervangen door: algemene bestedingsbelasting en invoerrechten.
2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt met betrekking tot personenauto’s die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Belastingwet BES in het kentekenregister zijn geregistreerd onder algemene bestedingsbelasting mede verstaan: omzetbelasting en invoerheffingen.
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «guincena-loners» vervangen door: twee weken (quincena)-loners.
2. In het derde lid wordt «landsverordening» vervangen door: wet.
3. In het vierde lid, onderdeel a, wordt «f. 500» vervangen door: USD 280
4. In het vierde lid, onderdeel a, vervalt «– met de bijdragen van een werknemer in de verschuldigde premies ingevolge de Wet Algemene ouderdomsverzekering BES en de Wet Algemene weduwe- en wezenverzekering BES».
5. In het vierde lid, onderdeel a, wordt «f. 840,–» vervangen door «USD 470», «– premies» vervangen door: «– met premies» en «de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden (P.B. 1975, no. 249)» vervangen door «de Wet tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden BES».
6. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «f. 500» vervangen door: USD 280.
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het bedrag van de verschuldigde belasting over een loontijdvak van een jaar wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 24 en 24A van de Wet inkomstenbelasting BES, met dien verstande dat geen vermindering plaatsvindt met het zuivere bedrag van de voordelen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder 3°, en met de opbrengst, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdelen e en f, van die wet.
2. In het tweede lid wordt «de basiskorting, kindertoeslag, alleenverdienertoeslag en de ouderentoeslag» vervangen door: de belastingvrije som en de kindertoeslag.
3. In het derde lid wordt «landsverordening» vervangen door «wet», wordt «bedoeld in het eerste lid» vervangen door «bedoeld in artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES» en wordt «derde» vervangen door: vierde.
4. In het vierde lid wordt «duizend gulden» vervangen door: duizend dollar.
5. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.
6. In het vijfde lid (nieuw) wordt «derde» vervangen door: vierde.
In artikel 9, eerste lid, wordt «43%» vervangen door: 30,4%.
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij een aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES, wordt het in een kalenderjaar genoten loon ten minste gesteld op USD 20 000 dan wel, indien aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is, gesteld op dat lagere loon.
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt het in een kalenderjaar genoten loon in het jaar van oprichting van het lichaam en de drie daaropvolgende kalenderjaren op verzoek van de werknemer gesteld op het bedrag van de commerciële winst van het lichaam, doch niet op een lager bedrag dan nihil.
Artikel 11 vervalt.
Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «inhoudingsplichige» vervangen door: inhoudingsplichtige.
2. Het derde lid vervalt.
De artikelen 21 tot en met 21d vervallen.
Artikel 22 komt te luiden:
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels ter uitvoering van deze wet worden vastgesteld.
Artikel 36 komt te luiden:
Deze wet wordt aangehaald als: Wet loonbelasting BES.
Artikel 37 vervalt.
HOOFDSTUK IIC WET ALGEMENE OUDERDOMSVERZEKERING BES
De Wet algemene ouderdomsverzekering BES wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 26 komt te luiden:
1. De premie ten behoeve van deze wet wordt geheven over het inkomen, met overeenkomstige toepassing van de hoofdstukken V, VI, VII en IX van de Wet inkomstenbelasting BES, de hoofdstukken III en VI van de Wet loonbelasting BES en de hoofdstukken I, VII en VIII van de Belastingwet BES.
2. Onder inkomen wordt verstaan: de belastbare som, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting BES.
3. Indien het inkomen meer bedraagt dan het in artikel 24A, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting BES genoemde bedrag, wordt over dat meerdere geen premie geheven.
In artikel 27 wordt «artikel 29» vervangen door: artikel 26.
HOOFDSTUK IID WET ALGEMENE WEDUWEN- EN WEZENVERZEKERING BES
Artikel 29 van de Wet Algemene weduwen- en wezenverzekering BES komt te luiden:
1. De premie ten behoeve van deze wet wordt geheven over het inkomen, met overeenkomstige toepassing van de hoofdstukken V, VI, VII en IX van de Wet inkomstenbelasting BES, de hoofdstukken III en VI van de Wet loonbelasting BES en de hoofdstukken I, VII en VIII van de Belastingwet BES.
2. Onder inkomen wordt verstaan: de belastbare som, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting BES.
3. Indien het inkomen meer bedraagt dan het in artikel 24A, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting BES genoemde bedrag, wordt over dat meerdere geen premie geheven.
De bepalingen in onderdeel 1 van onderhavige nota van wijziging zien op het herstel van twee omissies.
De bepalingen in onderdeel 2 waren in eerste instantie opgenomen in het wetsvoorstel Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: ABES)1. Echter, bij vierde nota van wijziging2 op voornoemde ABES zijn de fiscale onderdelen – de inkomsten- en loonbelasting – uit het wetsvoorstel gehaald. Op deze wijze is bereikt dat de overige onderdelen uit de ABES thans voor plenaire afronding in de Tweede Kamer der Staten-Generaal in aanmerking konden komen. Bijkomend voordeel is dat de inkomsten- en loonbelasting door de Tweede Kamer der Staten-Generaal in samenhang kunnen worden behandeld met de Belastingwet BES, de Douane- en Accijnswet BES en de Invoeringswet fiscaal stelsel BES. De inkomsten- en loonbelasting waren immers reeds deels opgenomen in het wetsvoorstel Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: IBES)1 en de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 en de Landsverordening op de loonbelasting 1976 worden omgezet in de Wet inkomstenbelasting BES respectievelijk de Wet loonbelasting BES.
De bepalingen in onderdeel 2 bewerkstelligen dat de oorspronkelijk in de ABES opgenomen wijzigingen van de Wet inkomstenbelasting BES en de Wet loonbelasting BES eveneens worden opgenomen in het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES, waarin het tarief van deze belasting is opgenomen, te vervangen. Deze wijziging heeft primair een technische achtergrond. Deze wijziging is aangekondigd in bijlage 6 bij de brief van 25 januari 2010 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2.
Zoals in de toelichting bij de nota van wijziging op het wetsvoorstel ABES3 is aangegeven, streeft de regering ernaar om als onderdeel van het nieuwe fiscale stelsel voor de BES eilanden een gecombineerde heffing met een vlak tarief te introduceren van loon- en inkomstenbelasting enerzijds en de door de belastingplichtige verschuldigde premies op grond van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (hierna: AOV BES), de Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES (hierna: AWW BES) en de bij of krachtens de in artikel 18.4.1 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde algemene maatregel van bestuur inzake de Zorgverzekering BES gestelde regels anderzijds. Dit vlakke tarief zou voor iedereen op de BES eilanden moeten gelden. Bij de oorspronkelijk voorgestelde tekst van artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES was echter nog geen rekening gehouden met de omstandigheid dat niet iedere belastingplichtige ook premieplichtig is voor de AOV BES en de AWW BES. De destijds voorgestelde tekst ging uit van een inkomstenbelastingtarief – na toepassing van de belastingvrije som en, indien van toepassing, de kindertoeslag – van 3,6% in de eerste tariefschijf en van een inkomstenbelastingtarief van 30,4% in de tweede (en laatste) tariefschijf. Het lage tarief van de eerste schijf van 3,6% zou dan worden aangevuld met een premiepercentage van in totaal 26,8%, waardoor in de eerste schijf – net zoals in de tweede schijf – een gecombineerd tarief van 30,4% zou gelden. Dat laatste geldt echter niet voor niet of slechts gedeeltelijk premieplichtigen. Dat zou voor die groep tot een onevenredig groot en niet beoogd voordeel leiden. Bovendien zou geen sprake zijn van een voor iedereen geldend vlak tarief. De beoogde effecten op het netto-inkomen zijn opgenomen in de eerdergenoemde bijlage 6 bij de brief van 25 januari 2010 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Met de in deze nota van wijziging voorgestelde tekst van artikel 24A wordt alsnog bewerkstelligd dat sprake is van een voor iedereen geldend gecombineerd vlak tarief van 30,4%. De in deze nota van wijziging opgenomen wijzigingen van de AOV BES (in het voorgestelde hoofdstuk IIC van het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES) en de AWW BES (in het voorgestelde hoofdstuk IID van het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES) hangen samen met deze wijziging van artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES.
Omwille van de leesbaarheid zijn – met betrekking tot onderdeel 2 – in het vervolg van het algemeen en artikelsgewijs deel van de toelichting de teksten opgenomen gelijk aan de toelichting op de eerste drie nota’s van wijziging op de ABES. Er is een aangepaste toelichting opgesteld ten aanzien van de toelichting op de in artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES en de in hoofdstuk IIC en IID opgenomen wijzigingen van de AOV BES respectievelijk de AWW BES.
In onderhavige nota van wijziging zijn de aanpassingen opgenomen die in de Wet inkomstenbelasting BES en in de Wet loonbelasting BES moeten worden aangebracht, zodat de beide wetten toepasbaar zijn in de nieuwe staatkundige verhoudingen. Het grootste deel van deze wijzigingen is erop gericht het Nederlands-Antilliaanse begrippenkader aan te passen aan de nieuwe staatkundige verhoudingen. Voorts zijn enkele wijzigingen opgenomen zodat de Wet inkomstenbelasting BES en de Wet loonbelasting BES aansluiten bij de Belastingwet BES en de Douane- en Accijnswet BES.
Een meer inhoudelijke aanpassing is het schrappen in de Wet inkomstenbelasting BES van de zogenoemde opbrengst van onroerende goederen als onderdeel van het belastbare inkomen, vanwege de voorgestelde introductie van een vastgoedbelasting in de Belastingwet BES. Op deze manier wordt voorkomen dat de inkomsten uit de op de BES eilanden gelegen onroerende zaken zowel in de heffing van de vastgoedbelasting als in de heffing van de inkomstenbelasting worden betrokken. Andere meer inhoudelijke aanpassingen betreffen de belastingheffing over opbrengst van roerend kapitaal, het loonbegrip, de penshonadoregeling en de tariefsstructuur. In het vervolg van deze toelichting wordt op deze laatste vier onderdelen nader ingegaan.
a. opbrengst van roerend kapitaal
Wat betreft de heffing over de opbrengst van roerend kapitaal worden, vergeleken met de regeling in de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943, enige wijzigingen aangebracht. In de landsverordening bestaat een volledige vrijstelling voor rente op obligatieleningen en een verlaagd inkomstenbelastingtarief van 5% voor overige rente terwijl voor dividendontvangsten helemaal geen (gedeeltelijke) vrijstelling geldt. Ter bevordering van de eenvormigheid, eenvoud en doelmatigheid wordt in de Wet inkomstenbelasting BES een rente- en dividendvrijstelling van USD 5 000 geïntroduceerd.
In de Wet loonbelasting BES wordt een gebruikelijkloonregeling geïntroduceerd. Deze regeling beoogt te voorkomen dat aanmerkelijkbelanghouders zichzelf geen loon toekennen en de winst van de vennootschap waarin zij een aanmerkelijk belang bezitten enkel in de vorm van vervreemdingsvoordelen en reguliere voordelen genieten. Op deze manier wordt ook meer de economische werkelijkheid gevolgd. Immers, voor de aanmerkelijkbelanghouder draagt de winst van de vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang bezit en waarvoor hij werkzaam is, zowel een arbeidscomponent als een kapitaalcomponent in zich. Het gebruikelijk loon (de arbeidscomponent) wordt jaarlijks gesteld op USD 20 000 tenzij kan worden aangetoond dat ter zake van soortgelijke arbeid waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is, in welke geval het gebruikelijk loon wordt gesteld op dat lagere loon. Voor startende ondernemers geldt de eerste jaren na oprichting een soepelere regeling.
De thans in de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943 opgenomen penshonadoregeling wordt in de Wet inkomstenbelasting BES niet gecontinueerd. De thans bestaande penshonadoregeling heeft tot gevolg dat in de Nederlandse Antillen woonachtige belastingplichtigen voor inkomen dat afkomstig is van buiten de Nederlandse Antillen onder voorwaarden in beginsel kunnen worden belast tegen 10% in plaats van het progressieve tabeltarief van de inkomstenbelasting. Ook kunnen belastingplichtigen die gebruik mogen maken van de penshonadoregeling ervoor opteren een vast bedrag van vijfhonderdduizend Antilliaanse guldens tegen het progressieve inkomstenbelastingtarief in de heffing te betrekken. Binnenlands inkomen wordt altijd tegen het progressieve tarief in de heffing betrokken. Deze regeling bevoordeelt met name gefortuneerde buitenlanders die op de eilanden komen wonen en hun inkomen voornamelijk vanuit het buitenland verkrijgen, terwijl voor de lokale bevolking – ongeacht de herkomst van het inkomen – altijd het wereldinkomen tegen het progressieve tarief in de heffing van de inkomstenbelasting wordt betrokken. Deze regeling roept spanning op en komt in conflict met het gelijkheidsbeginsel en wordt derhalve niet voortgezet. In dit voorstel van wet is in hoofdstuk II, artikelen X en XI, voorzien in een overgangsregeling van 5 jaar voor bestaande penshonado’s. Daarna zullen ook deze penshonado’s onder het reguliere regime van de loon- en inkomstenbelasting vallen.
De huidige Nederlands-Antilliaanse inkomstenbelasting en loonbelasting kennen een zestal tariefschijven (variërend van 12,5% inclusief eilandelijke opcenten tot en met 47,5% inclusief eilandelijke opcenten). Daarnaast gelden voor de heffing van de premies volksverzekeringen, de premies werknemersverzekeringen en de ziektekostenregelingen een scala aan van elkaar afwijkende grondslagen en premie-maxima. Omwille van de eenvoud wordt een zogenoemde integrale heffing geïntroduceerd. Ook is vanwege de in de brief van de staatssecretaris van Financiën van 25 februari 20091 aangekondigde en in de wetsvoorstellen Belastingwet BES en Douane- en Accijnswet BES uitgewerkte verschuiving van directe naar indirecte belastingen ruimte ontstaan om de gemiddelde loon- en inkomstenbelastingdruk over de gehele linie te verlagen. Hierdoor wordt een deel van de verlaging van de voorgestelde tariefsstructuur in de loon- en inkomstenbelasting gefinancierd door de extra opbrengst uit indirecte belastingen die – anders dan de directe belastingen – voor een aanzienlijk deel wordt opgebracht door niet ingezetenen (bijvoorbeeld toeristen en bezitters van een tweede huis).
Na de staatkundige vernieuwingen wordt een gecombineerde heffing geïntroduceerd met een vlak tarief van loon- en inkomstenbelasting enerzijds en de door de belastingplichtige verschuldigde premies op grond van de AOV BES, de AWW BES en de bij of krachtens de in artikel 18.4.1 van de IBES bedoelde algemene maatregel van bestuur inzake de Zorgverzekering BES gestelde regels anderzijds. Het gecombineerde tarief is vlak en bedraagt voor iedereen 30,4%. Dit tarief wordt toegepast over de belastbare som (met uitzondering van winst uit aanmerkelijk belang).
De belastbare som is het belastbare inkomen verminderd met onder andere de belasting- en premievrije som van USD 9 000 en in voorkomende gevallen met een zogenoemde kindertoeslag. De kindertoeslag bedraagt USD 1 250 per kind met een maximum van USD 2 500. Door de belasting- en premievrije som en de kindertoeslag behouden de loon- en inkomstenbelasting op de BES eilanden het karakter van een heffing naar draagkracht. Hoewel op individueel niveau een garantie niet mogelijk is, is het streven dat met het voorgestelde tarief, de hoogte van de belasting- en premievrije som alsmede de hoogte van de kindertoeslag zoveel mogelijk wordt bereikt dat de ingezetenen van de BES eilanden niet worden geconfronteerd met een hogere druk dan thans. Het kabinet is zich er terdege van bewust dat het voornoemde streven essentieel is voor het creëren van voldoende draagvlak bij de op de BES eilanden levende bevolking.
In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de macro-opbrengst van de thans op BES eilanden gerealiseerde opbrengsten van de loon- en inkomstenbelasting. Naast deze opbrengst wordt de geraamde opbrengst van de Wet inkomstenbelasting BES en Wet loonbelasting BES opgenomen.
Opbrengst (oud) (x 1 000 US$) | Opbrengst (nieuw) (x 1 000 US$) | Verschil | |
---|---|---|---|
IB/LB | 17 406 | 12 752 | -/- 4 654 |
De voorgestelde tariefsverlaging leidt tot een budgettaire derving van iets meer dan USD 4,6 miljoen. Dit verschil dient niet op zichzelf te worden bezien maar in relatie met de overige onderdelen van het fiscale stelsel die zijn opgenomen in de Belastingwet BES en de Douane- en Accijnswet BES. Per saldo zullen de «oude» opbrengst en de geraamde opbrengst nagenoeg aan elkaar gelijk zijn.
A (Hoofdstuk I, artikel III, van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES)
Voorgesteld wordt om de in onderdeel D opgenomen wijziging van artikel 30k van de Algemene wet inzake rijksbelastingen te laten vervallen. Abusievelijk was een wijziging opgenomen die erin zou voorzien dat van de wet afwijkende bepalingen kunnen worden opgenomen in een nog tot stand te brengen algemene maatregel van bestuur, de Belastingregeling voor het land Nederland. Genoemde algemene maatregel van bestuur zal worden gebaseerd op het nieuwe tweede lid van artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
B (Hoofdstuk II, artikel II, van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES)
In de nota van wijziging op de Belastingwet BES1 is onder andere in hoofdstuk VII van de Belastingwet BES voorzien in de introductie van een met de Nederlands-Antilliaanse Registratieverordening 1908 vergelijkbare regeling voor de registratie van akten. Deze Registratieverordening 1908 staat echter abusievelijk nog niet genoemd in het eerste lid van hoofdstuk II, artikel II, van dit voorstel van wet. Hierdoor kan – indien het tijdstip van transitie en het tijdstip van inwerkingtreding niet samenvallen – een periode ontstaan waarin geen regels bestaan omtrent de registratie van akten. Dit is ongewenst. Ook de Landsverordening op de scheepsregistratiebelasting 1987 staat abusievelijk niet genoemd. De in onderdeel 1, onder B, opgenomen wijzigingen van hoofdstuk II, artikel II, eerste en vierde lid, herstellen dit.
Hoofdstuk IIA WET INKOMSTENBELASTING BES
Ingevolge hoofdstuk IIA, onder A, worden enkele begrippen in de Wet inkomstenbelasting BES aangepast aan de nieuwe staatkundige situatie waarin Curaçao en Sint Maarten land in het Koninkrijk worden en de BES eilanden – als openbare lichamen – een onderdeel van het land Nederland.
B (artikel A van de Wet inkomstenbelasting BES)
Door middel van hoofdstuk IIA, onder B, wordt in de Wet inkomstenbelasting BES een nieuw artikel A ingevoegd. In artikel A is bepaald dat de hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES van overeenkomstige toepassing zijn. Hierdoor is het in de Belastingwet BES opgenomen formele belastingrecht en invordering onverkort van toepassing op de Wet inkomstenbelasting BES.
C (artikel 1 van de Wet inkomstenbelasting BES)
De in hoofdstuk IIA, onder C, voorgestelde wijzigingen van artikel 1 van de Wet inkomstenbelasting BES zijn van technische aard.
D (Opschrift hoofdstuk II van de Wet inkomstenbelasting BES)
De wijziging in hoofdstuk IIA, onder D, heeft tot gevolg dat het opschrift van hoofdstuk II wordt aangepast. Deze wijziging is van technische aard.
E (artikel 3 van de Wet inkomstenbelasting BES)
In artikel 3, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES worden de verschillende onderdelen van het inkomen opgesomd. Vanwege de introductie van een vastgoedbelasting in het wetsvoorstel Belastingwet BES omvat het inkomen – ter voorkoming van de situatie waarin over dezelfde onroerende zaak zowel vastgoedbelasting als inkomstenbelasting – als gevolg van de voorgestelde wijziging in hoofdstuk IIA, onder E, geen «opbrengst van onroerende goederen» meer. De overige in hoofdstuk IIA, onder E, voorgestelde wijzigingen van artikel 3, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES zijn van technische aard.
F (artikel 4 van de Wet inkomstenbelasting BES)
De in hoofdstuk IIA, onder F, opgenomen wijzigingen van artikel 4 van de Wet inkomstenbelasting BES zijn technische wijzigingen.
G (artikel 5 van de Wet inkomstenbelasting BES)
De wijziging in hoofdstuk IIA, onder G, eerste lid, is van technische aard. In onderdeel 2, onder G, tweede lid, wordt voorts bepaald dat de leden vier tot en met negen van artikel 5 van de Wet inkomstenbelasting BES vervallen. Deze leden bevatten specifieke bepalingen in verband met de zogenoemde Vrijgestelde Vennootschap. Deze in de Landsverordening op de winstbelasting 1940 opgenomen regeling is vanwege het specifieke karakter door de Europese gedragscodegroep veroordeeld. Deze regeling wordt in het wetsvoorstel Belastingwet BES dan ook niet gecontinueerd.
H (artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES)
De in hoofdstuk IIA, onder H, opgenomen wijzigingen van artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES zijn van technische aard en hangen samen met de in de wetsvoorstellen Belastingwet BES en Douane- en Accijnswet BES op het terrein van de indirecte belastingen.
I (artikel 8 van de Wet inkomstenbelasting BES)
In hoofdstuk IIA, onder I, tweede en derde lid, wordt een rente-respectievelijk een dividendvrijstelling van USD 5 000 geïntroduceerd in artikel 8 van de Wet inkomstenbelasting BES. De rentevrijstelling komt in de plaats van de huidige tegemoetkomende regelingen betreffende de belastbaarheid van rente-inkomsten als onderdeel van de opbrengst van roerend kapitaal. Vandaar dat in onderdeel 2, onder I, eerste lid, de onderdelen m en n, van artikel 8 van de Wet inkomstenbelasting BES komen te vervallen. In deze onderdelen was een volledige vrijstelling voorzien voor rente uit enkele specifieke obligatieleningen.
J en K (artikelen 9 en 9A van de Wet inkomstenbelasting BES)
In hoofdstuk IIA, onder J en K, worden de bedragen in artikel 9 respectievelijk 9A van de Wet inkomstenbelasting BES omgezet van Nederlands-Antilliaanse guldens in US dollars conform de aanwijzingen zoals opgenomen in de memorie van toelichting op de ABES1.
L tot en met N (artikelen 9C, 10 en 11 van de Wet inkomstenbelasting BES)
De wijzigingen in hoofdstuk IIA, onder L, M en N, van de artikelen 9C, 10 en 11 van de Wet inkomstenbelasting BES zijn van technische aard.
O (artikel 12 van de Wet inkomstenbelasting BES)
Artikel 12 van de Wet inkomstenbelasting BES is van toepassing op belastingplichtigen die slechts een gedeelte van het belastingjaar binnenlands belastingplichtig zijn op de BES eilanden. De wijzigingen van het eerste lid van artikel 12 die zijn opgenomen in het eerste lid van hoofdstuk IIA, onder O, hangen samen met de introductie van de nieuwe artikelen 24 en 24A van de Wet inkomstenbelasting BES (zie hoofdstuk IIA, onder X en Y). De in hoofdstuk IIA, onder O, tweede en derde lid, opgenomen wijzigingen van artikel 12, tweede en derde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES zijn van technische aard.
P tot en met R (artikelen 13, 16 en 16A van de Wet inkomstenbelasting BES)
De in hoofdstuk IIA, onder P, Q en R, opgenomen wijzigingen van de artikelen 13, 16 en 16A van de Wet inkomstenbelasting BES zijn van technische aard, met uitzondering van de in hoofdstuk IIA, onder Q, tweede lid, opgenomen wijziging, op grond waarvan het eerste lid, onderdeel d, van artikel 16 van de Wet inkomstenbelasting BES komt te vervallen. Het laten vervallen van die bepaling is noodzakelijk om te kunnen bereiken dat de grondslag voor de heffing van inkomstenbelasting en de premies algemene ouderdomsverzekering en algemene weduwen en wezenverzekering zoveel mogelijk gelijk is. Zonder deze wijziging zouden de grondslagen op een essentieel onderdeel van elkaar afwijken.
S (Opschrift van hoofdstuk III van de Wet inkomstenbelasting BES)
De wijziging in hoofdstuk IIA, onder S, heeft tot gevolg dat het opschrift van hoofdstuk III van de Wet inkomstenbelasting BES wordt aangepast. Deze wijziging is van technische aard.
T (artikel 17 van de Wet inkomstenbelasting BES)
Artikel 17 van de Wet inkomstenbelasting BES bevat de regels betreffende de belastingplicht van niet op de BES eilanden woonachtige personen (buitenlandse belastingplicht). De in hoofdstuk IIA, onder T, eerste en tweede lid, opgenomen wijzigingen van artikel 17, eerste lid, onderdelen e en f, van de Wet inkomstenbelasting BES hebben tot gevolg dat de bestaande uitzonderingen worden opgeheven. Hierdoor valt in beginsel de opbrengst van aandelen en dergelijke van iedere op de BES eilanden gevestigde vennootschap onder de reikwijdte van de buitenlandse belastingplicht tenzij de ontvanger van de opbrengst geen aanmerkelijkbelanghouder is (eerste lid, onderdeel e). Daarnaast valt in beginsel de opbrengst van vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen van iedere vennootschap onder de reikwijdte van de buitenlandse belastingplicht (eerste lid, onderdeel f).
De in hoofdstuk IIA, onder T, derde en vierde lid, opgenomen wijzigingen van artikel 17 van de Wet inkomstenbelasting BES zijn van technische aard.
U (artikel 18 van de Wet inkomstenbelasting BES)
In hoofdstuk IIA, onder U, wordt artikel 18, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES gewijzigd. De wijziging hangt samen met het vervallen van de penshonadoregeling (zie hoofdstuk IIA, onder W). De andere wijziging in artikel 18, vierde lid, is technisch van aard.
V (artikel 20 van de Wet inkomstenbelasting BES)
De in hoofdstuk IIA, onder V, opgenomen wijziging van artikel 20 van de Wet inkomstenbelasting BES hangt samen met het laten vervallen van het eerste lid, onderdeel d, van artikel 16 van de Wet inkomstenbelasting BES (zie ook de toelichting op hoofdstuk IIA, onder Q).
W (artikelen 22 tot en met 23E van de Wet inkomstenbelasting BES)
In de artikelen 22 en 23 van de Wet inkomstenbelasting BES is een vrijstelling van inkomstenbelasting opgenomen voor – kort gezegd – consulaire en andere vertegenwoordigers van vreemde mogendheden. Deze artikelen kunnen vervallen omdat in het hoofdstuk over het formele belastingrecht van het wetsvoorstel Belastingwet BES een algemene bepaling is voorzien aan de hand waarvan bij algemene maatregel van bestuur (voor bepaalde delen van het belastingstelsel) vrijstelling van belasting kan worden verleend. Een specifieke bepaling in de Wet inkomstenbelasting BES zou dubbelop zijn. Ingevolge hoofdstuk IIA, onder W, vervalt artikel 22 van de Wet inkomstenbelasting BES. Voorts is in artikel 23A van de Wet inkomstenbelasting BES een fiscale kinderkorting opgenomen. Deze kinderkorting wordt echter omgevormd tot een mogelijkheid tot verhoging van de belastingvrije som en wordt dan ook opgenomen in het artikel waarin de belastingvrije som wordt geregeld (artikel 24 van de Wet inkomstenbelasting BES, zie hoofdstuk IIA, onder X). Hierdoor kan artikel 23A vervallen.
De artikelen 23B, 23C, 23D en 23E van de Wet inkomstenbelasting BES bevatten de zogenoemde penshonadoregeling. Deze penshonadoregeling vervalt. De hiervoor genoemde artikelen kunnen daarom vervallen, hetgeen eveneens in hoofdstuk IIA, onder W, wordt geregeld.
X (artikel 24 van de Wet inkomstenbelasting BES)
De bestaande tekst van artikel 24 van de Wet inkomstenbelasting BES wordt ingevolge hoofdstuk IIA, onder X, in zijn geheel vervangen. Dit hangt samen met de introductie van de zogenoemde integrale heffing.
In het eerste lid van artikel 24 wordt de omvang van de belastbare som voor binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen omschreven. Voor binnenlandse belastingplichtigen is dat het belastbare inkomen, na toepassing van de regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, verminderd met – kort gezegd – de winst uit aanmerkelijk belang, de belastingvrije som en – voor zover daarop aanspraak kan worden gemaakt – de kindertoeslag. Voor buitenlandse belastingplichtige is de belastbare som gelijk aan het belastbare binnenlandse inkomen verminderd met – kort gezegd – de winst uit aanmerkelijk belang.
In het tweede lid is de hoogte van de belastingvrije som vastgelegd. Deze belastingvrije som is tevens de premievrije som. De belastingvrije som bedraagt USD 9 000 hetgeen voor belastingplichtigen met een relatief laag belastbaar inkomen aanzienlijk hoger is dan het inkomen dat thans wordt «vrijgesteld» na toepassing van de Nederlands-Antilliaanse basiskorting. Het voorgaande kan worden geïllustreerd aan de hand van de in 2008 in de Nederlandse Antillen bestaande basiskorting (vergelijkbaar met de in Nederland gangbare algemene heffingskorting) van NAf. 1 584 (inclusief eilandelijke opcenten). Voor belastingplichtigen met een belastbaar inkomen dat alleen wordt belast volgens de eerste schijf (lopend tot NAf. 24 345 tegen een tarief van 12,5% inclusief eilandelijke opcenten) heeft de basiskorting tot gevolg dat het belastbare inkomen tot en met NAf. 12 672 is vrijgesteld. Dit komt overeen met USD 7 079. Daar komt bij dat de premieheffing thans in de Nederlandse Antillen in beginsel plaats vindt zonder toepassing van een premievrije voet. De introductie van de integrale heffing heeft tot gevolg dat de eerste USD 9 000, USD 10 250 of USD 11 500 zonder heffing van premies AOV, AWW onderscheidenlijk zorgverzekering BES plaats vindt omdat de belastingvrije som door de gelijke grondslag ook uitwerkt als een premievrije voet. Hierdoor worden in het bijzonder groepen met lage inkomens ontzien.
Het derde lid van artikel 24 bevat de hoogte van de kindertoeslag voor belastingplichtigen met een tot diens huishouden behorend kind dat nog geen 18 jaar is. Deze kindertoeslag kan enkel leiden tot een verhoging van de belastingvrije som. Dit betekent dat een onbenut gebleven deel van de kindertoeslag (als ook de belastingvrije som) niet kan leiden tot een uitbetaling door de Belastingdienst. Ook kan een onbenut gebleven deel niet worden overgeheveld naar een ander belastingjaar. De kindertoeslag bedraagt USD 1 250 voor huishoudens met één kind en USD 2 500 voor huishoudens met twee of meerdere kinderen. De belastingvrije som kan daardoor oplopen tot USD 10 250 respectievelijk USD 11 500. In het vierde lid van artikel 24 is bepaald in welke gevallen de kindertoeslag voor een belastingplichtige met een tot diens huishouden behorend kind dat nog geen 18 jaar is toch op nihil worden gesteld. Dit vierde lid beoogt te bereiken dat de kindertoeslag per huishouden geldt en niet voor zowel belastingplichtige als zijn echtgenoot.
Voorts wordt in het vijfde lid van artikel 24 geregeld dat een belastingplichtige die slechts een deel van het kalenderjaar binnenlands belastingplichtig is geweest en die zijn belastingvrije som en (eventuele kindertoeslag) niet geheel heeft kunnen benutten, deze in mindering kan brengen op zijn (eventuele) belastbaar binnenlands inkomen als bedoeld in artikel 17 van de Wet inkomstenbelasting BES.
Y (artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES)
De bestaande tekst van artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES wordt ingevolge hoofdstuk IIA, onder Y, in zijn geheel vervangen.
In het eerste lid van het nieuwe artikel 24A wordt vastgelegd dat er één tarief van 30,4% voor de heffing van inkomstenbelasting geldt, ongeacht de hoogte van het inkomen. Belastingplichtigen die tevens premieplichtig zijn voor de AOV BES, de AWW BES of de Zorgverzekering BES dienen bovenop het inkomstenbelastingtarief van 30,4% de hiervoor genoemde premies (AOV BES, AWW BES en Zorgverzekering BES) te betalen. Gevolg daarvan zou zijn dat deze premieplichtigen over een inkomen tot aan het niveau van de maximale grondslag waarover de heffing van de hiervoor genoemde premies plaatsvindt (USD 26 396), zouden worden geconfronteerd met een veel hoger gecombineerd tarief dan 30,4%. Over dat inkomen zou het gecombineerde tarief dan immers uitkomen op in totaal 57,2%. Een dergelijk hoog tarief is vanwege draagkrachtoverwegingen uiteraard niet gewenst en zou bovendien opnieuw in strijd zijn met het uitgangspunt om één vlak gecombineerd tarief te introduceren. In verband daarmee wordt via het tweede lid van het nieuwe artikel 24A voor belastingplichtigen die tevens premieplichtig zijn een heffingskorting geïntroduceerd die tot een vermindering van de te betalen inkomstenbelasting leidt. Deze vermindering is gelijk aan de (in totaal) betaalde premie. Aldus wordt bereikt dat ook belastingplichtigen die geheel of gedeeltelijk premieplichtig zijn onder het gecombineerde vlakke tarief van 30,4% komen te vallen. Dit is in lijn met de oorspronkelijke bedoeling van de regering.
In het derde lid wordt geregeld dat de hiervoor genoemde heffingskorting uit drie elementen bestaat, te weten de ouderdomsverzekeringskorting, de algemene weduwen- en wezenverzekeringskorting en de zorgverzekeringskorting. In het vierde, vijfde en zesde lid is vervolgens geregeld welke belastingplichtigen recht hebben op deze kortingen en hoe de omvang van deze kortingen dient te worden berekend.
Het vierde lid bepaalt dat belastingplichtigen die premieplichtig zijn in de zin van de AOV BES recht hebben op de ouderdomsverzekeringskorting. Voor de berekening van de omvang van deze korting zijn twee gegevens nodig, enerzijds het premiepercentage en anderzijds de grondslag waarover de premie op grond van de AOV BES wordt betaald. Het premiepercentage zal jaarlijks door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Minister van Financiën, op basis van artikel 27 van de AOV BES bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Dit percentage dient vervolgens te worden vermenigvuldigd met de premiegrondslag waarover de belastingplichtige op grond van de AOB BES premie is verschuldigd. De ouderdomsverzekeringskorting is derhalve precies gelijk aan de door de belastingplichtige verschuldigde premie op grond van de AOV BES.
In het vijfde lid is vastgelegd dat belastingplichtigen die premieplichtig zijn in de zin van de AWW BES recht hebben op de weduwen- en wezenverzekeringskorting. Voor de berekening van de omvang van deze korting zijn, net zoals bij de berekening van de ouderdomsverzekeringskorting, twee gegevens nodig, enerzijds het premiepercentage en anderzijds de grondslag waarover de premie op grond van de AWW BES wordt betaald. Het premiepercentage zal jaarlijks door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Minister van Financiën, op basis van artikel 30 van de AWW BES bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Dit percentage dient vervolgens te worden vermenigvuldigd met de premiegrondslag waarover de belastingplichtige op grond van de AWW BES premie is verschuldigd. De weduwen- en wezenverzekeringskorting is derhalve precies gelijk aan de door de belastingplichtige verschuldigde premie op grond van de AWW BES.
Het zesde lid bepaalt dat belastingplichtigen die premieplichtig zijn ingevolge de bij of krachtens de in artikel 18.4.1 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde algemene maatregel van bestuur te stellen regels recht hebben op de zorgverzekeringskorting. Voor de berekening van de omvang van deze korting zijn twee gegevens nodig, enerzijds het premiepercentage en anderzijds de grondslag waarover (het inkomensafhankelijke, niet-werkgeversdeel van) de premie Zorgverzekering BES wordt betaald. Het premiepercentage zal jaarlijks door de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Financiën, op basis van de in bij of krachtens artikel 18.4.1 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde algemene maatregel van bestuur, bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Dit percentage dient vervolgens te worden vermenigvuldigd met de premiegrondslag waarover de belastingplichtige op grond van het Besluit Zorgverzekering BES premie is verschuldigd. De zorgverzekeringskorting is derhalve precies gelijk aan de door de belastingplichtige verschuldigde inkomensafhankelijke premie Zorgverzekering BES.
In het zevende lid is geregeld dat er bij de berekening van de ouderdomsverzekeringskorting, de weduwen- en wezenverzekeringskorting en de zorgverzekeringskorting, een premiegrondslag in aanmerking wordt genomen van ten hoogste USD 26 396. Dit bedrag is gelijk aan het maximum van de in het oorspronkelijk voorgestelde artikel 24A opgenomen eerste schijf en aan de maximale premiegrondslag in de AOV BES, de AWW BES en het Besluit Zorgverzekering BES.
Z (artikel 24B van de Wet inkomstenbelasting BES)
Ingevolge hoofdstuk IIA, onder Z, wordt in de Wet inkomstenbelasting BES een nieuw artikel 24B ingevoegd. In dit artikel is het aanmerkelijkbelangtarief van 5% opgenomen. Dit tarief is van toepassing op zowel de reguliere voordelen als de vervreemdingsvoordelen die worden genoten door binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de belastingvrije som en de kindertoeslag niet in mindering kunnen worden gebracht op deze inkomsten uit aanmerkelijk belang.
AA (artikel 25 van de Wet inkomstenbelasting BES)
De in hoofdstuk IIA, onder AA, opgenomen wijzigingen van artikel 25 van de Wet inkomstenbelasting BES zijn technisch van aard.
BB (artikelen 36 en 39 van de Wet inkomstenbelasting BES)
In hoofdstuk IIA, onder BB, wordt voorgesteld de artikelen 36 en 39 van de Wet inkomstenbelasting BES te laten vervallen.
In artikel 36 was de aanslagregeling voor de Nederlands-Antilliaanse inkomstenbelasting vastgelegd. In dit artikel wordt bepaald welk eilandgebied bevoegd is tot het opleggen van een aanslag inkomstenbelasting, hetgeen relevant is omdat de invordering van de door het eilandgebied opgelegde aanslagen inkomstenbelasting in de Nederlandse Antillen wordt verricht door de eilandsontvanger van hetzelfde eilandgebied. Vervolgens is de inkomstenbelastingopbrengst direct (en vrij) aanwendbaar op de begrotingen van het eilandgebied dat de belastingschuld heeft geïnd. Het land Nederlandse Antillen krijgt – ondanks dat het een landsbelasting is – derhalve geen deel van de opbrengst. In de nieuwe staatkundige verhoudingen, waarin de BES eilanden als openbaar lichaam onderdeel uitmaken van het land Nederland, is artikel 36 van de Wet inkomstenbelasting BES niet meer nodig. Immers, de inkomstenbelasting wordt in de nieuwe staatkundige verhoudingen op de BES eilanden door de rijksbelastingdienst geheven en geïnd hetgeen voortvloeit uit het formeelrechtelijke deel van het wetsvoorstel Belastingwet BES. De inkomstenbelastingopbrengst vloeit – net als in het Europese deel van Nederland – dan ook in de algemene middelen en niet meer naar de openbare lichamen.
Artikel 39 van de Wet inkomstenbelasting voorziet onder voorwaarden in de verlening van uitstel van betaling van een inkomstenbelastingschuld. Dit artikel kan vervallen omdat in het formeelrechtelijke deel van het wetsvoorstel Belastingwet BES is voorzien in een algemene delegatiebepaling op basis waarvan uitstel van betaling kan worden verleend. Een specifieke bepaling in de Wet inkomstenbelasting BES is dan ook overbodig.
CC tot en met EE (artikelen 41A, 41B en 58 van de Wet inkomstenbelasting BES)
De in hoofdstuk IIA, onder CC, DD en EE, opgenomen wijzigingen in artikel 41A, 41B en 58 van de Wet inkomstenbelasting BES zijn van technische aard.
FF (artikel 74A van de Wet inkomstenbelasting BES)
In hoofdstuk IIA, onder FF, is bepaald dat artikel 74A van de Wet inkomstenbelasting BES vervalt.
In artikel 74A is voorzien in een regeling die de aansprakelijkheid van werkgevers (inhoudingsplichtigen voor de loonbelasting) regelt ten aanzien van inkomstenbelastingschulden van – kort gezegd – het personeel. Deze bepaling dient geplaatst te worden in de Nederlands-Antilliaanse context, waar sprake kan zijn van de heffing en inning van belastingen via de werkgever anders dan voor belastingen waarvoor een inhoudingplicht geldt. Echter, in Nederland is dit ongebruikelijk en daarom wordt het in het formeelrechtelijke deel van het wetsvoorstel Belastingwet BES achterwege gelaten. Voor de Wet inkomstenbelasting wordt hierop geen uitzondering gemaakt waardoor artikel 74A vervalt.
GG (artikel 75 van de Wet inkomstenbelasting BES)
Ingevolge hoofdstuk IIA, onder GG, wordt de tekst van artikel 75 van de Wet inkomstenbelasting BES vervangen door een nieuwe tekst. Op grond van de nieuwe tekst van artikel 75 wijzigt de citeertitel in Wet inkomstenbelasting BES.
HH (artikelen 77 tot en met 82 van de Wet inkomstenbelasting BES)
In hoofdstuk IIA, onder HH, is bepaald dat de artikelen 77 tot en met 82 van de Wet inkomstenbelasting BES komen te vervallen. In deze bepalingen is Nederlands-Antilliaans overgangsrecht opgenomen voor belastingplichtigen die vielen onder de oude penshonadoregeling zoals deze gold tot 1 januari 1998. De opvolger van deze oude penshonadoregeling komt door het laten vervallen van de artikelen 23B, 23C, 23D en 23E van de Wet inkomstenbelasting BES (zie hoofdstuk IIA, onder W) na inwerkingtreding van dit voorstel van wet te vervallen. Hierdoor kan ook de oude overgangsregeling vervallen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES is voorzien in een overgangsregeling van vijf jaren voor op het moment van inwerkingtreding van dat wetsvoorstel op de BES eilanden woonachtige penshonado’s. De op de BES eilanden woonachtige penshonado’s die op dat moment nog onder de oude penshonadoregeling vallen, kunnen ook gebruikmaken van de in het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES voorziene overgangsregeling.
Hoofdstuk IIB WET LOONBELASTING BES
De in hoofdstuk IIB, onder A, opgenomen wijzigingen zijn erop gericht het Nederlands-Antilliaanse begrippenkader in de Wet loonbelasting BES aan te passen aan de nieuwe staatkundige verhoudingen.
B (Artikel A van de Wet loonbelasting BES)
In artikel A wordt bepaald dat de hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES van overeenkomstige toepassing zijn. Hierdoor wordt het in de Belastingwet BES opgenomen formele belastingrecht en invordering onverkort van toepassing op de Wet loonbelasting BES.
C (Artikel 2 van de Wet loonbelasting BES)
De in hoofdstuk IIB, onder C, opgenomen wijzigingen van artikel 2, tweede lid, onderdelen b en c, en vierde lid, van de Wet loonbelasting BES zijn erop gericht het daarin opgenomen Nederlands-Antilliaanse begrippenkader aan te passen aan de nieuwe staatkundige verhoudingen. Het vervallen van het vijfde lid van dat artikel hangt samen met het van toepassing zijn van de hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES (zie hiervoor hoofdstuk IIB, onder B). Hierdoor zijn specifieke formeelrechtelijke in de Wet loonbelasting BES overbodig. Waar een werknemer woont wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Dit is opgenomen in artikel 1.5 van de Belastingwet BES.
D (Artikel 3 van de Wet loonbelasting BES)
De in hoofdstuk IIB, onder D, opgenomen wijziging van artikel 3, derde lid, van de Wet loonbelasting BES is erop gericht het Nederlands-Antilliaanse begrippenkader in dat lid aan te passen aan de nieuwe staatkundige verhoudingen.
E (Artikel 4 van de Wet loonbelasting BES)
Het ingevolge hoofdstuk IIB, onder E, vervallen van artikel 4, vijfde lid, van de Wet loonbelasting BES hangt samen met het van toepassing zijn van de hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES (zie hiervoor hoofdstuk IIB, onder B). Hierdoor zijn specifieke formeelrechtelijke bepalingen in de Wet loonbelasting BES overbodig. Waar een inhoudingsplichtige woont of is gevestigd wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Dit is opgenomen in artikel 1.5 van de Belastingwet BES.
F (Artikel 5 van de Wet loonbelasting BES)
De in hoofdstuk IIB, onder F, opgenomen wijziging van artikel 5 van de Wet loonbelasting BES is erop gericht een omissie te herstellen.
G (Artikel 6 van de Wet loonbelasting BES)
In hoofdstuk IIB, onder G, worden enkele wijzigingen van artikel 6 van de Wet loonbelasting BES voorgesteld. In de tweede volzin van de huidige tekst van artikel 6, eerste lid, van de Wet loonbelasting BES is opgenomen dat niet in geld verkregen loon in aanmerking wordt genomen naar zijn geldswaarde. In artikel 6C wordt specifiek ingegaan op welke wijze niet in geld genoten loon moet worden gewaardeerd. Hierdoor kan voornoemde tweede volzin komen te vervallen.
De wijziging in artikel 6, derde lid, onderdeel d, van de Wet loonbelasting BES is erop gericht een omissie te herstellen. De wijzigingen in onderdeel f, onder 1° en onder 2°, van de Wet loonbelasting BES zijn erop gericht het Nederlands-Antilliaanse begrippenkader in die bepalingen aan te passen aan de nieuwe staatkundige verhoudingen.
H (Artikel 6A van de Wet loonbelasting BES)
De in hoofdstuk IIB, onder H, voorgestelde wijziging van artikel 6A van de Wet loonbelasting BES is van technische aard.
I (Artikel 6B van de Wet loonbelasting BES)
De in hoofdstuk IIB, onder I, voorgestelde wijzigingen van artikel 6B, eerste en derde lid, van de Wet loonbelasting BES zijn erop gericht het Nederlands-Antilliaanse begrippenkader in die leden aan te passen aan de nieuwe staatkundige verhoudingen.
J (Artikel 6C van de Wet loonbelasting BES)
De in hoofdstuk IIB, onder J, opgenomen wijzigingen van artikel 6C van de Wet loonbelasting BES zijn erop gericht het Nederlands-Antilliaanse begrippenkader aan te passen aan de nieuwe staatkundige verhoudingen. In de Belastingwet BES wordt voorgesteld vanaf het moment van ingang van de nieuwe staatkundige verhoudingen op de BES eilanden geen omzetbelasting (op Bonaire) of belasting op bedrijfsomzetten (op Sint Eustatius en Saba) meer te heffen. Hiervoor in de plaats komt voor de drie eilanden een samengevoegde belasting: de algemene bestedingsbelasting.
K (Artikel 7 van de Wet loonbelasting BES)
De in hoofdstuk IIB, onder K, voorgestelde wijzigingen in artikel 7, eerste en derde lid, van de Wet loonbelasting BES zijn erop gericht het Nederlands-Antilliaanse begrippenkader in die leden te vervangen door het in Nederland gangbare begrippenkader. Verder worden in het vierde lid van voornoemd artikel de bedragen omgezet van Nederlands-Antilliaanse guldens in USD conform de aanwijzingen zoals opgenomen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Aanpassingswet BES.
L (Artikel 8 van de Wet loonbelasting BES)
De wijziging van artikel 8, eerste lid, van de Wet loonbelasting BES hangt samen met de wijzigingen in de artikelen 24 en 24A van de Wet inkomstenbelasting BES. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van deze nota van toelichting inzake de tariefstructuur en de artikelsgewijze toelichting op hoofdstuk IIA, onder X en Y.
De wijzigingen in het tweede, derde en vierde lid van genoemd artikel 8 zijn erop gericht het Nederlands-Antilliaanse begrippenkader in dat artikel te vervangen door het in Nederland gangbare begrippenkader. Het vervallen van het vijfde lid van voornoemd artikel hangt samen met het van toepassing zijn van de hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES (zie hiervoor hoofdstuk IIB, onder B). Hierdoor zijn specifieke formeelrechtelijke bepalingen in de Wet loonbelasting BES overbodig. De bepaling inzake de hardheidsclausule is opgenomen in artikel 8.19 van de Belastingwet BES.
M (Artikel 9 van de Wet loonbelasting BES)
De wijziging van artikel 9, eerste lid, van de Wet loonbelasting BES hangt samen met de wijziging van het tarief zoals reeds toegelicht in hoofdstuk IIB, onder L.
N (Artikel 9A van de Wet loonbelasting BES)
In het algemeen deel van deze nota van toelichting is reeds toegelicht dat op de BES eilanden voor aanmerkelijkbelanghouders een gebruikelijkloonregeling wordt geïntroduceerd. Dit om te voorkomen dat aanmerkelijkbelanghouders zichzelf geen loon toekennen en de winst van de vennootschap waarin zij een aanmerkelijk belang bezitten enkel in de vorm van vervreemdingsvoordelen en reguliere voordelen genieten. In het voorgestelde artikel 9A, eerste lid, van de Wet loonbelasting BES wordt het gebruikelijk loon gesteld op USD 20 000 tenzij kan worden aangetoond dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is. In dat geval wordt het gebruikelijk loon gesteld op dat lagere loon.
Het voorgestelde tweede lid bevat een versoepeling van de gebruikelijkloonregeling zoals neergelegd in het eerste lid. Deze versoepeling geldt in het kalenderjaar van oprichting van een lichaam en de drie daaropvolgende kalenderjaren. Een aanmerkelijkbelanghouder/werknemer die gedurende deze periode werkzaamheden verricht ten behoeve van een dergelijk lichaam kan er in die periode voor kiezen om het gebruikelijk loon te stellen op de commerciële winst van het lichaam. Gevolg daarvan is dat in de opstartfase van een nieuwe, in een lichaam ondergebrachte, onderneming, bij de vaststelling van de hoogte van het gebruikelijk loon kan worden uitgegaan van het daadwerkelijk behaalde (commerciële) resultaat. In die jaren is het in het eerste lid opgenomen gebruikelijk loon van USD 20 000 niet van toepassing. Ingeval het lichaam in de aanloopfase verlies maakt, wordt het gebruikelijk loon op nihil gesteld. Ingeval het lichaam in de aanloopfase een hogere winst maakt dan USD 20 000 kan de aanmerkelijkbelanghouder/werknemer afzien van de keuze van toepassing van het tweede lid. In dat geval geldt de in het eerste lid opgenomen hoofdregel, met als uitgangspunt een gebruikelijk loon van USD 20 000, ter bepaling van de omvang van het gebruikelijk loon. Omdat de commerciële winst van het lichaam pas na afloop van het kalenderjaar kan worden vastgesteld, zal in het kalenderjaar zelf moeten worden uitgegaan van een schatting van het op de commerciële winst gebaseerde gebruikelijk loon. Ingeval na afloop van het kalenderjaar blijkt dat de commerciële winst over een bepaald kalenderjaar afwijkt van de schatting, zal dit verschil fiscaal moeten worden gecorrigeerd. De inspecteur kan een dergelijke correctie op een achteraf bezien te laag gebruikelijk loon zowel via de loonbelasting als via de inkomstenbelasting effectueren, en daarbij kiezen voor de meest praktische mogelijkheid. Feitelijk genoten loon dat eenmaal via de Wet loonbelasting BES in de heffing is betrokken, blijft belast.
O (Artikel 11 van de Wet loonbelasting BES)
Het vervallen van artikel 11 van de Wet loonbelasting BES hangt samen met het van toepassing zijn van de hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES (zie hiervoor hoofdstuk IIB, onder B). Hierdoor zijn specifieke formeelrechtelijke bepalingen in de Wet loonbelasting BES overbodig. De bepalingen inzake afdracht op aangifte zijn opgenomen in hoofdstuk VIII, titel 2, afdeling 3 en artikel 8.23 van de Belastingwet BES.
P (Artikel 19 van de Wet loonbelasting BES)
De in hoofdstuk IIB, onder P, opgenomen wijziging van artikel 19, eerste lid, van de Wet loonbelasting BES is erop gericht een omissie te herstellen. Het vervallen van het derde lid van voornoemd artikel hangt samen met het van toepassing zijn van de hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES (zie hiervoor hoofdstuk IIB, onder B). Hierdoor zijn specifieke formeelrechtelijke bepalingen in de Wet loonbelasting BES overbodig. De bewaarplicht van de inhoudingsplichtige is opgenomen in 8.86, zevende lid, van de Belastingwet BES.
Q (Artikel 21, 21a, 21b, 21c en 21d van de Wet loonbelasting BES)
Het vervallen van de artikelen 21, 21a, 21b, 21c en 21d van de Wet loonbelasting BES hangt samen met het van toepassing zijn van de hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES (zie hiervoor hoofdstuk IIB, onder B). Hierdoor zijn specifieke formeelrechtelijke bepalingen in de Wet loonbelasting BES overbodig. De bepalingen uit artikel 21 van de Wet loonbelasting BES zijn opgenomen in de artikelen 8.61, 8.65, 8.66 en 8.67 van de Belastingwet BES. De bepalingen uit de artikelen 21a, 21b, 21c en 21d van de Wet loonbelasting BES zijn opgenomen in respectievelijk de artikelen 8.68, 8.62, 8.73 en 8.69 van de Belastingwet BES.
R (Artikel 22 van de Wet loonbelasting BES)
De in hoofdstuk IIB, onder R, opgenomen wijzigingen in artikel 22 van de Wet loonbelasting BES zijn van technische aard.
S (Artikel 36 van de Wet loonbelasting BES)
Ingevolge hoofdstuk IIB, onder S, wordt artikel 36 van de Wet loonbelasting BES vervangen door een nieuwe tekst en wijzigt de citeertitel in Wet loonbelasting BES.
T (Artikel 37 van de Wet loonbelasting BES)
In artikel 37 van de Wet loonbelasting BES is de inwerkingtredingsbepaling opgenomen van de Landsverordening op de loonbelasting 1976. In dit voorstel van wet geldt een algemene inwerkingtredingsbepaling. Een specifieke inwerkingtredingsbepaling voor de loonbelasting is dan ook niet noodzakelijk. Hoofdstuk IIB, onder T, heeft dan ook tot gevolg dat artikel 37 vervalt.
Hoofdstuk IIC WET ALGEMENE OUDERDOMSVERZEKERING BES
Via deze nota van wijziging wordt artikel 26 van de AOV BES vervangen. Deze wijziging houdt verband met de wijziging van artikel 24A Wet inkomstenbelasting BES en is reeds bij laatstgenoemde wijziging uitgebreid toegelicht (zie artikelsgewijze toelichting op hoofdstuk IIA, onder Y). Met de wijziging van artikel 26 van de AOV BES wordt bewerkstelligd dat de loonbegrippen voor enerzijds de loon- en inkomstenbelasting en anderzijds de premieheffing voor de AOV aan elkaar gelijk zijn en wordt een gecombineerde heffing mogelijk maakt. De premieheffing volgt dezelfde systematiek als de loon- en inkomstenbelasting. Zowel de IB/LB als de AOV BES gaan uit van hetzelfde inkomen als heffingsgrondslag onderscheidenlijk premiegrondslag. Onder inkomen wordt verstaan de belastbare som, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting BES. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met de belastingvrije som en voor zover van toepassing de kindertoeslag, De premiegrondslag kent een maximum, genoemd in artikel 24A, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting BES. Indien het inkomen meer bedraagt dan dit maximum wordt over het meerdere geen premie geheven.
Dit betreft een technische verbetering van artikel 27 van de AOV BES.
Hoofdstuk IID WET ALGEMENE WEDUWEN- EN WEZENVERZEKERING BES
Via deze nota van wijziging wordt artikel 29 van de AWW BES vervangen. Deze wijziging houdt verband met de wijziging van artikel 24A Wet inkomstenbelasting BES en is reeds bij laatstgenoemde wijziging uitgebreid toegelicht (zie artikelsgewijze toelichting op hoofdstuk IIA, onder Y). Met de wijziging van artikel 29 van de AWW BES wordt bewerkstelligd dat de loonbegrippen voor enerzijds de loon- en inkomstenbelasting en anderzijds de premieheffing voor de AWW aan elkaar gelijk zijn en wordt een gecombineerde heffing mogelijk maakt. De premieheffing volgt dezelfde systematiek als de loon- en inkomstenbelasting. Zowel de IB/LB als de AWW BES (en overigens ook de AOV BES (zie hiervoor) en het Besluit Zorgverzekering BES) gaan uit van hetzelfde inkomen als heffingsgrondslag onderscheidenlijk premiegrondslag. Onder inkomen wordt verstaan de belastbare som, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting BES. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met de belastingvrije som en voor zover van toepassing de kindertoeslag. De premiegrondslag kent een maximum, genoemd in artikel 24A, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting BES. Indien het inkomen meer bedraagt dan dit maximum wordt over het meerdere geen premie geheven.
Kamerstukken II 2009/10, 31 959, nr. 7, blz. 20 tot en met 32, 70, 80 tot en met 83 alsmede 87 tot en met 97. Kamerstukken II 2009/10, 31 959, nr. 11, blz. 10, 11 en 37 en Kamerstukken II 2009/10, 31 959, nr. 18, blz. 4 en 7).