Gepubliceerd: 24 september 2010
Indiener(s): Jan Kees de Jager (minister financiƫn) (CDA)
Onderwerpen: belasting bestuur de nederlandse antillen en aruba financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32276-14.html
ID: 32276-14
Origineel: 32276-2

Nr. 14 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 september 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Hoofdstuk II wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel X, eerste lid, wordt «voor maximaal vijf jaar» vervangen door: voor maximaal vier jaar.

b. In artikel XI, derde lid, wordt «de artikelen 12, 16, 16A en 24, tweede, derde en vierde lid,» vervangen door: de artikelen 12, 16 en 16A.

2

Hoofdstuk IIA wordt als volgt gewijzigd:

a. Het in onderdeel X opgenomen artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. ten aanzien van binnenlandse belastingplichtigen: het belastbare inkomen verminderd met:

    • 1°. het zuivere bedrag van de voordelen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder 3°;

    • 2°. de belastingvrije som;

    • 3°. de kindertoeslag indien tot het huishouden van de belastingplichtige een kind behoort dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar niet heeft bereikt, en

    • 4°. de ouderentoeslag indien de belastingplichtige bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd heeft bereikt op grond waarvan hij ingevolge de Wet algemene ouderdomsverzekering BES in aanmerking zou komen voor een uitkering;.

2. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

4. De ouderentoeslag bedraagt USD 200.

b. Het in onderdeel Y opgenomen artikel 24A wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «door de belastbare som te vermenigvuldigen met een tarief van 30,4%» vervangen door: aan de hand van de navolgende tabel (tarieftabel):

Bij een belastbare som van meer dan

doch niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

-

250 000

-

30,4%

250 000

76 000

35,4%

2. Er lid worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 8. Indien in het belastbare inkomen persoonlijke lasten met betrekking tot een eigen woning als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, zijn begrepen en de belastbare som:

    • a. meer bedraagt dan het in de eerste kolom van de tabel in het eerste lid, vermelde bedrag, of

    • b. niet meer bedraagt dan het in de eerste kolom van de tabel in het eerste lid vermelde bedrag maar meer zou bedragen dan dat bedrag indien daarin de persoonlijke lasten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, niet zouden zijn begrepen;

    wordt in afwijking van het eerste lid de belasting op het belastbare inkomen bepaald met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 9. In gevallen als bedoeld in het achtste lid, onderdeel a, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen het met toepassing van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 5% van de persoonlijke lasten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 1°.

  • 10. In gevallen als bedoeld in het achtste lid, onderdeel b, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen het met toepassing van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 5% van het bedrag waarmee de belastbare som het in de eerste kolom van de tabel in het eerste lid vermelde bedrag te boven zou gaan indien daarin de persoonlijke lasten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, niet zouden zijn begrepen.

c. Na onderdeel Z wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Za

Na artikel 24B wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24C

Indien de belastingplichtige ook premieplichtig is voor de algemene ouderdomsverzekering BES of de algemene weduwen- en wezenverzekering BES of inkomensafhankelijke premie verschuldigd is ingevolge artikel 11 van het Besluit zorgverzekering BES, geschiedt de heffing van de belasting en premie door middel van één belastingaanslag en voor zover de heffing plaatsvindt bij wege van conserverende aanslag, door middel van één conserverende belastingaanslag. Hierbij zijn de regels die gelden voor de heffing en de invordering van de inkomstenbelasting van overeenkomstige toepassing. In dat geval wordt, indien artikel 8.22 van de Belastingwet BES toepassing vindt, die bepaling eenmaal toegepast.

3

Hoofdstuk IIB wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel G, onder 2, komt te luiden:

2. Het derde lid, onderdeel c, vervalt.

b. Onderdeel L wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder 1 wordt na de zinsnede «met dien verstande dat» ingevoegd: in afwijking van artikel 24A, eerste lid, het bedrag van de over de belastbare som, bedoeld in artikel 24, verschuldigde belasting wordt bepaald door de belastbare som te vermenigvuldigen met een tarief van 30,4%, en dat.

2. Onder 2 wordt «de belastingvrije som en de kindertoeslag» vervangen door: de belastingvrije som, de kindertoeslag en de ouderentoeslag.

c. In onderdeel M wordt «30,4%» vervangen door: 35,4%.

d. Aan het in onderdeel N opgenomen artikel 9A, eerste lid, worden drie volzinnen toegevoegd, luidende: Indien aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een hoger loon gebruikelijk is, wordt het loon gesteld op een zodanig bedrag dat het niet meer in belangrijke mate afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, met dien verstande dat – indien bij het lichaam of daarmee verbonden lichamen ook andere werknemers in dienst zijn – het niet lager wordt gesteld dan het hoogste loon van de overige werknemers. Ingeval aannemelijk is dat het loon, gelet op wat gebruikelijk is in het economische verkeer waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, op een lager bedrag behoort te worden gesteld dan het hoogste loon van de overige werknemers wordt het, in afwijking in zoverre van de vorige volzin, op een zodanig bedrag gesteld dat het niet meer in belangrijke mate afwijkt van hetgeen gebruikelijk is. Het loon wordt nimmer op een lager bedrag gesteld dan het bedrag ingevolge de eerste volzin.

e. Na onderdeel N wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Na

Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Voor zover ingevolge artikel 9A het loon hoger is dan het werkelijk genoten loon, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.

f. Na onderdeel O wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Oa

Na artikel 12 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12A

  • 1. Indien de werknemer ook premieplichtig is voor de algemene ouderdomsverzekering BES en de algemene weduwen- en wezenverzekering BES, geschiedt de heffing van de belasting en de premies voor deze volksverzekeringen in één bedrag dan wel in één percentage, met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de heffing en de invordering van de loonbelasting.

  • 2. Voor gevallen waarin het eerste lid toepassing vindt, worden, met overeenkomstige toepassing van artikel 8, derde lid, bij ministeriële regeling tabellen vastgesteld waarin telkens de belasting en de premies voor de algemene ouderdomsverzekering BES en de algemene weduwen- en wezenverzekering BES in één bedrag dan wel in één percentage worden opgenomen.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden voor daarbij aan te wijzen gevallen berekeningsvoorschriften vastgesteld aan de hand waarvan uit de in het tweede lid bedoelde tabellen het bedrag van de belasting wordt afgeleid.

Artikel 12B

  • 1. Indien ten aanzien van de werknemer ook premieplicht voor de werknemersverzekeringen bestaat, geschiedt de heffing van de premies voor de werknemersverzekeringen gelijktijdig met die van de belasting en geschiedt de afdracht van die premies en de belasting op één aangifte, een en ander met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de heffing en de invordering van de loonbelasting.

  • 2. Toerekening van een betaling op de aangifte, bedoeld in het eerste lid, geschiedt naar evenredigheid aan de belasting en aan de premies voor de werknemersverzekeringen.

Artikel 12C

  • 1. Indien de werknemer ook verzekeringsplichtig is in de zin van het Besluit zorgverzekering BES, geschiedt de heffing van de premie die verschuldigd is ingevolge het Besluit zorgverzekering BES gelijktijdig met die van de belasting en geschiedt de afdracht van die premie en de belasting op één aangifte, een en ander met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de heffing en de invordering van de loonbelasting.

  • 2. Toerekening van een betaling op de aangifte, bedoeld in het eerste lid, geschiedt naar evenredigheid aan de belasting en aan de ingevolge het Besluit Zorgverzekering BES verschuldigde premie.

Artikel 12D

Voor zover de belasting en de premies voor de volksverzekeringen, de premies voor de werknemersverzekeringen of de ingevolge het Besluit zorgverzekering BES verschuldigde premie gelijktijdig worden geheven en artikel 8.22, 8.23 of 8.26 van de Belastingwet BES toepassing vindt, wordt dat artikel slechts eenmaal toegepast, met dien verstande dat alsdan voor de toepassing van artikel 8.26, tweede lid, van Belastingwet BES wordt uitgegaan van het gezamenlijk gelijktijdig geheven bedrag.

4

Aan hoofdstuk IIC wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Artikel 58 vervalt.

5

Hoofdstuk IID wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef wordt vervangen door: De Wet Algemene weduwen- en wezenverzekering BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 29 komt te luiden:.

b. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

B

Artikel 52 vervalt.

6

Na hoofdstuk IID worden drie hoofdstukken ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIE CESSANTIAWET BES

Artikel 7 van de Cessantiawet BES wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «geïnd» vervangen door «geheven» en wordt «de hoofdstukken III en VI» vervangen door: hoofdstuk III.

2. In het derde lid vervalt «voor de werknemer».

HOOFDSTUK IIF WET ZIEKTEVERZEKERING BES

De Wet ziekteverzekering BES wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:

g. loon: het loon, bedoeld in de artikelen 6 en 9a van de Wet loonbelasting BES;.

B. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «geïnd» vervangen door «geheven» en wordt «de hoofdstukken III en VI» vervangen door: hoofdstuk III.

2. In het derde lid vervalt «voor de werknemer».

3. Het tiende lid vervalt.

HOOFDSTUK IIG WET ONGEVALLENVERZEKERING BES

In artikel 8, zesde lid, van de Wet ongevallenverzekering BES wordt «de hoofdstukken III en VI» vervangen door: hoofdstuk III.

Toelichting

Algemeen

Deze nota van wijziging bevat in de eerste plaats de wijzigingen naar aanleiding van de vragen tijdens de hoorzitting van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van 8 september 2010. Deze wijzigingen zijn opgenomen in onderdeel 1, onder a, onderdeel 2, onder a en b, en onderdeel 3, onder b en c.

In de tweede plaats zijn in onderdeel 3, onder d en e, enkele wijzigingen met betrekking tot de gebruikelijkloonregeling opgenomen. Deze wijzigingen beogen de belastingplichtigen en de uitvoering meer handvatten te geven bij de toepassing van de gebruikelijkloonregeling.

Voorts zijn in onderdeel 2, onder c, onderdeel 3, onder a en g, alsmede in de onderdelen 4 tot en met 6 enkele wijzigingen opgenomen die tot gevolg hebben dat inhoudingsplichtigen door middel van een aangifte de loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en de premie zorgverzekering aan de Belastingdienst kan afdragen. Daarnaast is geregeld dat de Belastingdienst in een aanslag de inkomstenbelasting, premies volksverzekeringen en het niet werkgeversdeel van de premie zorgverzekering kan opleggen.

Ten slotte worden in onderdeel 1, onder b, en onderdeel 3, onder b, enkele omissies hersteld. Met deze wijzigingen zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.

Onderdeelsgewijs

Onderdeel 1

Onder a (Hoofdstuk II, artikel X, van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES)

Via deze maatregel wordt een wijziging aangebracht in de in het wetsvoorstel opgenomen overgangsregeling voor penshonado’s. Op grond van de aanvankelijk in het wetsvoorstel opgenomen overgangsregeling zouden belastingplichtigen die direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel als penshonado worden aangemerkt, nog gedurende vijf jaar van die voordelen gebruik kunnen blijven maken. De lengte van de overgangsregeling wordt beperkt tot vier jaar. Deze wijziging houdt verband met de hierna toegelichte maatregel om voor belastingplichtigen met een belastbare som die hoger is dan USD 250 000 een toeslag van 5%-punt op het tarief van 30,4% te introduceren. De introductie van dit toptarief van 35,4% wordt hieronder toegelicht bij onderdeel 2, onder c.

Onder b (Hoofdstuk II, artikel XI, van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES)

Deze wijziging betreft een aanpassing van de tekst van hoofdstuk II, artikel XI. In dat artikel wordt in het kader van de overgangsregeling voor penshonado’s geregeld wat dient te worden verstaan onder buitenlands inkomen, waarop de voordelen van de penshonadoregeling van toepassing blijven. Het derde lid van dat artikel bevat een opsomming van enkele bepalingen uit de Wet inkomstenbelasting BES die niet van toepassing zijn op belastingplichtigen die gebruik maken van de overgangsregeling voor penshonado’s en die geen binnenlands inkomen genieten. Abusievelijk is in deze opsomming ook artikel 24, tweede, derde en vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES opgenomen. Dat zou ertoe leiden dat penshonado’s die onder de overgangsregeling vallen en die alleen buitenlands inkomen genieten, niet in aanmerking zouden kunnen komen voor de belastingvrije som en, indien van toepassing, de kinderkorting en de ouderenkorting. Dat effect is niet beoogd en wordt via deze nota van wijziging weggenomen.

Onderdeel 2

Onder a (Artikel 24 van de Wet inkomstenbelasting BES)

Deze wijziging betreft een herformulering van het eerste lid, onderdeel a, van artikel 24 van de Wet inkomstenbelasting BES. Deze wijziging vloeit voort uit de introductie van een ouderentoeslag van USD 200 voor belastingplichtigen die bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd hebben bereikt op grond waarvan zij in aanmerking komen voor een uitkering ingevolge de Algemene wet ouderdomsverzekering BES. De introductie van de ouderentoeslag komt tegemoet aan wensen die leven op de BES eilanden en levert voor de desbetreffende groep belastingplichtigen een positief effect op het besteedbaar inkomen op.

Omwille van de leesbaarheid van het eerste lid, onderdeel a, zijn de componenten waarmee voor binnenlands belastingplichtigen het belastbaar inkomen moet worden verminderd om de belastbare som te berekenen, te weten de aanmerkelijkbelangvoordelen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder 3°, van de Wet inkomstenbelasting BES, de belastingvrije som, de kindertoeslag en de ouderentoeslag, opgenomen onder onderscheidenlijk 1°, 2°, 3° en 4°.

Onder b (Artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES)

Via onderdeel 2, onder b, worden twee wijzigingen in artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES aangebracht.

De eerste wijziging bewerkstelligt dat voor belastingplichtigen met een belastbare som van meer dan USD 250 000 een toeslag van 5%-punt op het tarief van 30,4% wordt geïntroduceerd voor het deel van de belastbare som dat boven dat bedrag ligt. De introductie van het in dat geval resulterende toptarief van 35,4% komt enerzijds tegemoet aan gevoelens van rechtvaardigheid die leven op de BES eilanden en laat anderzijds het uitgangspunt intact dat op de BES eilanden voor zo veel mogelijk belastingplichtigen een zo eenvoudig mogelijke tariefstructuur moet gelden.

De tweede wijziging in artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES betreft de introductie van drie nieuwe artikelleden, waarin wordt geregeld dat rente van schulden en kosten van geldlening aangegaan ter verkrijging, onderhoud of verbetering van de eigen woning, alsmede de premies voor een aan die lening verbonden met de looptijd dalende overlijdensrisicoverzekering (hierna hypotheekrente) niet kan worden vergolden tegen het nieuwe toptarief van 35,4%. Dit leidt ertoe dat de hypotheekrente ter zake van de eigen woning die volgens het oorspronkelijke wetsvoorstel – dat op dit punt vergelijkbaar is met de huidige Nederlands-Antilliaanse Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 – aftrekbaar zou zijn, ook na deze wijziging aftrekbaar blijft tegen het oorspronkelijk voorgestelde tarief van 30,4%.

Deze maatregel is vormgegeven door via het nieuwe achtste, negende en tiende lid van artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES een correctie aan te brengen op de op grond van de in het eerste lid van genoemd artikel opgenomen tarieftabel te betalen belasting. Deze correctie bestaat uit het verhogen van de te betalen belasting met 5% van het bedrag van de op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, als persoonlijke lasten in aftrek gebrachte hypotheekrente voor zover deze zonder deze correctie tegen het tarief van 35,4% in aftrek zou zijn gebracht. Hiertoe bevat het achtste lid een bepaling waarin twee mogelijke situaties worden onderscheiden. In het negende en tiende lid is vervolgens geregeld hoe de beoogde belastingheffing in die situaties wordt bereikt.

Het achtste lid, onderdeel a, regelt de situatie dat de belastbare som hoger is dan de ondergrens van de tweede schijf (USD 250 000). Voor die situatie wordt in het voorgestelde negende lid geregeld dat het bedrag aan te betalen belasting dat wordt bepaald op de voet van de in het eerste lid opgenomen tarieftabel, wordt vermeerderd met 5% van de hypotheekrente ter zake van de eigen woning die als persoonlijke lasten in aanmerking is genomen. De werking van deze bepaling kan worden toegelicht aan de hand van het volgende voorbeeld.

Voorbeeld 1

De belastbare som bedraagt USD 300 000. Daarin zijn begrepen persoonlijke lasten ter zake van hypotheekrente eigen woning van USD € 15 000. De belastbare som is hoger dan de ondergrens van de tweede schijf (USD 250 000). In dat geval wordt de op de voet van de tabel verschuldigde belasting vermeerderd met 5% van de persoonlijke lasten met betrekking tot de eigen woning, ofwel USD 750. Hiermee wordt bereikt dat de aftrek die zonder deze correctie tegen het hoge tabeltarief van 35,4% zou zijn vergolden. na correctie tegen een tarief van 30,4% wordt vergolden.

Het voorgestelde achtste lid, onderdeel b, benoemt de tweede relevante situatie, namelijk de situatie dat de belastbare som lager is dan de ondergrens van de tweede schijf, maar hoger zou zijn dan dat bedrag indien de als persoonlijke lasten in aftrek gebrachte hypotheekrente niet op het belastbare inkomen in mindering zou zijn gebracht. In die gevallen zou de hypotheekrente ter zake van de eigen woning voor een gedeelte in aftrek komen tegen een tarief van 35,4% ingeval op dit punt geen correctie zou worden aangebracht. Op grond van het voorgestelde tiende lid wordt dan de op basis van de tarieftabel berekende belasting vermeerderd met 5% van de als persoonlijke lasten in aftrek gebrachte hypotheekrente ter zake van de eigen woning voor zover deze zonder correctie tegen het tarief van 35,4% in aftrek zou zijn gebracht. Ook hier kan een voorbeeld de werking van de bepaling verduidelijken.

Voorbeeld 2

De belastbare som bedraagt USD 245 000. Daarin zijn begrepen persoonlijke lasten ter zake van hypotheekrente eigen woning van USD € 15 000. Het bedrag waarmee de belastbare som de ondergrens van de tweede schijf te boven zou gaan indien daarin de persoonlijke lasten niet zouden zijn begrepen is dan (USD 245 000 + USD 15 000 – USD 250 000) = USD 10 000. Op grond van het tiende lid wordt de op de voet van de tarieftabel verschuldigde belasting in dat geval vermeerderd met (5 % van USD 10 000 =) USD 500. Hiermee wordt ook hier bereikt dat de aftrek die zonder deze correctie tegen het hoge tabeltarief van 35,4% zou zijn vergolden, na correctie tegen een tarief van 30,4% wordt vergolden.

Onder c (Artikel 24C van de Wet inkomstenbelasting BES)

Via deze wijziging wordt een nieuw artikel, artikel 24C, ingevoegd in de Wet inkomstenbelasting BES. De gezamenlijke heffing, die resulteert in een gecombineerd, vlak tarief van 30,4%, van inkomstenbelasting, premies volksverzekeringen en de door werknemers verschuldigde premie ingevolge het Besluit zorgverzekering BES, is een belangrijk kenmerk van het nieuwe, vereenvoudigde belastingstelsel voor de BES eilanden. De inkomstenbelasting wordt – door de Belastingdienst – geheven op grond van de Wet inkomstenbelasting BES. Via de Algemene ouderdomsverzekering BES, de Algemene weduwen- en wezenverzekering BES en via het Besluit zorgverzekering BES worden premies geheven. Er was echter nog niet vastgelegd dat ingeval een belastingplichtige tevens premieplichtig is voor de Algemene ouderdomsverzekering BES, de Algemene wezen- en wezenverzekering BES of ingevolge het Besluit zorgverzekering premie verschuldigd is, de inkomstenbelasting en deze premies via een gezamenlijke aanslag kunnen worden geheven. Via deze nota van wijziging wordt dit in het nieuwe artikel 24C van de Wet inkomstenbelasting BES vastgelegd. De tekst van artikel 24C van de Wet inkomstenbelasting BES is grotendeels gebaseerd op artikel 9.1, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, waarin voor Nederland de gecombineerde heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen is geregeld.

Onderdeel 3

Onder a (artikel 6 van de Wet loonbelasting BES)

Aangezien bij deze nota van wijziging de toeslagen, waarnaar in artikel 6, derde lid, onderdeel c, van de Wet loonbelasting BES wordt verwezen, vervallen in de Wet algemene ouderdomsverzekering BES respectievelijk de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES, wordt ook artikel 6, derde lid, onderdeel c, van de Wet loonbelasting BES geschrapt.

Onder b (artikel 8 van de Wet loonbelasting BES)

Onderdeel 3, onder b, bevat twee wijzigingen van artikel 8 van de Wet loonbelasting BES. De eerste wijziging bewerkstelligt dat de introductie van het toptarief van 35,4% in de inkomstenbelasting niet doorwerkt naar de loonbelasting. Deze wijziging komt tegemoet aan het advies van Actal over een eerdere versie van het amendement Neppérus (Kamerstukken II 2009/10, 32 276, nr. 10 Herdruk), waarbij Actal adviseerde het in dat amendement voorgestelde toptarief van 38% slechts in de inkomstenbelasting te introduceren. Op deze manier worden de administratieve lasten voor de inhoudingsplichtigen niet verhoogd. Per saldo resteert voor inhoudingsplichtigen dan ook het vlakke tarief van 30,4% (ook voor werknemers waarvan de belastbare som hoger dan USD 250 000 is).

De tweede wijziging houdt verband met de introductie van de ouderentoeslag. In het eerder voorgestelde artikel 8, tweede lid, van de Wet loonbelasting BES was geregeld dat de belastingplichtige de belastingvrije som en de kindertoeslag slechts bij één werkgever geldend kan maken. Door deze wijziging wordt de ouderentoeslag hieraan toegevoegd.

Onder c (artikel 9 van de Wet loonbelasting BES)

Deze wijziging houdt verband met de introductie van het nieuwe toptarief van 35,4% in de inkomstenbelasting. Het in artikel 9, eerste lid, van de Wet loonbelasting BES opgenomen anoniementarief beoogt het inhouden van een te laag bedrag aan loonbelasting ten aanzien van belastingplichtigen die zich niet bekend willen maken tegen te gaan. In verband daarmee wordt het anoniementarief afgestemd op het nieuwe toptarief van 35,4% in de inkomstenbelasting. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat bij de bepaling van de verschuldigde belasting met toepassing van het anoniementarief, geen rekening mag worden gehouden met de belastingvrije som, de kindertoeslag en de ouderentoeslag; de verschuldigde belasting bedraagt 35,4% van het loon.

Onder d (artikel 9A van de Wet loonbelasting BES)

Deze wijziging bevat een aanvulling van de tekst van artikel 9A van de Wet loonbelasting BES. In dat artikel is de zogenoemde gebruikelijkloonregeling opgenomen. In het eerste lid van dat artikel is onder meer bepaald dat het gebruikelijk loon ten minste wordt gesteld op USD 20 000. In de wettekst waren evenwel nog geen criteria opgenomen aan de hand waarvan zou kunnen worden beoordeeld in welk geval en tot welke hoogte het gebruikelijk loon door de inspecteur zou kunnen worden opgehoogd. Om de inspecteur een instrument te geven om het gebruikelijk loon in daartoe aanleiding gevende gevallen hoger vast te stellen dan USD 20 000, wordt via deze nota van wijziging een drietal volzinnen aan het eerste lid van artikel 9A van de Wet loonbelasting BES toegevoegd. Deze volzinnen zijn ontleend aan het eerste lid van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964, waarin de gebruikelijkloonregeling voor Nederland is opgenomen. De Nederlandse gebruikelijkloonregeling bevat eveneens een «ten minste» benadering waarbij het salaris van een directeur-grootaandeelhouder op basis van een vergelijking met soortgelijke dienstbetrekkingen, waarbij zonodig rekening kan worden gehouden met het hoogste loon van andere werknemers, zodanig kan worden verhoogd dat het niet langer in belangrijke mate afwijkt van hetgeen gebruikelijk is. Via deze nota van wijziging wordt bewerkstelligd dat deze benadering ook op de BES eilanden kan worden toegepast.

Onder e (artikel 10 van de Wet loonbelasting BES)

Deze wijziging betreft een aanvulling van artikel 10 van de Wet loonbelasting BES. Via een nieuw vijfde lid van genoemd artikel 10 wordt een genietingstijdstip opgenomen ter zake van de gebruikelijkloonregeling. Daarin wordt vastgelegd dat ingeval op grond van de gebruikelijkloonregeling een loon in aanmerking moet worden genomen dat hoger is dan het werkelijk genoten loon, het meerdere geacht wordt te zijn genoten aan het einde van het kalenderjaar of, ingeval de dienstbetrekking in de loop van het kalenderjaar is geëindigd, bij het einde van de dienstbetrekking. Deze bepaling is ontleend aan artikel 13a, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Onder f (artikelen 12A, 12B, 12C en 12D van de Wet loonbelasting BES)

Via deze wijziging worden vier nieuwe artikelen, de artikelen 12A, 12B, 12C en 12D, in de Wet loonbelasting BES ingevoegd. Deze nieuwe artikelen zijn nodig om het voor de Belastingdienst mogelijk te maken de loonbelasting gecombineerd te heffen met de premie volksverzekeringen, de premies voor de werknemersverzekeringen en de premie voor de zorgverzekering.

De artikelen 12A, 12B en 12C zijn gebaseerd op de artikelen 27b, 27c en 27d van de Wet op de loonbelasting 1964, waarin voor Nederland de gecombineerde heffing van loonbelasting en premie volksverzekeringen (artikel 27b), onderscheidenlijk premies werknemersverzekeringen (artikel 27c) en inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet (artikel 27d) is geregeld.

Artikel 12D van de Wet loonbelasting BES is gebaseerd op artikel 27da van de Wet op de loonbelasting 1964. In dat artikel wordt geregeld dat ingeval bij de gecombineerde heffing van loonbelasting en premies sprake is van een verzuim (te late aangifte of te late betaling) of van een vergrijp (opzet of grove schuld bij te late betaling) ter zake daarvan slechts éénmaal een, op het totale bedrag van de gecombineerde heffing gebaseerde, boete kan worden opgelegd.

Onderdelen 4 en 5

Op grond van artikel 58 van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES en artikel 52 van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES werd tot nu toe een compensatie door de werkgever betaald voor een deel van de door de verzekerde werknemer verschuldigde premie. Als gevolg van een gewijzigde systematiek van fiscale behandeling van de werknemer is in overleg met de Minister van SZW besloten dat deze compensatie niet meer nodig is. Deze artikelen worden in respectievelijk hoofdstuk IIC (onderdeel 4) en IID (onderdeel 5) van deze wet geschrapt om een overcompensatie te vermijden.

Onderdeel 6

In onderdeel 6 worden drie hoofdstukken ingevoegd na hoofdstuk IID van het onderhavige wetsvoorstel. Het gaat om de hoofdstukken IIE, IIF en IIG. In deze hoofdstukken zijn wijzigingen opgenomen in de Cessantiawet BES, respectievelijk de Wet ziekteverzekering BES en de Wet ongevallenverzekering BES.

Op grond van de wijzigingen van artikel 7, tweede lid, van de Cessantiawet BES; artikel 8, tweede lid, van de Wet ziekteverzekering BES en artikel 8, zesde lid, van de Wet ongevallenverzekering BES wordt voor de heffing van de premies werknemersverzekeringen voortaan uitsluitend verwezen naar hoofdstuk III van de Wet loonbelasting BES en niet meer naar hoofdstuk VI van de Wet loonbelasting BES. Hiermee wordt voorkomen dat bij de bepaling van de grondslag waarover de premies van de werknemersverzekeringen worden geheven, via toepassing van artikel 22 van hoofdstuk VI van de Wet loonbelasting BES, rekening wordt gehouden met een eventuele vermindering loonbelasting in verband met in aftrek toegelaten persoonlijke lasten op grond van een beschikking van de inspecteur. De werkgever betaalt de premie op basis van het loon, bedoeld in de artikelen 6 en 9a van de Wet loonbelasting BES.

Voorts worden in de Cessantiewet BES en de Wet ziekteverzekering BES nog enkele omissies herstel. In de eerste plaats is een wijziging van artikel 7, derde lid, van de Cessantiawet BES op genomen. De premie voor de Cessantiawet BES is ingevolge artikel 7, vijfde lid, van die wet verschuldigd door de werkgever. In het derde lid van dat artikel was abusievelijk nog verwezen naar de premieplicht van de werknemer. Deze omissie wordt hierbij hersteld.

In de tweede plaats wordt door middel van een wijziging van artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet ziekteverzekering BES het loonbegrip in die wet geharmoniseerd met het loonbegrip in de andere werknemersverzekeringen.

Ten slotte zijn wijzigingen opgenomen in artikel 8, derde en tiende lid, van de Wet ziekteverzekering BES. De premie voor de Wet ziekteverzekering BES is ingevolge artikel 8, zesde lid, van die wet verschuldigd door de werkgever. In het derde lid van dat artikel was abusievelijk nog verwezen naar de premieplicht van de werknemer. Deze omissie wordt hierbij hersteld. Aangezien de premie door de werkgever wordt betaald, wordt geen premie op het ziekengeld ingehouden zoals ten onrechte nog was bepaald in het tiende lid van het hiervoor genoemde artikel. Dit tiende lid wordt mitsdien geschrapt

De Minister van Financiën,

J. C. de Jager