Ontvangen 17 augustus 2010
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Hoofdstuk I wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen I en II vervallen.
B
Artikel III komt te luiden:
ARTIKEL III
Artikel 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «De bepalingen van deze wet gelden bij» vervangen door «De bepalingen van deze wet gelden in Nederland bij». Tevens wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: een en ander met uitzondering van de belastingen voor zover voor een belanghebbende na een door de inspecteur gedane uitspraak op bezwaar met betrekking tot deze belastingen beroep openstaat bij de Raad van Beroep voor belastingzaken, bedoeld in hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES.
2. In het tweede lid vervalt de zinsnede «met uitzondering van de belastingen voor zover voor een belanghebbende na een door de inspecteur gedane uitspraak op bezwaar met betrekking tot deze belastingen beroep openstaat bij de Raad van Beroep voor belastingzaken, bedoeld in paragraaf 2b van de Wet geldstelsel BES».
C
Artikel IV vervalt.
D
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A komt te luiden:
A. Artikel 2, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. rijksbelastingen: belastingen als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alsmede rechten bij invoer en rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 7:3 van de Algemene douanewet, die in Nederland worden geheven;.
2. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa. In artikel 5, eerste lid, wordt »van Nederland» vervangen door: van het Rijk.
3. Onderdeel B vervalt.
4. Onderdeel C komt te luiden:
C. In artikel 26, vijfde lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede «bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel d, 1°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,».
E
Artikel VII vervalt.
F
Artikel VIII, onderdeel B, komt te luiden:
B. Aan artikel 2.2, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is evenmin van toepassing indien de bedoelde persoon aannemelijk maakt dat hij op de BES eilanden als inwoner onderworpen is aan de Wet inkomstenbelasting BES.
G
Artikel VIII, onderdelen C tot en met L, vervallen.
H
Artikel IX wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel B vervalt.
2. Onderdeel C komt te luiden:
C. In artikel 11, eerste lid, aanhef, wordt «in de Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door: op Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden.
3. Onderdeel D vervalt.
I
De artikelen X tot en met XIII en artikel XIV, onderdelen C tot en met G en onderdeel I, vervallen.
2
Hoofdstuk II wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, tweede lid, wordt »artikel 1.2» vervangen door: artikel 1.3.
B
De artikelen II tot en met V vervallen.
C
In artikel VI wordt »hoofdstuk I, artikel III, onderdeel F,» vervangen door «artikel 37, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen». Voorts wordt »tijdstip van transitie» vervangen door: tijdstip van inwerkingtreding.
D
Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de in de hoofdstuk II, artikel II, eerste lid, onderdelen j tot en met n, bedoelde verordeningen» vervangen door: de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde in artikel 13b, eerste lid, onderdelen j tot en met n, van de Wet geldstelsel BES bedoelde verordeningen.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.
E
Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «de Landsverordening economische zones 2000» vervangen door: de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening economische zones 2000.
2. Het vierde lid vervalt.
F
Artikel IX, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. landsverordeningen: de verordeningen, bedoeld in artikel 13b, eerste lid, onderdelen d en e, van de Wet geldstelsel BES en de daarop gebaseerde regelingen alsmede de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde in artikel 13b, eerste lid, onderdelen d en e, van de Wet geldstelsel BES bedoelde verordeningen en de daarop gebaseerde, in die periode als ministeriële regelingen geldende, regelingen.
G
Artikel X wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «tijdstip van transitie» vervangen door «tijdstip van inwerkingtreding». Voorts wordt «de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943» vervangen door «de op basis van de Wet geldstelsel BES in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943». Ten slotte wordt «die Landsverordening» vervangen door: die op basis van de Wet geldstelsel BES in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening.
2. Het derde lid vervalt.
H
In artikel XII, eerste en tweede lid, wordt «tijdstip van transitie» telkens vervangen door «tijdstip van inwerkingtreding». Voorts wordt in het eerste en tweede lid «Landsverordening op de winstbelasting 1940» vervangen door: de op basis van de Wet geldstelsel BES in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de winstbelasting 1940.
I
Artikel XIII wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid, wordt «tijdstip van transitie» telkens vervangen door «tijdstip van inwerkingtreding» en wordt «de belastingaanslag» telkens vervangen door «de verschuldigde belasting». Voorts wordt in het eerste en tweede lid «de Landsverordening op de winstbelasting 1940» vervangen door «de op basis van de Wet geldstelsel BES in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de winstbelasting 1940».
2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «ingeval dein de eerste volzin» vervangen door: ingeval de in de eerste volzin.
J
De artikelen XIV en XV vervallen.
3
Hoofdstuk IIA wordt als volgt gewijzigd:
1. In het in onderdeel G, onder 1, opgenomen artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting BES wordt «aandeelbewijzen» vervangen door: aandeelbewijzen, daaronder begrepen hetgeen wordt uitgedeeld door een stichting of doelvermogen.
2. In onderdeel T wordt na de aanhef ingevoegd:
01. Het eerste lid, onderdeel a, vervalt.
3. Onderdeel U, onder 1, komt te luiden:
1. Het derde lid vervalt.
4. Onderdeel V komt te luiden:
V
Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid, onderdeel c, onder 3°, wordt «ingeval» vervangen door: ongeval.
2. In het vierde lid, wordt «onderdelen d,e en g» vervangen door: onderdelen e en g.
4
Na hoofdstuk IID wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK IIE Vervallen voorzieningen van overgangsrechtelijke aard in Wet geldstelsel BES
De paragrafen 2a, 2b, 2c, en 2d van de Wet geldstelsel BES vervallen.
Deze nota van wijziging houdt verband met de wens van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken de wetsvoorstellen Belastingwet BES (32 189), Douane- en Accijnswet BES (32 190) en Invoeringswet fiscaal stelsel BES (32 276) pas na de verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 9 juni jl. te behandelen1.
Het voorgaande kon het beste worden bereikt door bij nota van wijziging onderwerpen uit het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES te halen en bij nota van wijziging in te voegen in het wetsvoorstel Wet geldstelsel BES. Hiermee is het mogelijke gemaakt de behandeling van de wetsvoorstellen Belastingwet BES, Douane- en Accijnswet BES en (de resterende delen van de) Invoeringswet fiscaal stelsel BES na de verkiezingen van 9 juni jl. te laten plaatsvinden aangezien de inwerkingtredingsdatum voor laatstgenoemde drie wetsvoorstellen 1 januari 2011 zal zijn. De regering heeft het voornemen om deze nota’s van wijziging in te dienen kenbaar gemaakt in de brief van 27 april 2010 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2. Op deze manier worden twee vliegen in één klap geslagen. De wens van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken kan worden uitgevoerd zonder dat de door de regering in de hiervoor genoemde brief geuite onwenselijke bezwaren zich voor kunnen doen.
De nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet geldstelsel BES3 is bij brief van 10 mei 2010 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties4 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden. Na een debat op 12 mei 2010 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met het wetsvoorstel Wet geldstelsel BES (inclusief de nota van wijziging met daarin de noodzakelijke fiscale maatregelen). Door middel van de onderhavige nota van wijziging worden de – als het ware – van het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES naar het wetsvoorstel Wet geldstelsel BES overgehevelde onderdelen uit het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES gehaald.
Onderdeel 1 (wijzigingen in hoofdstuk I van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES)
Ter zake van de overheveling van de aanpassingen van in de in Europa gelegen deel van het Koninkrijk geldende wetgeving (hierna: Nederlandse wetgeving) naar het wetsvoorstel Wet geldstelsel BES vervallen in hoofdstuk I de artikelen I, II, IV, V, onderdeel B, VII, VIII, onderdelen C tot en met L, IX, onderdelen B en D, X tot en met XIII en XIV, onderdelen C tot en met G en I, van het onderhavige wetsvoorstel. De wijzigingen in onderdeel 1, onder A, C, derde lid, E, G, H, eerste en derde lid, en I, van deze nota van wijziging bewerkstelligen dit. Deze wijzigingen worden niet verder toegelicht.
De in deze nota van wijziging opgenomen wijzigingen in onderdeel 1, onder B, D, eerste, tweede en vierde lid, F en H, tweede lid, behoeven een nadere toelichting.
Onder B (wijzigingen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen)
In hoofdstuk I wordt artikel III van het onderhavige wetsvoorstel gewijzigd. Dit artikel bevat de wijzigingen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) als gevolg van de ontmanteling van het land Nederlandse Antillen. De onderdelen B tot en met M van hoofdstuk I, artikel III, kunnen vanwege de overheveling van de Nederlandse wetgeving naar het wetsvoorstel Wet geldstelsel BES vervallen.
In het wetsvoorstel Wet geldstelsel BES (dat per 10 oktober 2010 in werking zal treden, voorafgaand aan het onderhavige wetsvoorstel) is abusievelijk een wijziging in het tweede lid van artikel 1 van de Awr opgenomen. Hierdoor zou twijfel kunnen ontstaan over de vraag of de belastingen die op grond van de Belastingwet BES, de Douane- en Accijnswet BES, de Wet inkomstenbelasting BES en de Wet loonbelasting BES worden geheven ook rijksbelastingen zijn. Deze onzekerheid is echter niet beoogd. Met de in de Wet geldstelsel BES opgenomen wijziging van artikel 1 van de Awr werd enkel beoogd zeker te stellen dat de Awr niet ziet op de belastingen die op grond van voornoemde wetten worden geheven. Door de «overheveling» van de betreffende zinsnede van het tweede lid naar het eerste lid wordt dit wel goed tot uitdrukking gebracht zonder afbreuk te doen aan het feit dat de belastingen die op grond van die wetten worden geheven daadwerkelijk rijksbelastingen zijn. Feitelijk betreft deze wijziging het herstel van een omissie. Er is dan ook geen inhoudelijke wijziging beoogd.
Voorts wordt de verwijzing naar de Raad van Beroep voor belastingzaken geactualiseerd. Immers, na inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel wordt de Raad van Beroep voor belastingzaken niet meer geregeld in paragraaf 2b van de Wet geldstelsel BES maar in hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES. Paragraaf 2b van de Wet geldstelsel BES vervalt bij de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel.
Onder D, eerste, tweede en vierde lid (wijzigingen in de Invorderingswet 1990)
In onderdeel 1, onder D, wordt hoofdstuk I, artikel V, van het onderhavige wetsvoorstel gewijzigd. Hoofdstuk I, artikel V, bevat de wijzigingen in de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) als gevolg van de ontmanteling van de Nederlandse Antillen. De oorspronkelijk in het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES opgenomen wijzigingen zijn allen overgeheveld naar de Wet geldstelsel BES en staan – na deze nota van wijziging – niet meer in het onderhavige wetsvoorstel. Desalniettemin resteren na deze nota van wijziging nog drie additionele wijzigingen in de IW 1990.
Allereerst wordt van de gelegenheid gebruikt gemaakt om een verwijzing in de IW 1990 aan te passen (onderdeel 1, onder D, eerste lid, van deze nota van wijziging). De verwijzing in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de IW 1990 (zoals deze geldt na de in de Wet geldstelsel BES opgenomen wijziging van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van IW 1990) wordt aangepast aan de hiervoor beschreven wijziging in artikel 1 van de Awr. Op deze manier wordt buiten twijfel gesteld dat net als de Awr ook de IW 1990 niet ziet op de belastingen die worden geheven op grond van de Belastingwet BES, de Douane- en Accijnswet BES, de Wet inkomstenbelasting BES en de Wet loonbelasting BES.
In de tweede plaats wordt na hoofdstuk I, artikel V, onderdeel A, een nieuw onderdeel (onderdeel Aa) ingevoegd (onderdeel 1, onder D, tweede lid, van deze nota van wijziging). In dat onderdeel Aa wordt artikel 5 van de IW 1990 gewijzigd. Deze wijziging hangt samen met de in de Wet geldstelsel BES opgenomen wijziging van artikel 3 van de Awr. In artikel 3 van de Awr is bepaald dat de competentie van de rijksbelastingdienst zich over het gehele Rijk (dus Nederland en de BES eilanden) uitstrekt. Dit is in de Wet geldstelsel BES abusievelijk niet doorgevoerd in artikel 5 van de IW 1990. Dat wordt in onderdeel 1, onder B, tweede lid, van deze nota van wijziging alsnog gedaan, waardoor de directeur en de ontvangers ook bevoegd zijn op de BES eilanden.
Ten slotte komt een incorrecte verwijzing te vervallen (onderdeel 1, onder D, vierde lid). In artikel 26, vijfde lid, onderdeel b, van de IW 1990 wordt als gevolg van een in de Wet geldstelsel BES opgenomen wijziging voor het begrip Rijk terugverwezen naar de Awr, terwijl de IW 1990 een eigen – gelijkluidende – definitie voor het begrip Rijk kent. Deze verwijzing kan derhalve vervallen.
Onder F (wijziging in de Wet inkomstenbelasting 2001)
In onderdeel I, onder F, wordt hoofdstuk I, artikel VIII, onderdeel B, van het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES gewijzigd. In hoofdstuk I, artikel VIII, onderdeel B, wordt artikel 2.2, eerste lid, van de Wet IB 2001 gewijzigd. In de oorspronkelijke bepaling van hoofdstuk I, artikel VIII, onderdeel B, wordt artikel 2.2, eerste lid, van de Wet IB 2001 op twee plaatsen gewijzigd. Omdat in artikel 13m, onderdeel B, van het wetsvoorstel Wet geldstelsel BES de eerste wijziging van de oorspronkelijke bepaling in hoofdstuk I, artikel VIII, onderdeel B, is opgenomen, dient in dit wetsvoorstel enkel nog de tweede wijziging te blijven bestaan. Deze tweede wijziging heeft tot gevolg dat aan het eerste lid een nieuwe volzin wordt toegevoegd. Vanwege het feit dat de oorspronkelijke aanhef niet meer accuraat is, is eenvoudhalve een nieuwe aanhef gemaakt waarna vervolgens de (oorspronkelijk) tweede wijziging van artikel 2.2, eerste lid, van de Wet IB 2001 in zijn geheel is uitgeschreven zonder hierbij een wijziging in de tekst van de nieuwe tweede volzin van artikel 2.2, eerste lid, van de Wet IB 2001 aan te brengen. Met de in onderdeel I, onder F, opgenomen wijziging is dan ook geen inhoudelijke wijziging beoogd.
Onder H, tweede lid (wijzigingen in de Wet op de dividendbelasting 1965)
In onderdeel 1, onder H, tweede lid, wordt een wijziging aangebracht in de aanhef van artikel 11 van de Wet op de dividendbelasting 1965. Via deze wijziging wordt de zinsnede «in de Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door «op Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden». Deze wijziging vloeit voort uit een onjuiste formulering in artikel 13r, onderdeel B, van het thans bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel Wet geldstelsel BES (Kamerstukken II 2009/10, 32 217).
Na deze nota van wijziging bestaat hoofdstuk I van het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES enkel nog uit de hierboven beschreven wijzigingen alsmede de oorspronkelijk ook al in het wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van de Nederlandse wetgeving waar in de voorgestelde wettekst wordt verwezen naar de Belastingwet BES, de Wet inkomstenbelasting BES, de Wet loonbelasting BES of Douane- en Accijnswet BES. Deze oorspronkelijke wijzigingen zijn opgenomen in artikel VI (wijziging Kostenwet invordering rijksbelastingen), artikel VIII, onderdelen A en (ten dele) B (wijzigingen Wet inkomstenbelasting 2001), artikel IX, onderdeel A (wijziging Wet op de dividendbelasting 1965), artikel XIV, onderdeel A, (en de met elkaar samenhangende onderdelen) B en H (wijzigingen Wet op de vennootschapsbelasting 1969).
Onderdeel 2 (wijzigingen in Hoofdstuk II)
Allereerst wordt in onderdeel 2, onder A, van deze tweede nota van wijziging een omissie in hoofdstuk II, artikel I, tweede lid, van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES hersteld. Tevens wordt in onderdeel 2, onder I, tweede lid, van deze tweede nota van wijziging een omissie in hoofdstuk II, artikel XIII, tweede lid, van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES hersteld.
Voorts worden ter zake van de overheveling van het noodzakelijke overgangsrecht naar het wetsvoorstel Wet geldstelsel BES enkele aanpassingen in hoofdstuk II voorgesteld. Deze aanpassingen zijn noodzakelijk omdat het onderhavige wetsvoorstel pas op 1 januari 2011 in werking moet treden in plaats van de transitiedatum (10 oktober 2010). Hierdoor ziet het overgangsrecht in dit wetsvoorstel niet meer – zoals oorspronkelijk beoogd – op de overgang per transitiedatum. Overigens voorzag het onderhavige wetsvoorstel ook in specifiek overgangsrecht voor de mogelijkheid dat de transitiedatum niet op 1 januari van enig jaar is gelegen. In dat geval voorzag het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES in overgangsrecht op twee momenten, te weten:
a) per transitiedatum (voor de overgang van het Nederlands-Antilliaanse fiscale stelsel naar het tijdelijke fiscale stelsel onder Nederlands recht waarin het Nederlands-Antilliaanse fiscale stelsel als Nederlandse wetgeving wordt gecontinueerd; en
b) per 1 januari volgend op de transitiedatum (voor de overgang van het tijdelijke fiscale stelsel waarin het Nederlands-Antilliaanse fiscale stelsel als Nederlandse wetgeving wordt gecontinueerd naar het toekomstige fiscale stelsel op grond van de wetsvoorstellen Belastingwet BES en Douane- en Accijnswet BES).
Omdat de transitiedatum (10 oktober 2010) bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel (1 januari 2011) in het verleden ligt en op grond van het wetsvoorstel Wet geldstelsel vanaf de transitiedatum het Nederlands-Antilliaanse fiscale stelsel als Nederlandse wetgeving tijdelijk wordt gecontinueerd, hoeft dit wetsvoorstel alleen maar te voorzien in overgangsrecht ter zake van de overgang van het tijdelijke fiscale stelsel waarin het Nederlands-Antilliaanse fiscale stelsel als Nederlandse wetgeving wordt gecontinueerd naar het toekomstige fiscale stelsel op grond van de wetsvoorstellen Belastingwet BES en Douane- en Accijnswet BES. Vanwege het voorgaande kunnen in hoofdstuk II de artikelen II tot en met V van het onderhavige wetsvoorstel vervallen (onderdeel 2, onder B) en worden in hetzelfde hoofdstuk de artikelen VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIII, aangepast (onderdeel 2, onder C tot en met I) door het begrip «tijdstip van transitie» steeds te vervangen door «tijdstip van inwerkingtreding». Ook worden de verwijzingen naar de Nederlands-Antilliaanse landsverordeningen vervangen door verwijzingen naar in de overgangsperiode als Nederlandse wet van toepassing zijnde landsverordeningen.
Ten slotte wordt in onderdeel 2, onder J, opgenomen dat in hoofdstuk II de artikelen XIV en XV vervallen.
In de winstsfeer wordt op het moment direct voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding een eindafrekening geconstateerd op basis van de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de winstbelasting 19405. Immers, vanwege het achterwege laten van de traditionele winstbelasting zoals is opgenomen in het wetsvoorstel Belastingwet BES houdt de belastingplichtige voor de winstbelasting op het moment voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding op belastbare winst te genieten. Het voorgaande leidt er dan ook toe dat in het onderhavige wetsvoorstel (in hoofdstuk II, artikelen XIII en XIV) op het tijdstip van inwerkingtreding in overgangsrecht is voorzien ter zake van de eindafrekening in de winstsfeer. Deze nota van wijziging brengt hierin geen wijziging aan. Wel is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in het eerste en tweede lid van hoofdstuk II, artikel XIII, een technische wijziging aan te brengen. Omdat ter zake van de winstbelasting geen aanslag wordt opgelegd is in genoemde leden «de belastingaanslag» vervangen door «de verschuldigde belasting».
De oorspronkelijk voorziene overgangsregeling op het tijdstip van transitie ter zake van de eindafrekening in de winstsfeer wordt daarentegen niet «overgeheveld» naar het wetsvoorstel Wet geldstelsel BES. Ook bevat het onderhavige wetsvoorstel als gevolg van deze nota van wijziging geen overgangsregeling meer op het tijdstip van transitie. Het onderhavige wetsvoorstel is op het tijdstip van transitie naar alle waarschijnlijkheid nog niet is afgerond. Desalniettemin brengt het voorgaande niet met zich dat een belanghebbende op het tijdstip van transitie tegen de eindafrekening in de winstsfeer aanloopt. Na 10 oktober 2010 wordt immers dezelfde landsverordening gedurende de overgangsperiode ongewijzigd voortgezet, zij het dat deze landsverordening na 10 oktober 2010 wordt aangemerkt als Nederlandse wet. Dit betekent dat de oorspronkelijke boekwaarden zoals deze luiden op het moment direct voorafgaand aan het tijdstip van transitie voor toepassing van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 geruisloos overgaan en het startpunt zijn op het moment direct volgend op het tijdstip van transitie voor toepassing van de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de winstbelasting 1940. Op het tijdstip van transitie is dan ook – anders dan oorspronkelijk was voorzien – geen specifieke wettelijke regeling noodzakelijk, waardoor artikel XIV in zijn geheel kan komen te vervallen.
De oorspronkelijk voorziene overgangsregeling ter zake van de eindafrekening in de aanmerkelijkbelangsfeer wordt niet «overgeheveld» naar het wetsvoorstel Wet geldstelsel noch wordt deze overgangsregeling gehandhaafd in het onderhavige wetsvoorstel. Immers, na 10 oktober 2010 wordt dezelfde landsverordening gedurende de overgangsperiode ongewijzigd voortgezet, zij het dat deze landsverordening na 10 oktober 2010 wordt aangemerkt als Nederlandse wet. En na 1 januari 2011 wordt die in de overgangsperiode als Nederlandse wet van toepassing zijnde landsverordening met enkele wijzigingen (maar niet in het aanmerkelijkbelangregime) omgezet in de Wet inkomstenbelasting BES. Dit betekent dat de oorspronkelijke verkrijgingsprijs op beide momenten geruisloos overgaat naar het daaropvolgende aanmerkelijkbelangregime. Op het tijdstip van transitie en het tijdstip van inwerkingtreding is dan ook – anders dan oorspronkelijk was voorzien – geen specifiek wettelijke regeling noodzakelijk, waardoor artikel XV in zijn geheel kan komen te vervallen.
Onderdeel 3 (wijzigingen van hoofdstuk IIA)
In onderdeel 3 worden enkele technische wijzigingen aangebracht in hoofdstuk IIA, waarin aanpassingen van de Wet inkomstenbelasting BES zijn opgenomen. Deze wijzigingen hebben geen inhoudelijke betekenis. De wijziging onder 1 betreft artikel 5 van de Wet inkomstenbelasting BES. In dat artikel wordt de opbrengst van roerend kapitaal beschreven, waarbij in de onderdelen a tot en met h van dat artikel enkele voorbeelden van opbrengsten van roerend kapitaal zijn opgenomen. Ter voorkoming van eventuele misverstanden wordt aan het in onderdeel b opgenomen voorbeeld dat dividenden en rente van aandeelbewijzen tot de opbrengst van roerend kapitaal dienen te worden gerekend toegevoegd dat hetgeen wordt uitgedeeld door een stichting of doelvermogen, daar ook toe gerekend dient te worden; dergelijke uitdelingen worden immers tevens – voor zover de stichting of het doelvermogen op de BES eilanden is gevestigd – tot de grondslag van de opbrengstbelasting gerekend.
De wijzigingen in de artikelen 17 (onderdeel T) en 18 (onderdeel U) van de Wet inkomstenbelasting BES hangen samen met de introductie van de vastgoedheffing. Buitenlands belastingplichtigen betalen in het nieuwe fiscale stelsel voor de BES eilanden voortaan vastgoedbelasting over hun in de BES eilanden gelegen onroerende zaken. Deze vastgoedbelasting komt in de plaats van de inkomstenbelasting over (de opbrengsten uit) deze onroerende zaken. Abusievelijk waren de opbrengsten van onroerende zaken van buitenlands belastingplichtigen nog niet uit de grondslag van de buitenlandse belastingplicht verwijderd, waardoor buitenlands belastingplichtigen naast de vastgoedbelasting ook nog inkomstenbelasting zouden moeten (blijven) betalen. Dat is niet de bedoeling. De wijzigingen onder 2 en 3 van onderdeel 3 strekken ertoe deze onjuistheid te herstellen.
De wijziging onder 4 heeft betrekking op het herstellen van een verschrijving in de oorspronkelijke tekst van artikel 20 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943. In die tekst was abusievelijk het woord ingeval opgenomen, terwijl dit ongeval moest zijn. De eerste wijziging van artikel 20 herstelt deze verschrijving. De tweede wijziging van artikel 20 was al in een eerder stadium in dit wetsvoorstel opgenomen. Wel is voor laatstgenoemde wijziging nu de onderdeelsaanduiding 2 geplaatst.
Onderdeel 4 (introductie van hoofdstuk IIE)
In onderdeel 4 wordt na hoofdstuk IID van het onderhavige wetsvoorstel een nieuw hoofdstuk IIE ingevoegd. Dit hoofdstuk bevat slechts één bepaling, waardoor de tijdelijke maatregelen die zijn opgenomen in de nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet geldstelsel BES kunnen vervallen. Deze bepaling wordt gebruikt om na afloop van de overgangsperiode de Wet geldstelsel BES «op te schonen». Nadat de paragrafen 2a tot en met 2d zijn komen te vervallen, resteert weer een wet die overeenkomt met het wetsvoorstel zoals dat luidde voor de indiening van de nota van wijziging.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager