Vastgesteld 10 februari 2010
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
I ALGEMEEN DEEL 1
1. Inleiding 1
2. Inhoud wetsvoorstel 2
2.1 Algemeen 2
2.2 Verduidelijking met betrekking tot de 3 uit 6-maatregel 2
2.3 Het niet indexeren van normbedragen 3
2.4 De aanvullende beurs in het hoger onderwijs na de eerste vijf maanden als prestatiebeurs 4
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van Wet Studiefinanciering en de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met onder meer niet-indexering normbedragen voor 2011 en 2102 en aanpassing aanvullende beurs. Aangezien ieder ministerie een bijdrage aan de reductie van het financieringstekort moest leveren, dus ook het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, kunnen deze leden instemmen met de voorgestelde crisismaatregelen, zoals de niet-indexering voor de jaren 2011 en 2012 en de gelijktrekking van de termijnen voor de aanvullende beurs aan de basisbeurs voor de omzetting van een gift in een lening.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij beseffen dat dit voortvloeit uit de noodzaak van bezuinigingen binnen het kader van het pakket crisismaatregelen en dat bezuinigen niet altijd makkelijk is.
De leden van de SP-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Met dit wetsvoorstel probeert de regering een deel van de kosten van de economische crisis te laten betalen door studenten, scholieren en ouders van scholieren. Deze leden vinden dit onacceptabel. Deze mensen hebben immers geen schuld aan de economische crisis. De leden vragen of de regering deze opvatting deelt. Daarnaast is het naar hun mening onverstandig te bezuinigen op de toegankelijkheid van het onderwijs. Juist goed en toegankelijk onderwijs is een goede manier om uit een economische crisis te komen. Een goed opgeleide bevolking kan de economie de impuls geven die dit land nodig heeft. Deelt de regering deze mening, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met onder meer niet-indexering normbedragen voor 2011 en 2012 en aanpassing aanvullende beurs.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel hetgeen beoogt de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten te wijzigen in verband met onder meer niet-indexering van de normbedragen voor 2011 en 2012 en de aanpassing van de aanvullende beurs. Deze leden onderkennen de noodzaak van het pakket van crisismaatregelen om het overheidstekort terug te dringen. De doelstelling van het wetsvoorstel is beperking van de WSF 2000- en WTOS-uitgaven zonder dat de toegankelijkheid van het onderwijs in het geding komt. Deze leden onderschrijven dit streven. Zij zien in deze fase van de behandeling geen aanleiding tot het stellen van nadere vragen.
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel een student over 2011 en 2012 minder ontvangt aan studiefinanciering wanneer dit wetsvoorstel zou worden aangenomen. Hoeveel ontvangen ouders van een mbo-deelnemer over 2011 en 2012 minder aan tegemoetkoming schoolkosten en basistoelage wanneer zij hier maximaal recht op hebben, wanneer dit wetsvoorstel zou worden aangenomen, zo vragen deze leden. Hoeveel ontvangt een meerderjarige scholier over 2011 en 2012 minder aan tegemoetkoming schoolkosten, wanneer dit wetsvoorstel wordt aangenomen? Tevens vragen deze leden hoeveel een student aan de lerarenopleiding over 2011 en 2012 minder ontvangt aan tegemoetkoming schoolkosten, wanneer dit wetsvoorstel zou worden aangenomen. Hoeveel ontvangt een scholier deeltijd voortgezet of deeltijd volwassenenonderwijs onderwijs over 2011 en 2012 minder aan tegemoetkoming schoolkosten, wanneer dit wetsvoorstel zou worden aangenomen, zo vragen de leden.
2.2 Verduidelijking met betrekking tot 3 uit 6-maatregel
De leden van de CDA-fractie kunnen instemmen met de verduidelijking van de 3 uit 6-maatregel voor de meeneembare studiefinanciering. Ze menen dat deze verduidelijking overeenkomt met de oorspronkelijke doelstellingen van de wet. Wel zijn deze leden benieuwd of andere EU-lidstaten vergelijkbare voorzieningen hebben getroffen. En als dat nog niet het geval is, of de regering deze zaak formeel aan de orde zou willen stellen in Brussel? Wat is de laatste informatie uit Brussel over de Europese houdbaarheid van deze maatregel?
De leden van de PvdA-fractie hechten aan de mogelijkheid van meeneembare studiefinanciering omdat deze het beter mogelijk maakt dat jongeren hoger onderwijs volgen in het buitenland. Tegelijkertijd begrijpen zij dat het niet de bedoeling kan zijn dat studenten uit andere EU-landen die geen enkele band hebben met Nederland, Nederlandse studiefinanciering aanwenden om hun opleiding buiten Nederland te kunnen volgen. De 3 uit 6-maatregel is bedoeld om dit te voorkómen. Deze leden zijn tevreden dat de maatregel zo wordt toegepast dat studenten ná afronding van hun bachelorfase, ook in het buitenland hun masterfase kunnen afronden. Natuurlijk is er niets op tegen als studenten na een bachelorfase in het buitenland de masterfase willen volgen aan een Nederlandse hoger onderwijsinstelling, maar er is geen reden om studenten die hun studie in hun masterfase willen voortzetten aan een buitenlandse instelling voor hoger onderwijs, de pas af te snijden. Deze leden waarderen dat de onduidelijkheid nu uit de wereld worden geholpen. De bezwaren tegen de maatregel van de Vereniging voor Grensarbeiders zijn nu onder de rechter. Deze leden vrezen dat een eventueel oordeel van het Europese Hof voor Justitie dat de bezwaarmakers in het gelijk zou stellen, de hele meeneembare studiefinanciering in gevaar brengt. Daarom hopen zij dat dit niet gebeurt en de regering in het gelijk wordt gesteld.
Het verheugt de leden van de VVD-fractie dat de regering in dit wetsvoorstel een oplossing biedt voor de kwalijke uitwerking van de 3 uit 6-maatregel in het kader van de meeneembare studiefinanciering. De onvolkomenheid dat een student – na een bacheloropleiding buiten Nederland te hebben gevolgd – op een andere plaats (of in een ander land) dan waar die bacheloropleiding wordt gegeven een masteropleiding zou willen volgen, en daarvoor geen studiefinanciering zou ontvangen, wordt hiermee terecht verholpen.
2.3 Het niet indexeren van normbedragen
De leden van de PvdA-fractie menen dat de maatregelen om de normbedragen in 2011 en 2012 niet te indexeren en de aanvullende beurs na de eerste vijf maanden te brengen onder het prestatiebeurs-regime, kunnen worden beschouwd als lichte ingrepen. In deze zin kunnen deze leden instemmen met het onderhavige wetsvoorstel. Zij vinden het studiefinancieringsstelsel vooral van belang voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor jongeren uit minder draagkrachtige milieus. Materieel betekent de maatregel om de normbedragen niet te indexeren dat de studiefinanciering voor studenten de komende twee jaar achteruit gaat met de inflatie. Bij de beperkte inflatie van dit moment, wordt hiermee slechts een beperkte bijdrage van de studenten gevraagd.
De leden van de VVD-fractie constateren dat met dit wetsvoorstel de normbedragen in de WSF 2000 en in de WTOS voor de jaren 2011 en 2012 niet worden geïndexeerd. Zij achten dit begrijpelijk in het licht van de economische recessie en de problematische situatie waarin de rijksfinanciën zich bevinden. Echter, deze leden vinden dat bezuinigingen op overdrachtsuitgaven in het hoger onderwijs onwenselijk zijn als de opbrengsten niet in de kwaliteit van het onderwijs worden geïnvesteerd. Het niet indexeren van de studiefinanciering zou wat deze leden betreft een opmaat moeten zijn naar de invoering van een sociaal leenstelsel, waarbij de opbrengsten ten goede zouden moeten komen aan kwaliteitverbetering. Juist in zware economische tijden moet men investeren in het onderwijs om aan de kenniseconomie te kunnen blijven bouwen en uiteindelijk sterker uit de crisis te komen. Deze leden vragen wat de geschatte consumentenprijsindex in 2011 en 2012 is. Wat is de gemiddelde hoogte van het bedrag dat een student ten gevolge van dit wetsvoorstel niet ontvangt, terwijl hij dit bij indexering wel zou hebben gekregen, zo vragen zij. Kan eenzelfde inschatting gemaakt worden voor de WTOS? Hoeveel geld moet in totaal alsnog worden uitgekeerd in 2010, dat als gevolg van een fout bij de vaststelling van de vrije voet in 2009 onterecht niet aan studenten is uitgekeerd, zo vragen deze leden.
2.4 De aanvullende beurs in het hoger onderwijs na de eerste vijf maanden als prestatiebeurs
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven hoeveel studenten gevolgen zullen ondervinden van de gelijktrekking van de termijnen voor de aanvullende beurs aan de basisbeurs voor de omzetting van een gift in een lening.
De leden van de PvdA-fractie kunnen ook instemmen met de invoering van het prestatiebeurs-regime voor de aanvullende beurs na de eerst vijf maanden. Zij vinden dat het redelijk is om te verwachten dat studenten binnen een termijn van vijf maanden kunnen ontdekken of zij een opleiding hebben gekozen die hen bij nader inzien niet bevalt en zij hun studie staken. Dit regime wordt gelijkgetrokken met het regime van de basisbeurs. Daarna mag gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de aanvullende beurs afhankelijk worden gesteld van een onvoldoende voortgang in de studie.
De leden van de SP-fractie vragen wat de logica is achter de maatregel rond de aanvullende beurs. Waarom is momenteel voor studenten met aanvullende beurs geregeld dat wanneer zij binnen een jaar stoppen met hun studie, zij niet hoeven terug te betalen, terwijl voor andere studenten een termijn geldt van vijf maanden, zo vragen zij. Waarom wordt de maatregel rond de aanvullende beurs voorgesteld en hoeveel levert het op, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie vragen of er nog een andere overweging is om de aanvullende beurs na de eerste vijf maanden onderdeel van de prestatiebeurs te maken, anders dan dat het een besparing voor de rijksbegroting oplevert. Waarom is er niet voor gekozen om de aanvullende beurs volledig prestatieafhankelijk te maken vanaf de eerste maand, tenzij men na vijf maanden besluit te stoppen met de studie, zo vragen zij.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Remkes (VVD), De Vries (CDA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Leerdam (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Pechtold (D66), Besselink (PvdA), Dibi (GL), Biskop (CDA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Bosma (PVV), Langkamp (SP), Van Dijk (SP), Anker (CU), Smits (SP) en Harbers (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Miltenburg (VVD), Uitslag (CDA), Vacature (PvdA), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Timmer (PvdA), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Elias (VVD), Van Dam (PvdA), Van der Ham (D66), Bouchibti (PvdA), Peters (GL), Jonker (CDA), Gesthuizen (SP), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Ortega-Martijn (CU), Gerkens (SP) en Ten Broeke (VVD).