Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 11 december 2009, aangeboden aan de Koningin door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 16 oktober 2009, nr. 09.002888, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 21 oktober 2009, nr. W05.09.0403/I, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het marken van inhoudelijke opmerkingen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele technische wijzigingen in het wetsvoorstel door te voeren. De normbedragen van de artikelen van de Wet studiefinanciering 2000 die vermeld zijn in artikel I, onderdelen A tot en met C, onderdeel D, onder 2, en onderdeel F van het wetsvoorstel zijn voor de komende twee jaren nog niet bekend. Datzelfde geldt voor de normbedragen van de artikelen van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten die vermeld zijn in artikel II, onderdelen A tot en met F, van het wetsvoorstel. Deze normbedragen worden jaarlijks vastgesteld. Daarom is het nog niet mogelijk om in verband daarmee de maatstaven, genoemd in deze artikelonderdelen van het wetsvoorstel, nu al aan te passen. Dat is reden geweest om deze artikelonderdelen in het wetsvoorstel die aanpassing van deze maatstaven betroffen, thans uit het wetsvoorstel te halen. Dit betreft een puur redactionele wijziging van het wetsvoorstel zonder inhoudelijke gevolgen. De overige artikelonderdelen zijn in dat verband hernummerd. Het artikelgewijze deel van de memorie van toelichting is dienovereenkomstig aangepast.
Verder wordt nog een verduidelijking in de WSF 2000 aangebracht die verband houdt met de invoering van de meeneembare studiefinanciering in 2007. Daartoe is een voorziening gecreëerd die het mogelijk maakt met Nederlandse studiefinanciering een (volledige) hoger onderwijsopleiding in het buitenland te volgen. Daarbij is de zogenaamde 3 uit 6-maatregel opgenomen om te voorkomen dat studenten uit andere EU-landen zonder enige band met Nederland gebruik kunnen maken van Nederlandse studiefinanciering om in hun eigen land (of een ander land) te studeren. Die maatregel houdt in dat een student ten minste 3 jaren van de 6 jaren voorafgaand aan de aanvraag om studiefinanciering voor een buitenlandse hoger onderwijsopleiding in Nederland moet hebben gewoond om voor die opleiding studiefinanciering te verkrijgen.
De 3 uit 6-maatregel verhindert momenteel het kunnen aanvragen van studiefinanciering voor een wetenschappelijke masteropleiding in het buitenland, nadat de student al een bacheloropleiding in het buitenland heeft gevolgd. Aan de Tweede Kamer is daarom toegezegd de WSF 2000 dusdanig aan te passen dat daaruit onmiskenbaar blijkt dat de 3 uit 6-maatregel geen belemmering vormt voor het krijgen van studiefinanciering voor een wetenschappelijke masteropleiding in het buitenland, nadat de student al een bacheloropleiding in het buitenland heeft gevolgd (TK 2008/09, Kamervragen nr. 3561). In dit wetsvoorstel wordt deze aanpassing thans meegenomen. Aan het algemeen deel van de memorie van toelichting is in verband hiermee een nieuwe paragraaf 1.2 toegevoegd.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.