Vastgesteld 15 december 2009
De algemene commissie voor Jeugd en Gezin1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Hoe is het te verklaren dat de indexatie van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Wet Kindgebonden budget (WKB) meer heeft gekost dan begroot, terwijl deze bedragen in de tweede helft van 2009 niet meer geïndexeerd zijn?
Voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Wet Kindgebonden budget (WKB) worden de indexatiekosten niet begroot in de begroting van Jeugd en Gezin. In de begroting van Jeugd en Gezin staan de uitkeringslasten AKW en WKB in constante prijzen vermeld, dat wil zeggen in de prijzen van het lopende jaar. De kosten voor indexatie worden uit de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën vergoed. De aanvullende post wordt aan de begroting van Jeugd en Gezin uitgedeeld als het besluit tot indexatie is genomen.
De WKB is voor het hele jaar 2009 geïndexeerd; de AKW is voor de eerste helft van 2009 geïndexeerd. In tabel 1.3.1 van de 2e suppletore begroting staan de kosten van de indexatie voor 2009. De indexatie over 2009 werkt door in de bedragen voor 2010 e.v. omdat door indexatie in 2009 het uitkeringsniveau structureel op een hoger bedrag wordt vastgesteld.
Wat was de aanleiding voor het terugbetalen van de middelen Algemene Kinderbijslagwet door de Sociale Verzekeringsbank? Waaraan zullen deze middelen worden besteed?
De rijksbijdrage Algemene Kinderbijslagwet (AKW) wordt jaarlijks afgerekend. In 2009 heeft de nadere afrekening AKW over het jaar 2008 plaatsgevonden. Deze nadere afrekening leidt tot een terugbetaling van € 7,156 miljoen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aan Jeugd en Gezin, omdat de gerealiseerde uitkeringslasten lager zijn uitgevallen dan het door Jeugd en Gezin aan SVB bevoorschotte bedrag.
Dit bedrag wordt geboekt onder de ontvangsten en valt vrij voor de algemene middelen.
Hoe hoog is het bedrag dat het ministerie voor Jeugd en Gezin in het kader van de stimuleringsenveloppe jeugdwerkloosheid heeft gekregen? Hoe waren deze bedragen verdeeld over de jaren 2009 en 2010, en wat is de reden dat het zwaartepunt van de uitvoering in 2010 blijkt te liggen?
Vanuit de stimuleringsenveloppe jeugdwerkloosheid heeft het ministerie voor Jeugd en Gezin € 40 miljoen ontvangen voor de doelgroep kwetsbare jongeren. De bedragen zijn als volgt verdeeld: € 18 miljoen in 2009, € 21 miljoen in 2010 en € 1 miljoen in 2011. Waarvan zowel in 2009 € 15 miljoen als in 2010 € 15 miljoen bestemd is voor de plusvoorzieningen.
De resterende bedragen zijn bedoeld voor specifieke projecten voor kwetsbare jongeren. Het opzetten van structuren en kwartiermaken om deze projecten in 2010 daadwerkelijk van start te laten gaan, kost tijd.
Het zwaartepunt ligt daarom in 2010, omdat uitvoering van de plannen dan plaatsvindt.
Aan welke projecten wordt de ruim € 4 miljoen die is vrijgemaakt op de begroting van jeugd en gezin in verband met de uitvoering van de motie Slob precies uitgegeven?
Het betreft hier de middelen ad 3 x 6 miljoen voor 2009 t/m 2011 die zijn vrij gemaakt voor de uitvoering van de motie Slob (TK 31 700, nr. 17). De restantbetaling van € 2 miljoen in 2009 zal naar verwachting plaatsvinden bij Slotwet. De middelen zijn vanaf de begroting Jeugd en Gezin overgeboekt naar de begroting van VWS in verband met het uitvoeren van het programma via ZonMw. In de eerste subsidieronde die dit jaar heeft plaatsgevonden zijn in totaal 27 projecten gehonoreerd. 17 op het terrein van sociale samenhang en leefbaarheid en 10 op het terrein van opvoeden en opgroeien.
De aard van de projecten is zeer divers: zo wordt ingezet op samen sporten, samen een speelplaats inrichten of opknappen, voorlezen of zelfs opvoedingsondersteuning door vrijwilligers die hiervoor worden getraind.
Ook de doelgroep is verschillend; alleen jongeren, alleen ouders of ouders en jongeren of zelfs het hele gezin.
Onder de uitvoerende organisaties zijn organisaties zoals NUSO, Plattelandsjongeren.nl, Humanitas, Homestart, de Nationale Jeugdraad (NJR), Stichting Alexander, CNV Jongeren, de Koninklijke Nederlandse Krachtsport en Fitnessfederatie, Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie en het Platform VoorleesExpress.
Kortom op zeer uiteenlopende wijzen wordt vrijwillige inzet gestimuleerd en daarmee een bijdrage geleverd aan het versterken van de sociale netwerken.
In februari 2010 wordt een tweede subsidieronde opengesteld.
Om welke onderbestedingen gaat het bij de post overige mutaties bij de operationele doelstelling «kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen»? Kunnen de mutaties groter dan € 1 miljoen worden toegelicht?
De post overige mutaties bevat de volgende mutaties groter dan € 1 miljoen:
– Er sprake van onderuitputting van in totaal € 5,0 miljoen bij de schippersinternaten als gevolg van een dalend kindertal en vertraging in de opdrachtverlening van met name onderzoek en adviesopdrachten op het terrein van zorg voor jeugd.
– Daarnaast zijn een aantal projecten in het kader van het Elektronisch Kinddossier (EKD) later gestart dan verwacht en is een onderuitputting van ca. € 1,0 miljoen opgetreden.
Hoe is de relatief forse loonbijstelling in 2009 te verklaren?
De loonbijstelling is een technische mutatie en betreft het bedrag dat Jeugd en Gezin, evenals alle andere ministeries, ontvangt van het ministerie van Financiën om de stijging van de loonkosten op de begroting te compenseren.
Waarom is de onderbesteding van € 1 miljoen niet – deels – aangewend voor het project «school to care»?
Op dit moment worden er verkennende gesprekken gevoerd met School2Care. Ook de gemeente Amsterdam wordt hierbij betrokken met het oog op eventuele structurele financiering. Het initiatief ligt in lijn met de plusvoorzieningen en bevat ook elementen die terugkomen bij de campussen. Zoals al gemeld tijdens mijn begrotingsbehandeling kan het initiatief niet worden meegenomen in de evaluatie van de pilotprojecten met de campussen. Dit evaluatieonderzoek loopt binnenkort al af.
Met de verkennende gesprekken die we momenteel met School2Care voeren en met gemeente Amsterdam gaan voeren, willen we meer duidelijkheid verkrijgen over de mogelijkheden om bestaande financiële regelingen voor dit project aan te wenden. Zodra ik meer duidelijkheid heb, zal ik de Kamer daarover informeren. Naar verwachting zal dit begin 2010 zijn. Besluitvorming over financiering, waaronder onderbesteding, is derhalve nog niet aan de orde.
Welke campus is niet doorgegaan en wat waren de redenen hiervoor?
Als antwoord op de motie Bouchibti (campus 12–15 jarigen) zijn de mogelijkheden onderzocht om School2Care/ een extra project op te nemen als tiende pilot voor de campussen. Gezien de looptijd en opzet van het evalulatieonderzoek naar de pilots bleek het niet haalbaar om dit project hier bij te betrekken
Bij de beantwoording van de feitelijke vragen bij de najaarsnota van vorig jaar werd bij vraag 12 een deel van de onderuitputting inzake campussen verklaard uit het feit dat de conferentie werd doorgeschoven naar het voorjaar van 2009. Heeft deze conferentie inmiddels plaatsgevonden en zo nee, waarom niet?
Het klopt dat de voor 2008 geplande conferentie nog geen doorgang heeft gevonden. Na de eindevaluatie van de campussen en het kabinetsstandpunt medio 2010 hierover zal opnieuw bezien worden welke rol de conferentie kan krijgen binnen het proces.
Het met de conferentie beoogd doel is wel overeind gebleven. Er zijn dit najaar namelijk met alle deelverantwoordelijken in het jeugdbeleid in drie brainstormsessies nagedacht over knelpunten in de aanpak van problemen van jongeren om te komen tot gezamenlijk gedragen visie over de meest adequate aanpak. Deze inzichten zullen we betrekken bij het kabinetsbesluit over de campussen dat medio 2010 naar de Kamer gaat. Begin januari zal er mogelijk een herhaling van deze sessies plaatsvinden om met het veld verder na te denken over een oplossing.
Wat is de reden dat de conferentie over campussen wordt doorgeschoven naar 2010 en wanneer gaat deze plaatsvinden? Gaat het hier om de zelfde conferentie die eigenlijk in 2008 had moeten plaatsvinden en bij de najaarsnota van 2008 werd doorgeschoven naar het voorjaar 2009? Zo ja, wat is de reden van dit dubbele uitstel? Welk bedrag staat er begroot voor deze conferentie?
Zie antwoord bij vraag 9.
Bij de behandeling van de begroting over 2010 heeft de minister toegezegd dat de Kamer door middel van een brief op de hoogte zou worden gesteld over de uitkomsten van een gesprek met de gemeente Amsterdam over het project «school to care». Heeft dit gesprek inmiddels plaats gevonden en wanneer ontvangt de Kamer deze brief?
Zie antwoord op vraag 7.
Kan een overzicht worden gegeven van alle onderbestedingen over de jaren 2007, 2008 en 2009 die betrekking hebben op campussen? Kan per jaar uiteen worden gezet wat de oorzaken van deze onderbestedingen zijn geweest?
Onderuitputting campussen begrotingsjaar 2007, 2008 en 2009, schematisch vormgegeven.
Jaar | Bedrag in € miljoen |
---|---|
2007 | 0,7 |
2008 | 0,8 |
2009 | 1 |
In 2007 was er sprake van een onderuitputting van € 0,7 miljoen. In 2007 is bij één project, als gevolg van de stagnatie van de uitvoering van het project het kasritme aangepast. Er is toen een betaling van € 0,7 miljoen doorgeschoven van kasjaar 2007 naar kasjaar 2008.
In 2008 was er sprake van een onderuitputting van € 0,8 miljoen. Deze onderuitputting is het gevolg van het doorschuiven van de volgende activiteiten: een conferentie en een extra pilot voor 12 tot 15 jarigen, in antwoord op de motie Bouchibti (TK 2007–2008, 31 200 nr. 17).
In 2009 is sprake van onderputting van € 1 miljoen. Deze onderuitputting is het gevolg het niet tot uitvoering komen van een begrote campus en het doorschuiven van een geplande conferentie.
In de memorie van toelichting bij de najaarsnota wordt melding gemaakt van een onderuitputting van € 5 miljoen op de jeugdbescherming omdat de groei in 2009 lager uitvalt dan geraamd. Bij de begroting van 2010 wordt in verband met de volumegroei bij de jeugdbescherming, die niet eerder was voorzien, ruim € 10,7 miljoen extra begroot. Wat is de verklaring voor de onderuitputting in 2009 enerzijds en de onverwachte volumegroei aangekondigd in de begroting van 2010 anderzijds?
De raming voor de begroting 2010 is op een eerder tijdstip opgesteld dan de 2e suppletoire begroting. De basis voor de raming waren de realisatiecijfers tot en met medio 2008. De bijstelling in de 2e suppletoire begroting is gebaseerd op ontwikkelingen die zich in 2009 hebben voorgedaan. De groei in de jeugdbescherming was in 2009 lager dan verwacht. Voor een deel komt dit omdat er sprake is van een lagere autonome groei van de instroom. Daarnaast is een aantal maatregelen om onder andere de doorlooptijden te verkorten, nog niet volledig geïmplementeerd.
In 2009 is er sprake van een onderuitputting in verband met een tegenvallende volumegroei in de jeugdbescherming. Hoe is deze lagere groei te verklaren en hoe verhoudt de onderuitputting zich ten opzichte van de grote vraag naar jeugdbescherming?
Zie mijn antwoord op vraag 13.
Wordt het bedrag van € 5 miljoen dat vrij komt opnieuw geïnvesteerd in de jeugdbescherming? Zo nee, waarom niet?
Het bedrag van € 5 mln. dat vrijvalt, wordt niet opnieuw geïnvesteerd in de jeugdbescherming. In 2009 hebben de provincies een aanvraag gedaan voor extra financiering als gevolg van de groei van het aantal cliënten bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Deze aanvraag is, net als in voorgaande jaren (conform de bestaande regelingen (hardheidsclausule)) toegekend.
Waarom is het geld dat minder is uitgegeven aan jeugdbescherming vanwege de lagere groei niet uitgegeven aan het oplossen van de wachtlijsten?
Zie mijn antwoord op vraag 15.
Hoe wordt de € 1 miljoen besteed, die in 2009 minder is uitgegeven aan de campussen?
Deze € 1 miljoen valt vrij ten gunste van de algemene middelen.
Hoe wordt de bouwimpuls jeugdzorginstellingen van € 25 miljoen (artikel 3) precies besteed? Hoeveel extra residentiële plekken kunnen hiervan in totaal worden gerealiseerd? Om hoeveel jeugdzorginstellingen gaat het? Hoeveel gaat hiervan naar de gesloten jeugdzorg en om hoeveel extra plekken gaat het hier?
In het aanvullend beleidsakkoord zijn stimuleringsmiddelen beschikbaar gesteld ten behoeve van de bouwimpuls jeugdzorginstellingen. De beschikbare middelen zijn besteed aan verbetering van de huisvesting (gebouwen, behandelvoorzieningen) en leefomgeving voor kinderen, verlaging van het energieverbruik en optimalisering van de brandveiligheid.
Het gaat hierbij in totaal om 55 jeugdzorginstellingen, waarvan 8 behoren tot de gesloten jeugdzorg; 2 instellingen behoren tot zowel de open als de gesloten jeugdzorginstelling.
De middelen zijn niet ingezet voor structurele capaciteitsuitbreiding. Daarom zijn er geen extra residentiële plekken gerealiseerd. Ook bij de gesloten jeugdzorg zijn er geen extra plekken gerealiseerd.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Dijsselbloem (PvdA), Çörüz (CDA), Gerkens (SP), Ondervoorzitter, Sterk (CDA), Van Miltenburg (VVD), Van Dijken (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Teeven (VVD), Wolbert (PvdA), Voordewind (CU), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Langkamp (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Dibi (GL), Heijnen (PvdA), Voorzitter, Van Toorenburg (CDA), Uitslag (CDA) en Vacature (SP).
Plv. leden: Vacature (SGP), Heerts (PvdA), Omtzigt (CDA), Kant (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Eijsink (PvdA), Meeuwis (VVD), Biskop (CDA), Van der Ham (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Verdonk (Verdonk), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Schippers (VVD), Timmer (PvdA), Gesthuizen (SP), Vacature (PvdD), De Mos (PVV), De Wit (SP), Azough (GL), Arib (PvdA), De Vries (CDA), Van Dijk (CDA) en Karabulut (SP).