Vastgesteld 11 december 2009
De vaste commissie voor Economische Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Kan een overzicht worden verstrekt van alle EZ-subsidies, inclusief de beschikbare budgetten voor zowel 2009 als 2010, evenals een overzicht van de benutting van deze subsidiebudgetten?
In de bijlage is een overzicht opgenomen dat inzicht geeft in het subsidie-instrumentarium van Economische Zaken, het bijbehorende budget voor 2009 en 2010 en de benutting in 20091. Voor een volledig overzicht van alle EZ-subsidies wordt verwezen naar het uitgebreidere Subsidieoverzicht Rijk 2010 dat in de eerste helft van 2010 door het Kabinet naar de Tweede Kamer zal worden gezonden. Hierin wordt ook een overzicht gegeven van subsidies die niet gebaseerd zijn op subsidieregelingen. Bij de benutting betreft het de realisatie van de verplichtingen tot begin december 2009 voor zover deze administratief verwerkt zijn. Omdat op het merendeel van de instrumenten tot en met eind december subsidieaanvragen kunnen worden ingediend en de beoordeling en de administratieve verwerking deels nog in december moet plaatsvinden, zal de benutting nog toenemen.
Kan volgend jaar de toelichting van de beleidsmatige mutaties die zijn ontstaan tussen het verschijnen van de eerste suppletoire begroting 2010 en de Miljoenennota 2010 ook worden opgenomen in de tweede suppletoire begroting, aangezien de Miljoenennota 2011 en de ontwerpbegroting 2011 geen onderdeel uitmaken van de begrotingscyclus 2009 en daarin geen wettelijke status hebben?
Zoals de RBV voorschrijft worden bij tweede suppletore begroting alleen de Najaarsnotamutaties toegelicht. De in het verdiepingshoofdstuk van de EZ-begroting toegelichte mutaties worden omwille van de leesbaarheid niet nogmaals opgenomen in de tweede suppletore begroting.
Kan volgend jaar de toelichting op beleidsmatige mutaties, conform de eisen die in de Rijksbegrotingsvoorschriften zijn opgenomen, stelselmatig in WWW-termen worden verstrekt, waarbij de gevolgen van de mutaties voor de gestelde beleidsdoelen en voorgenomen activiteiten inzichtelijk worden gemaakt?
Zoals de RBV voorschrijft, wordt in de toelichtingen aangegeven of het beleidsmatige wijzigingen, mee- of tegenvallers of technische wijzigingen betreft en de beleidsmatige wijzigingen worden daarbij in www-termen verder toegelicht. Bij de volgende suppletore begroting zal worden bezien of de beleidsmatige wijzigingen nog meer in www-termen kunnen worden toegelicht.
Waar is, aangezien in het overzicht van de belangrijkste uitgaven- en ontvangstmutaties onder overige mutaties het bedrag van € 91,2 miljoen niet gespecificeerd is, dekking voor dit bedrag gevonden en waaruit bestaan deze uitgaven? Welke gevolgen hebben deze bezuinigingen op de beleidsdoelen?
Het bedrag van € 91,2 mln uitgaven aan overige mutaties in het overzicht van de belangrijkste mutaties betreft met name artikelonderdelen waarbij betalingen op reeds aangegane verplichtingen trager verlopen dan aanvankelijk gedacht, zoals Point one/Phase 2, de IS-regeling en de SEED-regeling. Deze betalingen vinden in latere jaren plaats. Deze mutaties zijn dus geen bezuinigingen en hebben geen gevolgen voor de beleidsdoelen.
Welke verklaring heeft de regering voor de neerwaartse bijstelling van € 7,9 miljoen van de raming uit inkomsten van opgelegde boetes van de NMa, OPTA, Consumentenautoriteit en Agentschap Telecom, dit terwijl wordt gesproken over strengere afspraken, betere controle en hogere inspanningen met betrekking tot de controle en handhaving van het boetebeleid?
Zoals in de begroting 2009 en in de eerste suppletore begroting 2009 van EZ is toegelicht, zijn de geraamde boete-ontvangsten van de EZ-toezichthouders inschattingen waaraan een aantal onzekerheden en niet beïnvloedbare factoren ten grondslag liggen. Daardoor kunnen verschillen ontstaan tussen de ontvangstenraming in de vastgestelde begroting en de daadwerkelijke boeteontvangsten die gerealiseerd worden. In dit geval leidt dit tot een verschil van € 7,9 mln Dit wordt hieronder nader toegelicht. De daadwerkelijke hoogte van de ontvangen boetes is niet met 100% zekerheid te voorspellen omdat bij bezwaar, beroep en hoger beroep de opgelegde boete kan worden verlaagd.
Ook het tijdstip van ontvangst van de boete is niet met 100% zekerheid te voorspellen omdat er na het opstellen van een rapport dat de regels zijn overtreden nog hoor en wederhoor plaatsvindt en bezwaar, beroep en hoger beroep kan worden aangetekend. De toezichthouders kunnen hierbij slechts de tijdsduur van het boetebesluit en het eventuele bezwaar daartegen beïnvloeden. De NMa zet zich bijvoorbeeld in om de doorlooptijden van de onderzoek, sanctie- en bezwaarprocedure te verkorten. Hierbij vormen zorgvuldigheid en rechtsbescherming van betrokkenen de randvoorwaarden. De duur van beroep en hoger beroep kunnen de toezichthouders niet beïnvloeden omdat deze wordt bepaald door de tijd die de rechter nodig heeft om tot een zorgvuldige beslissing te komen.
Het high trust beleid kan door het vooruitzicht van harder optreden leiden tot gedragseffecten bij ondernemingen en leidinggevenden waardoor spontane naleving stijgt. Daarnaast zijn de boetebeleidsregels voor de NMa per 1 oktober jl. in werking getreden waarvan de effecten op langere termijn worden verwacht.
Welke tegenvallers worden verwacht nu de administratieve verwerking van de bufferreservering ten behoeve van de uitbreiding van de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO), wordt verhoogd naar € 75 miljoen? Op welke manier is dekking gevonden voor de € 75 miljoen?
Er is op dit moment nog geen beroep gedaan op de staatsgarantie. De reserve, die overigens € 45 mln en geen € 75 mln bedraagt, is opgenomen omdat de maximale garantie per bedrijf is verhoogd. Daarmee kan een 50% staatsgarantie afgegeven worden over leningen van € 150 mln in plaats van € 50 mln. Door de verhoging van de maximale lening, gaat de wet van de grote getallen die voor een portefeuille van gemiddeld kleinere garanties geldt, minder op.
Indien zich nu onverhoopt in het begin van de garantieperiode, wanneer de interne begrotingsreserve nog onvoldoende gevuld is met binnengekomen premieontvangsten, een schade zou voordoen, kan dat opgevangen worden met de reserve. De dekking voor de reserve is gevonden binnen het totaal van de EZ-begroting, met name door bijstelling van kasramingen bij de beleidsartikelen 2 en 3.
Waarom ontvangen de toezichthouders minder boetes dan geraamd? Is het high trust beleid wel effectief?
Zie antwoord op vraag 5.
Welke concrete kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen heeft de regering zich gesteld voor de Kenniswerkersregeling? Hoe vindt controle plaats op de doelmatigheid van deze regeling?
De kenniswerkersregeling is een crisismaatregel waarmee wordt beoogd om circa 2000 onderzoekers voor Nederlandse bedrijven te behouden. Ondernemingen die kampen met acute omzetdaling kunnen een deel van hun onderzoekers detacheren bij publieke kennisinstellingen. De onderzoekers blijven in dienst van de onderneming met de bedoeling dat ze na de detachering van maximaal 1,5 jaar weer volledig werkzaam zijn in de private sector. Per 31 december 2010 stelt SenterNovem vast hoeveel kenniswerkers er nog in dienst van de aanvragers zijn. Dat wordt vergeleken met de aanvragen, zodat het verloop bekend is. In de eindrapportages, die binnen drie maanden na afloop van de projecten bij SenterNovem moeten zijn ingediend, dient een evaluatie van de werkzaamheden en resultaten te worden opgenomen.
Tijdens de detachering wordt gewerkt aan onderzoek op prioritaire (maatschappelijke) thema’s van het kabinetsbeleid in de publieke kennisinfrastructuur. Hiermee wordt een betere wisselwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen beoogd. De kennis die hierbij wordt opgebouwd is mede eigendom van de kennisinstellingen en wordt ontsloten voor een bredere doelgroep.
Kan worden toegelicht waarom extra middelen beschikbaar moeten worden gesteld voor de Nota Ruimte-projecten Apeldoorn Kanaalzone, Eindhoven A2 zone en Groningen Centrale zone en waarom dat in de tweede suppletoire begroting moet worden geregeld?
In het Fes zijn middelen gereserveerd voor Nota Ruimte projecten. Zodra een project in de ministerraad is goedgekeurd, wordt budget overgeheveld vanuit het Fes naar de EZ-begroting. Dergelijke overhevelingen vinden plaats bij eerste of tweede suppletore begroting. Het betreft een overheveling van middelen die reeds voor dit doel binnen het Fes zijn gereserveerd. Er is geen sprake van extra middelen voor de genoemde projecten.
Gaat het bij de ophoging van de Sterke Regioprojecten Bio Sciencepark Leiden en High Tech Factory Twente om extra middelen of worden reeds bestemde middelen naar voren gehaald (kasschuif)? Indien het gaat om extra middelen, kan dan worden toegelicht waarom deze extra middelen nodig zijn en waarom dit bij tweede suppletoire begroting zou moeten worden geregeld?
Voor de genoemde projecten zijn middelen in het Fes gereserveerd. Zodra een project in de ministerraad is goedgekeurd, wordt budget overgeheveld vanuit het Fes naar de EZ-begroting. Dergelijke overhevelingen vinden plaats bij eerste of tweede suppletore begroting. Het betreft een overheveling van middelen die reeds voor dit doel binnen het Fes zijn gereserveerd. Er is geen sprake van extra middelen voor de genoemde projecten, ook niet van een kasschuif.
Kan worden toegelicht of de € 10 miljoen voor de bedrijventerreinen IJmond Noord en de Mors een intensivering zijn? Of zijn deze specifieke uitgaven al gepland en is dit alleen een vormwijziging? Kan tevens worden toegelicht of aan de middelen voor IJmond Noord en de Mors een meevaller ten grondslag ligt?
De mutatie voor de bedrijventerreinen IJmond Noord en de Mars in Zutphen betreft de uitvoering van de motie Van Heugten (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700, XI nr.16). Het gaat om 2 van de 14 ruimtelijk-economische projecten uit deze motie. Tijdens de APB in 2008 is met de motie Van Geel (Tweede Kamer 2008–2009, 31 700, nr.10) gevraagd € 165 mln over een periode van drie jaar in te zetten voor:
1. het oplossen van regionale infrastructurele knelpunten;
2. gebiedsontwikkeling en kwalitatief goede woningbouw en bedrijventerreinen;
3. het uitwerken en voorbereiden van de voorstellen van de commissie Veerman.
In een brief van de minister van Financiën van d.d. 30 september 2008 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700, nr. 31) heeft het kabinet aangegeven deze motie uit te voeren.
Kan de ophoging van de bijdrage aan ECN met € 40,9 miljoen nader worden toegelicht, voor zover het niet gaat om de € 2,1 miljoen voor projecten en € 30 miljoen voor ADEM? Kunnen de doelstellingen en de beoogde resultaten van het ADEM-programma en de betrokkenheid van ECN daarbij eveneens nader worden toegelicht?
De ophoging van € 40,9 mln aan ECN bestaat uit twee verschillende mutaties van € 38,8 mln (reeds bij Miljoenennota gepresenteerd) en € 2,1 mln.
De mutatie van € 38,8 mln is als volgt opgebouwd: Gepresenteerd bij Miljoenennota:
– € 30 mln ADEM
– € 8 mln EOS
– € 0,8 mln loon en prijsbijstelling.
ADEM:
Het Advanced Dutch Energy Materials Innovation Lab (ADEM) is een gezamenlijk vijfjarig programma van ECN en de drie Technische Universiteiten dat investeert in high-tech onderzoeksinfrastructuur en onderzoeksprogramma’s. Met het ADEM-programma wordt een drietal doelstellingen en daarbij behorende resultaten nagestreefd:
1. Versnelling van het energieonderzoek door:
a. Nieuw wetenschappelijke inzicht in materialen en materiaalonderzoek, gericht op energietechnologie.
b. Vorming van nieuwe verbindingen; reeds bij de voorbereiding van ADEM hebben nieuwe dwarsverbanden geleid tot vruchtbare initiatieven.
c. Verdere concentratie van het Nederlandse materiaalonderzoek gericht op energietechnologie en daarmee de ontwikkeling van energietechnologie in het algemeen.
2. Versterking van de Nederlandse kennis- en onderzoeksinfrastructuur en daarmee de aantrekkelijkheid van Nederland voor talent, door:
a. de aanschaf van high-tech apparatuur waarmee de Nederlandse voorzieningen op het peil van het omringende buitenland worden gebracht (level playing field). Het ADEM Innovation Laboratory zal een materialenlab zijn zonder organisatorische muren, verdeeld over de vier partners, waarin onderzoekers toegang hebben tot de gehele energieonderzoekgerelateerde onderzoeksinfrastructuur van de betrokken partners.
b. Het opleiden van 40 nieuwe promovendi via een eenmalige kwaliteitsimpuls onder het motto investeer in de toekomst, investeer in mensen, en door verdere intensivering van de strategische relatie tussen ECN, TUD, UT en TU/e.
3. Verbetering van de Nederlandse (industriële) innovatie in nieuwe, duurzame energietechnologie door versnelling van de «time to market» van nieuwe energietechnologieën. Hiermee wordt een significante bijdrage beoogd, aan de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven om een internationale positie te verwerven in de zich ontwikkelende markt voor nieuwe energietechnologieën.
ECN neemt een groot deel (ca. 50%) van de investeringen in apparatuur voor haar rekening. Daarnaast levert ECN een klein deel van de aio-aanstellingen (ca. 5%) De eindverantwoordelijkheid van het programma is belegd bij een stuurgroep, bestaande uit afgevaardigden van de vier instellingen. De uitvoering van het programma is belegd bij het ADEM-managementteam onder de dagelijkse leiding van het ADEM Program Office, geplaatst binnen ECN, en bestaande uit de wetenschappelijk directeur en de secretaris plus ondersteuning.
EOS:
Om te voorkomen dat ECN beslag legt op een onevenredig en onvoorspelbaar deel van de ruimte voor EOS-tenders, is ECN uitgesloten voor een deel van die tenders. Ter compensatie wordt er jaarlijks als aanvulling op het reguliere werkprogramma van ECN een aantal EOS-voorstellen van ECN toegekend buiten de EOS tenders om. Daarom wordt er € 8 mln overgeheveld naar de bijdrage aan ECN.
Kan worden toegelicht hoe de €174,6 miljoen aan verplichtingenruimte tot stand is gekomen? Is hier sprake van een intensivering of een verschuiving vanuit eerdere of latere jaren? Welke gevolgen heeft de extra verplichtingenruimte voor SDE op de doelstellingen?
Dit betreft de SDE. Niet alle beschikkingen op grond van de SDE 2008 konden nog in 2008 worden afgegeven. Een deel van de SDE beschikkingen kon pas in 2009 worden afgegeven. Daartoe dient de ruimte voor het in 2009 aangaan van verplichtingen te worden verhoogd met € 174,6 miljoen. Dit is geen intensivering in het kader van de SDE, maar een verschuiving van verplichtingenruimte tussen jaren. Deze verschuiving is dan ook niet van invloed op de doelstellingen.
Is het juist dat aan het FES € 424 miljoen euro wordt onttrokken? Wat is hiervoor de reden? Hoe verhoudt dit zich tot het streven om Fes-projecten juist te versnellen?
De mutatie van € 424 mln betreft de neerwaartse bijstelling van de voeding van het Fes ten opzichte van de eerste suppletoire begroting. In de tweede suppletoire begroting van het Fes is aangegeven waarom deze middelen niet in 2009 tot besteding komen. Met het stimuleringspakket wordt beoogd om ruim € 1 mld aan Fes-middelen versneld tot besteding te laten komen in de jaren 2009 en 2010. Budget dat in 2009 nog niet uitgegeven is, blijft vanwege het fondskarakter behouden voor 2010 en wordt niet onttrokken aan het Fes. Van de € 424 mln is overigens circa € 200 mln toe te schrijven aan het stimuleringspakket en het overige bedrag aan reguliere Fes-middelen.
Bijlage 3 van de Najaarsnota 2009 geeft per onderdeel van het stimuleringspakket aan wat de uitputting in 2009 is. In de kamerbrief «Actueel overzicht stimuleringspakket» van 16 juli 2009 (Kamerstukken II 2008/2009, 31 070 IXB, nr. 56) is aangegeven dat het kasritme van uitgaven tussen 2009 en 2010 nog niet definitief vast lag. Juist bij investeringsprojecten is het kaspatroon over de jaren lastig in te schatten en blijkt uit ervaring dat het werkelijke kasritme kan afwijken van de gereserveerde budgetten. Een ander kasritme betekent ook niet per se dat een project vertraging oploopt.
Waarom is de opbrengst van de zoutheffing bijna verdubbeld? Is er twee keer zoveel zout gewonnen?
De toename in opbrengsten van de zoutheffing zijn het gevolg van de beëindiging van gesprekken met Frisia Zout en Nedmag over de afdrachten die deze maatschappijen op basis van aan de vergunning verbonden voorschriften moeten gaan betalen over gewonnen zout. Na afronding van de gesprekken zijn door deze ondernemingen met terugwerkende kracht afdrachten over voorgaande jaren betaald.
Wat gebeurt er als het budget voor de Kenniswerkersregeling in een jaar niet toereikend is, met andere woorden als het budget voor de tweede tender ook niet toereikend is?
De Kenniswerkersregeling is een crisismaatregel met een vastgesteld budget. Met het Aanvullend beleidsakkoord is voor 2009 en 2010 in totaal € 180 mln beschikbaar gekomen. In de eerste tender zijn daarmee 128 aanvragen gehonoreerd. Hiermee zijn 1336 kenniswerkers en 136 jonge onderzoekers geaccommodeerd. In totaal is voor € 134,3 mln aan subsidie toegekend. Van 25 september tot 9 oktober heeft inmiddels de tweede tender met het resterende budget van € 45 mln opengestaan. Ook voor deze tweede tender is de belangstelling groot gebleken. Er zijn in totaal 165 aanvragen binnengekomen voor een bedrag van circa € 100 mln aan subsidie. Gezien het beschikbare budget van € 45 mln zullen projecten moeten afvallen. Doormiddel van een rangschikking zullen daarvan de projecten die het beste voldoen aan de gestelde criteria, worden gehonoreerd. De ministers van EZ en OCW worden hiertoe geadviseerd door een adviescommissie..
Welke concrete criteria zijn door NWO en SenterNovem gebruikt om de ranking van de ingediende voorstellen voor de Kenniswerkersregeling te bepalen?
NWO en SenterNovem hebben (conform Artikel 10b.9 uit de regeling kenniswerkers (hoofdstuk 10 van de subsidieregeling sterktes in innovatie) de volgende criteria gebruikt: De de aanvragen waarop op andere gronden niet afwijzend is beslist, zijn hoger gerangschikt naarmate:
a. er een duidelijker verband bestaat tussen de omvang van het onderzoeks- en detacheringsproject en de aan de financiële en economische crisis te wijten omzetdaling bij de in het onderzoeks- en detacheringssamenwerkingsverband deelnemende ondernemers;
b. de bijdrage aan de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van een maatschappelijk thema als bedoeld in bijlage 10b.1 van de regeling, groter is;
c. het onderzoeks- en detacheringsproject meer bijdraagt aan de uitwisseling van kennis en ervaring tussen de bij de uitvoering van het project betrokken onderzoekers, in het bijzonder de uitwisseling van kennis en ervaring tussen werknemers van de ondernemers en de werknemers van de kennisinstellingen en tussen ervaren en jonge onderzoekers.
Voor de rangschikking wegen de criteria even zwaar.
Kan, zodra de beoordeling van de tweede tender is afgerond, een overzicht worden gegeven hoe alle voorstellen die zijn ingediend voor de eerste en tweede tender ranken ten opzichte van elkaar? En kan daarbij ook worden aangegeven welke bij de eerste tender zijn ingediend en welke bij de tweede tender? Kan tevens worden aangegeven welke zijn gehonoreerd?
De ministers van EZ en OCW krijgen van SenterNovem/NWO per tender een advies voor de rangschikking van de aanvragen. Hierbij is een lijst van alle gerangschikte aanvragen op rangschikking bijgevoegd. Dat overzicht is, vanwege het karakter en de mogelijke weerslag, met name voor de niet toe te kennen aanvragen, vertrouwelijk. Een lijst van toegekende aanvragen wordt door SenterNovem op de website openbaar gemaakt. Voor de eerste tender is dit inmiddels gebeurd. Voor de tweede tender zal dit gebeuren zodra de ministers hebben besloten over de te honoreren voorstellen.
Waarom is aan SenterNovem in 2009 eenmalig een bedrag toegekend van € 2.9 miljoen ten behoeve van investeringen in ICT en E-business? Waarom kan SenterNovem deze investeringen niet uit het reguliere budget bekostigen? Wat is de overhead van SenterNovem?
EZ heeft conform regeling baten-lastendiensten besloten over het resultaat van SenterNovem over 2007. Er is voor gekozen om deze aan te wenden voor extra investeringen in ICT en E-Business. EZ acht deze investeringen nodig voor de dienstverlening naar de doelgroepen. In 2007 heeft bureau Berenschot, in opdracht van het ministerie van Financiën, een benchmark uitgevoerd naar de prestaties op het gebied van de bedrijfsvoering (overhead). Daarin zijn 21 baten-lastendiensten met elkaar vergeleken. In dit rapport is geconcludeerd dat de overhead van SenterNovem 11% bedraagt, terwijl de gemiddelde interdepartementale overhead 22% is.
Waar is de dekking van de €8,6 miljoen aan fusiekosten voor het Agentschap Uitvoering terug te vinden?
Ter dekking van de fusiekosten is het gezamenlijk surplus aan eigen vermogen over 2008 van de baten-lastendiensten SenterNovem en OCNL (totaal € 3,6 mln) ingezet. De dekking van het overige deel wordt gevonden binnen het geheel van de EZ-begroting.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Sap (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Bosma (PVV), Meeuwis (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Algra (CDA) en Weekers (VVD).