Vastgesteld 13 september 2011
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft kennis genomen van de Nota naar aanleiding van Verslag. De commissie is van mening dat een aantal vragen nog niet genoegzaam is beantwoord en heeft daarom de eer als volgt nader Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Blz. |
||
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Onafhankelijkheid van ambtsdragers; de aanleiding en noodzaak tot het treffen van een wettelijke voorziening Beleid topinkomens in de publieke en semipublieke sector |
2 |
3. |
Cessie |
4 |
De leden van de VVD-fractie danken de regering voor de gegeven antwoorden in de nota naar aanleiding van het verslag. Deze leden merken nog eens op, dat zij het voorstel van de regering dat wettelijk wordt geregeld dat schadeloosstellingen, vergoedingen en wachtgelden voor leden van de Staten-Generaal niet overdraagbaar zijn en uitsluitend «in persoon» worden uitbetaald, belangrijk vinden. Deze leden hechten namelijk zeer aan een onafhankelijke positie van de leden van de Tweede en Eerste Kamer. Het gebruik maken van de akte van cessie is, volgens de leden van de VVD-fractie, in strijd met de zuiveringseed. De regering stelt dan ook terecht dat bij de cessieconstructies, waarbij het gehele inkomen aan de partij wordt betaald, de ambtsdrager feitelijk voor zijn levensonderhoud afhankelijk is van de politieke partij en dat dit zich niet verdraagt met de onafhankelijke positie die gekozen volksvertegenwoordigers behoren te hebben, ook tegenover de politieke partij die hen op de kandidatenlijst heeft geplaatst. Dit laat onverlet dat ook de leden van de VVD-fractie van mening zijn dat Kamerleden volledig vrij moeten zijn om een deel van hun netto schadeloosstelling aan een politieke partij te schenken; een en ander uiteraard op basis van vrijwilligheid.
De leden van de SP-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de Nota naar aanleiding van het verslag. Zij constateren dat de regering enkele fundamentele vragen van verschillende fracties onbeantwoord laat. Deze leden menen ook dat de regering onvoldoende ingaat op de vraag van de Raad van State om een nadere toelichting op het nut en de noodzaak van deze wetten.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre er een indirect verband bestaat tussen het onderhavig wetsvoorstel en de verenigingsvrijheid zoals verankerd in Artikel 8 van de Grondwet.
In de inbreng voor het verslag hebben de leden van de VVD-fractie aandacht gevraagd voor statuten van politieke partijen, waarin is bepaald dat leden van een partij, alvorens ze zich als volksvertegenwoordiger mogen kandideren, eerst een verklaring moeten tekenen dat ze een bepaald deel van hun vergoeding aan de partij moeten afstaan.
In haar antwoord stelt de regering dat van strijd met de zuiveringseed sprake is als betalingen worden gedaan met het oogmerk gekozen te worden. Voorts stelt de regering dat het primair aan iedere volksvertegenwoordiger is om voor zichzelf te beoordelen hoe de afdracht en de aard van de afspraken daaromtrent zich verhouden tot het vrije mandaat en de zuiveringseed. De regering ziet geen aanleiding daar nadere regels over te stellen. Wel is er aanleiding om de directe betalingen van schadeloosstellingen aan politieke partijen tegen te gaan, zoals voorzien in dit wetsvoorstel. Dit antwoord in ogenschouw nemende, herhalen de leden van de VVD-fractie nog eens hun vragen over de relatie met de inhoud van de statuten van politieke partijen. Hoe verhoudt de zuiveringseed die volksvertegenwoordigers moeten afleggen zich tot bepalingen in statuten van politieke partijen, waaruit voortvloeit dat leden van een partij die kandidaat worden gesteld voor openbare lichamen, voorafgaande aan die kandidaatsteling een verklaring moeten tekenen, waarin zij verklaren dat zij de geldelijke vergoedingen afdragen aan de politieke partij (vereniging)? Een en ander staat los van de cessieovereenkomst. De leden van de VVD-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat een plaats op de kandidatenlijst van een politieke partij met dergelijke statuten alleen verkregen kan worden door zo’n verklaring te tekenen. Verklaringen om deze betalingen te doen worden dan in feite toch gedaan om gekozen te worden. Want als deze verklaring niet wordt gegeven dan komt iemand niet op de kandidatenlijst van die politieke partij te staan. Naar de mening van de leden van de VVD-fractie is er in die situatie sprake van strijd met de zuiveringseed. Hoe ziet de regering dat? In hoeverre zijn deze statuten rechtsgeldig? Wat kan er worden gedaan om deze mogelijkheid te verbieden? In hoeverre lost het wetsvoorstel het gesignaleerde probleem op? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering op deze vragen.
Een wetsvoorstel is een verregaande maatregel, waarvoor goede redenen moeten zijn, zo betogen de leden van de SP-fractie. Het is de gewoonte dat de regering in de Memorie van toelichting aangeeft wat de aanleiding is voor een wetsvoorstel. Met de Raad van State constateren deze leden dat deze motivering tot nu toe ontbreekt. Welke gebeurtenissen waren voor de regering aanleiding voor deze wetsvoorstellen? Welke praktische problemen worden met deze wetten opgelost?
De leden van de SP-fractie zijn blij dat de regering enkele misverstanden over de fiscale gevolgen van de afdrachtregeling van de SP heeft weggenomen. Ook in deze afdrachtregeling wordt loonbelasting ingehouden en wordt de vergoeding aangemerkt als persoonlijk inkomen. In elke afdrachtregeling kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid van giftenaftrek, omdat politieke partijen bij de Belastingdienst worden aangemerkt als «algemeen nut beogende instelling». Deze leden stellen het op prijs dat de regering nog eens benadrukt dat hier geen principiële verschillen zijn tussen de afdrachtregeling van de SP en die van andere politieke partijen.
De regering stelt dat een vrijwillige afdrachtregeling een «interne partijaangelegenheid» is. Deze wetsvoorstellen zijn echter een directe inbreuk op de vrijheid van vereniging, zo constateren de leden van de SP-fractie, omdat zij een einde maken aan een vrijwillige afspraak tussen de leden van de partij. Een dergelijke inbreuk in de interne partijdemocratie is volgens deze leden alleen te rechtvaardigen als een andere grondwettelijk principe wordt geschonden. Die schending zien deze leden niet. De regering stelt dat door het gebruik van de cessie, waarbij een politieke ambtsdrager zelf bepaald naar welk rekeningnummer zijn of haar vergoedingen worden overgemaakt, een bedreiging zou zijn voor de onafhankelijkheid van die ambtsdrager. Beseft de regering, zo vragen deze leden, dat de afdrachtregeling van de SP vrijwillig is en op elk moment door de ambtsdrager kan worden beëindigd? De regering stelt dat politieke ambtsdragers voor hun levensonderhoud niet afhankelijk moeten zijn van een politieke partij. Beseft de regering dat – juist andersom – bij elke afdrachtregeling van elke partij de politieke partij financieel afhankelijk wordt van de ambtsdrager? De regering stelt dat de bestedingsvrijheid van de politieke ambtsdrager «boven iedere twijfel verheven» moet zijn. Beseft de regering dat zij met deze wetsvoorstellen regelt dat vergoedingen niet meer naar een bepaald rekeningnummer kunnen worden overgemaakt en dat zij daarmee de vrijheid van ambtsdragers beperkt?
De leden van de fractie van de SP zijn teleurgesteld dat de regering niet serieus is ingegaan op de vragen over het principe van «stemmen zonder last». Daarmee blijft, zo vrezen deze leden, bij sommige fracties onterecht de idee bestaan dat de afdrachtregeling van de SP hiermee in strijd zou zijn. Het «stemmen zonder last» betekent dat een volksvertegenwoordiger niet kan worden gedwongen voor of tegen een voorstel te stemmen. De regering stelt dat vrijwillige afdrachtregelingen niet in strijd zijn met het principe van «stemmen zonder last». «Het is primair aan iedere volksvertegenwoordiger om voor zichzelf te beoordelen hoe de afdracht en de aard van de afspraken daaromtrent zich verhouden tot het vrije mandaat en de zuiveringseed», zo stelt de regering in de Nota naar aanleiding van het verslag. Waarom mogen politieke ambtsdragers die lid zijn van de SP niet kiezen voor een overeenkomst van cessie, als onderdeel van een vrijwillige afdrachtregeling?
De leden van de fractie van de SP zijn ook teleurgesteld dat de regering heeft gekozen voor wettelijke dwangmiddelen. Zij vragen waarom de regering deze wettelijke maatregelen proportioneel acht en waarom dit soort wettelijke maatregelen voor een praktisch probleem van uitvoering passen binnen de democratische verhoudingen in ons land. Deelt de regering de opvatting van deze leden dat binnen de huidige wetten en regels overheden gewoon moeten meewerken aan de cessieovereenkomst die leden van de SP met overheden hebben gesloten?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken dat de bestedingsvrijheid van de politieke ambtsdrager buiten elke twijfel verheven is, wanneer er een betalingsregeling tussen partij en ambtsdrager is waarbij er geen sprake is van een cessieovereenkomst. Deze leden vragen of er een de facto arbeidsrelatie kan ontstaan tussen ambtsdrager en partij in het geval dat een partijbrede overeenkomst bestaat over een (aanzienlijke) betalingsregeling.
Zij vragen de regering voorts inzichtelijk te maken op welk moment een betalingsovereenkomst tussen een partij en haar ambtsdragers, waarvan bijvoorbeeld het gehele bedrag wordt overgemaakt, ongewenst wordt. Kan de regering toelichten waarom het overmaken van soms aanzienlijke bedragen wel als vrijwillig aangemerkt dient te worden maar, los van het bedrag, cessieovereenkomsten niet?
In de nota naar aanleiding van het verslag wordt gesteld dat de afdrachtregeling de politieke ambtsdragers een mogelijkheid van giftenaftrek biedt. Zij kunnen de afdrachten bij hun belastingaangifte binnen de fiscale kaders als gift aftrekken. Daarvoor geldt dan de algemene regeling voor giftenaftrek. In dat kader vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 10 juni 2011 inzake de vrijwilligersvergoeding die als gift is teruggestort (Kamerstuk 31 066, nr. 105). Uit die brief blijkt dat, wil er sprake zijn van een giftenaftrek, een vrijwilliger de vergoeding daadwerkelijk ontvangen moet hebben en vrij moet zijn om te bepalen of hij deze vergoeding zelf houdt dan wel schenkt aan de organisatie waar hij het vrijwilligerswerk voor verricht. Als dat het geval is, dan mag een teruggestorte vergoeding als gift worden aangemerkt en van de belasting worden afgetrokken, één en ander als aan de andere voorwaarden wordt voldaan.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe dit zich verhoudt tot de cessieovereenkomst en de afdrachtregeling. In die situatie ontvangt de politieke ambtsdrager namelijk niet zelf een nettobedrag, maar ontvangt de politieke partij dat nettobedrag. De volksvertegenwoordiger kan dan dus niet zelf beschikken over dat bedrag en niet zelf bepalen of hij het bedrag wil houden dan wel een deel daarvan aan de partij wil afstaan. Is in die situatie de mogelijkheid van giftenaftrek, met alle fiscale voordelen van dien, wel terecht? In hoeverre is hier sprake van een verschil in behandeling tussen vrijwilligers in een organisatie en politieke ambtsdragers? Zou het niet rechtvaardiger zijn om één lijn in dezen te trekken? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
De leden van de CDA-fractie vragen nader, wat de fiscale effecten zijn van een cessieovereenkomst, met betrekking tot de schadeloosstelling, maar ook met betrekking tot onkostenvergoedingen en eventuele andere financiële vergoedingen. Heeft een cessieovereenkomst gevolgen voor controle en verantwoording, zowel door de betrokken volksvertegenwoordiger als door de betrokken politieke partij ?
De voorzitter van de commissie,
Dijksma
De adjunct-griffier van de commissie,
Hendrickx