Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de positie van de rechter-commissaris in het voorbereidende onderzoek in strafzaken te versterken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 12i, derde lid, wordt na «artikel 181» ingevoegd «teneinde de rechter-commissaris bepaalde onderzoekshandelingen te laten verrichten,» en vervalt de zinsnede «of artikel 241, eerste lid,».
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Tijdens het voorbereidende onderzoek staat het openbaar ministerie aan de verdachte op diens verzoek toe kennis te nemen van de processtukken.
2. In het tweede lid vervalt «de rechter-commissaris of».
In artikel 32 vervalt de zinsnede «of de rechter-commissaris».
In artikel 33 vervalt «zodra het gerechtelijk vooronderzoek is gesloten of geëindigd of indien een gerechtelijk vooronderzoek niet heeft plaatsgehad,» en «de kennisgeving van verdere vervolging of».
In artikel 36, eerste lid, wordt na «verdachte» ingevoegd: of op voordracht van de rechter-commissaris op de voet van artikel 180.
De artikelen 36a tot en met 36e, 56, vijfde lid, 207, 208, 240, de zevende afdeling van titel III van het Tweede Boek, de artikelen 244 tot en met 245a, 246, derde lid, 248 tot en met 254, 257, en 509e vervallen.
In artikel 39, derde lid, wordt «in geval van een gerechtelijk vooronderzoek, den rechter-commissaris» vervangen door: de rechter-commissaris indien deze uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183 onderzoekshandelingen verricht.
In artikel 44, tweede lid, wordt «tot het eerste verhoor tijdens het gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: tot het eerste verhoor door de rechter-commissaris die uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183 onderzoekshandelingen verricht.
In artikel 47 wordt «in geval van een gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: in geval deze uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183 onderzoekshandelingen verricht.
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, vervalt «tijdens het gerechtelijk vooronderzoek de rechter-commissaris, en overigens».
2. In het derde lid vervalt de zinsnede «rechter-commissaris of de».
3. In het vierde lid vervalt «het gerechtelijk vooronderzoek is gesloten of geëindigd, of, ingeval een gerechtelijk vooronderzoek niet heeft plaatsgehad, zodra de kennisgeving van verdere vervolging of».
In artikel 62a, eerste lid, vervalt «tijdens het gerechtelijk vooronderzoek door de rechter-commissaris en anders».
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «een der artikelen 250 en 262» vervangen door: artikel 262.
2. In het derde lid wordt «de artikelen 250 en 262» vervangen door: artikel 262.
In artikel 104, eerste lid, komt de tweede volzin te luiden: Buiten het geval hij uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183 onderzoekshandelingen verricht, vindt inbeslagneming door de rechter-commissaris slechts plaats op vordering van de officier van justitie.
In de artikelen 105, eerste lid, en 110, eerste lid, wordt «in het gerechtelijk vooronderzoek» telkens vervangen door: indien hij uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183 onderzoekshandelingen verricht.
Artikel 114, eerste lid, komt te luiden:
1. De artikelen 100 tot en met 102 zijn van overeenkomstige toepassing op de rechter-commissaris die uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183 onderzoekshandelingen verricht.
In artikel 117a wordt «tijdens een lopend gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: terwijl de rechter-commissaris uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183 onderzoekshandelingen verricht.
Artikel 125o wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «, tijdens het gerechtelijk vooronderzoek, de rechter-commissaris» vervangen door: indien deze de doorzoeking verricht, de rechter-commissaris.
2. In het derde lid vervalt «, tijdens het gerechtelijk vooronderzoek,».
In artikel 126b, derde lid, wordt «als tijdens het gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: als in het geval hij in een zaak onderzoekshandelingen verricht uit hoofde van artikel 181.
In artikel 149 vervalt «en vordert, zoo daartoe termen zijn, dat tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek worde overgegaan».
Artikel 177a komt te luiden:
De officier van justitie draagt er zorg voor dat de rechter-commissaris tot wie hij een vordering richt, tijdig alle relevante stukken ontvangt en voorziet de rechter-commissaris van de inlichtingen die nodig zijn voor een goede uitoefening van diens taak.
In artikel 179 wordt «het gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: de door hem verrichte onderzoekshandelingen.
Artikel 180 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «noodelooze» vervangen door «nodeloze».
2. Het tweede en derde lid komen te luiden:
2. De rechter-commissaris kan op verzoek van de verdachte of diens raadsman, en indien hij uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183 onderzoekshandelingen verricht tevens ambtshalve, de voortgang van het opsporingsonderzoek beoordelen. De rechter-commissaris kan zich daartoe processtukken doen overleggen. Indien nodig hoort de rechter-commissaris de officier van justitie en de verdachte of diens raadsman.
3. De rechter-commissaris kan de onverwijlde of spoedige beëindiging van het opsporingsonderzoek bevelen. De rechter-commissaris kan de zaak tevens voorleggen aan de rechtbank, met het oog op toepassing van artikel 36.
De opschriften van titel III van het Tweede Boek en van de eerste afdeling van titel III van het Tweede Boek komen te luiden:
TITEL III. ONDERZOEK DOOR DE RECHTER-COMMISSARIS
EERSTE AFDELING. AANLEIDING TOT HET VERRICHTEN VAN ONDERZOEKSHANDELINGEN
De artikelen 181 tot en met 183 komen te luiden:
1. De officier van justitie kan vorderen dat de rechter-commissaris met het oog op de opsporing van een strafbaar feit onderzoekshandelingen verricht. Hij geeft daarbij een omschrijving van het feit waarop het onderzoek betrekking dient te hebben en van de door hem gewenste onderzoekshandelingen. De vordering wijst indien deze bekend is de verdachte aan.
2. De rechter-commissaris beslist bij een met redenen omklede beschikking.
3. De rechter-commissaris doet de vordering van de officier van justitie en zijn beslissing daaromtrent, indien deze bekend is aan de verdachte toekomen, tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet. In dat laatste geval doet hij de verdachte uiterlijk ter gelegenheid van het eerste verhoor van de verdachte de vordering alsmede zijn beslissing toekomen.
1. De verdachte die is verhoord in verband met een strafbaar feit, of die reeds terzake van een strafbaar feit wordt vervolgd, kan de rechter-commissaris verzoeken dienaangaande onderzoekshandelingen te verrichten.
2. Het verzoek wordt schriftelijk gedaan en gericht aan de rechter-commissaris in wiens rechtsgebied de vervolging plaatsvindt of waar het verhoor heeft plaatsgevonden.
3. Het verzoek behelst een opgave van het feit en van de onderzoekshandelingen die door de rechter-commissaris dienen te worden verricht, en is met redenen omkleed. De rechter-commissaris zendt de officier van justitie onverwijld een afschrift van het verzoek. De officier van justitie kan schriftelijk zijn zienswijze mededelen omtrent het verzoek.
4. De rechter-commissaris kan de verdachte horen omtrent het verzoek. De verdachte kan zich daarbij door een raadsman doen bijstaan. De rechter-commissaris stelt de officier van justitie op de hoogte van de tijd en plaats van het horen. De officier van justitie is bevoegd bij het horen aanwezig te zijn en de nodige opmerkingen te maken.
5. De rechter-commissaris beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek. De beschikking is met redenen omkleed en wordt schriftelijk ter kennis van de verdachte en de officier van justitie gebracht. In geval van toewijzing van het verzoek, vermeldt de beschikking het feit waarop het onderzoek betrekking heeft en verricht de rechter-commissaris zo spoedig mogelijk de verzochte onderzoekshandelingen.
6. Indien de verdachte in voorlopige hechtenis is gesteld, kan de rechter-commissaris indien hij dit noodzakelijk acht, ten aanzien van het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen, ambtshalve onderzoekshandelingen verrichten. Hij doet van zijn beslissing om onderzoekshandelingen te verrichten onverwijld mededeling aan de officier van justitie en aan de verdachte, onder vermelding van de betreffende onderzoekshandelingen en het feit waarop deze betrekking hebben.
1. In het kader van een uit hoofde van de artikelen 181 of 182 ingesteld onderzoek, kan de verdachte schriftelijk wensen tot onderzoek kenbaar maken aan de rechter-commissaris. De rechter-commissaris doet de officier van justitie een afschrift van het verzoek toekomen.
2. De rechter-commissaris beslist bij een met redenen omklede beschikking. Indien de rechter-commissaris bezwaar heeft, hetzij tegen het horen van de opgegeven getuigen of deskundigen, hetzij tegen het onderzoek naar de opgegeven feiten, deelt hij zijn weigering om tot de onderzoekshandeling over te gaan, bij een met redenen omklede schriftelijke beschikking aan de verdachte en de officier van justitie mede.
3. De verdachte kan binnen veertien dagen daarna tegen die weigering een bezwaarschrift indienen bij de rechtbank, die zo spoedig mogelijk beslist.
1. Indien de rechter-commissaris van zijn beslissing mededeling doet om in een zaak op grond van de artikelen 181 tot en met 183 onderzoekshandelingen te verrichten, doet de officier van justitie hem zo spoedig mogelijk een afschrift van de processtukken toekomen. De officier van justitie informeert de rechter-commissaris die onderzoekshandelingen verricht, uit eigen beweging of op diens verzoek, over het verloop van het opsporingsonderzoek.
2. De rechter-commissaris verstrekt de officier van justitie op diens vordering schriftelijk inlichtingen over de door hem verrichte of te verrichten onderzoekshandelingen. Op diens verzoek, of naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie, verstrekt de rechter-commissaris tevens inlichtingen aan de verdachte, tenzij het belang van het onderzoek zich hiertegen verzet.
Het opschrift van de tweede afdeling van titel III van het Tweede Boek komt te luiden:
TWEEDE AFDELING. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 185 komt te luiden:
Indien de rechter-commissaris dit voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk acht, roept hij de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman op voor hem te verschijnen.
De artikel 199 en 200 komen te luiden:
Indien de rechter-commissaris blijkt dat in het opsporingsonderzoek vormen zijn verzuimd, beveelt hij, hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van de officier van justitie of op het verzoek van de verdachte, zo mogelijk het herstel van het verzuim, onder aanwijzing van de verrichtingen welke daartoe opnieuw zullen geschieden.
De rechter-commissaris doet, indien hij dit nodig acht, de verdachte voor zich verschijnen. Hij kan de dagvaarding bevelen van de verdachte die in vrijheid is.
Artikel 222, tweede lid, komt te luiden:
2. De rechtbank kan echter op verslag van de rechter-commissaris of op de vordering van de officier van justitie, telkens, nadat de getuige opnieuw door haar is gehoord, dat bevel met twaalf dagen verlengen.
In de artikel 223, vierde lid, wordt «het gerechtelijk vooronderzoek is gesloten of geëindigd» vervangen door: het onderzoek door de rechter-commissaris is beëindigd.
In artikel 226g, eerste lid, wordt «gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: strafzaak.
In artikel 226j, vierde lid, wordt «voor de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: voor de beëindiging van het onderzoek door de rechter-commissaris.
De zesde afdeling komt te luiden:
ZESDE AFDELING. BEËINDIGING VAN HET ONDERZOEK.
De artikelen 237 en 238 komen te luiden:
Indien de rechter-commissaris de onderzoekshandelingen heeft voltooid, of indien tot voorzetting van het onderzoek geen grond bestaat, beëindigt hij het onderzoek. Hij zendt de daarop betrekking hebbende stukken aan de officier van justitie en in afschrift tevens aan de verdachte.
1. Indien de officier van justitie de rechter-commissaris schriftelijk mededeelt dat hij van verdere vervolging afziet, beëindigt de rechter-commissaris het onderzoek.
2. De officier van justitie die voornemens is de verdachte te dagvaarden terwijl de rechter-commissaris nog onderzoekshandelingen verricht, stelt de rechter-commissaris hiervan zo spoedig mogelijk in kennis. De rechter-commissaris beëindigt, zonodig na de officier van justitie en de verdachte of diens raadsman te hebben gehoord, het onderzoek. Daarbij kan hij de officier van justitie een proces-verbaal in het dossier doen opnemen met de mededeling dat het onderzoek uit hoofde van deze Titel nog niet is afgerond.
De achtste en negende afdeling van titel III van het Tweede Boek worden vernummerd tot zevende en achtste afdeling.
Artikel 243 komt te luiden:
1. Indien de officier van justitie afziet van verdere vervolging, doet hij de verdachte daarvan onverwijld schriftelijk mededeling.
2. De kennisgeving van niet verdere vervolging wordt aan de verdachte betekend.
3. De officier van justitie doet in geval van vervolging wegens een misdrijf aan de rechtstreeks belanghebbende die hem bekend is, onverwijld schriftelijk mededeling van de kennisgeving van niet verdere vervolging.
4. Indien in de zaak een bevel krachtens de artikelen 12 of 13 is gevraagd of gegeven, doet de officier van justitie een mededeling dat van verdere vervolging wordt afgezien niet dan nadat daarin is bewilligd door het gerechtshof binnen wiens rechtsgebied de vervolging is ingesteld. De officier van justitie doet te dien einde de processtukken, vergezeld van een verslag houdende de gronden voor de mededeling dat van verdere vervolging wordt afgezien, toekomen aan het gerechtshof.
Artikel 255 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «dier» vervangen door «van deze» en wordt «gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door «opsporingsonderzoek».
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Tot de instelling van een opsporingsonderzoek als bedoeld in het derde lid wordt niet overgegaan dan na machtiging door de rechter-commissaris, verleend op vordering van de officier van justitie die met de opsporing van het strafbare feit is belast.
3. Het vijfde lid vervalt.
In artikel 258 vervallen het tweede tot en met vierde lid. Het vijfde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Artikel 262 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «, voor zoover deze betreft een feit ten aanzien waarvan eene kennisgeving van verdere vervolging niet is voorafgegaan,» en wordt «beteekening» vervangen door «betekening».
2. Het tweede tot en met zevende lid komen te luiden:
2. Zolang de in het eerste lid van dit artikel gestelde termijn niet is verstreken, kan de rechtbank alleen met toestemming van de verdachte het onderzoek op de terechtzitting een aanvang doen nemen. Door het geven van toestemming doet de verdachte tevens afstand van het recht om een bezwaarschrift in te dienen. In het andere geval stelt de rechtbank de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting voor bepaalde of onbepaalde tijd uit. Behoudens ingeval de verdachte ten aanzien van de gehele tenlastelegging buiten vervolging is gesteld, wordt de verdachte, met verwijzing naar de inhoud van de dagvaarding, opgeroepen en worden de getuigen, deskundigen en tolken opnieuw gedagvaard of opgeroepen voor de dag van de terechtzitting bepaald, zodra op het gehele bezwaarschrift onherroepelijk is beslist. De artikelen 263 en 265 zijn van overeenkomstige toepassing.
3. De rechtbank kan, alvorens te beslissen, door de rechter-commissaris een onderzoek doen instellen en zich de daartoe betrekkelijke stukken doen overleggen. Dit onderzoek wordt overeenkomstig de bepalingen van de tweede tot en met de vijfde en zevende afdeling van de Derde Titel van dit Boek gevoerd.
4. Indien het feit niet tot de kennisneming der rechtbank behoort, verklaart zij zich onbevoegd.
5. Is de officier van justitie niet ontvankelijk, het feit waarop de kennisgeving van verdere vervolging betrekking had, of de verdachte niet strafbaar, of onvoldoende aanwijzing van schuld aanwezig, dan stelt zij de verdachte ten aanzien van de gehele tenlastelegging of voor een bij de beschikking nader aan te duiden gedeelte van de tenlastelegging buiten vervolging.
6. In alle andere gevallen verklaart de rechtbank hetzij de verdachte niet-ontvankelijk hetzij het bezwaarschrift ongegrond, zo nodig onder aanduiding van de wijzigingen die in de tenlastelegging moeten worden aangebracht.
7. Indien de beschikking tot onbevoegdverklaring of buitenvervolgingstelling ten aanzien van de gehele tenlastelegging onherroepelijk is geworden, vervalt een reeds uitgebrachte dagvaarding. Indien de beschikking tot onbevoegdverklaring of buitenvervolgingstelling ten aanzien van een gedeelte van de tenlastelegging onherroepelijk is geworden, moet de tenlastelegging in overeenstemming met die beschikking worden gebracht.
Na artikel 262 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
1. In geval van onbevoegdverklaring of buitenvervolgingstelling staat voor het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de beschikking hoger beroep bij het gerechtshof en daarna beroep in cassatie open.
2. Tegen de beschikking van het gerechtshof staat voor de verdachte binnen veertien dagen na de betekening van die beschikking beroep in cassatie open.
3. Het gerechtshof en de Hoge Raad beslissen zo spoedig mogelijk.
Artikel 295, vierde lid, komt te luiden:
4. De rechtbank kan tevens bevelen dat door de officier van justitie de vordering zal worden gedaan als bedoeld in artikel 181, teneinde de rechter-commissaris bepaalde onderzoekshandelingen te laten verrichten.
Artikel 316, derde lid, vervalt «geldt als een gerechtelijk vooronderzoek en» en wordt «de tweede tot en met de vijfde en de achtste afdeling» vervangen door: de tweede tot en met de vijfde en de zevende afdeling.
In artikel 370, tweede lid, vervalt «artikel 250, eerste lid, of».
In artikel 371, onder a, vervalt «artikel 250, eerste lid, of» en wordt «artikel 262, derde lid» gewijzigd in: artikel 262, tweede lid.
In artikel 398, onderdeel 4°, vervalt «wordt geen gerechtelijk vooronderzoek gelast, doch».
Artikel 411a, tweede lid, komt te luiden:
2. Het onderzoek door de rechter-commissaris vindt plaats overeenkomstig de tweede tot en met vijfde en zevende afdeling van de Derde Titel van het Tweede Boek.
In de artikelen 420, tweede lid, en 466, eerste lid, vervalt «, geldt als een gerechtelijk vooronderzoek en» en wordt «de tweede tot en met de vijfde en de achtste afdeling» vervangen door: de tweede tot en met de vijfde en de zevende afdeling.
In artikel 509b, eerste lid, vervalt «den rechter-commissaris, zoolang deze met het gerechtelijk vooronderzoek is belast, of».
In artikel 526, vierde lid, wordt «gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: het onderzoek dat de rechter-commissaris verricht uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183.
In artikel 542, tweede lid, vervalt «geldt als een gerechtelijk vooronderzoek en» en wordt «de tweede tot en met vijfde en achtste afdeling» vervangen door: de tweede tot en met de vijfde en de zevende afdeling.
In artikel 552n, eerste lid, onderdeel d, wordt na «in beslag worden genomen» ingevoegd: en de rechter-commissaris daartoe bevoegdheden dient uit te oefenen.
Artikel 552o wordt als volgt gewijzigd:
1. In eerste lid wordt «dezelfde rechtsgevolgen als een vordering tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: dezelfde rechtsgevolgen als de vordering tot het verrichten van onderzoekshandelingen door de rechter-commissaris uit hoofde van artikel 181.
2. In het tweede lid wordt «een vordering tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: een vordering tot het verrichten van onderzoekshandelingen door de rechter-commissaris uit hoofde van artikel 181.
Artikel 552p, tweede lid, komt te luiden:
2. De officier van justitie kan inbeslaggenomen stukken van overtuiging en onder hem berustende gegevensdragers waarop gegevens zijn opgenomen die zijn vergaard met gebruikmaking van enige strafvorderlijke bevoegdheid, afgeven aan de buitenlandse autoriteiten voor zover de rechtbank, met inachtneming van het toepasselijke verdrag, daartoe verlof verleent.
Artikel 552t, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien voorlopige hechtenis is toegepast en de officier van justitie een voorstel doet ingevolge het eerste lid, doet hij de verdachte die zich in Nederland bevindt of die een bekende woon- of verblijfplaats buiten Nederland heeft, kennis geven dat hij de vervolging waarop het opsporingsonderzoek betrekking had voor overdracht aan een vreemde staat heeft voorgedragen. Deze kennisgeving wordt aan de verdachte betekend.
In artikel 591a, tweede lid wordt «het gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: de vervolging.
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 53, eerste lid, en 54, eerste lid, 418 en 419 wordt «nadat tot het instellen van het gerechtelijk vooronderzoek is overgegaan» vervangen door: van de rechter-commissaris.
De Uitvoeringswet Internationaal Strafhof wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 50, eerste lid, onderdeel d, wordt na «in beslag worden genomen» ingevoegd: en daartoe bevoegdheidsuitoefening door de rechter-commissaris nodig is.
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
1. In eerste lid wordt «dezelfde rechtsgevolgen als een vordering tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: dezelfde rechtsgevolgen als de vordering tot het verrichten van onderzoekshandelingen door de rechter-commissaris, als bedoeld in artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering.
2. In het tweede lid wordt «dezelfde rechtsgevolgen als een vordering tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek» vervangen door: dezelfde rechtsgevolgen als een vordering tot het verrichten van onderzoekshandelingen door de rechter-commissaris, als bedoeld in artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering.
In artikel 64 wordt in de tweede volzin «de bevoegdheden uitoefenen welke hem uit hoofde van een gerechtelijk vooronderzoek toekomen» vervangen door: de bevoegdheden uitoefenen welke hem als gevolg van het toewijzen van een vordering als bedoeld in artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering toekomen.
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 28, derde lid, 29, eerste en derde lid, vervalt telkens «, op de voordracht van de rechter-commissaris, met het gerechtelijk vooronderzoek belast».
De Wet Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 4, tweede lid, wordt «indien tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van misdrijf wordt ingesteld» vervangen door: indien hij wordt vervolgd wegens een misdrijf.
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 96b wordt «op de voordracht van de rechter-commissaris, met het gerechtelijk vooronderzoek belast» vervangen door: op de voordracht van de rechter-commissaris, met onderzoek in de zaak belast.
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 67, tweede lid, wordt «indien tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld» vervangen door: indien hij wordt vervolgd wegens een misdrijf.
De Wet op de lijkbezorging wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 77 komt te luiden:
De bevoegdheden die artikel 76 aan de officier van justitie toekent, komen mede toe aan de rechter-commissaris die onderzoekshandelingen in de zaak verricht.
De Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 13d, eerste lid, vervalt de tweede volzin.
De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 46f, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. hij wordt vervolgd wegens een misdrijf.
In strafzaken waarin ten tijde van de inwerkingtreding van deze wet reeds een gerechtelijk vooronderzoek is ingesteld of dit gerechtelijk vooronderzoek nog niet onherroepelijk is gesloten, blijven de op dat tijdstip vervallen bepalingen van toepassing.
Indien de wet van 22 januari 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot verbetering van de regeling van de positie van de deskundige in het strafproces (Wet deskundige in strafzaken) in werking getreden is op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt in artikel 176, tweede volzin, «een verzoek op grond van artikel 36a» vervangen door: een verzoek op grond van artikel 182.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet versterking positie rechter-commissaris.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,