32 176
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met het gebruik van het persoonsgebonden nummer bij onder meer de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens van leerlingen

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 26 november 2009

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave Blz.

Algemeen deel 1

Inhoud van het wetsvoorstel 1

De doorlopende leerlijn 4

Uitvoeringsgevolgen 4

Financiële gevolgen 4

Administratieve lasten 4

Artikelsgewijze toelichting 4

Artikelen I en II (artikel 178a, zesde lid, WPO en artikelen 43 en 164a, zevende lid, WEC) 4

Artikelen III en IV (artikel 103b, zevende lid, WVO, artikel 2.3.6a, zevende lid, WEB en artikel 2.5.5a, negende lid, WEB) 5

ALGEMEEN DEEL

Inhoud van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wetswijziging die het gebruik van het persoonsgebonden nummer van een leerling voor het uitwisselen van gestandaardiseerde leer- en begeleidingsgegevens wil regelen. De genoemde leden zijn overtuigd van het belang van het leggen van een juridisch fundament onder het gebruik van het persoonsgebonden nummer bij de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens. Ook de voorziene structurele daling van de administratieve lasten kan niet anders dan tot instemming met het voorstel leiden. Verder is het persoonsgebonden nummer een welkom middel om gerichter te kunnen inspelen op de problemen met achterstandsgroepen.

Niettemin zien de leden zich wel genoodzaakt enkele kanttekeningen te plaatsen bij de voorgenomen wetswijziging. Deze kanttekeningen richten zich met name op de uitwisseling van privacygevoelige informatie, een thema dat de voortdurende zorg van de leden heeft.

Om te beginnen moeten deze leden constateren, dat deze wetswijziging voornamelijk wil vastleggen wat reeds gebruikelijk is. Dat een gegroeide praktijk juridisch wordt ingekaderd, is op zich verstandig, de regering schrijft echter in het nader rapport dat de «noodzaak van uitbreiding van het gebruik van het persoonsgebonden nummer» in de toekomst «van geval tot geval [wordt] bezien». Mogen de leden hieruit de conclusie trekken dat de praktijk te allen tijde leidend is? Onderkent de regering het gevaar dat we met het persoonsgebonden nummer mogelijk een Trojaans paard binnenhalen in de stad van de privacy?

Kortom, hoe staat het met de privacyrisico’s, zijn die dermate laag dat we met een gerust hart het persoonsgebonden nummer kunnen invoeren?

Hieraan gekoppeld willen genoemde leden de regering vragen meer expliciet aan te geven wat het oogmerk is van de uitwisseling van leerling- en leergegevens, en welke gegevensuitwisselingen volgens de regering geoorloofd zijn en welke beslist niet.

Naar aanleiding van de opmerkingen in het nader rapport hebben de leden nog enige vragen. Zijn de ICT-systemen van scholen afdoende voorbereid op de implementatie van het persoonsgebonden nummer? Wat is daarnaast de stand van zaken op het gebied van het bewaren van leerlinggegevens? Wordt artikel 10 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) door onderwijsinstellingen nageleefd? Wordt de vereiste bewaartermijn nagevolgd, of wordt het hier niet zo nauw mee genomen?

In het nader rapport wordt met recht aangegeven dat betrokkene recht heeft op «inzage in, correctie van, afscherming van en verzet tegen verwerking van persoonsgegevens». Is dit bij «betrokkenen» voldoende bekend? Indien neen, op welke wijze denkt de regering dit te kunnen bevorderen?

Voorgaande twee vragen leggen de leden de regering eveneens voor met betrekking tot het toestemmingsvereiste (artikel 8, onderdeel a, Wbp). Dergelijke vragen verdienen alle aandacht, in het bijzonder nu een recent onderzoek in opdracht van het lid Biskop, waarvan de resultaten tijdens de begrotingsbehandeling van OCW d.d. 10 november jl. aan de minister zijn overhandigd, heeft uitgewezen dat leer- en leerlinggegevens via de internetsites van scholen dikwijls relatief eenvoudig te bemachtigen zijn.

De leden van de PvdA-fractie zijn voorstander van het gebruik van het persoonsgebonden nummer in het onderwijs om de uitwisseling van leerlinggegevens te vergemakkelijken en om leerlingen gedurende hun schoolloopbaan goed te kunnen volgen. De privacy van leerlingen en hun ouders en de bescherming van hun persoonsgegevens zijn echter ook belangrijk, en daarom moet met hun gegevens en het persoonsgebonden nummer van de leerlingen zeer zorgvuldig worden omgegaan. Deze wetswijziging geeft scholen op het punt van het gebruik van dit nummer meer helderheid en is volgens deze leden in lijn met de Wet bescherming persoonsgegevens. Zij steunen dus dit wetsvoorstel.

De leden delen wel de opmerking van de Raad van State dat op afzienbare termijn het gebruik van het persoonsgebonden nummer in het onderwijs aanzienlijk wordt verruimd en dat het wordt ingezet voor een diversiteit aan doeleinden. Het gebruiksgemak van het persoonsgebonden nummer genereert steeds weer nieuwe gebruiksmogelijkheden, en daardoor wordt het risico op verkeerd gebruik ook groter. Daarom is het goed dat uitbreiding niet zomaar gebeurt, maar dat dit alleen geschiedt nadat er overleg is geweest met het parlement.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen van de regering en het advies van de Raad van State. De leden constateren dat het persoonsgebonden nummer gebruikt kan worden voor de uitwisseling van zowel leer- en begeleidingsgegevens. De memorie van toelichting geeft twee voorbeelden van extra begeleiding. Welke vormen van begeleiding vallen hier allemaal specifiek onder, zo vragen de leden.

De leden maken zich zorgen over de beveiliging van netwerken van scholen. Kan de regering aangeven hoe de veiligheid van opgeslagen informatie gekoppeld aan een persoongebonden nummer gegarandeerd wordt? Welke maatregelen moeten scholen en de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) nemen om de veiligheid van gegevens te garanderen? Is er een standaard beveiliging van de gegevens of moeten scholen zelf voor de beveiliging zorgen? Wat zijn de kosten die hiermee gemoeid zijn voor zowel scholen als de IB-Groep? Verder vermeldt de memorie van toelichting dat de IB-Groep enkele aanpassingen in de infrastructuur moet doen om relevante basisregister onderwijs gegevens (BRON-gegevens) te laten raadplegen? Is het feitelijk juist dat deze gegevens centraal worden opgeslagen? Zo ja, hoe is de beveiliging van deze gegevens geregeld? Hoeveel gegevens van kinderen onder de 18 jaar zijn nu al centraal opgeslagen? Is deze regering voornemens nog meer gegevens van jongeren onder de 18 jaar centraal op te slaan, zo vragen de leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van enkele wetten in verband met het gebruik van het persoonsgebonden nummer bij onder meer de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens van leerlingen.

In de toelichting op de regels waaraan gegevensuitwisseling volgens de Wbp moet voldoen, wordt gesteld dat gegevens niet langer bewaard mogen worden dan noodzakelijk is voor de verwerkingsdoeleinden. De leden vragen wat een gebruikelijke maximale bewaartermijn is. Worden de gegevens niet langer bewaard na uitschrijving van de leerling?

De leden vragen op welke manier voor ouders en leerlingen duidelijk wordt wat hun rechten zijn, met name op het gebied van toestemming en inzage. Deze leden vragen ook of opnieuw toestemming door de leerling moet worden afgegeven voor de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens, wanneer deze leerling de leeftijd van 16 jaar bereikt.

De leden delen de opmerking van de Raad van State dat zorgvuldig moet worden omgegaan met de «direct met het leren samenhangende begeleidingsgegevens». De leden erkennen dat via algemene maatregel van bestuur (AMvB) meer duidelijkheid kan worden gegeven. Wel vragen de leden of medische informatie volledig wordt uitgesloten. Hoe wordt in de praktijk duidelijk wat wel en niet is toegestaan, zo vragen de leden.

De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze de privacy van leerlingen is gewaarborgd. Zij vragen hoe de regering voorkomt dat het persoonsgebonden nummer het mogelijk maakt informatie over leerlingen, anders dan die met betrekking tot de doorlopende leerlijnen, uit te wisselen. Kan de regering in dit kader ook aangeven uit welke informatie de begeleidingsgegevens kunnen bestaan waarover in de memorie van toelichting wordt gesproken? De leden missen in de memorie van toelichting informatie over de vernietingstermijn van de uitwisselbare informatie over leerlingen.

De leden vragen daarnaast of ouders van leerlingen inzicht krijgen in de gegevens die door scholen worden uitgewisseld. Moeten ouders of leerlingen boven een bepaalde leeftijd expliciet toestemming geven voor de uitwisseling van deze gegevens? Wat doet de regering in dit kader met de aanbevelingen van het College bescherming persoonsgegevens (CBP)? Kunnen ouders en leerlingen bezwaar maken tegen het uitwisselen van hun informatie en op welke wijze?

De doorlopende leerlijn

De leden van de D66-fractie ontvangen signalen dat scholen niet altijd in staat zijn op professionele wijze een leerlingdossier op te bouwen. Zijn scholen voldoende in staat dossiers met gestandaardiseerde gegevens over doorlopende leerlijnen op te bouwen? Op welke wijze worden scholen hierin ondersteund? De leden vragen op welke wijze de Inspectie van het onderwijs toezicht houdt op de kwaliteit van de dossiervorming en of de resultaten van dit toezicht voor de Kamer beschikbaar zijn.

Uitvoeringsgevolgen

De leden van de SP-fractie merken op dat de Inspectie van het onderwijs heeft aangegeven dat de invoering van dit wetsvoorstel extra toezichtslast oplevert. Wat is de reden hiervan? In de memorie van toelichting staat dat samen met de Inspectie van het onderwijs nog bezien moet worden wat hiervan de gevolgen zijn. Kan de regering aangeven of er voor Inspectie van het onderwijs extra middelen worden vrijgemaakt om de extra toezichtslast op te vangen? Zo ja, hoeveel middelen kan de regering vrijmaken voor de Inspectie van het onderwijs? Wordt er extra personeel voor aangesteld? Hoe verhoudt dit zich tot de taakstelling die deze regering de Inspectie van het onderwijs heeft opgelegd?

Financiële gevolgen

De leden van de SP-fractie merken op dat in de memorie van toelichting staat dat door dit voorstel de bekostiging, die verstrekt wordt door het Rijk, beter kan worden vastgesteld. Kan de regering aangeven wat er nu niet goed verloopt met betrekking tot de door het Rijk vastgelegde bekostiging? Op welke manier kan het gebruik van een persoongebonden nummer leiden tot een betere vastlegging van de bekostiging? Welke verwachting heeft de regering ten opzichte van de hoogte van de bekostiging na invoering van dit wetsvoorstel, zo vragen de leden.

Administratieve lasten

De leden van de PvdA-fractie vinden het winst dat de administratieve lasten voor scholen met dit wetsvoorstel verkleind worden. De toezichtslast voor de Inspectie van het onderwijs wordt echter groter. Kan de regering nader toelichten hoe de Inspectie van het onderwijs het gebruik van het persoonsgebonden nummer gaat controleren en of zij hiervoor voldoende is toegerust?

De leden van de SP-fractie merken op dat de memorie van toelichting stelt dat Wet op de expertisecentra (WEC)-scholen informatie moeten verstrekken aan de IB-Groep. Op basis van de verstrekte gegevens kan het personeels- en arbeidsbeleid worden vastgesteld. Wat verandert er mogelijk ten opzichte de huidige situatie met betrekking tot het personeels- en arbeidsbeleid en welke gegevens zijn extra voorhanden door deze wetswijziging?

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikelen I en II (artikel 178a, zesde lid, WPO en artikelen 43 en 164a, zevende lid, WEC)

De leden van de SP-fractie merken op dat in artikel I zesde lid van het wetsvoorstel staat dat het bevoegd gezag het persoonsgebonden nummer gebruikt voor het overleggen van een onderwijskundig rapport. Het rapport geeft inzicht in zaken als resultaten van de leerling, maar ook de houding en eventuele aandachtspunten. De memorie van toelichting stelt dat het persoonsgebonden nummer gebruikt wordt voor het overleggen van gestandaardiseerde gegevens. Op welke manier zijn zaken als houding en eventuele aandachtspunten te standaardiseren? Kan de regering hier concrete voorbeelden van geven?

Artikelen III en IV (artikel 103b, zevende lid, WVO, artikel 2.3.6a, zevende lid, WEB en artikel 2.5.5a, negende lid, WEB)

Het doet de leden van de CDA-fractie bijzonder veel deugd dat de regering de zorgen van de Raad van State inzake persoonsgevoelige informatie serieus heeft genomen: de term «begeleidingsgegevens» in de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) heeft plaatsgemaakt voor de term «direct met het leren samenhangende begeleidingsgegevens». Bij AMvB kunnen de met deze omschrijving bedoelde gegevens worden gespecificeerd.

De leden vragen de regering nu, of de term «direct met het leren samenhangende begeleidingsgegevens» wellicht nog steeds aanleiding zou kunnen geven tot een rekbare uitleg. Meer cruciaal is wellicht nog het woordje «mede». Zet dit de deur niet op een kier voor een schier onbeperkte uitwisseling van alle mogelijke gegevens omtrent de leerling in kwestie?

Een concrete vraag is, of de gegevens van de zogenaamde Zorg- en Adviesteams onder deze wettelijke formulering zouden vallen of niet. Wat kan en mag verder bijvoorbeeld wel en niet worden gemeld over de godsdienst die de leerling aanhangt? Of welke specifieke gezinsomstandigheden behoren tot de categorie «met het leren samenhangend»?

Gebruik van leer-, leerling- en begeleidingsgegevens zonder wettelijke grondslag ligt voor de hand; dit wordt onder andere onderstreept door het feit dat de wetswijziging expliciet zal regelen wat nu reeds gangbaar is. Waarom kiest de regering dan toch voor behoud van de relatief open formulering, welke gespecificeerd kan worden bij AMvB? Wat is de reden dat de «direct met het leren samenhangende begeleidingsgegevens» niet nauwkeuriger worden omschreven bij wet? Is het mogelijk evident privacygevoelige gegevens in elk geval van uitwisseling uit te sluiten? Of is het mogelijk vast te leggen dat deze gegevens zoals mistig omschreven in de voorgenomen wetsformulering bij AMvB moeten worden gespecificeerd? Voor de leden is in elk geval niet ondenkbaar dat dan gekozen zou worden voor de voorhangprocedure.

De leden van de D66-fractie lezen dat de uit te wisselen gegevens per AMvB verder kunnen worden gespecificeerd. Kan een AMvB ertoe leiden dat nieuwe gegevens aan de uitwisselbare gegevens worden toegevoegd?

De voorzitter van de commissie

Van Bochove

Adjunct-griffier van de commissie

Bošnjaković-van Bemmel


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GL), Anker (CU) en Smits (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill’ard (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Uitslag (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Jacobi (PvdA), Elias (VVD), Timmer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GL), Ortega-Martijn (CU) en Gerkens (SP).