Vastgesteld 9 november 2009
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave: | Blz. | |
1. | Inleiding | 1 |
2. | Doel en evaluatie | 3 |
3. | Vormgeving pilot loondispensatie | 5 |
3.1 | Doelgroep | 5 |
3.2 | Financiering en deelname gemeenten | 7 |
3.3 | Toegangstoets | 8 |
3.4 | Werkzaamheden met behoud van uitkering | 9 |
3.5 | Loonwaardebepaling | 10 |
3.6 | Dienstbetrekking en loondispensatie | 11 |
3.7 | Beëindiging pilot of beëindiging deelname gemeente aan pilot | 13 |
4. | Financiële aspecten pilot loondispensatie | 14 |
5. | Uitvoeringsbesluit Tijdelijke wet pilot loondispensatie | 14 |
6. | Artikelsgewijs | 16 |
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel aangaande de pilot loondispensatie. Deze leden vinden het uitvoeren van enkele pilots en het volgen daarvan van groot belang zodat straks ook relevante conclusies voor de toekomst kunnen worden getrokken. Wanneer er in de toekomst tot een stelselwijziging wordt besloten moeten de pilots nu goed ingericht zijn. De leden van de CDA-fractie zien in overeenstemming met de commissie De Vries een toenemend aantal mensen dat niet in staat is een arbeidsprestatie te leveren welke overeenkomt met de waarde van het minimumloon. Vandaar dat zij ook om deze pilots verzocht hebben tijdens de Begrotingsbehandeling 2009. Het is naar de mening van de leden van de CDA-fractie goed dat het wetsvoorstel het mogelijk maakt te experimenteren met het doorbreken van het wettelijk minimumloon (WML). Op deze manier kan bekeken worden of door loondispensatie de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking bevorderd kan worden. Doel van een eventuele stelselwijziging moet zijn gemeenten en sw-bedrijven meer uit te dagen de omslag te maken naar «arbeidsontwikkelbedrijf» en de talenten van mensen die is de sociale werkvoorziening werken meer te benutten. De leden van de CDA-fractie onderschrijven het doel dat zoveel mogelijk personen met een arbeidsbeperking bij een reguliere werkgever aan de slag moeten zijn. Daarbij is de bereidheid van werkgevers van essentieel belang! Die is nu nog onvoldoende. Dat laat evenwel onverlet dat voor sommigen een beschutte werkplek de enige mogelijkheid is om te kunnen participeren.
De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen bij het wetsvoorstel. Zij onderschrijven het doel van de pilot om meer mensen met een arbeidsbeperking te laten participeren gegeven de bestaande budgetten voor de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw), re-integratie en uitkeringen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben de volgende inleidende vragen.
In de Memorie van Toelichting wordt op pagina twee geconstateerd, dat het mede door de Wsw-CAO voor de Wsw-ers zelf niet aantrekkelijk is om bij een reguliere werkgever aan de slag te gaan. Kan de regering toelichten waarop deze aanname is gebaseerd. Is daar onderzoek naar gedaan? Gaat het om de «oude» Wsw CAO of de aangepaste Wsw-CAO?
Zou het niet zinvol zijn om samen met de bonden of inbreng van de bonden na te gaan op welke wijze uitstroom naar regulier werk wel mogelijk is?
De leden van de SP-fractie hebben met teleurstelling en afschuw kennisgenomen van het wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk om mensen met een handicap te verplichten tot arbeid die wordt beloond onder het wettelijk minimumloon. Zij zien dit als de volgende aantasting van onze beschaving en sociale zekerheid. Een schande voor een regering die de mond vol heeft van normen en waarden. Het minimumloon is ingevoerd juist om iedereen met een baan een bestaansminimum te garanderen en werk te laten lonen, dus verschil te maken tussen een uitkering en het verrichten van arbeid. Het getuigt van disrespect voor de arbeidsprestatie van mensen met een beperking om hen met behoud van uitkering plus een fooi af te schepen voor hun werk dat naar vermogen wordt verricht.
Voorts riekt het voorstel naar discriminatie van werknemers met een beperking die minder kunnen presteren dan anderen. Het voorstel zorgt voor bureaucratie bij gemeenten, onduidelijkheid voor werknemers en ongelijkheid tussen gelijke gevallen in verschillende gemeenten. Waar van gehandicapten een «offer» wordt gevraagd, wordt van werkgevers geen enkele medewerking vereist.
De leden van de SP-fractie hopen van ganser harte dat de voorgenomen experimenten met loondispensatie faliekant mislukken en deze a-sociale maatregel een grote vergissing blijkt.
Er wordt gesteld dat de bestaande CAO voor Wsw’ers de uitstroom naar regulier werk belemmerd. Deze stelling is op zijn zachtst gezegd een aanname. Onderzoek hiernaar doen is zinvol om objectief te kunnen vaststellen of dit (deels) onzin is of niet. De leden van de SP-fractie stellen voor om dit onderzoek aan te vangen en wensen een reactie op deze suggestie. Ook wensen zij van de regering te horen of zij het zinvol acht om samen met de bonden of met inbreng van de bonden na te gaan op welke wijze uitstroom naar regulier werk wél mogelijk is.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit voorliggende wetsvoorstel. Zij staan in het algemeen achter het doel om meer mensen met een arbeidsbeperking te laten participeren gegeven de bestaande budgetten voor de Wsw, re-integratie en uitkeringen. Wel hebben zij over de voorgenomen pilot die hieraan moet bijdragen nog vragen, die in dit verslag zijn opgenomen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke wet pilot loondispensatie. Zij delen de mening van de regering dat de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking verhoogd moet worden en dat zij zoveel mogelijk bij een reguliere werkgever aan de slag moeten kunnen.
De leden van de CDA-, PvdA- en VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten of en ook waar zij op voorhand de kwalitatieve als kwantitatieve indicatoren vaststelt op basis waarvan geconcludeerd kan worden of het experiment leidt tot landelijke invoering van het instrument loondispensatie? Kan de Kamer een helder overzicht ontvangen van deze indicatoren? Zo nee, waartegen kan de Kamer te zijner tijd dan het oordeel van de regering over de pilot en het al dan niet invoeren van loondispensatie afzetten?
De leden van de PvdA- en de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten of de Raad van State het juist heeft begrepen dat de pilot na een gedegen evaluatie kan leiden tot inzet van loondispensatie waarbij niet de voorafgestelde arbeidsbeperkingen maar de feitelijke afstand tot de arbeidsmarkt het criterium is? Indien dit zo is, op welke wijze biedt de pilot informatie over de inzet van het instrument op die wijze?
De leden van de CDA-fractie willen explicieter uitgewerkt zien hoe in de uitvoering van de pilot vorm gegeven wordt aan het tweede doel van de pilot, namelijk; of en hoe een financiële prikkel voor gemeenten en de mensen zelf bijdraagt aan de inschakeling in arbeid en de verdere ontwikkeling? Dit is een belangrijke indicator om straks een mogelijk succes aan de pilot op te kunnen hangen. In de uitvoering zal geëxperimenteerd moeten worden met het verschil in effect van werken met loondispensatie of met loonkostensubsidie. Welk instrument heeft het gunstigste effect voor inschakeling tot arbeid? Kan nog eens expliciet het verschil tussen beide systemen worden uitgewerkt? Een belangrijk verschil lijkt in elk geval de mogelijkheid van pensioenopbouw bij loondispensatie. De Stichting van de Arbeid is gevraagd advies uit te brengen over mogelijkheden voor pensioenopbouw. Wat is de planning van dit advies? Hoe wordt via de pilots een «eerlijke» vergelijking van beide systemen geborgd?
Met de Raad van State zijn de leden van de CDA-fractie van oordeel dat de evaluatiecriteria moeten worden geëxpliciteerd. Het uitvoeren van een experiment impliceert niet alleen dat vooraf wordt bepaald wat met het experiment wordt beoogd, maar ook dat criteria worden geformuleerd aan de hand waarvan de uitkomsten van het experiment zullen worden geëvalueerd. De leden van de CDA-fractie vinden dat de wijze waarop het experiment als een succes wordt bestempeld vooraf helder moet zijn alvorens er overwogen wordt «bij succes» de nieuwe systematiek landelijk in te voeren.
De leden van de PvdA-fractie vragen of er al eerder onderzoeken zijn gedaan naar de ervaring van loondispensatie versus loonkostensubsidie. Kan de regering toelichten of zij wil onderzoeken welke voor- en nadelen er zijn met betrekking tot loondispensatie c.q. loonkostensubsidie voor zowel werkgevers als voor betreffende werknemers, als voor de uitvoeringskosten overheid? Kan de regering toelichten of maatwerk en goede begeleiding kunnen worden in de evaluatie?
Naar aanleiding van de brief van 23 oktober 2009 van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (kamerstuk 29 817, nr. 51) vragen zij of de regering kan toelichten hoe wordt vastgesteld wanneer het project succesvol is of zoals verwoord in de brief wanneer het project werkt. Welke kwalitatieve als kwantitatieve indicatoren worden hierbij gebruikt?
De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering opnieuw wil gaan onderzoeken wat de ervaring is met loondispensatie versus loonkostensubsidie, juist wanneer dit al door meerdere overheidsinstanties (zoals de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) in 2007) gebeurd is.
Uit onderzoek van de IWI in 2007 bleek dat werkgevers voorkeur hadden voor loonkostensubsidie boven loondispensatie. Recent onderzoek van Raad voor Werk en Inkomen (RWI) bevestigt dit beeld. De leden van de SP-fractie willen graag een reactie op deze onderzoeken en argumentatie die nieuw onderzoek en dit experiment onderbouwd.
Ook wat uitvoering betreft concludeert IWI dat loonkostensubsidie de voorkeur verdient. Loondispensatie is complex, ondoorzichtig, leidt tot veel uitvoeringstijd, en is voor betrokken werkgevers en Wajongers nauwelijks te begrijpen. De leden van de SP-fractie verlangen een duidelijke uitleg waarom de regering het blijkbaar niet met IWI eens is en het beter lijkt te weten.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering het eens is met de stelling dat een eventuele opbouw van pensioen met een systeem van loonkostensubsidie eenvoudiger is dan met een systeem van loondispensatie. Aangezien de regering voor het vereenvoudigen van regelgeving is, zouden de leden van de SP-fractie graag vernemen wat dit wetsvoorstel daar aan bijdraagt.
Mocht de regering toch kiezen voor het experimenteren met zowel loonkostensubsidies en loonkostendispensatie, is zij dan bereid om te onderzoeken welke voor- en nadelen er zijn met betrekking tot deze beide vormen voor zowel werkgevers als voor betreffende werknemers, zo vragen de leden van de SP-fractie.
In eerdere gesprekken met sociale partners heeft de regering de toezegging gedaan te willen onderzoeken of het mogelijk is dat betrokkene slechts één loonstrookje ontvangt en niet inkomsten krijgt uit meerdere bronnen, omdat dit verwarrend werkt. Inkomsten uit meerdere bronnen leidt bovendien tot veel administratie. Recent is binnen de Wet werk en bijstand (Wwb) afgestapt van het systeem dat ouderen inkomsten krijgen uit meerdere bronnen. De leden van de SP-fractie willen gaarne geïnformeerd worden over de stand van zaken van dit onderzoek. Ook willen zij weten of de regering nog het voornemen heeft om de toezegging na te komen. Indien zij daartoe niet bereid is, willen de leden van de SP-fractie hierover een uitgebreide motivatie.
De Raad van State adviseert om de evaluatiecriteria te expliciteren. Tevens stelt de Raad van State dat een expliciete doelomschrijving een noodzakelijke voorwaarde is voor het kunnen toetsen van de resultaten van een pilot. De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering niet op dit advies ten aanzien van de evaluatie is ingegaan. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de wetstekst zodanig aangepast dient te worden dat de evaluatie kan leiden tot een ondubbelzinnige en achteraf objectief te meten doelbepaling. De leden van de SP-fractie hopen dat de regering het advies van haar hoogste adviesorgaan alsnog wil opvolgen. Wanneer zij dit niet voornemens is, verlangen de leden van de SP-fractie een uitgebreide toelichting op de vraag waarom niet.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering daadwerkelijk vindt dat er een groep mensen is die nu tussen wal en schip valt. Zij vinden dat de werkelijkheid meer recht wordt gedaan wanneer wordt gesteld dat het een aantal gemeenten niet in voldoende mate lukt om deze mensen een passende plaats op de arbeidsmarkt te bieden.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre door proefplaatsingen, leerwerkplaatsen, stages, participatieplaatsen, gesubsidieerde banen, loondispensatie, voortrajecten en dergelijke vele mensen langere tijd voor niets blijven werken.
De leden van de SP-fractie hebben gelezen en begrepen dat de doel van de pilot is te onderzoeken of loondispensatie als instrument plus de wijze waarop gemeenten het hanteren, bijdraagt aan het bevorderen van de arbeidsparticipatie van personen met een arbeidsbeperking. Belangenorganisaties hebben middels brieven voorstellen gedaan om de doorstroom vanuit de wachtlijst te bevorderen naar regulier werk die hetzelfde doel beogen als de pilots, namelijk een hogere arbeidsparticipatie. De leden van de SP-fractie willen weten waarom de regering niet kiest voor deze minder ingrijpende vorm terwijl juist de wachtlijsten het grote probleem vormen.
Het wetsvoorstel formuleert een aantal zaken waar de pilot antwoord op moet geven. De leden van de SP-fractie vragen hoe de «met de pilot samenhangende vraagstukken» eenduidig geëvalueerd worden als deze niet vooraf zijn vastgesteld. Zij vragen wat er concreet wordt getoetst. Ook vragen zij wat de gevolgen zijn wanneer de evaluatie van de pilot onvoldoende gegevens gaat opleveren om de vragen te kunnen beantwoorden.
De leden van de SP-fractie vragen op welk moment in 2012 de evaluatie van de pilot loondispensatie zal worden afgerond, wanneer een standpunt wordt bepaald over landelijke invoering van loondispensatie, en of de Kamer er van uit kan gaan dat na bepaling van het regeringsstandpunt er voldoende tijd resteert om daarover in overleg te treden. Ook willen zij weten hoe de regering dit wenst vorm te geven.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de pilot gericht is op het toepassen van loondispensatie. Waarom kiest de regering voor een proef met loondispensatie in plaats van een proef met loonkostensubsidie? Hoe denkt de regering over het combineren van loondispensatie en loonkostensubsidie? Welke maatregelen gaat de regering treffen als uit de evaluatie blijkt dat het instrument loondispensatie niet werkt, om mensen met een arbeidsbeperking meer via regulier werk te laten participeren op de arbeidsmarkt?
Kan de regering toelichten wat de grootste belemmering is voor bedrijven om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen? Wat levert het toepassen van loondispensatie op aan administratieve lasten en hoe verhoudt dit zich tot administratieve lasten bij loonkostensubsidie?
In de praktijk blijkt een detacheringsysteem goed te werken. Waarom experimenteert de regering in deze pilot niet met een detacheringmodel waarbij er onder het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) een detacheringpool ontstaat waaruit mensen met een arbeidsbeperking gedetacheerd kunnen worden naar bedrijven? Dit om de administratieve lasten bij bedrijven weg te nemen en de deelname van mensen met een arbeidsbeperking op de arbeidsmarkt te vergroten?
3. Vormgeving pilot loondispensatie
De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk dat rekening gehouden wordt met voldoende regionale spreiding en diversiteit in de doelgroep bij de selectie van de deelnemende gemeenten die aan de pilots deelneemt. Het besluit biedt hier volgens de leden voldoende uitgangspunten voor. Dit is namelijk naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie noodzakelijk om aan de evaluatie consequenties te kunnen verbinden. Is het tevens denkbaar dat een gemeente aan meerdere pilots meedoet? De leden van de CDA-fractie zouden dit op voorhand niet uit willen sluiten. Kan worden verduidelijkt op basis van welke indicatoren de pilot wordt ingericht zodat de resultaten bruikbaar zijn voor een verbreding van de doelgroep in de toekomst? De commissie De Vries ziet een experiment namelijk als een opstap naar de aanpak voor een bredere doelgroep waarbij de feitelijke afstand tot de arbeidsmarkt het criterium is voor de toepassing van loonkostendispensatie en niet de vooraf vastgestelde arbeidsbeperking.
De leden van de PvdA-fractie vragen of er een onderscheid is te maken in de doelgroep van mensen met een arbeidshandicap die willen werken (deze mensen hebben een Wsw-indicatie aangevraagd) en mensen die niet willen werken (en geen Wsw-indicatie hebben aangevraagd)? Zo ja, worden deze groepen dan verschillend benaderd? Zo nee, bestaat er dan een groep mensen die niet in staat is het WML te verdienen, maar die ook niet in aanmerking komt voor een Wsw-indicatie?
Als selectiecriteria voor selectie van deelnemende gemeenten wordt genoemd de omvang van de potentiële doelgroep. Waar bestaat de potentiële doelgroep precies uit?
Naar aanleiding van de brief van 2 juli 2009 van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (kamerstuk 29 817, nr. 50) merken de leden van de PvdA-fractie op dat in de beschrijving van de doelgroep, zoals aangegeven in regeringsstandpunt, de Wajongers ook onder de definitie vallen. In de pilot zelf worden ze toch buiten beschouwing gelaten. Kan de regering toelichten hoe zij denkt gefundeerde beslissingen te kennen nemen voor de gehele doelgroep, terwijl de doelgroep in de pilot beperkter is?
Ten aanzien van de werkgeversaanpak vragen de leden van de PvdA-fractie op welke wijze wordt de geïntegreerde werkgeversbenadering tot stand wordt gebracht. Hoe is de loonkostensubsidieregeling daarin verankerd?
De leden van de SP-fractie vragen hoe het zit met het beginsel van gelijkwaardigheid van burgers met een functiebeperking, en of deze pilots met betalingen ver onder het minimumloon wel mogen volgens het internationaal arbeidsrecht, de ILO-regels en het EVRM.
De leden van de SP-fractie vernemen graag hoeveel werknemers in de sociale werkvoorziening op dit moment minder dan voltijds werken, hoeveel Wsw-ers te maken hebben met loonbeslag en hoeveel werknemers in de schuldhulp lopen. De leden van de SP-fractie vragen of de regering hiervan überhaupt op de hoogte is en weet welke problemen de Wsw-werknemers op dit moment al hebben met hun minimale inkomen. Het voorliggende voorstel maakt het aantal arme werkenden in de sociale werkvoorziening groter. De leden van de SP-fractie willen graag inzicht in de verslechteringen in de CAO sociale werkvoorziening in de afgelopen elf jaren. Zij wijzen erop dat de stelling dat CAO «goudgerand» zou zijn sowieso de laatste jaren niet meer juist is.
Zij willen overzicht van de mogelijkheden om de aansluiting van CAO-Wsw naar andere CAO’s beter te laten verlopen. Zij doen het voorstel om een subsidie in te stellen of bestaande subsidies te kunnen gebruiken om een meer soepele overgang mogelijk te maken, met name voor werknemers die al langere tijd in de sociale werkvoorziening werkzaam zijn en te maken krijgen met achteruitgang in arbeidsvoorwaarden. Hierop willen zij een reactie.
De leden van de SP-fractie willen inzicht in de pogingen om Wsw-ers die reeds langer dan vijf jaar gedetacheerd zijn bij een organisatie, in dienst te laten nemen door deze organisatie.
De leden van de SP-fractie hebben gelezen dat de bedoeling van de pilot is dat meer mensen gaan participeren in regulier werk. Er wordt onder andere geëxperimenteerd met werkgeversbenaderingen. De leden van de SP-fractie zijn zeer teleurgesteld te constateren dat de rechten van de werkzoekenden in alle documenten nauwelijks aan de orde komt. Wel constateren zij dat er veel eenzijdig aandacht voor de plichten is en zij vragen waarom dat is. De leden van de SP-fractie willen weten op welke wijze mensen zelf invloed kunnen uitoefenen op hun re-integratie. De leden van de SP-fractie vragen welke harde eisen worden gesteld aan de begeleiding van betrokkenen, áls er al eisen worden gesteld.
In paragraaf 3.1 van de Memorie van Toelichting lezen de leden van de SP-fractie over de afbakening van de doelgroep. Onduidelijk is hoe de pilot inzicht kan geven op de afbakening van de doelgroep wanneer dat vooraf een gegeven is! Mogelijk wordt onderzocht voor wie binnen de pilot de prikkels werken en voor wie niet. De leden van de SP-fractie willen graag duidelijkheid hierover.
De doelgroep bestaat uit mensen met een arbeidshandicap die willen werken (deze mensen hebben een Wsw-indicatie aangevraagd) en mensen die niet willen werken (en geen Wsw-indicatie hebben aangevraagd). De leden van de SP-fractie vinden het meer voor de hand liggend om deze twee groepen verschillend te benaderen.
De leden van de SP-fractie willen graag weten of het waar is dat een groep mensen bij de pilots wordt betrokken is die niet in staat is het minimumloon te verdienen, maar die ook niet in aanmerking komt voor een Wsw-indicatie. Voorts willen de leden van de SP-fractie weten waar de potentiële doelgroep precies uit bestaat, aangezien de omvang van de potentiële doelgroep als selectiecriteria voor selectie van deelnemende gemeenten (paragraaf 3.2) wordt genoemd.
De leden van de VVD-fractie vragen of het waar is dat tot de doelgroep ook mensen in de Wwb behoren, zonder Wsw-indicatie, mits zij structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of psychosociale beperkingen hebben waardoor zij niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen. Zo ja, hoe worden deze beperkingen geïndiceerd?
3.2 Financiering en deelname gemeenten
De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze de financieringssystematiek voldoende impuls biedt aan gemeenten om gedurende de looptijd van de pilot ook de meest kwetsbare groep en daarmee meest kostende groep toe te leiden naar arbeid. Op welke andere wijze biedt de pilot een impuls aan gemeenten om de meest kwetsbare te begeleiden?
De leden van de SP-fractie willen weten hoeveel gemeenten minimaal mee zouden moeten doen met een pilot loondispensatie om redelijk betrouwbaar antwoord te kunnen krijgen op de gestelde vragen. Zij willen weten hoeveel mensen, hoeveel verschillende groepen (Wwb met Wsw-indicatie, Wwb zonder Wsw-indicatie, WIJ met en zonder Wsw-indicatie) en hoeveel werkgevers minimaal zouden moeten deelnemen om een goed beeld te krijgen.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat gemeenten op vrijwillige basis mee kunnen doen aan de pilot. Wat zijn de criteria waaraan de deelnemende gemeenten moeten voldoen? Hoe waarborgt de regering dat de deelnemende gemeenten representatief zijn voor alle gemeenten in Nederland?.Op basis waarvan wordt de tegemoetkoming in de kosten voor gemeenten vastgesteld? Geldt er eenzelfde tegemoetkoming voor alle deelnemende gemeenten? Indien er onderscheid wordt gemaakt, op basis waarvan geschiedt dit?
De leden van de CDA-, PvdA- en VVD-fractie merken op dat de regering niet wil dat de systematiek van loondispensatie en onterecht gebruik leidt tot verdringing: hoe wordt dit voorkomen? Kan de regering nader toelichten hoe verdringing van personen op de wachtlijst Wsw voorkomen wordt wanneer een diensbetrekking in de pilot ook kan binnen een SW bedrijf? Kan de regering tevens toelichten op welke wijze wordt bijgedragen aan het doel van de pilot wanneer iemand op grond van zijn plaats op de wachtlijst in aanmerking komt voor een arbeidsplaats in kader van de Wsw, een inspanningsverlichting voor gemeenten geldt om de dienstbetrekking in de pilot om te zetten in een begeleid werkenplaats?
De leden van de PvdA-fractie vragen op grond waarvan wordt vastgesteld of iemand WML kan verdienen of slechts 20% ervan. Hoe wordt de inspanningsverplichting van de gemeente om een werkplek bij een potentiële werkgever te zoeken getoetst?
De leden van de SP-fractie vrezen verdringing van werk dat normaal gesproken gereserveerd was voor Sw-ers. De kans is aanwezig dat deze nu uitgevoerd gaat worden voor minder loon door een andere doelgroep. De leden van de SP-fractie willen weten hoe de regering deze onwenselijke wending gaat voorkomen.
De leden van de SP-fractie zijn voorts benieuwd naar de concrete voornemens waardoor de regering bewerkstelligd dat er structureel meer werk is voor de doelgroep, ook na afloop van de pilots.
Zij vragen waarom niet gebruik wordt gemaakt van de bestaande indicatiecriteria voor de Wsw van het UWV om te bepalen of er sprake is van een arbeidsbeperking bij de mensen met een Wwb-uitkering zonder Wsw-indicatie. Het lijkt de leden van de SP-fractie overbodig om een nieuwe toets te introduceren.
De leden van de SP-fractie vragen hoe staat het met de ontwikkeling van de toegangstoets. Zij willen weten welke derde partij deze ontwikkelt. Verdere vragen zijn over wat de kosten van de toegangstoets zijn en wie deze gaat afnemen en uitvoeren.
De leden van de SP-fractie vragen waarom het van belang is dat de toets inzicht geeft in aan de ene kant de arbeidsbeperking en aan de andere kant structurele lichamelijke, verstandelijke of psychosociale beperkingen. Zij vragen wat het verschil is tussen beide soorten beperkingen en wat de consequenties ervan zijn voor het al dan niet mee moeten doen aan de pilot.
De leden van de SP-fractie vragen op grond waarvan wordt vastgesteld of iemand het wettelijk minimumloon kan verdienen of slechts 20% ervan. Zij vragen waarom de loonwaardebepaling in de praktijk dient te geschieden en de grenzen van de loonwaarden niet.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de inspanningsverplichting die de gemeente heeft om een werkplek bij een potentiële werkgever te zoeken wordt getoetst.
De Memorie van Toelichting suggereert dat de toegangstoets ook door ambtenaren uitgevoerd gaat worden evenals de loonwaardebepaling. In recent verleden is gekozen de toets voor Wsw-indicatie onafhankelijk te beleggen en weg te halen bij de gemeente. De leden van de SP-fractie vragen wat de argumentatie is om desondanks de indicatie te leggen bij de partij die de financiële consequenties van die uitspraak voelt.
De leden van de SP-fractie vernemen graag de reactie van de regering op de verwachting van Cedris, VNG en Divosa dat het systeem zelf al een filterende werking heeft, omdat mensen die op één of andere manier in staat zijn om zelf het wettelijk minimumloon te verdienen naar verwachting om inkomenstechnische redenen niet in aanmerking willen komen voor dit systeem. Zij pleiten daarom ook voor experimenten zonder toegangstoets. Cedris, VNG en Divosa vrezen ongewenste bureaucratische effecten door een toegangstoets en hechten aan bruikbaarheid en praktische uitvoerbaarheid. De leden van de SP-fractie vragen wat de regering doet om aan deze wensen tegemoet te komen.
In de Memorie van Toelichting staat dat de gemeenten niet iedereen in de Wwb zonder Wsw-indicatie via loondispensatie aan de slag mag helpen, maar dat daarvoor het bestaande re-integratie-instrumentarium op maat moet worden ingezet. Loonkostensubsidies behoren tot dit instrumentarium. Gezien de voordelen van loonkostensubsidies ten opzichte van loondispensatie verwachten de leden van de SP-fractie dat eerder loonkostensubsidies zullen worden ingezet. Zij vragen of het voorliggende wetsvoorstel daarmee wel nodig is. Zij vragen aan wie pilotgemeenten loondispensaties aanbieden en voor wie ze loonkostensubsidie zullen hanteren.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering denkt te voorkomen dat mensen met een gesubsidieerde baan mensen zonder subsidie verdringen, aangezien de eerste groep goedkoper is voor werkgevers.
Waarom verplicht de regering personen mee te werken aan de toegangstoets? Waarom gebeurt dit niet op vrijwillige basis? Waarom maakt de regering geen onderscheid tussen een gemotiveerde en een ongemotiveerde groep mensen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
3.4 Werkzaamheden met behoud van uitkering
Voor de leden van de CDA-fractie is het van groot belang dat het re-integratie-instrumentarium door gemeenten effectief wordt ingezet. Dat houdt in dat de groep aan wie middelen besteed worden ook selectief moet worden ingezet.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering meer dan nu het geval is kan toelichten hoe zij de bereidheid van reguliere werkgevers wil vergroten om meer mensen met een arbeidsbeperking te kunnen laten participeren op de arbeidsmarkt. Welke andere dan financiële prikkels kunnen er voor werkgevers zijn om mee te doen aan de pilots? Hoe komt de regering tegemoet aan de verwachting dat vanwege de economische crisis werkgevers minder mogelijkheden zien om personen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen?
Welke prikkels bevat het wetsvoorstel voor gemeenten om mee te willen doen aan deze pilot?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de doelstelling van de pilot is dat meer mensen gaan participeren in regulier werk. Kan de regering toelichten op welke wijze mensen zelf invloed kunnen uitoefenen op hun re-integratie? Kan de regering toelichten of en zo ja welke eisen worden gesteld aan de begeleiding van betrokkenen?
De leden van de SP-fractie vragen of in plaats van een proeftijd standaard nu een proefplaatsing wordt gehanteerd. Zij vragen of als er geen proefplaatsing is er wel een proeftijd is. Over het begrip proefplaatsing in verhouding tot proeftijd verzoeken zij om een uitleg. Op welke wijze wordt voorkomen dat onevenredig vaak gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot onbeloonde werkzaamheden om zo de loonwaarde vast te stellen?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het instrument loondispensatie erop neer komt dat de werkgever mag afwijken van het bepaalde bij en krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag en een loon mag betalen, dat onder het wettelijke minimumloon ligt. Hoe lang is de periode dat een werkgever gebruik mag maken van loondispensatie? Hoe worden werkgevers gestimuleerd om werknemers met loondispensatie in de toekomst een«normaal» loon te betalen? In welke mate worden werkgevers tegemoetgekomen in de eventuele aanpassingskosten, wanneer zij een werknemer met een arbeidsbeperking in dienst nemen?
Verwacht de regering, gezien de economische crisis, dat de pilot een representatief en reëel beeld gaat geven van de effecten van loondispensatie op de deelname van mensen met een arbeidsbeperking via regulier werk op de arbeidsmarkt? Hoe wordt in de pilot rekening gehouden met de effecten van de economische crisis op de situatie op de arbeidsmarkt? Op welke termijn verwacht de regering dat er weer krapte op de arbeidsmarkt gaat ontstaan? Kan de regering een indicatie geven hoeveel mensen met een arbeidbeperking geholpen kunnen worden met loondispensatie?
De leden van de CDA-fractie willen graag zorgvuldig worden geïnformeerd over de verschillende methodieken voor loonwaardebepaling die nu al worden toegepast en methodieken die in ontwikkeling zijn (bij de RWI). Voor de leden van de CDA-fractie is het essentieel dat geborgd wordt dat de loonwaarde goed overeenkomt met wat de betrokkene daadwerkelijk blijkt te kunnen produceren. Uiteraard mag dit voor niet te veel administratieve lasten zorgen en complexiteiten met zich meebrengen. Kan de regering met grote precisie uiteenzetten welke van beide instrumenten, loondispensatie of loonkostensubsidie, de minste administratieve lasten voor werkgevers en werknemers met zich meebrengen?
De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze en wanneer de Kamer wordt geïnformeerd over de uitvoeringsaspecten van de loonwaardebepaling?
Het is van groot belang dat de loonwaardebepaling objectief en betrouwbaar is volgens de Memorie van Toelichting. De regering stelt voor om via een ministeriële regeling de invulling ervan te regelen. De leden van de SP-fractie willen graag dat de Kamer voldoende betrokken blijft bij de uitvoeringsaspecten van de loonwaardebepaling en wil hierover worden geïnformeerd.
Belanghebbenden kunnen beroep aantekenen, zo lezen de leden van de SP-fractie. Zij vragen of de werknemer ook bezwaar kan aantekenen tegen de hoogte van de loonwaarde.
Het wetsvoorstel stelt dat de loonwaarde met behulp van een objectieve methode dient te geschieden en dat de uitkomst van de methodiek een objectie reële loonwaarde moet zijn. De RWI doet momenteel onderzoek naar diverse loonwaardemethodieken.
De leden van de SP-fractie menen dat er al twee systematieken in werking zijn in de Sw-praktijk, namelijk het FC – SW systeem, en het door Atlant ontworpen Dariuz systeem. Zij vragen of deze bekend zijn en of er een oordeel is over deze systemen. Zij willen weten of er al zicht op is of er echt objectieve methodieken bestaan. En wat het gevolg is wanneer er geen objectieve methodieken blijken te zijn.
Als er geen methodieken zijn die voldoende ver ontwikkeld zijn om als redelijk betrouwbaar instrument te kunnen fungeren, is de regering dan nog steeds van mening dat daarmee de inkomsten van de meest kwetsbaren in de samenleving moet worden vastgesteld?
Er wordt gesteld dat een belanghebbende de hoogte van de uitkomst niet moet kunnen manipuleren. Duidelijk is dat de Memorie van Toelichting hiermee niet de werknemer bedoelt, want juist die zou de uitkomst wel moeten kunnen beïnvloeden, namelijk door zich tot het uiterste in te spannen. Waarschijnlijk wordt de werkgever bedoeld. De leden van de SP-fractie menen dat de gemeente zelf ook een sterke belanghebbende is. In de Memorie van Toelichting staat meerdere malen dat de regering benieuwd is hoe de financiële prikkel voor gemeenten gaat werken. Als de gemeente tevens belanghebbende is, zou volgens de leden van de SP-fractie om die reden het vaststellen van de loonwaarde bij uitstek niet door de gemeente moeten worden uitgevoerd maar door een onafhankelijke partij. Zij vragen wederom waarom de toegangstoets wel door een derde partij ontwikkeld wordt, en de loonwaardebepaling niet.
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat met name de werknemer de belanghebbende is omdat de uitkomst bepaald wat hij verdient.
De leden van de SP-fractie vragen of de duur van de pilot van drie jaar betekent dat mensen maximaal drie jaar onder het wettelijk minimumloon moeten gaan werken. En zij willen weten wat er gebeurt met deze mensen na afloop van de pilot wanneer het dienstverband nog doorloopt en wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt.
De leden van de SP-fractie lijkt het dat alle toetsen en werkzaamheden heel veel geld te gaan kosten en het per saldo waarschijnlijk meer kosten met zich meebrengt dan dat het opbrengt.
Om een arbeidsbeperking vast te stellen is – zo is de ervaring in het land – een lastige klus en vergt deskundigheid. De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de regering de deskundigheid en kwaliteit kan garanderen, zeker bezien de zwakke positie van de groep.
De leden van de SP-fractie hebben bijzondere aandacht voor de zinsnede «...vastgesteld dat de arbeidsprestatie van die persoon in die functie ten gevolge van zijn arbeidsbeperking minder zal zijn dan de arbeidsprestatie die een geldelijke beloning van het voor hem geldende wettelijk minimumloon rechtvaardigt...». De leden van de SP-fractie zijn erg benieuwd hoe het college van B&W dit dan objectief gaan vast stellen terwijl alle functiewaarderings-systemen (inmiddels) relatief geworden zijn. In de ervaring van de leden van de SP-fractie varen sociale partners bij dispensatieverzoeken met betrekking tot loonwaarde en functiewaardering vaak blind op wat de arbeidsdeskundige na al dan niet uitgebreid werkplek onderzoek daar over adviseert.
Ook zijn de leden van de SP-fractie nieuwsgierig naar hoe B&W kan gaan ingrijpen in bestaande cao’s. Immers «...verminderd het college de hoogte van de aanspraak van die persoon op een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid tot de loonwaarde, _». Dus zelfs als partijen bij een algemeen verbindend verklaarde cao een dergelijke dispensatie niet willen, dan kan een college van B&W ten aanzien van die persoon ervan afwijken. De leden van de SP-fractie ervaren dit als de bijl aan de wortel van het principe van de CAO.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de loonwaarde periodiek geëvalueerd moet worden. Dit ten behoeve van onderzoek naar de effectiviteit van de financiële prikkel, veroorzaakt door de toepassing van loondispensatie. Het moet blijken in hoeverre daadwerkelijk bijgedragen wordt aan arbeidsinschakeling en productiviteitsontwikkeling van mensen met een arbeidsbeperking. Welke criteria worden gehanteerd bij het evalueren van de loonwaarde?
3.6 Dienstbetrekking en loondispensatie
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe de controle is geregeld dat werkgevers het vastgestelde percentage betalen. Kan de regering toelichten of er loondispensatie verstrekt wordt wanneer werknemers tenminste 75% loonwaarde hebben bij een minimum CAO-loon van 130% WML? Wanneer dit juist is, houdt dat dan in dat werknemers die 75% of meer loonwaarde hebben niet onder de pilot wanneer de hoogte van het minimum CAO-loon 130% WML bedraagt?
Kan de regering toelichten of meedoen aan de pilot voor betrokkenen gevolgen heeft voor de langdurigheidstoeslag of voor andere toeslagen of vrijstellingen? Hoe zit het met de pensioenopbouw?
Zullen de uiteindelijke inkomsten van betrokkenen bij gelijkblijvende omstandigheden uit alle deelnemende gemeenten hetzelfde zijn? Zo nee, waar zitten de verschillen?
Is er in de wet geregeld dat werkgevers die een dienstbetrekking aangaan met een ex-Wwb -gerechtigden aanspraak kunnen maken op een no-riskpolis? Zo ja, in welke?
Is het waar dat de premiekorting alleen van toepassing is op werknemers die arbeidsgehandicapt zijn (de Wsw-geïndiceerden) en dus niet op de Wwb- en WIJ-gerechtigden zonder Wsw-indicatie?
Naar aanleiding van de brief van 2 juli 2009 van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (kamerstuk 29 817, nr. 50), waarin staat dat iedereen uit de doelgroep op den duur het perspectief moet bestaan om naar het wettelijk minimumloon toe te kunnen groeien, kan de regering nader specificeren welke termijn zij hierbij voor ogen heeft? Kan de regering nader toelichten uit welke ervaring zij put, waaruit de les is getrokken dat het instrument loonkostensubsidie altijd een tijdelijk karakter dient te hebben? Op welke wijze is dit onderzocht? Waarom worden de ervaringen van Wajongers met loonkostensubsidie niet genoemd? Kent de regering het onderzoek van de IWI uit 2007: Wajong en werk?
Is het waar dat de loonkostensubsidieregeling kan worden ingezet voor een periode van twee jaar met de mogelijkheid tot verlenging van nog eens twee jaar?
De leden van de SP-fractie vragen waarom niet wordt onderzocht wat een reële periode is om iemand te laten werken onder het Wettelijk Minimumloon.
De leden van de SP-fractie hebben vreemd opgekeken toen zij constateerden dat succesfactoren uit de praktijk zoals maatwerk en goede begeleiding niet worden meegenomen in de praktijk, terwijl deze in de praktijk succesfactoren zijn als het gaat om (duurzame) plaatsing. Zij pleiten ervoor om deze alsnog mee te nemen in de evaluatie.
De werkgever krijgt dispensatie om minder dan wettelijk minimumloon te betalen en dient het percentage dat de uitkomst is van de loonwaardebepaling van het vastgestelde CAO-loon te betalen volgens de Memorie van Toelichting. Het CAO-loon is een zaak van werkgevers en werknemers en niet van de overheid. Het onttrekt zich aan het toezicht van onder andere de arbeidsinspectie. De leden van de SP-fractie vragen hoe de controle is geregeld dat de werkgever inderdaad het vastgestelde percentage betaalt. Zij vragen of de overheid kan bepalen dat de werkgever zich aan de CAO-afspraken mag onttrekken.
De leden van de SP-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor loondispensatie, loon en uitkering wanneer uitgegaan wordt van een CAO-loon van 130% wettelijk minimumloon voor bijvoorbeeld een loonwaarde van 75 of 80%. De leden van de SP-fractie vragen of het waar is dat er geen loondispensatie verstrekt hoeft te worden wanneer werknemer 75% of meer loonwaarde heeft bij een minimum CAO-loon van 130% wettelijk minimumloon.
Wanneer er geen sprake is van loondispensatie, vallen de werknemers die 75% of meer loonwaarde hebben en bij een werkgever waar het minimum CAO-loon 130% wettelijk minimumloon bedraagt, niet onder de pilot?
De leden van de SP-fractie vragen of de uiteindelijke inkomsten van betrokkenen bij gelijkblijvende omstandigheden uit alle deelnemende gemeenten hetzelfde zullen zijn. Zo nee, dan vragen zij waar de verschillen precies in zitten.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering onderstaande tabel wil invullen en concreet per situatie wil toelichten wat iemand uiteindelijk aan inkomsten heeft per maand.
Loonwaarde in % | Aanvullende uitkering | Alleenstaande WWB | Aanvullende uitkering alleenstaande met kinderen | Aanvullende uitkering samenwonende/gehuwden |
---|---|---|---|---|
80 | ||||
75 | ||||
70 | ||||
65 | ||||
60 | ||||
55 | ||||
50 | ||||
45 | ||||
40 | ||||
35 | ||||
30 | ||||
25 |
De leden van de SP-fractie vinden het onwenselijk dat het meedoen van betrokkenen gevolgen heeft voor de langdurigheidstoeslag of voor andere toeslagen of vrijstellingen vanuit de Wwb. Zij vragen hieromtrent een toezegging van de regering.
In het voorstel van de commissie fundamentele herbezinning (De Vries) kan iemand een inkomen hebben van meer dan 100% van het wettelijk minimumloon. In de Memorie van Toelichting van het ontwerpbesluit staat dat loon en aanvullende uitkering niet hoger zijn dan het WML als de loonwaarde minder is dan 100% WML, de leden van de SP-fractie vragen waarom er niet voor is gekozen om de beloningssystematiek van De Vries te volgen, waarbij werken meer dan lonend is en WML minimum is.
De Memorie van Toelichting suggereert dat de werkgever op grond van een no risk-polis aanspraak kan maken op ziekengeld. De leden van de SP-fractie willen weten in welke wet is geregeld dat werkgevers die een dienstbetrekking aangaan met ex-Wwb-gerechtigden aanspraak kunnen maken op een no-riskpolis.
De leden van de SP-fractie willen weten of het waar is dat de premiekorting alleen van toepassing is op werknemers die arbeidsgehandicapt zijn (de Wsw-geïndiceerden) en dus niet op de Wwb- en WIJ-gerechtigden zonder Wsw-indicatie.
De leden van de SP-fractie vragen of werknemers die eerst drie maanden met behoud van uitkering verplicht dienen te werken ook vakantiedagen over deze periode krijgen, net als mensen die wel voor loon werken.
De leden van de SP-fractie vinden dat als mensen naar vermogen werken, zij volwaardig werknemer zijn en dat daar ook het minimumloon bij hoort. Zij zouden daarom vooral willen inzetten op loonkostensubsidie in de pilots. Dit is een bewezen effectief instrument dat wel effectiever ingezet kan worden. Dit kost voor de werkgever niet meer dan loondispensatie (want hij wordt immers gecompenseerd voor de gederfde productiviteit), terwijl de werknemer volwaardig werknemer is en niet meer uitkeringsafhankelijk is. Zij sluiten hiermee aan bij de mening van Divosa, VNG en Cedris.
3.7 Beëindiging pilot of beëindiging deelname gemeente aan pilot
De leden van de CDA-, PvdA- en VVD-fractie vragen op welke wijze en wanneer de Kamer wordt geïnformeerd over de evaluaties van dit experiment. Kan de regering toelichten of een tijdelijke verlenging van de pilot wenselijk kan zijn ook wanneer er geen besluit tot structurele verlenging wordt genomen?
De leden van de CDA-, PvdA- en VVD-fractie constateren dat werkgevers zal worden geadviseerd dienstbetrekkingen voor bepaalde tijd aan te gaan die in ieder geval geen langere looptijd kennen dan de pilot. Na afloop van de pilot is het de verantwoordelijkheid van de gemeente om te bezien of en op welke wijze anderszins invulling gegeven zou kunnen worden aan de participatie van betrokkene. Welke mogelijkheden ziet de regering om na afloop van de pilot voorzieningen te treffen voor continuering van de participatie van betrokkenen?
De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze en wanneer de Kamer wordt geïnformeerd over tussentijdse evaluaties van dit experiment?
Er wordt in de Memorie van Toelichting vier maal gesproken dat de inzet van een actie gezien kan worden als een werkleeraanbod in kader van de Wet Investeren in Jongeren: namelijk de toegangstoets, werken met behoud van uitkering, de loonwaardebepaling en een dienstbetrekking. De leden van de SP-fractie vinden een toegangstoets en loonwaardebepaling instrumenten en geen concreet werkleeraanbod.
De Memorie van Toelichting stelt dat indien voordat de pilot is afgelopen een wetsvoorstel is ingediend om de pilot om te zetten in een structurele wettelijke regeling, er is voorzien in de mogelijkheid om de pilot te verlengen tot het moment van totstandkoming van die structurele regeling. De leden van de SP-fractie vragen hoe het mogelijk is dat voordat de beoogde pilotperiode is afgelopen en dus voordat er een eindevaluatie is geweest, al een wetsvoorstel over het omzetten in een structurele regeling wordt ingediend. Dit wekt de indruk dat de uitkomst vooraf al vast staat. De leden van de SP-fractie vragen de regering dit aan te passen.
Bij voorjaarsnota is aanvullend € 16 miljoen gereserveerd voor de pilots die de komende jaren worden uitgevoerd. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe deze middelen over de vier pilots worden verdeeld en voor welk doel deze extra middelen specifiek kunnen worden ingezet.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering reeds het bedrag kan toelichten dat beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van onderzoek naar en uitvoering van de pilot met betrekking tot loondispensatie.
Op welke wijze biedt de financieringssystematiek voldoende impuls aan gemeenten om gedurende de looptijd van de pilot ook de meest kwetsbare groep en daarmee meest kostende groep toe te leiden naar arbeid? Op welke andere wijze biedt de pilot een impuls aan gemeenten om de meest kwetsbare groep te begeleiden?
Kan de regering toelichten of de beslissing tot een structurele voortzetting genomen ook wordt genomen indien het instrument niet budgettair neutraal gefinancierd kan worden?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering een indicatie kan geven hoeveel van de in totaal € 16 miljoen euro voor de pilots besteed gaat worden aan deze pilot.
Tijdelijke wet pilot loondispensatie De leden van de PvdA-fractie vragen wat de juridische status is van het begrip WML voor gehuwden. Is er een verschil tussen WML en WML voor gehuwden?
Voor een gehuwde met bijstand die gaat werken, geldt niet het uitgangspunt dat werk loont omdat voor gehuwden die een bijstandsuitkering ontvangen geldt dat dit al de hoogte is van 100% WML. Wel geldt voor hen dat de vrijlating gemaximeerd wordt op het bedrag van de fiscale arbeidskorting. Volgens de Wwb (art. 31-o) geldt dat «inkomsten uit arbeid tot 25 procent van deze inkomsten, met een maximum van€ 183,00 [per 28 juli 2009 en terugwerkend tot en met 1 juli 2009: € 186,00] per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, waarbij voor een persoon jonger dan 65 jaar geldt dat die inkomsten gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden niet tot de middelen worden gerekend en dat dit naar het oordeel van het college moet bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling».
Is het waar dat de hoogte van het bedrag door het Rijk voorgeschreven wordt en dat gemeenten geen vrijheid hebben op dit punt? Is het waar dat deze categorie gehuwden dus slechts voor een periode van maximaal zes maanden financieel er baat bij hebben om te gaan werken? Hoe kan dan de financiële prikkel om te gaan werken, op de motivatie, onderzocht worden voor deze categorie?
De regering stelt dat gemeenten die meedoen aan de pilots bij ministeriele regeling een methodiek wordt toegewezen om te gebruiken voor de loonwaardebepaling. De meeste methodieken zijn eigendom van private instellingen. Gemeenten dienen zich te houden aan eigen inkoopbeleid waarin meestal is geregeld dat er meerdere offertes dienen te worden opgevraagd. Hoe verhoudt zich dat tot het aanwijzen van een loonwaardemethodiek door de centrale overheid?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de onderzoeksgegevens die de evaluatie oplevert minder betrouwbaar zullen zijn wanneer alleen enthousiaste gemeenten zich zullen aanmelden. Zij willen graag weten in hoeverre de keuze voor vrijwillige aanmelding verstandig is en de deugdelijkheid ten goede komt.
Zij menen dat de gegevens een sterk vertekend beeld geven van de kosten en baten en vrezen de gevolgen ervan voor de introductie van de systematiek voor heel Nederland. Juist in de sociale werkvoorziening en re-integratie zijn zeer grote regionale verschillen.
De leden van de SP-fractie willen inzicht in de concrete financiële prikkels voor gemeenten omdat dit nu onduidelijk is.
Er worden maximaal 32 gemeenten geselecteerd op basis van zes selectiecriteria. Onduidelijk is of dit geldt voor de pilot loondispensatie of voor alle pilots tezamen.
De zes genoemde selectiecriteria bijvoorbeeld mate waarin gemeenten slagen mensen met een Wsw-indicatie te plaatsen bij een reguliere werkgever of omvang potentiële doelgroep suggereert dat er categorieën gemeenten gecreëerd worden op grond waarvan gemeenten ingedeeld worden. De leden van de SP-fractie willen inzicht in hoe deze categorieën eruit zien.
Zij willen graag weten of er naar verwachting van de regering zich voldoende gemeenten zullen melden om de categorieën te vullen. Graag willen zij een overzicht van gemeenten en de vulling van de categorieën na afloop van de aanmeldingstermijn.
De leden van de SP-fractie vragen of het verstandig is om gemeenten reeds nu in te lichten over de voorgenomen pilots, terwijl de Tweede en Eerste Kamer nog wijzigingen kunnen aanbrengen dan wel het voorliggende wetsvoorstel kunnen afwijzen.
De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze in het onderzoeksprogramma rekening wordt gehouden met de samenhang en mogelijke wisselwerking tussen de vier verschillende pilots.
Door de vrijwilligheid van deelname zullen alleen gemeenten die zichzelf in staat achten met succes uitvoering te kunnen geven aan een pilotproject zullen zich aanmelden, waardoor het onderzoek een niet representatieve steekproef zal zijn. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat dit consequenties heeft voor de betrouwbaarheid van de conclusies uit het onderzoek en vragen de regering een reactie hierop.
De leden van de SP-fractie wijzen er op dat uit meerdere lokale rekenkameronderzoeken naar de uitvoering van de Wwb is gebleken dat er geen betrouwbare conclusies konden worden getrokken door het ontbreken van cijfers en gegevens bij gemeenten. Zij vragen de regering hoe zij dit gaan voorkomen, gezien de zeer korte termijn tussen behandeling wetsvoorstel, aanbesteding, en de informatie van het onderzoeksbureau aan de gemeenten.
De leden van de SP-fractie lezen over het begrip wettelijk minimumloon voor gehuwden? Dit is nieuw. Zij vragen om een uitleg van het verschil tussen wettelijk minimumloon en wettelijk minimumloon voor gehuwden.
De leden van de SP-fractie menen dat voor een gehuwde met bijstand die gaat werken, niet het uitgangspunt geldt dat werk loont omdat voor gehuwden die een bijstandsuitkering ontvangen geldt dat dit al de hoogte is van 100% Wettelijk minimumloon. Wel geldt voor hen dat de vrijlating gemaximeerd wordt op het bedrag van de fiscale arbeidskorting. De leden van de SP-fractie willen weten of het klopt dat de hoogte van het bedrag door het rijk voorgeschreven wordt en dat gemeenten geen vrijheid hebben op dit punt. De leden van de SP-fractie vragen of deze categorie gehuwden dus slechts voor een periode van maximaal zes maanden financieel er baat bij hebben om te gaan werken en of dat wenselijk is volgens de regering. Zij vragen zich af hoe dan de financiële prikkel om te gaan werken, op de motivatie, onderzocht kan worden voor deze categorie.
De leden van de SP-fractie vragen of cliënten- en belangenorganisaties waaronder de vakbonden worden betrokken bij het vaststellen van het onderzoeksprogramma.
De regering stelt dat gemeenten die meedoen aan de pilots bij ministeriële regeling een methodiek wordt toegewezen om te gebruiken voor de loonwaardebepaling. De meeste methodieken zijn eigendom van private instellingen. Gemeenten dienen zich te houden aan eigen inkoopbeleid waarin meestal is geregeld dat er meerdere offertes dienen te worden opgevraagd. De leden van de SP-fractie vragen hoe zich dat verhoudt tot het aanwijzen van een loonwaardemethodiek door de centrale overheid.
De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat ten minste één lid van de commissie fundamentele herbezinning nu betrokken is bij de commerciële onderneming die een van de te onderzoeken loonwaardemethodieken in het kader van de pilots (te weten «Dariuz») verkoopt.
Zij vinden dit onwenselijk en vragen hierop de reactie van de regering.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat personen die deelnemen aan de pilot gehouden zijn om aan het college alle inlichtingen of gegevens te verstrekken, die het College van B&W redelijkerwijs nodig heeft ter uit voering van de Tijdelijke wet pilot loondispensatie, welke inlichtingen en gegevens worden hiermee bedoeld? Voorst dienen deze personen de benodigde inlichtingen te verstrekken aan de minister ten behoeve van het te verrichten onderzoek in het kader van de evaluatie van de pilot. Welke inlichtingen denkt de regering nodig te hebben voor het onderzoek om te komen tot een juiste evaluatie? In de pilot zal de kwaliteit van de verschillende methodieken voor loonwaardebepaling nader worden onderzocht. Welke criteria gaat de regering hanteren om de kwaliteit van de methodiek te bepalen? Hoe gaat de regering de objectiviteit bepalen van de methodieken?
De leden van de PvdA- en SP-fractie vragen wat de definitie is van psychosociale beperkingen in deze wet (artikel 1).
In de wettekst (Artikel 6: werkzaamheden met behoud van uitkering) is geen sprake van een intentie die de werkgever moet hebben om een arbeidsrelatie met betrokkene aan te gaan. De leden van de PvdA- en SP-fractie lezen dit echter wel in de Memorie van toelichting. Waarom komt de essentiële voorwaarde voor een dergelijke zware maatregel, namelijk de intentie van de werkgever, niet voor in de wettekst?
Waar moet deze intentie in de praktijk uit blijken? Wat is de borging ten aanzien van het nakomen van deze intentie? Waarom maakt de bepaling uit artikel 12 lid 2 het mogelijk dat iemand bij voortijdige beëindiging van de pilot toch via loondispensatie verloond kan blijven worden. Is de wettelijke basis daarvoor dan niet vervallen?
De leden van de SP-fractie vinden het wenselijk dat de intentie van de werkgever om een arbeidsrelatie met betrokkene aan te gaan expliciet in de wettekst voorkomt.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Van Gent (GL), Blok (VVD), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Voorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Vermeij (PvdA), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Karabulut (SP), Vos (PvdA) en Meeuwis (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Sap (GL), De Krom (VVD), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Pieper (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Linhard (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), De Wit (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Elias (VVD), Joldersma (CDA), Bosma (PVV), Tang (PvdA), Heerts (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gerkens (SP), Gesthuizen (SP), Heijnen (PvdA) en Weekers (VVD).