Ontvangen 17 januari 2011
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
a. In het in onderdeel A opgenomen artikel 16, tweede lid, onderdeel b, wordt «onderdelen b tot en met g» vervangen door: onderdelen b tot en met h.
b. Onderdeel B, onder 3, komt te luiden:
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «De bedragen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden» vervangen door «Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, wordt», wordt «Onze Minister dit» vervangen door «Onze Minister dit, in overeenstemming met Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Financiën,» en komt de laatste zin te luiden: Het dagloon wordt herleid en vastgesteld voor loontijdvakken waarvoor Onze Minister dit nodig acht.
c. Onderdeel B, onder 5, komt te luiden:
5. In het derde lid (nieuw), eerste volzin, wordt «Wet op de Loonbelasting 1964» vervangen door «Wet op de loonbelasting 1964». Voorts vervalt «dan wel bij het gelijktijdig genieten van meer dan één uitkering of toeslag als bedoeld in artikel 16, derde en vierde lid».
d. Onderdeel I komt te luiden:
I. In hoofdstuk 3, afdeling 3, vervalt het opschrift van paragraaf 1 en
vervalt paragraaf 2.
e. In onderdeel T, onder 2, wordt «verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage over dat bedrag» vervangen door: over dat bedrag verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage.
f. Onderdeel U vervalt.
2
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel B komt te luiden:
B. Aan artikel 39, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. de bijdrage, bedoeld in artikel 87a van de Wet financiering sociale verzekeringen.
b. Het in onderdeel D opgenomen artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met g» vervangen door: artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het loon waarover de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge het eerste lid wordt geheven, wordt ten minste gesteld op nihil en wordt bij dezelfde inhoudingsplichtige tot geen hoger bedrag in aanmerking genomen dan het door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën, in een kalenderjaar vastgestelde bedrag.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met achtste lid, worden na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:
3. Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, wordt vastgesteld voor loontijdvakken waarin loon als bedoeld in het eerste lid wordt genoten waarvoor Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dit nodig acht.
4. Voor de herleiding naar een ander loontijdvak van het bedrag, bedoeld in het derde lid, is artikel 25, eerste en vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt «Het tweede en derde lid» vervangen door: Het tweede en vijfde lid.
c. Het in onderdeel E opgenomen artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, onder 2°, wordt «artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met g» vervangen door: artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h.
2. In het derde lid wordt «vastgestelde bedrag» vervangen door: in een kalenderjaar vastgestelde bedrag.
3. In het vierde lid wordt «artikel 42, tweede, derde en vierde lid» vervangen door: artikel 42, tweede tot en met zesde lid.
3
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
a. In het in onderdeel J, onder 5, opgenomen artikel 22a, vierde lid, onderdeel c, wordt «naar aard en strekking overeenkomstige regelingen» vervangen door: naar aard en strekking overeenkomstige regelingen en hetgeen wordt genoten ingevolge de Ziektewet.
b. Onderdeel Ma komt te luiden:
Ma. Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in hettweede lid, aanhef, laatstgenoemde percentage wordt verhoogd met 0,1%-punt.
2. Het in het vijfde lid genoemde percentage wordt telkens verhoogd met 0,1%-punt.
4
Artikel IV, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
b. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
3. In het derde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het derde lid» telkens vervangen door: bedoeld in het tweede lid.
5
Artikel V, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het laatste onderdeel komt te luiden:
3. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde tot en met negende lid tot vijfde tot en met achtste lid.
b. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
4. In het achtste lid (nieuw) wordt «achtste lid» vervangen door: zevende lid.
6
Artikel VII, onderdelen C tot en met E en G, vervalt.
7
Artikel X vervalt.
8
In artikel XVII, onderdeel D, wordt «artikel 36, tweede lid» vervangen door: artikel 36, derde lid.
9
In artikel XVIII, onderdeel F, wordt het laatste onderdeel genummerd 3.
10
Artikel XIX, onderdeel A, komt te luiden:
A. In artikel 16, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 41 van de Zorgverzekeringswet» vervangen door «artikel 43 van de Zorgverzekeringswet» en vervalt «, voor zover deze hen niet op grond van artikel 46 van de Zorgverzekeringswet zijn vergoed».
11
Artikel XXIV, onderdeel B, vervalt.
12
In het in artikel XXX, onderdeel Da, onder 1, opgenomen artikel 8.1, tweede lid, onderdeel c, wordt «naar aard en strekking overeenkomstige regelingen» vervangen door: naar aard en strekking overeenkomstige regelingen en hetgeen wordt genoten ingevolge de Ziektewet.
14
Artikel XXXII komt te luiden:
ARTIKEL XXXII
Artikel 2 van de Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde en vijfde lid wordt het eerstgenoemde bedrag verlaagd met € 2750.
2. In het zesde lid wordt het genoemde bedrag telkens verlaagd met € 2750.
14
Na artikel XL wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XLI
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 september 2010 ingediende voorstel van wet tot introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie van koopkrachtverlies als gevolg van beleidsmaatregelen (Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen) (32 521) tot wet is of wordt verheven en artikel 14 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan de onderhavige wet, vervalt artikel V, onderdeel B.
I. Algemeen
Deze nota van wijziging brengt technische wijzigingen aan in het onderhavige wetsvoorstel.
II. Onderdeelsgewijs
Onderdeel 1
Artikel I, onderdeel A (artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen)
Per 1 januari 2011 zijn in artikel 31, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de loonbelasting 1964 verschillende uitkeringen als eindheffingsbestanddeel aangewezen, die voordien via de delegatiebepaling in het eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van dat artikel in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 als zodanig werden aangewezen. Met de in onderdeel 1, onder a, van de onderhavige nota van wijziging voorgestelde aanpassing van de in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen tekst van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) wordt voorkomen dat deze uitkeringen door het onderhavige wetsvoorstel tot de grondslag voor de premies werknemersverzekeringen zouden gaan behoren.
Artikel I, onderdelen B, I, T en U (artikelen 17, 115 en 117 en hoofdstuk 3, afdeling 3, van de Wet financiering sociale verzekeringen)
De wijzigingen in artikel I, onderdelen B, I, T en U, van het onderhavige wetsvoorstel houden mede verband met de aanpassing van de in het wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van de Wfsv aan de wijzigingen die ingevolge de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving per 1 januari 2011 zijn aangebracht in de Wfsv.
In artikel VI, onderdeel B, van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving is artikel 17 van de Wfsv gewijzigd. De in artikel I, onderdeel B, van het onderhavige wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van artikel 17 van de Wfsv moeten als gevolg daarvan worden aangepast.
Voorts wordt met de wijziging in onderdeel 1, onder b, van de onderhavige nota van wijziging verhelderd dat de vaststelling van het maximumdagloon voor de werknemersverzekeringen en de herleiding hiervan naar andere loontijdvakken de verantwoordelijkheid betreft van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
In onderdeel 1, onder d, van de onderhavige nota van wijziging wordt toegevoegd dat het opschrift van paragraaf 1 van afdeling 3 van hoofdstuk 3 van de Wfsv komt te vervallen omdat paragraaf 2 van deze afdeling komt te vervallen en het daarmee niet meer nodig is om deze afdeling in paragrafen in te delen.
Ingevolge onderdeel 1, onder f, van de onderhavige nota van wijziging vervalt artikel I, onderdeel U, van het onderhavige wetsvoorstel, waarin een wijziging van artikel 117 van de Wfsv is opgenomen. Dit houdt er verband mee dat artikel 117 van de Wfsv ingevolge de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving per 1 januari 2011 is komen te vervallen.
De wijzigingen in onderdeel 1, onder c en e, van de onderhavige nota van wijziging betreffen redactionele verbeteringen.
Onderdeel 2
Artikel II, onderdelen BI (artikelen 39 van de Zorgverzekeringswet)
De in onderdeel 2, onder a, van de onderhavige nota van wijziging opgenomen wijzigingen in artikel II, onderdeel B, van het onderhavige wetsvoorstel betreffen redactionele verbeteringen.
Artikel II, onderdelen D en E (artikelen 42 en 43 van de Zorgverzekeringswet)
Per 1 januari 2011 zijn in artikel 31, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de loonbelasting 1964 verschillende uitkeringen als eindheffingsbestanddeel aangewezen, die voordien op grond van de delegatiebepaling in het eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van dat artikel in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 als zodanig werden aangewezen. Met de in onderdeel 2, onder b, onder 1, en onder c, onder 1, van de onderhavige nota van wijziging voorgestelde aanpassing van de in het wetsvoorstel opgenomen tekst van artikel 42 en 43 van de Zorgverzekeringswet (ZVW) wordt voorkomen dat deze uitkeringen door het onderhavige wetsvoorstel tot de grondslag voor de inkomensafhankelijke bijdrage voor de ZVW zouden gaan behoren.
In onderdeel 2, onder b, onder 2 en 3, en onder c, onder 2en 3, worden de in het wetsvoorstel opgenomen artikelen 42 en 43 van de ZVW in overeenstemming gebracht met artikel 43 ZVW zoals dat artikel per 1 januari 2011 luidt als gevolg van de wijzigingen opgenomen in de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving.
Onderdeel 3
Artikel III, onderdeel J (artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964)
Met het in deze nota van wijziging toevoegen van een zinsnede aan artikel 22a, vierde lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt een uitkering op grond van de Ziektewet gelijkgesteld met loon uit tegenwoordige arbeid. Deze toevoeging is noodzakelijk omdat bij ziekte niet altijd sprake is van loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dat ingevolge het onderhavige wetsvoorstel in artikel 22a, vierde lid, onderdeel c, eveneens wordt gelijkgesteld met loon uit tegenwoordige arbeid. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de zieke uitzendkracht die een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet.
Artikel III, onderdeel Ma (artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964)
Met de eerste nota van wijziging was geregeld dat de zogenoemde vrije ruimte in de werkkostenregeling in verband met de uniformering van het loonbegrip (en de daaruit voortvloeiende daling van het fiscale loon) met 0,1 procentpunt zou worden verhoogd tot 1,5% van het loon. Hiertoe was ingevolge die nota van wijziging een wijziging van artikel 31a, tweede lid, aanhef, van de Wet LB 1964 in het wetsvoorstel ingevoegd. Artikel 31a, vijfde lid, van de Wet LB 1964 werd daarbij niet aangepast, omdat in dat lid het percentage (abusievelijk) reeds op 1,5% was gesteld. Ingevolge de Fiscale verzamelwet 2010 is het in het genoemde vijfde lid opgenomen percentage echter verlaagd naar 1,4%, zodat dat vijfde lid alsnog moet worden aangepast om ook in dat vijfde lid op 1,5% uit te komen. Daartoe strekt de in onderdeel 3, onder b, opgenomen wijziging van artikel III, onderdeel Ma.
Onderdeel 4
Artikel IV, onderdeel A (artikel 2 van de Algemene nabestaandenwet)
Bij de Aanpassingswet vierde tranche AWB is aan artikel 2 van de Algemene nabestaandenwet (ANW) een vierde lid toegevoegd. Met het onderhavige onderdeel wordt de wijziging van de ANW in artikel IV, onderdeel A, van het onderhavige wetsvoorstel hierop afgestemd.
Onderdeel 5
Artikel V, onderdeel A (artikel 9 van de Algemene Ouderdomswet)
In artikel V zijn enkele wijzigingen van de Algemene Ouderdomswet (AOW) opgenomen. In onderdeel A (artikel 9 van de AOW) is sprake van twee wijzigingsonderdelen die beide hetzelfde zijn genummerd. Het laatste onderdeel van onderdeel A wordt op grond van het onderhavige onderdeel, onder a, vernummerd tot onderdeel 3.
Bij de Aanpassingswet vierde tranche AWB is aan artikel 9 van de AOW een negende lid toegevoegd. Bij het onderhavige onderdeel, onder b, wordt de wijziging van de AOW bij artikel V, onderdeel A, van het onderhavige wetsvoorstel hierop afgestemd.
Onderdeel 6
Artikel VII, onderdelen C tot en met E en G (artikelen 71, 75a, 75b en 91e van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering)
De wijziging in onderdeel 6 van de onderhavige nota van wijziging houdt verband met de wijzigingen die ingevolge artikel V, onderdelen L, M en P, van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving per 1 januari 2011 zijn aangebracht in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Bij genoemde onderdelen zijn de artikelen 71, 75a, 75b en 91e van de WAO vervallen in verband met de afschaffing van het eigen risico dragen door de werkgever. Aangezien in artikel VII, onderdelen C tot en met E en G, van het onderhavige wetsvoorstel de hiervoor genoemde vervallen artikelen van de WAO worden gewijzigd, worden deze onderdelen geschrapt uit het onderhavige wetsvoorstel.
Onderdeel 7
Artikel X (artikel 2.9 van de Wet invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)
Artikel 2.9 van de Wet invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is per 1 januari 2011 vervallen bij artikel XVI van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging sociale zekerheidswetgeving. Aangezien dat artikel in artikel X van het onderhavige wetsvoorstel wordt gewijzigd, wordt het laatstgenoemde artikel geschrapt uit het onderhavige wetsvoorstel.
Onderdeel 8
Artikel XVII, onderdeel D (artikel 36 van de Wet investeren in jongeren)
In artikel XVII, onderdeel D, is een wijziging voorgesteld van artikel 36, tweede lid, van de Wet investeren in jongeren (WIJ). Bij de wet van 29 april 2010 tot aanpassing van de Wet investeren in jongeren en enkele andere wetten ter verduidelijking en verbetering van enige punten (Stb. 229) is per 1 juli 2010 artikel 36 zodanig gewijzigd dat de in genoemd onderdeel D beoogde wijziging van artikel 36, tweede lid, van de WIJ moet worden doorgevoerd in artikel 36, derde lid, van de WIJ. Dit is geregeld in het onderhavige onderdeel.
Onderdeel 9
Artikel XVIII, onderdeel F (artikel 37 van de Wet werk en bijstand)
In artikel XVIII, onderdeel F, dat ziet op artikel 37 van de Wet werk en bijstand, is sprake van twee wijzigingsonderdelen die beide hetzelfde zijn genummerd. Het laatste onderdeel van onderdeel F wordt in het onderhavige onderdeel vernummerd tot onderdeel 3.
Onderdeel 10
Artikel XIX, onderdeel A (artikel 16 van de Wet werk en inkomen kunstenaars)
In artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van de Wet werk en inkomen kunstenaars wordt verwezen naar de door de kunstenaar verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de ZVW. De verwijzing naar artikel 41 van de ZVW wordt ingevolge het onderhavige onderdeel vervangen door een verwijzing naar artikel 43 van de ZVW. Dit laatste artikel vormt straks de grondslag voor de inkomensafhankelijke bijdrage van de verzekeringsplichtige. Voorts is de verwijzing naar artikel 46 ZVW vervallen omdat ingevolge het onderhavige wetsvoorstel geen sprake meer is van een vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage.
Onderdeel 11
Artikel XXIV, onderdeel B (artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag)
De verhoging van het percentage van artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag zal worden opgenomen in lagere regelgeving. In die bepaling is opgenomen is dat de genoemde percentages bij algemene maatregel van bestuur kunnen worden gewijzigd.De aanpassing van de percentages blijft derhalve in stand maar wordt bij algemene maatregel van bestuur geregeld.
Onderdeel 12
Artikel XXX, onderdeel Da (artikel 8.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001)
Voor de toelichting op dit onderdeel wordt verwezen naar de toelichting op de in onderdeel 3, onder a, opgenomen wijziging van het in artikel III, onderdeel J, opgenomen artikel 22a, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Onderdeel 13
Artikel XXXII (artikel 2 van de Wet op het kindgebonden budget)
Deze wijziging is van technische aard.
Onderdeel 14
Artikel XLI
Met dit onderdeel wordt de afstemming gerealiseerd met het bij koninklijke boodschap van 24 september 2010 ingediende voorstel van wet tot introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie van koopkrachtverlies als gevolg van beleidsmaatregelen (Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen) (32 521). In artikel 14 van voornoemd wetsvoorstel vervalt artikel 33b van de AOW (tegemoetkoming op de AOW). Indien genoemd artikel 14 eerder in werking is getreden of treedt dan de onderhavige wet, vervalt artikel V, onderdeel B, dat een wijziging van artikel 33b van de AOW bevat.
De staatssecretaris van Financiën,
F. H. H. Weekers