Ontvangen 29 oktober 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel XVIII worden na onderdeel A drie onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa. Artikel II, onderdeel 0A, vervalt.
Ab. Artikel V, onderdeel A, vervalt.
Ac. Artikel XIXA vervalt.
Met dit amendement wordt het amendement Cramer (Kamerstukken II, 2008/09, 31 704, nr. 70) dat tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2009 is aangenomen, volledig teruggedraaid. Het amendement Cramer zag op twee wijzigingen.
De eerste wijziging had betrekking op zogenoemde «youngtimers» van de zaak. Dit zijn auto’s van de zaak die tussen de 15 en 25 jaar oud zijn. Door het amendement Cramer zou de grondslag voor de bijtelling en onttrekking voor het privégebruik van deze auto’s met ingang van 1 januari 2010 niet langer de waarde in het economische verkeer zijn, maar de catalogusprijs van de auto met inbegrip van de BPM. Met dit amendement wordt bewerkstelligd dat de grondslag voor de bijtelling en de onttrekking voor het privégebruik van een youngtimer van de zaak de waarde in het economische verkeer blijft. Dit leidt tot een structurele budgettaire derving van € 21 miljoen per jaar.
De tweede wijziging voorzag in een bevriezing van de vrijstelling voor oldtimers in de motorrijtuigenbelasting per 2012. Dit hield in dat een voertuig dat voor 2012 de leeftijd van 25 jaar bereikt nog onder de vrijstelling blijft vallen, maar voertuigen die daarna die leeftijd bereiken niet meer. Het terugdraaien van dit deel van het amendement leidt tot een derving voor de rijksoverheid van € 3 miljoen in 2012, € 10 miljoen in 2013, € 16 miljoen in 2014, € 22 miljoen in 2015 en € 28 miljoen in 2016 (structureel niveau is € 60 miljoen). Hierbij is rekening gehouden met de in het Belastingplan 2009 opgenomen tariefstijging van de motorrijtuigenbelasting in deze jaren. Voor de provincies wordt de derving geraamd op€ 1,5 miljoen in 2012, € 4,5 miljoen in 2013, € 7,5 miljoen in 2014, € 10,5 miljoen in 2015 en € 13,5 in 2016.
Overigens wordt in dit amendement de wijziging van artikel 10a.4 van de Wet IB 2001 (overgangsrecht accessoireregeling BPM) die naar aanleiding van het amendement Cramer in artikel I, onderdeel FF, van het onderhavige wetsvoorstel is opgenomen, niet teruggedraaid. Dit is namelijk niet nodig voor het terugdraaien van het amendement Cramer. Bovendien geeft de gewijzigde verwijzing in dat overgangsrecht een betere invulling aan hetgeen met dat overgangrecht is beoogd, namelijk dat de nieuwe accessoireregeling geen invloed heeft op de grondslag voor de bijtelling en onttrekking voor het privégebruik van auto’s van de zaak waarvoor het kenteken voor 1 juli 2006 is opgegeven. Met dit amendement wordt onzorgvuldige besluitvorming in het kader van het Belastingplan 2009 met ook onbedoelde effecten, met name ook voor het kleinere bedrijfsleven, teruggedraaid. De in het kader van de Wet IB 2001 gehanteerde billijkheidsargumenten voor het hanteren van de waarde in het economisch verkeer in plaats van de cataloguswaarde zijn voor deze categorie auto’s nog onverminderd van kracht.
Remkes