Ontvangen 2 november 2009
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel XXIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De accijns op sigaretten wordt met ingang van 1 maart 2010 zodanig verhoogd dat de totale accijns voor de meest gevraagde prijsklasse sigaretten € 4,70 per 1000 stuks hoger zal liggen dan het accijnsbedrag voor deze prijsklasse op 28 februari 2010. Indien met ingang van 1 maart 2010 het aldus berekende accijnsbedrag lager is dan het bedrag dat overeenkomt met 57 percent van de kleinhandelsprijs van de meest gevraagde prijsklasse sigaretten, berekend per 1000 stuks, geldt het laatstbedoelde bedrag.
2. Bij ministeriële regeling worden met ingang van 1 maart 2010 de tarieven van de accijns, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns aangepast. De aanpassing geschiedt zodanig dat voor sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse het specifieke gedeelte van de accijns 50% bedraagt van de som van de totale accijns en de omzetbelasting. Daarbij dient het bedrag van de totale accijns gelijk te blijven aan het bedrag van de totale accijns dat na de verhoging van de accijns verschuldigd zou zijn zonder de aanpassing. De aanpassing van het bedrag dat in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, is opgenomen als de ten minste te betalen accijns voor 1000 stuks sigaretten, geschiedt zodanig dat deze accijns na de aanpassing van de tarieven bedraagt het totale bedrag van de accijns voor 1000 stuks sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse. Bij de aanpassing vindt afronding plaats van het procentuele gedeelte van de accijns op honderdsten van een percent.
In artikel XXV wordt na onderdeel F een onderdeel ingevoegd, luidende:
Fa. In artikel 67pa, tweede lid, wordt de zinsnede «niet na twee, onderscheidenlijk vijf jaren» vervangen door: niet na drie, onderscheidenlijk vijf jaren.
In het in artikel XXVI, onderdeel D, opgenomen artikel 63b, derde lid, van de Invorderingswet 1990 wordt «artikel 67g, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen» vervangen door: de artikelen 67g, tweede lid, 67pa, eerste lid, en 67pb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
In artikel XXVII, onderdeel B , wordt «artikel 122d» vervangen door «artikel 122f» en wordt «Artikel 122e» vervangen door «Artikel 122g».
In deze nota van wijziging wordt voorgesteld de accijns op sigaretten te verhogen. Voorts wordt voorgesteld een technische aanpassing op de in de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) opgenomen verzuimboete wegens het niet, niet volledig of niet tijdig betalen van een aanslagbelasting op te nemen. Tot slot is een redactionele aanpassing in de wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen en in de wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen opgenomen.
Verhoging accijns op sigaretten
De verhoging van de accijns op sigaretten die in deze nota van wijziging is opgenomen, dient ter structurele dekking van de nieuwe vrijstelling voor (para)medische beroepen in de Wet op de Omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) en tevens ter dekking van de in de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 20101 opgenomen maatregel voor verwaterde aanmerkelijkbelangpakketten. Hierna wordt eerst ingegaan op de verhoging van de accijns op sigaretten. Vervolgens wordt ingegaan op de vormgeving van de nieuwe vrijstelling voor (para)medische beroepen in de Wet OB. De maatregel voor verwaterde aanmerkelijkbelangpakketten wordt nader toegelicht in de toelichting op de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2010.
De accijns voor een pakje sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse van 19 stuks wordt met 8,93 eurocent verhoogd. Dit heeft een prijseffect inclusief BTW van ongeveer 11 cent. Naar verwachting zal de prijs voor het genoemde pakje sigaretten met circa 15 cent stijgen. Deze verhoging leidt tot een geraamde structurele opbrengst van € 71 miljoen.
De accijnsverhoging treedt in werking met ingang van 1 maart 2010, mede in verband met de maatregelen ter voorkoming van de voorraadvorming. Zo blijft een periode van twee maanden bestaan tussen de publicatiedatum van de nieuwe accijnstarieven en de daadwerkelijke ingangsdatum van deze tarieven. Dit betekent dat in 2010 een lagere opbrengst wordt behaald dan structureel in 2011 en latere jaren. De budgettaire opbrengst van deze maatregelen gezamenlijk wordt daarom geraamd op een eenmalige opbrengst van € 60 miljoen in 2010 en een structurele opbrengst van € 71 miljoen vanaf 2011.
Een kleine structurele overdekking biedt tegenwicht voor de structurele budgettaire derving die vanaf 1 januari 2010 optreedt als gevolg van de nieuwe vrijstelling voor (para)medische beroepen in de Wet OB (€ 65 miljoen) en van de maatregel voor verwaterde aanmerkelijkbelangpakketten (€ 5 miljoen).
Vrijstelling (para)medische beroepen in de Wet OB
De nieuwe vrijstelling voor (para)medische beroepen is bij het Belastingplan 2009 in de Wet OB opgenomen en formeel per 1 juli 2009 in werking getreden. De vrijstelling voor (para)medische beroepen houdt in dat ook andere dan BIG-beroepsbeoefenaren van omzetbelasting worden vrijgesteld indien hun beroep is vermeld in een door de minister van VWS bij te houden aanvullend kader en hun beroepsopleiding en beroepsuitoefening voldoen aan de door deze minister gestelde eisen.
Aangezien de besluitvorming naar de mogelijkheden voor een dergelijk aanvullend kader op 1 juli 2009 nog niet was afgerond, is de herijkingsmaatregel BTW-vrijstelling opgeschort tot 1 januari 2010. Inmiddels is het kabinet tot een finaal oordeel gekomen. De resultaten worden uitgebreid toegelicht in een brief van de Minister van VWS die voorafgaand aan het wetgevingsoverleg van de Tweede Kamer over het Belastingplan 2010, mede namens mij aan de Tweede Kamer zal worden toegezonden.
Samengevat worden in het aanvullende kader gezondheidskundige zorgverleners opgenomen die aan de hand van objectiveerbare criteria voldoen aan een door de overheid bepaald voldoende kwaliteitsniveau. Deze criteria hebben betrekking op opleidings- en beroepskwalificaties en zullen in een ministeriële regeling van VWS verankerd worden. Indien beroepen voldoen aan de gestelde criteria zullen zij worden opgenomen in een bijlage van de ministeriële regeling.
Het uitgangspunt voor de opleidingskwalificaties is dat er – om voldoende kwaliteit te garanderen – minimaal sprake moet zijn van een initiële opleiding met een HBO-bachelorniveau. Voor zover het gaat om een opleiding, niet zijnde een BIG-opleiding, dient de opleiding bovendien te zijn geaccrediteerd door het Nederlands-Vlaams Accreditatie-Orgaan (NVAO). Het betreffende opleidingscurriculum moet daarbij borgen dat betrokkene voldoende medische kennis heeft verworven; in staat is veilige zorg te leveren; kan voldoen aan vereisten van deugdelijke zelfstandige praktijkvoering; en zich bewust is van de grenzen aan zijn eigen deskundigheid. Ten aanzien van de beroepsuitoefening wordt vereist dat de beroepsbeoefenaar is geregistreerd in een register van de representatieve beroepsgroep; de beroepsbeoefenaar is daarmee tevens onderworpen aan een voor die beroepsgroep relevant systeem van periodieke registratie, alsmede aan klacht- en tuchtrecht.
Dit voorjaar heb ik, mede namens de Minister van VWS, aangegeven dat ik mij nog wilde beraden over de mogelijkheden van een afbakening van het aanvullende kader. Inmiddels is duidelijk dat met de hiervoor genoemde algemene criteria ten aanzien van opleidings- en beroepskwalificaties waarbij als uitgangspunt geldt dat slechts zorg die van voldoende kwaliteitsniveau is, voor de BTW-vrijstelling in aanmerking kan komen, een voldoende strak afgebakend kader mogelijk is gebleken.
Voorgesteld is om in de IW 1990 een verzuimboete op te nemen wegens het niet, niet volledig of niet tijdig betalen van een aanslagbelasting. Deze verzuimboete is het complement van de in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) opgenomen verzuimboete wegens het niet, niet volledig of niet tijdig betalen van een aangiftebelasting. Ook op de voorgestelde verzuimboete zijn, evenals op de verzuimboeten die zijn opgenomen in de AWR en in de heffingswetten waarop de AWR betrekking heeft, de in hoofdzaak procedurele bepalingen van de titels 5.1 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. In de AWR is daarop echter een beperkt aantal afwijkingen opgenomen. Per abuis is nagelaten om deze afwijkingen ook te maken voor de voorgestelde verzuimboete in de IW 1990. Deze omissie wordt met deze nota van wijziging alsnog hersteld.
De in onderdeel 1 opgenomen verhoging van de accijns op sigaretten dient als dekking voor de medische vrijstelling in de BTW en de in de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2010 opgenomen maatregel voor verwaterde aanmerkelijkbelangpakketten. Hiertoe wordt de totale accijns op sigaretten verhoogd met € 4,70 per 1000 stuks sigaretten. Per pakje sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse (van 19 stuks) leidt dit tot een accijnsverhoging van 8,93 eurocent. Deze verhoging kent een prijseffect (inclusief BTW) van ongeveer 11 cent; naar verwachting zal de prijs voor het genoemde pakje sigaretten met circa 15 cent stijgen.
Artikel XXV, onderdeel Fa (artikel 67pa van de Algemene wet inzake rijksbelastingen)
Artikel 67pa van de AWR is ingevoerd per 1 juli 2009 bij de Aanpassingswet vierde tranche Awb. In het tweede lid van dit artikel is een van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) afwijkende regeling getroffen voor het verval van de bevoegdheid om die bestuurlijke boeten op te leggen. Abusievelijk is hierbij in artikel 67pa, tweede lid, van de AWR bepaald dat de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen in afwijking van de Awb niet vervalt na twee dan wel vijf jaar nadat de overtreding heeft plaatsgevonden. De regeling in de Awb waarnaar wordt verwezen bepaalt echter dat deze termijn drie dan wel vijf jaar bedraagt. Deze redactionele vergissing in artikel 67pa van de AWR wordt nu hersteld.
Artikel XXVI, onderdeel D (artikel 63b van de Invorderingswet 1990)
Op de verzuimboete wegens het niet, niet volledig of niet tijdig betalen van een aanslagbelasting worden alsnog de per 1 juli 2009 ingevoerde artikelen 67pa, eerste lid, en 67pb van de AWR van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betekent dat bij het opleggen van de verzuimboete de zogenoemde lichte procedure geldt, en dat degene die de overtreding constateert ook de verzuimboete kan opleggen. Deze afwijkingen van de Awb gelden ook voor alle andere fiscale boeten.
Artikel XXVII (artikel 122g van de Wet financiering sociale verzekeringen)
Met deze wijziging worden twee (met elkaar samenhangende) omissies in het voorstel van wet ongedaan gemaakt.