Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2010
Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg op 19 mei over de BEW ga ik in deze brief in op de argumenten waarom de 1353 mensen die van 30 maart tot en met 13 april een aanvraag hebben gediend niet alsnog in aanmerking zouden moeten kunnen komen voor een toekenning van BEW subsidie.
Volgens de regeling subsidieplafond waarmee het budget van de BEW wordt bewaakt kunnen geen aanvragen meer worden toegekend op het moment dat het subsidieplafond is bereikt. Op 29 maart bleek dit het geval te zijn. Op grond van de regeling moest het Agentschap NL aanvragen die na die datum waren binnengekomen afwijzen. De regeling laat hier geen enkele ruimte. Deze wijze van dichtschroeien van een openeinde regeling is conform de Algemene Wet Bestuursrecht artikel 4:22, waarbij de begroting geen ruimte biedt voor subsidiëring enerzijds en anderzijds behoorlijk bestuur moet worden betracht.
Het alsnog toekennen van aanvragen die na het bereiken van het subsidieplafond zijn binnengekomen is juridisch onjuist en leidt tot rechtsongelijkheid bij mensen die in deze periode hebben afgezien van het indienen van een aanvraag. Immers op 1 april werd al wel op de Site van Agentschap NL vermeld dat er meer aanvragen waren ontvangen dan er naar verwachting met het beschikbare budget konden worden toegekend. Het budget is echter pas daadwerkelijk uitgeput als de laatste aanvraag die nog kan worden toegekend is beoordeeld. Elke aanvraag moet zelfstandig worden beoordeeld omdat vooraf niet met 100% zekerheid is in te schatten hoeveel aanvragen zullen worden gehonoreerd en tegen welk bedrag. Het grote aantal aanvragen van de laatste periode maakte dit extra onzeker.
Indien de Kamer mij toch vraagt om een «coulance» regeling op te stellen leidt dat ook tot mogelijke schadeclaims bij de groep mensen die in deze periode een aanvraag hebben ingediend. Inmiddels is bij veel van deze voorlopige koopcontracten de termijn voor financiering al overschreden. Als mensen achteraf alsnog een toekenning zouden krijgen zou ik daarmee het signaal afgeven dat er inderdaad onjuist gehandeld is, hetgeen dus naar mijn mening absoluut niet het geval is. Terzijde wil ik opmerken dat dit voor de uitvoeringsorganisatie de nodige extra inspanning zal vergen.
Mocht de koop van het huis ondanks de toekenning niet meer door kunnen gaan door het verlopen van de kooptermijn dan ontstaan er nieuwe problemen.
Mag men een andere woning kopen? Mag de koopsubsidie hoger zijn dan de oorspronkelijke aanvraag? Maar wat als de aanvrager het huis niet meer wil kopen. Kan de verkopende partij dan een schadeclaim indienen? Het huis kan tegen een lagere prijs zijn verkocht of nog helemaal niet.
Voor de goede orde meld ik dat het Agentschap NL van intermediairs gehoord heeft dat er geldverstrekkers zijn geweest die in de periode van 1 april tot 13 april 2010 geen hypotheekoffertes meer wilde uitbrengen omdat het budget toch was uitgeput. De omvang van deze groep potentiële aanvragers is niet bekend. Het toekennen van de aanvragen zou daarmee leiden tot een ongelijke behandeling waarbij de aanvragers, geldverstrekkers en financieel adviseurs beloond worden voor het nemen van risico’s die tot financiële consequenties kunnen leiden voor hun cliënten.
Tot slot wil ik nog opmerken dat aanvragen om BEW subsidie vrijwel uitsluitend gedaan zijn door professionele intermediairs. Deze zijn onderworpen aan het toezicht van de AFM. Zij waren op de hoogte van de naderende uitputting van het BEW-budget en waren bekend met een behandeltermijn voor de subsidie. Zij behoren hun cliënten dienovereenkomstig te adviseren. Ik ga er vanuit dat dit ook gebeurd is.
Los daarvan wil ik opmerken dat dit voor de uitvoeringsorganisatie de nodige inspanning zal vergen.
Met deze brief hoop ik u afdoende te hebben geïnformeerd.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. van Middelkoop