Kamerstuk 32123-XVII-26

Weren van drugsgebruik uit alle jeugdzorginstellingen

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2010

Gepubliceerd: 11 februari 2010
Indiener(s): André Rouvoet (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CU)
Onderwerpen: begroting criminaliteit financiën jongeren openbare orde en veiligheid organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-XVII-26.html
ID: 32123-XVII-26

32 123 XVII
Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2010

nr. 26
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 februari 2010

Op 6 januari 2010 heeft u mij verzocht om een spoedige reactie op de aangenomen motie Dezentjé Hamming-Bluemink c.s. over het weren van drugsgebruik uit alle jeugdzorginstellingen (32 123 XVII, nr. 22).

In deze motie verzoekt de Tweede Kamer de regering drugsgebruik uit alle jeugdzorginstellingen te weren omdat drugsgebruik weliswaar niet gedoogd wordt, maar in de praktijk wel voorkomt.

De constatering in deze motie deel ik. Instellingen gedogen drugsgebruik niet. Bezit en gebruik van drugs zijn verboden in jeugdzorginstellingen. Instellingen nemen ook maatregelen om drugs buiten de muren te houden. Ondanks alle maatregelen die zij nemen, kunnen instellingen echter niet garanderen dat zij volledig drugsvrij zijn. De situatie is vergelijkbaar met die van andere inrichtingen. Ik verwijs wat dit betreft bijvoorbeeld naar de beantwoording van vragen van het kamerlid Joldersma over drugs in GGZ/verslavingsklinieken.1 Ook in deze instellingen bieden maatregelen, inclusief het meest strenge beveiligingsregime uiteindelijk geen garantie op een volledig drugsvrije omgeving.

Dat laat onverlet dat de Inspectie Jeugdzorg in het stapsgewijs toezicht dat zij op dit moment uitvoert naar de gesloten jeugdzorg, het instellingsbeleid ten aanzien van het binnensmokkelen van verboden waren, zoals scheermesjes, wapens of drugs, betrekt. Daarbij beziet de Inspectie hoe de instelling voorkomt dat verboden waren worden binnengebracht en welk beleid er is voor kinderen die met een drugsof ander probleem binnenkomen.

Verder besteedt de inspectie in haar overige toezicht aandacht aan drugsgebruik binnen jeugdzorginstellingen als zij, bijvoorbeeld in het kader van een calamiteitenmelding, concrete signalen ontvangt die daartoe noodzaken. Wanneer in een specifiek geval grote risico’s worden geconstateerd voor de in de instelling verblijvende jongeren, kan de inspectie overgaan tot een verscherpt toezicht.

De rapportages van de Inspectie Jeugdzorg geven mij geen aanleiding tot aanvullende maatregelen.

Ik ben mij ervan bewust dat de ruime beschikbaarheid van drugs in onze samenleving de instellingen voor een moeilijke opgave plaatst. Zoals in de Hoofdlijnenbrief Drugsbeleid aangegeven maakt het kabinet zich grote zorgen over het maatschappelijk klimaat waarin drugs (en (fors) alcoholgebruik) door jongeren als «normaal» wordt gezien. Het kabinetsbeleid is erop gericht hierin verandering te brengen.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet


XNoot
1

Aanhangsel, Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, nr. 210, ingezonden 16 juli 2009.