Voorgesteld 1 juli 2010
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de regering voornemens is de eenvoudige mobiliteitshulpmiddelen zowel uit de Zvw als de AWBZ te laten uitstromen;
constaterende, dat gemeenten op grond van de Wmo een compensatieplicht hebben voor het zich verplaatsen in en om de woning;
overwegende, dat de preventieve betekenis van eenvoudige loophulpmiddelen in het kader van valproblematiek onomstreden is;
overwegende, dat voor kinderen die, gelet op hun groei, regelmatig nieuwe hulpmiddelen nodig hebben, het spaarmotief niet kan opgaan;
overwegende, dat voor alle lagere-inkomensgroepen de maatregel een extra cumulerend effect heeft;
overwegende, dat met het voorstel de Zvw- en de AWBZ-loophulpmiddelen als voorliggende wettelijke voorzieningen verdwijnen;
overwegende, dat het CVZ vorig jaar in het kader van het advies Heroriëntatie hulpmiddelenzorg heeft voorgesteld, de eenvoudige loophulpmiddelen over te hevelen naar de Wmo;
overwegende, dat gemeenten in het kader van de Wmo er steeds beter in slagen om oplossingen te realiseren die afgestemd zijn op persoon, leeftijd en omstandigheden, en daarbij ook de financiële mogelijkheden van burgers meewegen bij het oplossen van mobiliteitsproblemen;
verzoekt de regering gemeenten in staat te stellen om hun compensatieplicht na te komen voor burgers, en met name voor kinderen, die vanwege een beperking niet in staat zijn om zich zelfstandig in en om de woning te verplaatsen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Wiegman-van Meppelen Scheppink