Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2010
Hierbij informeer ik u over de instelling van de commissie ter evaluatie van het beheer van grote grazers in het natuurgebied de Oostvaardersplassen (Committee on the evaluation of the management of large herbivores in the Oostvaardersplassen).
Een dergelijke evaluatie zou aanvankelijk in 2011 plaatsvinden, overeenkomstig het advies uit 2006 van het International Committee on the Management of large herbivores in the Oostvaardersplassen (ICMO). Conform mijn eerder uitgesproken voornemen1, laat ik de evaluatie nu vervroegd plaatsvinden.
De evaluatiecommissie zal onderzoek doen naar:
– ecologische vragen over hoe bij het beheer van de Oostvaardersplassen uitvoering is gegeven aan het advies van het International Committee on the Management of large herbivores in the Oostvaardersplassen (ICMO), over de mate waarin de Oostvaardersplassen als het beoogde nagenoeg natuurlijke systeem functioneert en over de wijze waarop zich de populatieopbouw en -omvang van grote grazers ontwikkelt;
– dierenwelzijnsvragen over de mate waarin dieren in de Oostvaardersplassen hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen, over het dierenwelszijnsniveau ter plaatse ten opzichte van dat in andere ecosystemen en over gehanteerde en wenselijke afschotcriteria mede met het oog op het welzijnsniveau van individuele dieren;
– vragen over het in de toekomst gewenste beheer, waarbij ook het in 2006 uitgebrachte ICMO-advies nog eens tegen het licht zal worden gehouden.
De vragen die ik aan de evaluatiecommissie heb meegegeven, treft u in de bijlage aan.
De heer drs. J.D. Gabor zal de evaluatiecommissie voorzitten. De heer Gabor was ook voorzitter van het ICMO. De commissie is overigens als volgt samengesteld:
– De heer drs. J.D. Gabor (Nederland): voorzitter;
– De heer prof. dr. J.J.M. van Alphen (Nederland): ecoloog;
– De heer prof. dr. T.H. Clutton-Brock (Groot-Brittannië): ecoloog;
– De heer drs. J. Kaandorp (Nederland): diergeneeskundige;
– Mevrouw prof. dr. F. Ohl (Nederland): dierenwelzijnsdeskundige;
– De heer prof. dr. H. Olff (Nederland): ecoloog;
– De heer prof. dr. R.J. Putman (Groot-Brittannië): ecoloog;
– Mevrouw dr. D. Reynolds (Groot-Brittannië): diergeneeskundige.
Ik heb de commissie gevraagd mij uiterlijk 1 november 2010 van een advies te voorzien. Een instellingsbesluit zal een dezer dagen in de Staatscourant verschijnen.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg
Ecologie
1. Hoe is in het beheer van de OVP uitvoering gegeven aan de doelstellingen en uitgangspunten van het advies van het International Committee on the Management of large herbivores in the Oostvaardersplassen (ICMO)?
2. Functioneren de OVP, mede gelet op het gevoerde beheer van de grote grazers, als het beoogde nagenoeg natuurlijke systeem?
3. Hoe ontwikkelt zich de populatieopbouw en -omvang en hoe interpreteert u deze ontwikkelingen in relatie tot natuurlijke draagkracht van het gebied voor de grote grazers?
Dierenwelzijn
1. Kunnen de dieren in de Oostvaardersplassen hun natuurlijk gedrag vertonen?
2. Hoe is het dierenwelzijnniveau van de grote grazers in de Oostvaardersplassen in relatie tot andere (nagenoeg) natuurlijk functionerende ecosystemen?
3. Hoe is het dierenwelzijnniveau van de grote grazers in de OVP in relatie tot anders beheerde ecosystemen met grote grazers?
4. Kan de commissie oordeel geven over de uitvoering van het afschotprotocol dat door Staatsbosbeheer wordt gehanteerd om verzwakte dieren tijdig uit hun lijden te verlossen?
5. Zouden deze afschotcriteria bij het gevoerde beheer aangescherpt kunnen of moeten worden met het oog op het welzijnsniveau van het individuele dier?
Concluderende vragen
1. In welke mate is er binnen de kaders van het ICMO-advies ruimte voor interventies in het beheer, waarbij wordt bijgevoerd en afgeschoten om de populatie te reguleren?
2. Zijn, gezien de uitkomsten en evaluatie van het op grond van het ICMO-advies gevoerde beheer, volgens de evaluatiecommissie aanpassingen van het ICMO-advies wenselijk? Zo ja, welke?