Vastgesteld 11 juni 2010
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 20 mei 2010 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 17 mei 2010 met een overzicht van de stand van zaken van openstaande moties en toezeggingen aan de vaste commissie voor LNV (32 123-XIV, nr. 201);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 11 mei 2010 over de stand van zaken van openstaande moties en toezeggingen (32 123-XIV, nr. 202);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 april 2010 over de stand van zaken van moties die ingediend zijn bij de behandeling van de LNV-begroting voor 2010 (32 123-XIV, nr. 193);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 9 april 2010 met antwoorden op vragen van de vaste voor LNV inzake bedrijfsschade door de boktor en eventuele vergoeding op grond van artikel 4 van de Plantenziektenwet (27 858, nr. 84).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Atsma
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Dortmans
Voorzitter: Schreijer-Pierik
Griffier: Dortmans
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Atsma, Jacobi, Ouwehand, Polderman en Snijder-Hazelhoff,
en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
De voorzitter: Ik heet iedereen welkom op deze prachtige, zonnige dag. Ik heb gezien dat de vaste Kamercommissie tot 13.00 uur voor dit overleg gereserveerd heeft. Als voorzitter met enige ervaring kan ik vandaag nog zeggen dat mij dit veel te lang lijkt voor deze prachtige, zonnige dag. Volgens mij is men het wel met mij eens. Laten wij eens zien hoe ver wij komen.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik stel voor dat wij het laatste uur op het terras in de zon gaan zitten. Dat zou ons goeddoen. Over een aantal moties heb ik nog vragen en opmerkingen. De motie-Koppejan/Jacobi op nr. 10 (32201) gaat over de beperkingen die de Mededingingswet oplegt en die soms ook tegen de ecologische doelstellingen kunnen ingaan. Wij willen in de Mededingingswet juist ruimte voor de ecologische doelstellingen. In de brief van 17 mei staat halverwege de tekst op pagina 4 dat de SER binnenkort zijn advies over deze zaak zal vaststellen. Wat is in dit kader binnenkort? Ik wil hierop namelijk graag verdere actie.
De motie-Jacobi/Koppejan op nr. 393 (21 501-32) gaat over de toepassing van actief biologisch beheer. Wij verzoeken de regering in die motie om nadere voorwaarden te stellen. Het gaat juist om die nadere voorwaarden, anders hadden wij de motie niet ingediend. De minister antwoordt in haar brief op pagina 6 dat nadere afspraken gemaakt worden in de beheersvisserij en de Visstandbeheercommissies. Ik denk dat alles dan juist op hetzelfde niveau blijft. Wij willen echter dat die nadere voorwaarden op een neutrale plek bij LNV worden vastgesteld, want anders staat iedereen in de waterschappen, de sportvisserij en in de Visstandbeheercommissies weer tegenover elkaar. Het gaat erom, strakke nadere voorwaarden te stellen. De heer Koppejan en ik rekenen erop dat de minister die motie uitvoert zoals verzocht.
Verder is er nog een motie naar aanleiding van het AO Biodiversiteit op 23 september 2009. In de brief van de minister staat dat het kabinet in de voortgangsrapportage van het uitvoeringsprogramma zal ingaan op de initiatieven die de biodiversiteit ten goede komen. De toezegging wordt uitgevoerd en de Tweede Kamer wordt in de zomer geïnformeerd. Wat kunnen wij hiervan verwachten? Kan de minister iets meer vertellen over dat uitvoeringsprogramma?
Tijdens het WGO Visserij op 16 november 2009 heeft de minister toegezegd dat zij de Kamer op de hoogte zal houden van de permanente acties tegen de visstroperij. In de brief staat dat de toezegging wordt uitgevoerd. De KLPD en de regiopolitie worden hierbij betrokken. Kan de minister ook het IPO hierbij nauw betrekken, omdat de aanpak van de stroperij in bijvoorbeeld de provincie Friesland op dit moment op losse schroeven staat? De provincie wil namelijk haar bijdrage – 40.000 euro, dacht ik – niet langer betalen. De politie kan die acties daarom niet meer uitvoeren. Dat staat dus haaks op doelstelling om de stroperij aan te pakken. Graag ontvang ik hierop een reactie van de minister.
Het AO Mosselzaadinvanginstallaties op 17 december 2009 wordt genoemd op pagina 7 van de brief van 11 mei. Ik heb de allergrootste waardering voor de wijze waarop er gecommuniceerd wordt met alle partners in het Waddengebied. Ik stel vast dat juist de kleine, duurzame vissers – de goede vissers – in allerlei bureaucratie terechtkomen door de wijziging van artikel 12, deels door de beperkingen bij de aalvangst en bij de staandwantvisserij. Juist zij krijgen dus de ellende en niet de Noordzeekant. Dit heeft dus effecten op die kleinschalige vissers en dat is niet goed. Ik heb allerlei briefwisselingen gezien. Van allerlei kanten moeten nu apart weer vergunningen aangevraagd worden. Daarom vraag ik de minister of zij erop kan letten dat deze kleinschalige, duurzame visserij niet helemaal in de kiem wordt gesmoord. Wij moeten juist daarvoor staan.
Naar aanleiding van het AO Binnenvisserij van 3 februari 2010 heb ik vragen over de ruimte voor het wolhandkrabvissen. Mijns inziens hebben wij een afspraak gemaakt over de palingvisserij. Wij hadden daarvoor weliswaar een motie voorbereid, maar die hebben wij niet ingediend. In die motie verzochten wij om met pilots te werken, waarbij aan alle eisen en voorwaarden van de Europese Commissie wordt voldaan. Hoe staat het er op dit moment voor?
De heer Polderman (SP): Voorzitter. Het gaat bij een dergelijk verzamel-AO natuurlijk over van alles en nog wat. Gemakshalve loop ik de brieven door en maak daarbij opmerkingen over de punten waarover wij nog niet helemaal tevreden zijn.
Ik begin met de brief van 15 april 2010. Ik vraag in de motie-Polderman op nr. 49 (32 123-XIV) het subsidiebeleid voor de visserijsector zodanig in te richten dat subsidie enkel nog ten goede komt aan innovaties die bijdragen aan duurzame visserij. De minister antwoordt dat dit wel een belangrijk criterium is. Zo noemt de minister het, maar de bedoeling van die motie is dat dit een uitsluitend criterium moet zijn. Die subsidie moet dus enkel nog ten goede komen aan innovaties die bijdragen. Daarmee kunnen wij die meer sturen. Als dit criterium alleen wordt meegenomen, doet dit onvoldoende recht aan die motie. Kan de minister daarop reageren?
Op diezelfde pagina in de brief gaat de minister in op een andere motie van mijn hand waarin ik verzoek om het LEI een onderzoek te laten doen naar de marktpositie. De minister zegt dat zij hierop ingaat in een brief. Ik wil graag weten wanneer wij die brief krijgen. Ons is beloofd dat wij te zijner tijd daarover nader worden geïnformeerd, maar dat is wel erg ruim. Kan de minister iets concreets daarover zeggen?
Minister Verburg: Mijnheer Polderman, u spreekt over een motie van uw hand op dezelfde bladzijde. Welke motie bedoelt u precies?
De heer Polderman (SP): Het gaat over de motie-Polderman op nr. 82 (32 123-XIV) waarin ik de regering verzoek het Landbouw Economisch Instituut opdracht te geven om een onderzoek te doen naar de gevolgen van afschaffing van de dierrechten voor het marktevenwicht in de EU, de marktpositie, de bedrijfsresultaten, de sociale, milieu- en economische gevolgen voor de betreffende boeren en de structuur van de Nederlandse veehouderij. De minister zegt dat zij ons daarover te zijner tijd zal informeren. Mijn vraag gaat over «te zijner tijd", want dat vind ik nogal onduidelijk.
In diezelfde brief wordt de motie-Waalkens/Cramer op nr. 98 (32 123-XIV) genoemd. In die motie verzoeken zij om met een planmatige aanpak te komen voor de teelt van eiwithoudende gewassen. De minister schrijft als antwoord op deze motie dat die teelt op dit moment niet rendabel is. De motie-Cramer op nr. 105 (32 123-XIV) die daaronder staat, gaat over duurzaamheidseisen in het kader van de WTO. Het is op dit moment weliswaar niet rendabel om eiwithoudende gewassen in Nederland te telen, maar waar een wil is, is een weg. Juist vanwege de huidige structuur, dus met de WTO, komt dit er niet door. Kan het ministerie op dat terrein wat creatiever zijn, zodat wij meer steun krijgen voor de teelt van eiwithoudende gewassen in Nederland en in Europa? Die motie is aangenomen, maar de minister zegt dat die te ingewikkeld is en dat zij er niets mee kan. Dat vind ik jammer.
De motie-Van der Ham op nr. 78 (28 625) over het Europese beleid is aangenomen. In die motie verzoekt hij – dit zijn mijn eigen bewoordingen – op te houden met het rondpompen van geld. De minister zegt dat dit ingewikkeld is. Mijns inziens zijn wij echter nog niet uitgesproken over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wellicht zal dit ook in de komende kabinetsformatie een rol spelen. Misschien moet ik daarom hierover verder geen opmerkingen maken, maar wij houden de uitvoering hiervan nauwlettend in de gaten. Dat kan ik de minister verzekeren.
Ik stap nu over op de brief van 11 mei over de stand van zaken van openstaande moties en toezeggingen. In het AO Landbouw- en Visserijraad van 25 januari 2007 heeft de minister een toezegging gedaan over het labelen van honden- en kattenbont. Hoe denkt de minister dit te handhaven? Op zich is het prima dat de minister toezegt dat dit in de Europese verordening geregeld wordt. Wie handhaaft dit echter? Hoe organiseert de minister de handhaving zodanig dat dit geen dode letter wordt?
In het AO Begroting van 4 april 2007 heeft de minister een toezegging over etikettering gedaan. Ik ben van mening dat etikettering vooral een zaak is van de sector. Wij moeten de consumenten met name duidelijkheid geven. De consument is vooral gediend bij duidelijkheid en niet bij volkomen onduidelijke etiketten die hij een halfuur lang moet lezen om te zien of het product aan zijn eisen voldoet. Is de minister dit met mij eens? De etiketten moeten duidelijk zijn, zodat de consument een keuze kan maken. Vaak worden er claims over de gezondheid op het etiket gezet. Het product zou goed zijn voor van alles en nog wat, zoals verlaging van de bloeddruk en het tegengaan van obesitas. Die claims kloppen natuurlijk dikwijls niet. Is de minister het met mij eens dat de overheid erop moet toezien dat de etikettering niet ingewikkeld is, maar wel duidelijkheid biedt aan de consument?
In het AO Staatsbosbeheer op 8 oktober 2008 is er een toezegging gedaan over de Fortis-gronden. Ik heb dit onderwerp destijds ingebracht, want sinds de Staat Fortis bezit, is hij ineens ook grootgrondbezitter geworden. Kan die grond ingezet worden in het natuurbeleid? De minister heeft dit uitgezocht en komt tot de conclusie dat wij daar niets mee kunnen, omdat die grond onderpand voor de financiering is. Kunnen wij daar niet creatiever mee omgaan? Wij weten immers allemaal hoe moeizaam het met de ehs gaat. Het feit dat die grond onderpand is, sluit niet uit dat je meer kunt sturen. Er zijn doelen binnen de ehs. Kun je die gronden niet als rauwgrond inzetten of – als ze direct in de ehs gelegen zijn – niet beter inzetten? Graag ontvang ik een reactie hierop. Wellicht kunnen wij beter vanmiddag terugkomen op de voortgangsrapportage ehs. Wij houden dit onderwerp nauwlettend in de gaten, maar dit kunnen wij beter vanmiddag bespreken als het over de natuur zelf gaat.
Over de diertransporten is ook een toezegging gedaan. Kan de minister hierop ingaan? Diertransport is nog steeds een grote bron van zorg. De Kamer is daarom benieuwd wanneer zij erover geïnformeerd wordt hoe dit nu daadwerkelijk wordt aangepakt. Ik krijg daarom graag een hardere toezegging van de minister.
De belangrijkste vraag in het kader van de Q-koorts is, wat er na 1 juni gebeurt. Er is sowieso een tekort aan vaccin en de bereidheid om in te enten blijft nogal achter. Wat doet de minister na 1 juni als blijkt dat er toch nog onvoldoende ingeënt wordt? Hoe zorgt zij er bovendien voor dat er voldoende entstof aanwezig is? Deze vraag zal ons tijdens het reces namelijk bezighouden.
Mevrouw Jacobi heeft al vragen gesteld over de mosselzaadinvanginstallaties naar aanleiding van het gelijknamige AO in december 2009 en daarbij sluit ik mij aan. Graag krijg ik ook meer helderheid over hoe het staat met de vangstbeheercommissies in het kader van de wolhandkrab. Zit er bovendien nog enige vaart in de afspraken tussen de sport- en beroepsvisserij? Is er voortgang geboekt? Ik hoor graag een dergelijke melding van de minister. Met al deze vragen ben ik aan het bijna aan het eind van mijn betoog gekomen, op één punt na. Ik wil de minister namelijk wijzen op haar toezegging inzake de motie-Van Velzen c.s. op nr. 48 (31398) die indertijd is aangenomen. De minister zou komen met een positieflijst voor te houden zoogdieren. Hoe zit dat precies? Wij krijgen hierop graag een reactie, want wij willen dit niet op zijn beloop laten. Kan in dit kader iets meer vaart gemaakt worden?
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik begin met een onderwerp waarover geen motie is ingediend, maar waarop wel een aantal toezeggingen zijn gedaan, namelijk de perceelregistratie. Aangezien dit onze laatste vergaderdag is, vraag ik hiervoor aandacht. De boeren hebben inmiddels alles ingeleverd. Dat is de stand van zaken. Vanaf 1 juli wordt in de dienstregelingen zichtbaar hoe de percelen erbij liggen. De boer kan tussen 1 en 15 juli correcties aanbrengen, eventueel – helaas – naar beneden. Dat is namelijk de afspraak. Vanaf 15 juli start de minister de veldinspecties. Zij kijkt dan samen met de AID of er eventueel verschil van mening is en of er als gevolg daarvan een bijstelling moet komen. Ik verzoek de minister dit in goede harmonie te laten plaatsvinden. Ik constateer namelijk dat boeren nog erg ongerust zijn. Het is nog niet 1 juli en zij vragen zich al af, of zij het wel allemaal goed gedaan hebben. Als de AID bijstellingen noodzakelijk vindt, verzoek ik deze in goede harmonie door te voeren.
Ik sluit mij voor een groot deel aan bij hetgeen mevrouw Jacobi heeft gezegd over de VBC’s en de vismoties. De heer Polderman vroeg reeds naar de motie over het onderzoek van het LEI. Ook ik ben benieuwd wanneer die brief komt.
Ik vind het vreemd hoe de minister de motie Atsma/Snijder-Hazelhoff op stuk nr. 91 (32 123-XIV) over de € 100 000 voor de zeehondencrèche in Pieterburen uitvoert. De Kamer heeft met grote meerderheid gevraagd, het onderzoek naar de huidige epidemie van de wormenziekte te laten doen door de crèche in Pieterburen, maar de minister besluit dit uit te besteden aan de trilaterale zeehonden expertgroep, de Trilateral Seal Expert Group, TSEG. Ik vind dat vreemd omdat de crèche in Pieterburen mijns inziens goed in staat is om dit wetenschappelijk onderzoek te doen. Die heeft veel ervaring en krijgt bovendien de beesten met veel longwormen binnen. Waarom voert de minister deze motie niet uit zoals de Kamer gevraagd heeft?
Het onderwerp van de mosselzaadinvanginstallaties staat ook al een hele tijd op de agenda. De sector is bezorgd over hoe dit uitpakt. Er liggen moties, zodat de pioniers goed aan de bak kunnen komen. Hoe lang duurt dit nu nog? De minister schrijft dat zij ons met een brief zal informeren. Wanneer komt die brief waarmee de brede mosselzaadbedrijven duidelijkheid krijgen en dan met name de pioniers?
Ik ga nu in op het mestbeleid en vooral op het algemeen overleg van 25 maart dat wij daarover gehad hebben. In de motie-Snijder-Hazelhoff op nr. 175 (28385) verzoek ik om rekenschap te geven van de fosfaatfixerende gronden. De minister zegt dat zij de Kamer over de uitvoering van deze motie nader zal informeren. Wanneer doet zij dat? Ik constateer namelijk dat de in te vullen vragen over de gecombineerde opgaven, alleen ernaar informeren of een boer fosfaatfixerende gronden heeft. Als een boer zo’n vraag alleen met ja of nee kan beantwoorden, vraagt hij zich toch af: wat kan ik hiermee, wat gebeurt hiermee? De bedoeling van de wet was echter om hiermee echt iets te doen. Er moet dus iets achter zitten. Wanneer komt de minister dus met een invulling hiervan? Wij hebben de agrarische sector namelijk wel deze belofte gedaan.
In datzelfde debat het ik weliswaar geen motie ingediend, maar ik heb wel tegen de minister gezegd: na de strenge winter en met dit mooie voorjaarsweer stuift het nogal in de veenkoloniën. Het is even twee weken een beetje normaal geweest, maar gisteren en vanmorgen kreeg ik weer het signaal dat het af en toe zwart ziet en dat er schade zal ontstaan. In dat debatje heeft de minister beloofd dat zij contact zou leggen met de agrarische sector om te kijken naar de mogelijkheden. Er is onvoldoende papierpulp voorhanden en bovendien duurt het even voordat je daarmee aan de slag kunt. Er is wel mest voorhanden. Ik heb begrepen dat er in dit kader geen contact is geweest met de agrarische sector. Het stuiven geeft nu echter schade. Wat gaat de minister hieraan doen?
Het AO Erfpacht is gisteren helaas van de agenda gehaald. Dat is jammer, want wij debatteren al twee jaar over dit onderwerp. Naar aanleiding daarvan zijn er ook een aantal moties ingediend. Ik hoop dus dat dit onderwerp snel terugkomt op de agenda.
Verder is de motie-Ormel/Snijder-Hazelhoff op nr. 113 (28 286) over het Gelderse paard met grote meerderheid aangenomen. Het is daarom vreemd dat ook deze motie niet wordt uitgevoerd. Kan de minister daarom kijken of echt gebeurt wat de Kamer heeft gevraagd?
De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Van alle ministers heeft deze minister de afgelopen jaren de meeste moties voor de kiezen gekregen. Ik heb daarom waardering voor het feit dat het overgrote deel van de moties ook is uitgevoerd naar de wens van de Kamer. Dit was niet altijd naar de wens van het CDA, maar dat is bekend. De Kamer is de baas en de minister deed in grote lijnen wat de Kamer wilde.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Heeft de heer Atsma uitgezocht hoeveel van die moties door het CDA zijn ingediend? Was de heer Atsma zelf de topper bij het indienen van de moties?
De heer Atsma (CDA): Nee. Ik begrijp deze vraag niet. Als mevrouw Jacobi verwachtte dat wij meer moties zouden indienen, zodat zij die had kunnen steunen, hadden wij dat absoluut gedaan. Vaak stond de fractie van de Partij van de Arbeid echter mordicus tegenover ons, zeker als het ging om meer ruimte aan boeren te bieden. Dergelijke zaken kunnen je overkomen, want de politieke meerderheid in dit huis is soms een beetje weerbarstig.
Ik begon met complimenten voor de minister, omdat zij het overgrote deel van de moties terecht heeft uitgevoerd, hoewel de intentie van die moties niet altijd de instemming van de CDA-fractie had. Ik doel hierbij op moties van de Partij van de Arbeid en ook op de motie over het verbieden van nertsfokkerij etc. Dit is bekend.
Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Jacobi over de sportvisserij. Ik herhaal die niet, want mevrouw Jacobi heeft zelf al benadrukt dat zij dit onderwerp mede namens collega Koppejan heeft ingebracht.
Mevrouw Snijder sprak over de motie met betrekking tot de zeehondencrèche in Pieterburen. Wij hebben die motie tijdens de begrotingsbehandeling ingediend en die kreeg toen brede steun. Het ging om een ton. Het is inderdaad merkwaardig dat die motie niet is uitgevoerd. Het argument in de brief overtuigt ons absoluut niet. Sterker nog, wij hebben op verzoek van de minister ons voornemen om een amendement in te dienen, aangehouden. Wij hebben dit omgezet in een motie, in de overtuiging dat de zaak daarmee geregeld zou worden. Dit was het verzoek van de minister. Wij vinden het daarom op zijn minst teleurstellend, niet in de laatste plaats voor de crèche, dat men niet tegemoetgekomen is aan de wens in de motie. Hoe is het overleg met de zeehondencrèche verlopen? Vanuit IMARES is geweld ontplooid. Is de zaak daarom niet geregeld, zoals de Kamer het wilde? Een brede Kamermeerderheid was voorstander van die motie. Kan ik daarom op dit punt een verduidelijking krijgen?
Verder heb ik ook opmerkingen naar aanleiding van de reeds besproken motie over het Gelders paard. De Kamer heeft meermalen haar zorgen over de toekomst van het Gelders paard en de instandhouding van de bloedlijn uitgesproken. Deze motie willen wij daarom nogmaals nadrukkelijk onder de aandacht van de minister brengen, wetende dat zij paarden een meer dan warm hart toedraagt.
Wij hebben reeds meermalen gesproken over de sneeuwdrukschade. Wij vinden het teleurstellend dat de uitkomst niet naar verwachting is. Budgettair hoeft het geen probleem te zijn. Inmiddels hebben de betrokkenen een WOB-procedure gestart. Wij zijn uiteraard zeer benieuwd naar de uitkomst daarvan. Wij hopen dat er alsnog een oplossing wordt gevonden, want zoals reeds vermeld hoeft het budgettair geen probleem te zijn. Onzes inziens moet de minister hier met een positieve blik naar kijken. Wij vragen haar daarom om de Kamer per ommegaande te informeren, zodra er meer duidelijkheid is over wat er gevraagd wordt. Dan komt dit weer terug in de nieuwe Kamer.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De vaste Kamercommissie heeft de minister vorige week bij de laatste procedurevergadering via een brief met een groot aantal vragen over de sneeuwdrukschade om opheldering en een reactie gevraagd. Ik ga ervan uit dat de heer Atsma deze zorgen deelt en ook wil dat die brief op korte termijn naar de Kamer komt.
De heer Atsma (CDA): Ja, dat heb ik al gezegd. Het leek mij daarom goed om dit te benadrukken. Wij hebben moties daarover ingediend. De Kamer was dus helder. Wij willen dat de minister dit zo snel mogelijk goed regelt voor al die ondernemers, ook al omdat het budgettair geen enkel probleem is. Ik ga nu niet brieven en discussies interpreteren, want dat wordt een juridisch gehakketak waarvan wij niet houden.
In de motie-Van der Vlies op nr. 175 (28385) heeft collega Van der Vlies verzocht om de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zo aan te passen dat er ruimte wordt geboden voor reparatiebemesting voor fosfaat met bewerkte organische meststoffen. De heer Van der Vlies is er zelf niet en daarom breng ik dit nogmaals van harte onder de aandacht van de minister. Ik weet dat meerdere fracties hierover zo denken. Er moet ruimte komen en die willen wij absoluut blijven bepleiten. Wat ons betreft zouden wij helemaal niet hoeven te wachten op de uitkomsten van de pilots. Minister, pak bij de eerstkomende wijziging van de Meststoffenwet dit verhaal op en regel het. Dat is de meest logische en daadkrachtige aanpak.
Ik ga nog in op een serie moties die de afgelopen jaren zijn ingediend en eveneens op een reeks uitspraken van de Kamer met betrekking tot het gelijke speelveld binnen Europa voor ondernemende agrariërs uit Nederland. Ik gebruik die aanleiding in algemene zin omdat wij de afgelopen weken zijn geconfronteerd met het feit dat grote partijen druiven uit India – ik spreek over duizenden containers – niet via Nederland vermarkt mogen worden. Wij verbazen ons zeer daarover, omdat ook de EFSA heeft aangegeven dat dit geen probleem is. De EFSA is de Europese organisatie die beoordeelt of producten veilig zijn, de Europese voedsel – en warenautoriteit als het ware. Het gaat om duizenden containers met druiven van kleine boeren uit India die zich aan alle wettelijke voorschriften hebben gehouden. Wij vragen de minister daarom indringend om dit onderwerp op korte termijn op de agenda te zetten samen met haar collega van VWS, want anders wordt dit een megastrop voor de betrokken ondernemers uit Nederland en de boeren in India.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. We hebben vandaag veel zaken te bespreken. Ik begin met de motie Dibi/Waalkens op stuk nr. 108 (32 123-XIV) die is aangenomen bij de begroting. Die gaat over een publiekscampagne ter promotie van het bewustzijn van de gevolgen van het eten van vlees, vis en zuivel voor mens, dier en milieu. De minister antwoordt hierop dat haar ministerie de campagne «Jij kan kiezen» van het Voedingscentrum financiert. Kan de minister de Kamer haar uitgangspunten en ambities in dit kader uitleggen? Met andere woorden: als wij campagnes voeren, moeten die meetbaar zijn. Ik wil daarom graag een nulmeting en de informatie over de ambitie, zodat wij kunnen zien of de communicatiecampagne zoden aan de dijk zet. Dit is heel gebruikelijk in de communicatiewereld. Kan de minister dit toezeggen? Misschien is zij dit namelijk wel aan het doen, maar heeft zij het niet in de brief geschreven.
De motie Peters/Dibi op nr. 35 (31 532) gaat over hetzelfde onderwerp. Die verzoekt de regering namelijk om aan te sturen op de vermindering van de consumptie van dierlijke eiwitten en de hierbij aanbevolen eiwitconsumptie van de Gezondheidsraad als streefwaarde te gebruiken. De minister zegt dat deze motie wordt uitgevoerd. LNV zet verschillende instrumenten hiervoor in en eind 2010 komt er een rapportage over deze instrumenten. Wat bedoelt de minister hiermee? Wordt dit een opzet van welke instrumenten zij voor welk plan gaat gebruiken of krijgen wij eind 2010 een of ander voortgangsbriefje? Ook in dit geval is het belangrijk om te sturen op de meetbaarheid. Ik hoop dus dat de minister daarop inzet.
Bij de begroting is de motie-Ouwehand c.s. op nr. 122 (32123-XIV) ingediend over een Europees import- en handelsverbod op dolfijnen die in het wild gevangen zijn. De minister schrijft: «Over deze motie heb ik u gezegd dat een dergelijk verbod in CITES-verband geregeld moet worden.» Dat was inderdaad haar reactie op de motie; dit kan ik mij herinneren. Ik heb haar toen echter gezegd dat CITES niet genoeg is en heb de motie daarom in stemming gebracht. Die is toen aangenomen. In die motie vraag ik dus om een import- en handelsverbod. CITES laat namelijk ruimte voor educatieve doelen. De minister zegt dit ook in haar reactie. Wij hebben in deze context over dolfinaria gesproken. Die hebben een educatieve doelstelling in het kader van het dierentuinbesluit. Dit was nu echter juist niet de bedoeling van deze motie. Er moet een algeheel importverbod komen op dolfijnen die in het wild gevangen zijn. Ik heb in de motie dan ook daarom gevraagd, maar zij wordt niet uitgevoerd. Dat lijkt mij niet acceptabel. Ik hoor dus graag dat de minister alsnog hiermee aan de slag gaat.
In de motie-Ouwehand op nr. 21 (30 826) verzocht ik om een Europees verbod op de nertsenfokkerij. De minister zegt dat zij hiervoor de behandeling van het Nederlandse wetsvoorstel afwacht. Dat hoeft echter niet. De minister kan nu namelijk al aan de slag met de wens van deze Kamer om in Europa op te houden met het fokken van nertsen. Kan de minister nu niet al in Europees verband pleiten voor wat het Nederlandse parlement wil, namelijk een Europees verbod op het fokken van nertsen?
Bij het AO over het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft de minister toegezegd een nadere omschrijving te geven van de definities in haar reactie op de nieuwe voorstellen voor de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Tot mijn grote schrik zie ik dat de minister in de ecosysteembenadering die de Kamer graag wil, eerst en vooral de nadruk blijft leggen op het maximaliseren van wat wij uit de zee kunnen halen. In tweede instantie – zij zegt echter tegelijkertijd – richt zij zich pas op de minimalisatie van de gevolgen daarvan voor het milieu. Dat is te weinig. In de definities over de ecosysteembenadering van onder andere de FAO legt men eerst de nadruk op behoud en daarna op de coherentie met duurzaam gebruik. Dit bevalt mij dus niet. Men kan dit als gezeur afdoen, maar dit luistert nauw. Als wij voor de ecosysteembenadering kiezen, staat behoud voorop. Van daaruit bekijken wij hoe wij de natuurlijke hulpbronnen kunnen benutten. Wij moeten dus niet eerst maximaal eruit halen en als doel voor het milieu alleen opschrijven dat wij de gevolgen daarvan minimaliseren, zonder een harde eindgrens. Ik wil een aanscherping op dit gebied. De minister weet dat ik hieraan zeer veel waarde hecht, dus ik hoop dat zij dit toezegt.
Verder is in het kader van de visserij ook de motie-Ouwehand op nr. 9 (32 201) over de discards aangenomen. De minister zegt opnieuw dat zij in Europees verband heeft aangegeven dat er een oplossing moet komen voor de discards, maar dat dit op verschillende manieren kan. Dit bevalt mij niet, want de Kamer heeft gezegd dat alle vangsten verplicht moeten worden aangemeld. Ik snap niet dat de minister daar omheen draait. De Kamer wil deze oplossing. Ik begrijp natuurlijk dat er in Europees overleg wellicht een compromisvoorstel uitkomt, waarin ook andere elementen zitten. De minister moet echter deze oplossing voordragen van de Nederlandse kant. Ik vraag mij af, waarom zij dit niet doet. Misschien doet ze het wel, maar schrijft zij het niet op. Zo wordt het in ieder geval niet duidelijker.
Naar aanleiding van het AO Biodiversiteit op 23 september 2009 heeft de minister een de toezegging gedaan dat wij voor de zomer geïnformeerd worden over de voortgangsrapportage. Het moet mij van het hart dat dit kabinet behoorlijk traag is. In de tussentijd stapelen de signalen zich op dat wij zowel de internationale als de Nederlandse doelen niet zullen halen om het verlies aan biodiversiteit te stoppen. Aanstaande zaterdag is het wereldbiodiversiteitsdag. 2010 is het jaar van de biodiversiteit. Ik had een stevig pakket met maatregelen vanuit het ministerie zeer verwelkomd. Ik houd echter mijn hart vast vanwege de traagheid.
Dit zijn de belangrijkste onderwerpen die ik vandaag wil bespreken.
Minister Verburg: Voorzitter. Ik bedank de Kamer voor haar inbreng in de eerste termijn. Ik kon mij erg goed vinden in de eerste opmerking van de heer Atsma. Er zijn namelijk niet alleen heel veel moties ingediend in de afgelopen drie jaar, maar er is ook heel veel gebeurd op het gebied van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Wij rondden in deze Kamersamenstelling toch een hele serie debatten af. Het is goed om te memoreren dat wij hard gewerkt hebben, veel piketpaaltjes hebben geslagen en stappen vooruit gezet hebben in de richting van verduurzaming. De sector is sterk. Op het terrein van de land- en tuinbouw, de visserij evenals de op het gebied van de voedselketen en het agro- en visserijcomplex zijn er stappen gezet die Nederland sterker en duurzamer maken. Dit wordt internationaal gezien en erkend.
Deze ontwikkelingen konden echter niet van de ene op de andere dag gerealiseerd worden. Een motie laat zich wel in een dag schrijven. Veel Kamerleden schrijven er zelfs meerdere op een dag en dienen die ook in. Het uitvoeren van moties en de realisatie daarvan in de praktijk is echter vaak minder eenvoudig. Dat weten de leden der Kamer ook heel goed, maar het is van tijd tot tijd goed om even daarbij stil te staan. Momenteel is er dus nog veel werk onderhanden. In het beleid is er echter met de ondersteuning van de Kamer een beweging ingezet die onomkeerbaar is, zowel in de landbouwsector als in de visserij. Innovatie en verduurzaming hebben in de afgelopen periode handen en voeten gekregen. Wij zullen dit in de komende tijd ook handhaven, ondanks het feit – en dit benadruk ik graag – dat veel ondernemers en gezinnen in de afgelopen drie jaar te maken hebben gehad met lage prijzen voor de producten en economische tegenwind. Ik vind het een geweldige prestatie dat de ondernemers deze koers blijven varen. Zij worden daartoe ook uitgenodigd, daarbij ondersteund en soms zelfs uitgedaagd door de minister en de Kamer. De Kamer heeft ook vaak haar waardering voor de ondernemers, gezinnen en actieve mensen uitgesproken en die onderstreep ik vandaag nogmaals.
Dit betekent echter niet dat nu alles al is gerealiseerd. De Kamer heeft daarom nadere vragen gesteld over een aantal onderwerpen. Wat betreft het ondernemerschap en de voedselproductie in het agro- en visserijcluster in combinatie met biodiversiteit kunnen wij ook spreken van stappen vooruit. Het is buitengewoon ingewikkeld om de juiste combinatie van economie en ecologie te vinden. In de Kamer is dat ook vaak een zoektocht die leidt tot interruptiedebatten tussen verschillende partijen. Ik ben er echter van overtuigd dat er oplossingen komen – net zoals bij het Waddenconvenant – zodra de economische en ecologische vertegenwoordigers met elkaar aan tafel gaan zitten en zich in elkaars positie inleven. Dan kunnen zowel op economisch als ecologisch gebied geweldige stappen voorwaarts gezet worden, waardoor er win-win-winsituaties ontstaan. Dat is gebeurd in het Waddengebied. Ik ben ervan overtuigd dat wij daar ook naartoe op weg zijn in het debat over biodiversiteit, de ecologische hoofdstructuur en Natura 2000. Het valt niet mee, want het blijft mensenwerk. Juist daar waar mensen het verschil kunnen maken in het belang van duurzaamheid, de toekomst en de natuur, mag ook veel van mensen gevraagd worden om de win-win-winsituatie te doen ontstaan. Daarvoor moet men echter om tafel gaan zitten en zich in de situatie en positie van anderen willen inleven. Wij zitten nu middenin dat traject. Wij zullen vanmiddag ook nog daarover van gedachten wisselen. In ieder geval worden ook daar stappen in de goede richting gezet. Ik heb al eens eerder gezegd dat één ding zeker is: zonder boeren, tuinders en vissers gaat het niet in ons land. Zonder natuur en een goede biodiversiteit bestaat het bovendien niet. Die uitgangspunten moeten wij blijven hanteren en op de elementen daaruit moeten wij blijven sturen. Dit alles hebben wij in de afgelopen drie jaar in harmonie met de Kamer weten te realiseren. Daarmee hebben wij Nederland op agrarisch gebied en op het gebied van de visserij en de natuur verder gebracht en klaargemaakt voor de toekomst.
Ik had de behoefte om dit eerst te melden, maar ga nu in op de concrete vragen. Ik begin met het onderwerp landbouw. Ik mag van de voorzitter alles in één keer doen, maar ik heb de onderwerpen wel enigszins gerubriceerd. Ik ga dus nu in op de landbouwvragen. De heer Polderman vraagt hoe het zit met de eiwithoudende gewassen. Ik heb al eerder gezegd dat het in Nederland op dit moment op geen enkele wijze rendabel is om alleen in te zetten op eiwithoudende gewassen. Dit betekent echter niet dat wij het daarbij laten. In breed Europees onderzoek, maar ook in projecten hier in Nederland, werken wij aan het voorbereiden van de mogelijkheid om meer aandacht te besteden aan eiwithoudende gewassen, doodgewoon omdat dit nodig is. Voorbeelden hiervan zijn: het project Kiemkracht waarbij wordt ingezet op de ontwikkeling van plantaardige eiwitten ter vervanging van soja, het programma Duurzame Voedselsystemen en het programma Innovatie Eiwitketens. Ik ben ervan overtuigd dat de transitie zeer noodzakelijk is, maar ik kan het gras niet harder laten groeien door eraan te trekken. Dit zal een voorbereidende beweging moeten zijn. In dit bredere kader heb ik vanmiddag de mogelijkheid om het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling en Voedselzekerheid van Wageningen UR te openen. Daar zal aan dit verhaal zowel in Europees als in nationaal verband veel aandacht besteed worden. Ten slotte vermeld ik ook nog dat wij een actieve rol spelen in de Global Research Alliance die inzet op wereldwijde klimaatverbetering vanuit de landbouw. Landbouw is in dit verband dus onderdeel van de oplossing.
Over de motie over het Gelders paard hebben mevrouw Snijder en de heer Atsma vragen gesteld. Ik heb in januari al gemeld dat mijn beleid erop is gericht om binnen het KWPN tot duurzaam behoud van het Gelders paard te komen. De initiatieven daartoe zijn opgepakt, maar alle spelers moeten wel de bereidheid hebben om er met elkaar uit te komen. Het netwerk dat opkomt voor het Gelders paard, moet dus ook de bereidheid hebben om aan tafel te zitten en tot houdbare oplossingen te komen. Het KWPN en de Stichting Zeldzame Huisdierrassen hebben het afgelopen jaar getracht om een werkdefinitie voor Gelders bloed op te stellen die bescherming biedt voor alle raskenmerken. Na inventarisatie van 420 hengsten bleek dat de werkdefinitie niet voldeed. De organisaties hebben toen aan de Wageningen Universiteit gevraagd om onderzoek te doen naar de diversiteit in het ras Gelders paard. Dat onderzoek zal inzicht geven in inteelt, genetische diversiteit en onderlinge verwantschap bij Gelderse paarden. Het zal deze zomer worden opgeleverd en het zal informatie opleveren voor de vervolgstappen.
Het KWPN en de Stichting Zeldzame Huisdierrassen hebben de Kamer in mei van dit jaar geïnformeerd over die gang van zaken. De Stichting Zeldzame Huisdierrassen heeft ook verkennende gesprekken gehad met de Gelderlander Paard Associatie over deelname. Deze associatie wil echter slechts deelnemen als het KWPN vooraf aan een aantal eisen voldoet. Ik denk dat het belangrijk is om hier aan deze associatie de oproep te doen om wel aan tafel te komen. Dat is namelijk in het belang van het voortbestaan van het ras Gelders paard. Ik heb zelf vroeger op dit ras gereden. Ik weet dus hoe belangrijk het is om het op een goede manier in stand te houden, zodat er over 100 jaar ook nog een gezond en betrouwbaar Gelders paard kan zijn. Ik roep er daarom toe op om aan tafel te komen, het met elkaar eens te worden en samen te zoeken naar de benodigde oplossingen voor ons mooie Gelders paard. Dat is hiervoor echt noodzakelijk.
De heer Atsma en mevrouw Snijder vroegen naar de sneeuwdrukschade. Daarover heb ik gisteren een brief naar de Kamer gestuurd. Er lopen op dit moment bezwaarprocedures tegen een aantal besluiten in het kader van de regeling Sneeuwdrukschade 2005. Het is niet slechts ongewenst, maar ook vrijwel onmogelijk om deze juridische procedure te doorkruisen. Ik kan daar nu dus niet op ingaan. Deze procedures worden elders aangespannen en zodra ze stopgezet worden of aflopen, zal ik pogen om via een zorgvuldige procedure tot een zorgvuldige afronding te komen van dit traject. Ik heb me daar vanaf het begin af aan al op gericht.
Mevrouw Snijder vroeg naar de fosfaatfixerende gronden in relatie tot het mestbeleid. Eind volgende week krijgt de Kamer daarover een brief van mij.
De heer Polderman vroeg naar het LEI-onderzoek naar de mogelijke effecten van de afschaffing van de compartimentering van dierrechten in de Meststoffenwet. Dat onderzoek wordt in juli afgerond en daarna zal ik de Kamer informeren. Het lijkt me hoffelijk om besluitvorming daarover aan een volgend kabinet over te laten.
Mevrouw Snijder vroeg naar de perceelsregistratie en naar de situatie van na 15 juli. Er wordt geweldig hard en goed samengewerkt. Ik meende uit haar bijdrage te kunnen opmaken dat ook mevrouw Snijder dat vindt. We hebben het hele proces dus op de rit. Tussen 1 en 15 juli is er de mogelijkheid om de perceeloppervlakte naar beneden bij te stellen. Dat weet iedereen en we blijven daarover nadrukkelijk communiceren. Als er onduidelijkheid blijft bestaan tussen de AID, de Dienst Regelingen en de boer, kan er een veldinspectie plaatsvinden. Ik verzeker de Kamer ervan dat mijn inzet erop gericht is om er in goed overleg en in goede harmonie uit te komen, zodat de boeren op tijd en conform de EU-richtlijnen kunnen worden uitbetaald en krijgen waar ze recht op hebben.
De heer Atsma vroeg mede namens de heer Van der Vlies naar de reparatiebemesting met bewerkte organische stoffen. Hij heeft gezegd daarvan groot voorstander te zijn en dit onderwerp nog eens nadrukkelijk in mijn aandacht aan te willen bevelen. Ik dank hem daarvoor, maar ik bén er al zeer op gericht. We kijken wat we kunnen doen. Op 22 april heb ik al aangegeven dat er met de Europese Commissie overlegd wordt over de pilots kunstmestvervangers en een eventueel vervolg daarop. In dat overleg komt ook dit vraagstuk aan de orde. Ik ben erop gericht om reparatiebemesting met bewerkte organische stoffen mogelijk te maken, want ik zie de meerwaarde ervan. Ik erken ook het belang van mestverwerking. Het zou een geweldig mooie stap zijn als we verwerkte mest als kunstmest erkend zouden krijgen. We trekken er hard aan en ondernemers in het land doen dat ook. Dit is ook weer zo'n element van innovatie en verduurzaming.
Mevrouw Ouwehand verwacht van mij dat ik in Europees verband zal pleiten voor een verbod op het houden van nertsen. Zij weet natuurlijk eigenlijk het antwoord al. Het wetsvoorstel is nog in de beide Kamers in behandeling. Daarom zal ik dit in Europees verband niet doen.
De heer Polderman stelde een vraag over de motie-Van der Ham c.s. en hij verwacht dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid onderdeel wordt van de kabinetsformatie. Dat zal inderdaad zo zijn. Het lijkt me belangrijk dat er na 2013 een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid komt dat innovatie en verduurzaming sterker helpt en Nederlandse en Europese boeren competitief maakt. Het moet inspelen op boeren die in maatschappelijk waardevolle gebieden opereren. De bijdragen van boeren aan milieu, waterbeheer, adaptatie en mitigatie bij klimaatverandering, et cetera moeten fatsoenlijk worden beloond. Het lijkt me daarom inderdaad van belang dat dit bij een kabinetsformatie nadrukkelijk op de agenda komt. Er moet niet alleen nieuw beleid komen, maar ook een substantiële financiering daarvan. Dat is waardevol in het kader van een toekomstperspectief voor Europa.
Verder zei de heer Polderman dat verduurzaming het criterium moet zijn in de visserijsector. Dat klopt. Wij hanteren dat dan ook als criterium. Het Europees Visserijfonds stelt aan projecten de voorwaarde dat ze bijdragen aan de bevordering van duurzame ontwikkeling van de visserij om in aanmerking te komen voor financiële ondersteuning. Het Visserij Innovatie Platform, dat de innovatieprojecten selecteert, hanteert de bijdrage aan verduurzaming van de visserij als belangrijk criterium. Duurzaamheid moet dus echt een uitgangspunt zijn, maar kan volgens de Europese visserijregelgeving niet als enige criterium gelden. Ik ben het echter zeer met de heer Polderman eens dat duurzaamheid absolute prioriteit moet hebben.
Mevrouw Jacobi vroeg mij om het IPO bij de aanpak van visstroperij te betrekken. Er wordt momenteel hard gewerkt aan meerjarenafspraken met de handhavingspartners, het KLPD en de regiopolitie, zodat bestaande samenwerking ook de komende periode kan worden gecontinueerd. Dat is namelijk van groot belang. Als het nodig is om het IPO daarbij te betrekken, zullen we dat zeker doen, maar misschien is het echter effectiever om direct met de provincies te werken. Het gaat om de regio's en we proberen in die regio's specifieke maatregelen te bewerkstelligen. Misschien moeten we wel een algemene afspraak maken met het IPO en het heeft mijn aandacht, maar de provincies zullen hier ook direct bij betrokken moeten worden en zullen zich verantwoordelijk moeten voelen, ook in financiële zin.
De leden Polderman, Jacobi en Snijder vroegen naar de garnalenvisserij, mededinging, enzovoorts. Er werd daarbij verwezen naar de motie-Koppejan/Jacobi. Ik verwacht dat het SER-advies over duurzame ontwikkeling en mededinging er voor de zomer zal zijn. De casus samenwerking, mededinging en duurzame visserij zal onderdeel uitmaken van dat advies, omdat we daar specifiek naar hebben gevraagd. Wanneer het SER-advies is vastgesteld, zal het kabinet dat naar de Kamer sturen en voorzien van een reactie. Dat zal dus rond de zomer zijn.
De leden Jacobi, Polderman, Snijder en Atsma vroegen hoe het zit met de verdeling bij mosselzaadinvanginstallaties. Mevrouw Jacobi vroeg hoe het gaat met de kleine, duurzame vissers: worden de «Goede Vissers» niet gesmoord? Dat is zeker niet de bedoeling. Ik heb aan een gedeputeerde in die regio, de heer Hollenga, gevraagd om daarop een visie te ontwikkelen, zodanig dat de visserij op een duurzame manier kan opereren en de verschillende visserijsoorten tot hun recht kunnen komen. Volgende week zal gedeputeerde Hollenga mij de «Visie op duurzame Waddenvisserij» aanbieden. Die is juist gericht op een goede regionale verankering. Ik ga ervan uit dat de punten die mevrouw Jacobi noemt, in die visie ook aandacht zullen krijgen en in het aanbevolen beleid verankerd zullen worden.
Ik zeg er wel bij dat ook kleine vissers hun verantwoordelijkheid als ondernemer moeten nemen, ook in het kader van duurzaamheid. Het is belangrijk om dat te noemen. Er wordt vandaag actie gevoerd door garnalenvissers en de Kamer weet dat ik vorig jaar heb toegezegd dat ik bereid ben om 2 mln. te investeren in het traject van MSC-certificering en verduurzaming. Dat is een belangrijke stap en voorwaar geen kleine stap voor die sector. Het betekent echter wel dat de garnalenvissers en de garnalensector die stappen vooruit ook zullen moeten maken, als ze toekomstperspectief willen hebben. Bovendien zullen ze moeten voldoen aan de criteria die de Marine Stewardship Council stelt aan certificering voor verduurzaming. De consumenten en dus ook de retail en de verwerkende sector eisen steeds vaker duurzaamheid. Daarbij hoort wel de voorwaarde dat ze bereid zijn om daar een fatsoenlijke prijs voor te betalen.
Eigenlijk alle leden hebben vragen gesteld over de binnenvisserij, de wolhandkrabvisserij, de pilots, etc. Momenteel worden de laatste afspraken met de sector gemaakt. Ik heb positieve verwachtingen dat er dit jaar op wolhandkrab zal kunnen worden gevist met aangepaste aalvisfuiken. Voor het zomerreces zal ik de Kamer daarover informeren.
Er werd ook gevraagd naar de nadere voorwaarden aan het actief biologisch beheer. Ik heb al eerder gezegd dat het voortouw bij mijn collega van Verkeer en Waterstaat ligt. Die verantwoordelijkheid wordt op zijn ministerie ook genomen; Verkeer en Waterstaat voert op dit moment overleg over de invulling van de nadere voorwaarden aan het actief biologisch beheer. Wellicht is het geruststellend dat beheervisserij die louter het verkrijgen van helder water tot doel heeft, niet zal plaatsvinden. Dat is in de geest van de motie die daarover is aangenomen.
Mevrouw Snijder en de heer Polderman willen weten hoe het zit met de MZI's en hoe de pioniers in dat traject staan. Dat is een buitengewoon ingewikkelde zaak is, waarvoor heel veel rondetafeloverleg nodig is. Bovendien benadruk ik nog eens dat de betreffende ondernemers zich moeten realiseren dat de zaak netjes verdeeld moet worden. We kunnen niet besluiten er nog maar een aantal hectares aan toe te voegen. Die verdeling zal binnen de beschikbare ruimte tot stand moeten komen. Het zou het allermooiste zijn als men er uit zou komen in goed overleg en na zorgvuldige afweging, rechtdoend aan de belangen van pioniers en aan andere belangen. Dat gebeurt nu niet en het moet dus een tandje steviger gaan. Ik streef er desondanks naar om de gesprekken voor de zomer af te ronden. Zodra de uitkomst er is, zal ik de Kamer daarover natuurlijk informeren.
Mevrouw Ouwehand sprak over het gemeenschappelijk visserijbeleid en het uitbannen van bijvangsten. Ik voer haar motie daarover uit middels een combinatie van maatregelen. Wij doorlopen dit traject in Europees verband en ik heb de vorige keer aangewezen waar dit punt precies staat in onze visie op de toekomst van het visserijbeleid; ik herinner me dat het op pagina 27 was. Mevrouw Ouwehand vraagt mij nu om vooruit te gaan lopen en in Europa ervoor te gaan dat het de enige uitvoering is, maar zo werkt het niet. Europa is een samenstelling van 27 lidstaten, waarin ik deze oplossing op tafel leg. Wij spreken daar over deze oplossing, maar ook over mogelijke andere. Ons gezamenlijke doel is en moet zijn om discards zo snel mogelijk tot het verleden te laten behoren, op welke manier dan ook. De zorg van mevrouw Ouwehand over discards is de mijne.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben het wel gewend van de minister, maar ik zeg het nogmaals: ik heb geen zin in zulke lesjes. Natuurlijk weet ik hoe het in Europa werkt. De Kamer heeft de visie van de minister gezien en heeft als medewetgever en medeverantwoordelijke voor het beleid een concreet idee neergelegd over wat we moeten doen met die discards. De Kamer heeft door middel van deze motie gezegd te willen dat de minister dit als Nederlands plan inbrengt. De minister zegt nu dat het een Europees proces is en dat we compromissen moeten sluiten. Dat snap ik wel, maar mijn enige vraag is of de minister de motie uitvoert. Als ik haar zo beluister, is dat niet het geval.
Minister Verburg: Het antwoord is: ja, ik voer die motie uit. Ik heb dit op tafel gelegd en zal het op tafel blijven leggen. Als mevrouw Ouwehand verder niets over het proces wil horen, zal ik haar daar natuurlijk niet verder mee vermoeien. Ik probeerde slechts uit te leggen dat het een inbreng is in het Europese overleg. Als haar vraag is of ik het heb ingebracht, dan is mijn simpele antwoord: ja.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan is de simpele vraag: wat heeft de minister precies ingebracht? We horen en we lezen namelijk slechts dat we de discards moeten aanpakken, maar dat wisten we al. Als de minister blijft vasthouden aan haar wens om dit soort lesjes te geven, word ik kinderachtig en vraag ik wat zij precies heeft gezegd. Als zij zegt dat dé Nederlandse inzet is dat we gaan voor het verplicht aanlanden van alle vangsten, voert zij de motie keurig uit. Als ze dat in het midden laat en op het proces wijst, voert zij de motie niet uit. Zo simpel ligt het.
Minister Verburg: Het spijt me, maar zo simpel ligt het natuurlijk niet. Ik voer de motie uit en breng dit in het Europese overleg in. Ik doe dus precies wat de Kamer vraagt, zoals de Kamer dat van mij gewend is. Het antwoord is dus: ja, ik voer de motie uit.
Voorzitter. De heer Polderman heeft gevraagd naar de stand van zaken omtrent de visstandbeheercommissies. Daar wordt hard aan gewerkt. Nog niet zo lang geleden ben ik bij een bijeenkomst geweest en ik ben echt onder de indruk van de wijze waarop daar wordt samengewerkt. Overigens moet ik daarbij wel zeggen dat het in de ene regio beter gaat dan in de andere. Dat heeft te maken met de inzet van de spelers die daar aan zet zijn. Zoals de Kamer weet, zit de druk erop. We hebben hierover tien jaar gesproken en gaan het nu gewoon doen. Op enig moment zullen ook de visvergunningen afhankelijk worden van de vraag of er een visplan is. Die extra inzet wordt dus geleverd.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd naar de motie over dolfijnen in het kader van de CITES-verordening. Deze verordening is echt het kader, waarbinnen import voor educatieve doeleinden mogelijk is. Ten behoeve van import vinden wetenschappelijke toetsen plaats. Ik heb al eerder gezegd dat er in de EU geen draagvlak is voor de uitzondering om de verordening buiten gebruik te stellen. Ik ga dat dus niet doen.
Mevrouw Ouwehand heeft ook gevraagd naar de definitie en de toepassing van de ecosysteembenadering. Ik hanteer de benadering die ik in de visie op het gemeenschappelijk visserijbeleid heb opgeschreven; zij staat op pagina 10 onderaan: «Bij de hervorming van het GVB in 2002 is afgesproken dat de ecosysteembenadering geleidelijk wordt ingevoerd. De ecosysteembenadering is gericht op het zo veel mogelijk nut halen uit de levende natuurlijke hulpbronnen in zee en tegelijkertijd de gevolgen daarvan voor het milieu te minimaliseren.» Dat is ook precies in lijn met de mededeling van de Europese Commissie daarover, die ik indertijd de Kamer heb toegestuurd. Het gaat om het vinden van de balans tussen ecologie en economie en dat doen we dan ook. Er staat «tegelijkertijd» en dat betekent niet «eerst het een, dan het ander"; het is ook echt tegelijkertijd. Zo zou ik de benadering willen blijven hanteren.
De heer Atsma heeft gevraagd naar de vernietiging van druiven uit India met een verhoogd niveau van de groeistof chloormequat-chloride, CCC. Zoals de heer Atsma zelf al heeft gezegd, valt dit onder verantwoordelijkheid van minister Klink van VWS. Hij heeft hierover uitgebreid gesproken met de Indiase ambassadeur. Deze stof op druiven heeft wereldwijd geen Codextolerantie. Als de stof toch illegaal gebruikt wordt, is dat waarschijnlijk omdat druiven door deze groeistof precies op tijd beschikbaar kunnen zijn voor de Europese markt. Deze druiven mogen dan niet in Europa ingevoerd of verhandeld worden. De Europese Commissie heeft onlangs aan de EFSA gevraagd om aan te geven wanneer er een acuut risico is voor de volksgezondheid. De EFSA heeft daar ook een antwoord op gegeven. Dat betekent niet dat de druiven met een gehalte chloormequat-chloride onder deze grens wel toegelaten zouden zijn; ook lagere gehaltes zijn niet toegestaan. Andere Europese lidstaten handelen hierin hetzelfde als Nederland.
De heer Polderman vroeg naar de aanpassing van het maatregelenpakket rond de Q-koorts per 1 juni 2010. Hij is ervan uitgegaan dat er een tekort is aan vaccin, maar er is geen tekort aan vaccin. Het vaccin ligt klaar en is grotendeels uitgeleverd aan de dierenartsenpraktijken. Vorige week heb ik een oproep gedaan om het vaccintraject te versnellen. Dat gebeurt volop en daar ben ik erg tevreden over, want 1 juni is wel een harde datum. Het zal heel moeilijk zijn om die te halen. Zeer waarschijnlijk halen we 1 juni niet. Als het dan niet gerealiseerd is, betekent dit dat er ook geen opheffing van het fokverbod kan komen. De heer Polderman vraagt hoe het pakket er na 1 juni uitziet. Dat hebben we in een brief van 22 maart al beschreven. De vervolgstrategie hebben we ontwikkeld en voorgelegd aan een deskundigenberaad onder leiding van professor Coutinho van het RIVM, die hierover advies heeft uitgebracht. Op basis daarvan is een voorstel gedaan tot aanpassing van het huidige pakket aan bestrijdingsmaatregelen.
Minister Klink en ik hebben in een gezamenlijke brief ook al aangegeven dat aanpassing van de maatregelen mogelijk zou zijn en is, indien voldaan wordt aan de voorwaarden dat tijdige en volledige vaccinatie op melkleverende bedrijven voor 1 juni is afgerond en indien nieuwe gegevens uit aanvullend onderzoek of uit de epidemiologie, die eind mei door deskundigen besproken zullen worden, geen uitkomsten geven die een heroverweging van de voorgenomen vervolgstrategie Q-koortsbestrijding noodzakelijk maken. Wij wachten op dit moment het advies van de deskundigen af. Dat zal waarschijnlijk volgende week beschikbaar worden. Minister Klink en ik zullen vervolgens een besluit nemen waarin we ook de stand rondom de vaccinatie zullen betrekken. Tot die tijd blijft het huidige maatregelenpakket onverminderd van kracht. Overigens is er wel goed nieuws: het aantal nieuwe Q-koortspatiënten is dit jaar een stuk lager. We zijn er nog niet, maar de eerste voorlopige blijde verwachtingen zijn dat de door ons gekozen heel stevige aanpak werkt en effect heeft. Dat is een voorzichtige vreugdevolle constatering.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd wanneer de motie over de vermindering van de consumptie van dierlijke eiwitten uitgevoerd zal worden. Eind 2010 komt er een brief met verschillende acties richting de consument ter bewustwording van de consumptie van dierlijke eiwitten. Die acties zullen ook gemeten worden op hun effect. Tot die tijd, maar ook daarna, is het een voortzetting van de campagne van het Voedingscentrum ter bewustwording van duurzame consumptie. Dat is overigens breder dan alleen de consumptie van eiwitten. De maatschappelijke dialoog is hierbij natuurlijk van groot belang. Vanmorgen heb ik het startschot gegeven voor een campagne tegen voedselverspilling. Ook dat is natuurlijk van belang in het kader van verantwoord consumeren en niet verspillen, want alles wat verspild wordt, is zeker niet duurzaam. We hebben kortom een heel palet aan mogelijkheden waarmee we werken aan het realiseren van die doelstellingen. Deze motie zal, heel concreet, eind 2010 worden gerealiseerd.
De heer Polderman heeft gevraagd hoe het zit met de uitvoering van de motie over de positieflijst. Ik heb al toegezegd dat die aan het wetsvoorstel Dieren zal worden gehangen. Er wordt een AMvB ontwikkeld en het wetsvoorstel Dieren is in behandeling bij de Eerste Kamer.
De heer Polderman wil ook weten wanneer de Kamer wordt geïnformeerd over de aanpak van diertransporten volgens de Europese verordening. Ik heb in de brief van 17 mei aangegeven dat ik hierover binnenkort informatie zal geven in de voortgangsrapportage van het programma Dier van de Voedsel en Waren Autoriteit. Deze rapportage zal nog voor het zomerreces plaatsvinden.
Verder vroeg de heer Polderman naar de handhaving van het verbod op honden- en kattenbont. Het Europees handelsverbod voorziet erin dat dit bont de EU niet in mag. De douane en de VWA controleren hierop. Etikettering is dus niet aan de orde. Producten waarvan we vermoeden dat ze bont bevatten, kunnen worden onderzocht. Als ze inderdaad bont bevatten, kan er strafrechtelijk worden opgetreden.
De heer Polderman maakte ook nog een algemene opmerking over etikettering. Natuurlijk is er duidelijkheid nodig, maar ik meen bij de begrotingsbehandeling ook al te hebben toegezegd dat er gewerkt zou gaan worden aan een dynamisch consumenteninformatiesysteem rond duurzaam voedsel. Op dit moment wordt daar hard aan gewerkt in het Platform Verduurzaming Voedsel. Het gaat dus niet om het voorschrijven van één etiket, want dat kan gewoon niet in Europees verband. Europa neemt trouwens wel initiatieven om etikettering te vereenvoudigen, maar het is beter om een dynamisch systeem te ontwikkelen. Daaraan wordt nu dus hard gewerkt en zeer binnenkort zullen daarvoor ook niet-gouvernementele organisaties worden uitgenodigd. Ik wil namelijk dat er de tweede helft van dit jaar wel iets concreets ligt, want ik ben op dat punt net zo ongeduldig als de Kamer. Het moet dan wel een systeem zijn dat werkt, dat kan inspelen op de heel snelle ontwikkelingen en dat recht doet aan wat er allemaal mee bedoeld wordt.
Verder vroeg de heer Polderman naar de gronden van Fortis. Het is heel simpel: de Staat is geen eigenaar, maar grootaandeelhouder van de Fortis-gronden. Op enig moment worden die aandelen ook weer verkocht. We zullen dus niet aan die gronden komen. We kunnen dat ook niet. Dat is geen optie.
Mevrouw Jacobi en mevrouw Ouwehand vroegen wanneer de Kamer nader wordt geïnformeerd over de biodiversiteit. Het uitvoeringsprogramma kennen de Kamerleden; we hebben dat hier besproken. Er wordt hard gewerkt aan een voortgangsrapportage, die deze zomer naar de Kamer zal worden gezonden. Ik kan daarop nu niet vooruitlopen, maar wel zeggen dat we hard aan de rapportage werken. Een rapportage alleen is niet voldoende, want de biodiversiteit moet ook werk in uitvoering zijn. Dat is het dan ook dagelijks in alles wat ik in mijn inleidende woorden heb gezegd. Het hele traject rond boeren en natuur speelt daarin natuurlijk ook een heel belangrijke rol. We zullen het daarover vanmiddag nog hebben.
Mevrouw Snijder en de heer Atsma hebben gevraagd naar de motie-Atsma/Snijder-Hazelhoff, de Trilaterale Zeehonden Expert Groep (TSEG) en de populatiebedreigende wormenepidemie. Zij willen weten hoe het opvangcentrum in Pieterburen daarbij wordt betrokken. De motie wordt uitgevoerd. De TSEG bestaat uit wetenschappers en onafhankelijke instituten. De voorzitter van deze groep heeft op mijn verzoek de leden en de zeehondenopvangcentra langs de Waddenkust uitgenodigd voor overleg over verhoogde aantallen zeehonden die zijn opgevangen en eventuele regionale verschillen in die opvang. Vervolgens moet worden beoordeeld of, en zo ja, welke vervolgstappen er nodig zijn. De opvangcentra zijn dus wel betrokken, ook Pieterburen. Tegelijkertijd hecht ik eraan om uitwisseling van informatie over landsgrenzen heen te realiseren. Ik zal daarom aandringen op het regelmatig laten plaatsvinden van zulke bijeenkomsten, zolang de situatie en de zorgen daartoe aanleiding geven.
Mevrouw Snijder gaf aan dat ze het jammer vindt dat het AO over erfpacht gisteren niet is doorgegaan, omdat er al twee jaar over dat onderwerp gesproken wordt. Ik ben het van harte met haar eens. Het is echt jammer dat we daarover niet hebben kunnen spreken, want hierdoor blijft de onzekerheid voor heel veel erfpachters op onze prachtige Waddeneilanden in stand. Ik ga niet over de agenda van de Kamer, maar ik dring erop aan om dit zo snel mogelijk te behandelen, zodat we spijkers met koppen kunnen slaan. Daar is iedereen bij gebaat. Zeer waarschijnlijk zijn er inmiddels ook bij de Kamer veel reacties binnengekomen van organisaties en deskundigen die er ook op aandringen om deze discussie snel te beslechten. Ik kan dat slechts met hen eens zijn.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik begin bij dat laatste punt. Ik zou graag willen dat het ministerie zo snel mogelijk de benodigde cijfers levert. Zo voorkomen we dat we besluiten nemen waarbij carte blanche wordt gegeven en kunnen we een goede afweging maken. Kan de minister die doorrekeningen zo spoedig mogelijk leveren? Dan kunnen wij daar zo spoedig mogelijk een klap op geven.
Het actief biologisch beheer en beheervisserij zijn twee verschillende zaken. De minister zei dat V&W het voortouw heeft om overleg te voeren over de voorwaarden aan het actief biologisch beheer. Met wie voeren zij dat overleg? Met de Unie van Waterschappen en Sportvisserij Nederland? Dan ben ik er gerust op, want zij hebben vooral belang bij duidelijke voorwaarden. Over de beheervisserij heeft de minister gezegd dat die niet enkel en alleen voor de helderheid van het water zal plaatsvinden. De heer Koppejan en ik hebben echter gevraagd om beheervisserij die dit ten doel heeft, te verbieden. De minister zegt dat deze toch niet zal plaatsvinden. Stuurt zij ook een brief naar de regio's, zodat duidelijk is dat het gewoon verboden is?
Ik sta nog even stil bij de negatieve effecten van de wijziging van artikel 12. De kleinschalige, duurzame visserij in de Waddenzee ondervindt juist heel veel ellende van de artikel 12-wijzigingen. De visie van de heer Hollenga is goed, maar het gaat hier wel heel specifiek om een kwestie waarbij we minder regelgeving willen. Vissers vangen bijvoorbeeld heel veel oesters als bijvangst in hun netten, maar op basis van artikel 12 mag dat nu niet meer. Die mensen kunnen dan hun visserijactiviteiten niet meer uitvoeren. Ik wil dat heel specifiek naar dat aparte probleem wordt gekeken. Volgens mij ligt dat al bij het ministerie, maar ik verzoek toch nog eens expliciet om deze vissers op alle mogelijke manieren tegemoet te komen.
De minister gaf aan om zo nodig specifiek met de provincies te willen praten over het tegengaan van stroperij, en niet met het IPO. Dat lijkt me prima. Het traject dat de minister inzake het Gelders paard schetste, was ook duidelijk. De minister is nog wel vergeten te melden hoe het met de pilotontwikkeling voor de palingvisserij staat. Verder heb ik geen opmerkingen en ben ik tevreden.
De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitvoerige beantwoording. Het verantwoordingsdebat in de plenaire zaal en ons laatste AO over de stand van zaken rondom de moties die uitgevoerd moeten worden, lopen een beetje door elkaar. De verantwoording laat ik over aan de plenaire zaal, maar één opmerking moet me van het hart. De minister zegt altijd dat landbouw een deel van de oplossing moet zijn, met name in de derde wereld. Het kabinet had ook een behoorlijk ambitieuze doelstelling voor de verduurzaming van ons eigen land, maar de rol die LNV daarin heeft gespeeld, had toch een tandje beter gekund en gemoeten. Dat zien we ook aan het commentaar dat de voorganger van deze minister op haar CDA heeft.
De heer Atsma (CDA): De minister zit hier als minister en ik zit hier als vertegenwoordiger van het CDA. Waar doelt u op? Het is misschien wel interessant om dat even te wisselen, want u roept nu iets en het is verkiezingstijd …
De heer Polderman (SP): Het is goed dat u zich aangesproken voelt als CDA'er. Ik snap dat u het voor de minister opneemt.
De heer Atsma (CDA): Nee, ik neem het niet voor de minister op. U spreekt de minister aan op iets dat iemand roept over het CDA. Vindt u dat het CDA meer moet doen voor de landbouw?
De heer Polderman (SP): Nee, mijn punt gaat over de rol die dit kabinet speelt in de verduurzamingsslag. Ik heb gezegd dat er een hoog ambitieniveau was toen het kabinet aantrad. Ik constateer dat wat er uiteindelijk uit is gekomen, nogal tegenvalt. Dat is een politiek oordeel dat ik verder graag in de plenaire zaal laat onderbouwen tijdens het verantwoordingsdebat. Ik spreek de minister erop aan dat de partijgenoot van u en de minister – de vorige minister van LNV, de heer Veerman – nogal kritisch is geweest over de doelen die met name het CDA heeft gerealiseerd inzake landbouw en natuurontwikkeling. Dat zei ik. U weet heel goed waar ik die informatie vandaan heb. Ik heb die citaten niet in mijn hoofd, maar u kent ze net zo goed als ik.
De heer Atsma (CDA): Ik heb van de heer Veerman gelezen dat hij vond dat er meer ruimte moest komen voor intensieve veehouderij. Ik dacht dat u daarop doelde.
De heer Polderman (SP): Nee, ik doel op het commentaar van de heer Veerman over met name het bereiken van de groene doelen van het CDA en zijn beoordeling over hoe het CDA bijvoorbeeld de afgelopen periode heeft gestemd.
Voorzitter. Het gaat ook over het telen van eiwithoudende gewassen en over de vraag of dat nu wel of niet rendabel is. Ik vroeg daarnaar en de minister zei: ik kan het gras niet harder laten groeien door eraan te trekken. Dat snap ik, maar politiek is keuzes maken. Het gaat om het telen van eiwithoudende gewassen in Nederland als alternatief voor de grootschalige soja-import uit andere delen van de wereld. Dit kabinet legt de grootschalige import van ggo-gemanipuleerde soja geen strobreed in de weg en blijft dit in Europa toelaten. Die keuze heeft het kabinet de afgelopen periode gemaakt en ik zou die niet maken. Men zou wat kritischer kunnen zijn op het toelaten van met name de ggo-gemanipuleerde soja en daarom wat meer ruimte kunnen bieden voor de kweek van eiwithoudende gewassen in Nederland en Europa. Dan zou die wellicht wel rendabel worden. Maar goed, dat is een keuze. Ik maak daarin een andere dan de minister.
Ik deel de opmerking van de minister over de erfpacht, maar wijs haar er wel op dat we het AO uitgesteld hebben omdat er nogal wat onduidelijkheid was. De commissie heeft de minister gisteren een brief gestuurd. Wij vragen haar daarin om nog een aantal zaken door te rekenen, zodat beslissingen kunnen worden genomen op basis van een zorgvuldige afweging. Ik ben het met de minister eens dat we snel een eind moeten maken aan de onduidelijkheid. Dat moet echter wel op basis van de juiste gegevens. Daarom roep ik de minister ertoe op om die antwoorden snel te geven, zodat de nieuwe Kamer daarop ook snel een antwoord kan geven en aan die onduidelijkheid een eind kan maken.
Ik kan me de verontwaardiging van mevrouw Ouwehand betreffende de discards wel voorstellen. In het antwoord schrijft de minister dat er meerdere mogelijkheden zijn om bijvangsten uit te bannen. Dat zinnetje staat erin en ik snap dat mevrouw Ouwehand daarop aanslaat. Ik had het zelf ook aangestreept en dit is precies waar het niet om gaat. We hebben de minister gevraagd om gewoon te zeggen dat verplichte aanlanding onze inzet moet zijn in Europa. Ik ben wel blij met de mondelinge toezeggingen die de minister nu heeft gedaan. Ik denk dat we dit goed moeten uitschrijven, want dat geeft meer duidelijkheid dan de manier waarop het in de brief staat. Ik snap dus de verontwaardiging van mevrouw Ouwehand, maar zij kan daar zelf natuurlijk nog verder op ingaan in haar tweede termijn.
Ik heb kennisgenomen van de inspanning van de minister inzake de mosselzaadinvanginstallaties en de ruimte die pioniers daarbij hebben. Ik zit niet aan de vergadertafel en spreek daarom slechts de hoop uit dat de minister het overleg tot een goed einde brengt. Ik wens haar daarbij veel sterkte. Ik hoop in elk geval dat zij de positie van de pioniers recht zal doen. Iedereen heeft zijn eigen taak, de minister als minister en ik als haar controleur, maar ik hoop dat de minister het goed doet …
De minister zegt inzake de Q-koorts dat 1 juni een harde datum is, maar dat zij nu al weet dat die niet gehaald zal worden. Ik ben blij dat de minister duidelijk gezegd heeft dat het regime in stand blijft zoals het nu is. Dat heb ik toch goed begrepen? Ik ben blij dat er genoeg vaccins zijn. Als men door allerlei omstandigheden per 1 juni niet voldoende heeft gevaccineerd, wordt daarna dus het huidige regime gehandhaafd. Ik deel de positieve interpretatie van de minister dat er minder zieken lijken te zijn. Hopelijk is dat niet diffuus over heel Nederland verspreid, zodat achteraf zal blijken dat we te vroeg gejuicht hebben. Ik ben met de minister van mening dat het signaal in ieder geval positief is.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Zij zegt dat er nog een onderzoek uit Wageningen loopt naar het Gelders paard. Het lijkt me prima om goed te kijken naar de genetische waarden en naar de manier waarop die voor de toekomst bewaard moeten blijven, maar ik heb toch andere signalen gehoord dan zij nu naar voren brengt. Ik heb het gevoel dat zij zegt: iedereen wil wel wat, maar de Gelderlander Paard Associatie zit niet voldoende aan tafel. Ik krijg echter het signaal dat er nu al twee jaar echt geen schot zit in deze zaak en dat we nog slechts wachten op het onderzoek van de Wageningen Universiteit. Kan de minister hierover meer duidelijkheid geven? Ik hoop van ganser harte dat het er in elk geval toe zal leiden dat het Gelders paard behouden blijft, maar die indruk heb ik nu nog niet. Een aantal partijen lijkt toch achterover te hangen, ondanks deze motie.
Ik had de brief over de sneeuwdrukschade nog niet gelezen, maar ik heb hem gauw even gehaald. Hij is inderdaad gisteren binnengekomen. De minister geeft aan dat er een bezwaarprocedure loopt. Ik heb altijd begrepen dat de minister juridisch gezien in de tussenperiode best mag overleggen en nog eens mag kijken. In die bezwaarprocedure wordt namelijk slechts gekeken of het technisch allemaal goed is gegaan. Ook gezien de vragen die de commissie heeft gesteld naar aanleiding van de brief, lijkt het me best de moeite waard om inhoudelijk nog eens te kijken of er inderdaad juist is gehandeld. Daarom wil ik graag dat de minister overlegt en het verhaal niet vooruitschuift.
De minister zegt dat de EFSA verbiedt wat er nu met de druiven uit India gebeurt. Ik heb een ander signaal gekregen; ik heb begrepen dat de EFSA in principe goedkeurt dat de druiven overal worden verhandeld, maar dat alleen Nederland nog moeilijk doet. Ook daarover wil ik graag duidelijkheid.
De minister zegt dat de motie over zeehonden wordt uitgevoerd, maar volgens mij is dat niet zo. Het geld gaat nu namelijk naar de TSEG. De minister zegt dat de crèche daar ook bij betrokken kan zijn, maar zij heeft de TSEG gevraagd om de criteria voor de opvang te evalueren, hoorde ik. Dat heeft uiteindelijk niets te maken met het onderzoek naar de wormenepidemie. De motie wordt dus naar mijn gevoel niet uitgevoerd.
Ik hoop dat men inzake het erfpachtbeleid van Staatsbosbeheer toch snel tot een oplossing komt. Lopen er nu zaken die problemen kunnen geven? In dat geval verzoek ik de minister om alle lopende processen tegen een aantal erfpachters stop te zetten en pas op de plaats te maken tot alles hier is besproken.
Ik heb nog gevraagd naar de stuifproblematiek in de veenkoloniën. Wellicht heb ik het antwoord gemist, maar het lijkt me goed dat de minister daar nog even op antwoordt. We hebben even twee weken rust gehad, maar daar is nu wel echt een probleem.
De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Bij interruptie ging ik in op een opmerking van de heer Polderman. Ik herhaal nog maar eens dat de voormalige minister van LNV momenteel ook betrokken is bij een van de grote organisaties, Natuurmonumenten, waarvan het CDA een- en andermaal heeft aangegeven dat er best eens kritisch naar gekeken zou kunnen worden. Ik kan me voorstellen dat de voorzitter van zo'n vereniging daarover niet enthousiast zal zijn, maar dat is zijn eigen afweging. Ik heb bovendien gezegd wat de heer Veerman vond over de ruimte die de Kamer en anderen aan de intensieve veehouderij zouden moeten bieden. Ik hoop dat de heer Polderman daar ook kennis van neemt.
De heer Polderman (SP): Suggereert de heer Atsma nu dat de kritische evaluatie en het kritische oordeel van Natuurmonumenten aangaande het stemgedrag van het CDA ingegeven zijn door het feit dat het CDA kritisch is geweest op de subsidiëring van Natuurmonumenten? Dat zou een hele verdachtmaking zijn.
De heer Atsma (CDA): Ik sluit een causaal verband absoluut niet uit. Sterker nog: ik kan het me heel goed voorstellen. Iedereen komt op voor zijn eigen belangen. Mijn partij heeft aangegeven dat kritisch zou kunnen worden gekeken naar de budgetten voor de ehs, de aankoop, et cetera. Bovendien vinden wij dat het beheer van een groot aantal gronden op een andere manier ingevuld zou kunnen worden. Daarbij moeten meer boeren worden ingeschakeld. Dat betekent dus per saldo dat anderen een tandje terug moeten schakelen. Wat ons betreft, is dat volstrekt helder.
Ik bedank de minister voor de toezeggingen. Ik sluit me aan bij de opmerkingen die collega Jacobi mede namens de heer Koppejan heeft gemaakt. Daarover zal ik verder dus niets zeggen. Ik heb wel een opmerking over de garnalenvissers en de ruimte die daarvoor zou moeten zijn, ook in relatie tot de mededinging. Vanmiddag komt dat ongetwijfeld nog terug in het debat over Natura 2000. Het kan niet de bedoeling zijn dat wij alles doen om de kleinschalige visserij ruimte te bieden, terwijl wij via Natura 2000-procedures het halve Waddengebied afsluiten. Ik kan dat maar alvast hebben gezegd. We maken het de kleine ondernemer in dat geval op een ingewikkelde manier zo moeilijk dat er geen enkele ruimte meer voor hem is. Ik weet bijna zeker dat daar vanmiddag nog op zal worden teruggekomen.
Mijn collega's Schreijer-Pierik en Mastwijk hebben in eerdere debatten aangegeven dat er een oplossing zou moeten komen voor de sneeuwdrukschade. Ik begrijp uit de brief van de minister dat er ook binnen het ministerie de welwillendheid is om alsnog in overleg te gaan met de betrokkenen. Ook al loopt de procedure, ik adviseer de minister dringend om met de betrokkenen in overleg te treden. Als er een oplossing binnen handbereik is, pak die dan met beide handen aan. Dat voorkomt veel juridisch getouwtrek en gedoe. Ik zou heel erg graag willen dat we dit op korte termijn zouden kunnen regelen. Wij zullen de minister daartoe alle ruimte geven.
Ik heb een opmerking gemaakt over het mogelijk moeten vernietigen van duizenden tonnen druiven uit India. Ik heb goed geluisterd naar wat de minister heeft gezegd. De EFSA geeft aan dat nultolerantie voor haar niet het vertrekpunt hoeft te zijn. Kortom, de EFSA zegt dat het veilig en verantwoord is om de betreffende druiven te eten. Zij ziet daarin geen probleem. Klopt mijn interpretatie dat Nederland de uitkomsten nu op een eigen wijze interpreteert? Ik heb begrepen dat alleen in Engeland een vergelijkbaar standpunt wordt ingenomen. Daar wordt echter alsnog ruimte geboden om de druiven te importeren. Als we nu roomser zijn dan de paus, terwijl dat niet nodig is, gooien we het kind met het badwater weg. In eerste termijn heb ik al gezegd de Indiase boer en de Nederlandse handelaar daarvan de dupe worden, evenals misschien vele anderen. Ik verzoek de minister daarom om hier bij VWS nog eens op te wijzen. Bovendien houden we elkaar nu voor de gek. Als deze druiven niet via Nederland verhandeld mogen worden, doet men het gewoon via een ander land. We hebben dan niets bereikt behalve de vernietiging van een partij van duizenden tonnen druiven. Daar is niemand bij gebaat.
Ook wij hebben vernomen dat er niet is overlegd met de zeehondencrèche van Lenie «t Hart. Wij hebben expliciet gesproken over het overhevelen van € 100 000 van IMARES naar de specifiek deskundige zeehondencrèche in Pieterburen. Er is een explosieve toename van het aantal zieke zeehonden: het is toegenomen met honderden procenten. Het aantal zieke zeehonden is namelijk gestegen van 100 naar 400. De kennis is in Pieterburen aanwezig; benut die dus! Mevrouw Snijder had het hier ook al over. De minister geeft aan dat daar door de TSEG naar wordt gekeken, maar de TSEG staat nota bene onder leiding van iemand van IMARES. Hoe gek kun je het maken? Ik verzoek de minister om te doen wat de Kamer, ook met steun van de PvdD en vele andere fracties, heeft gezegd. Maak daar niet zo veel problemen van! De specifieke deskundigheid is er, maar toch is er nog geen enkel contact opgenomen met de zeehondencrèche in Pieterburen. Dat is in elk geval wat ons gemeld is. Als het anders is, horen we dat graag. Dat hoeft nu niet per se, maar ik verzoek de minister wel om hier op een positieve manier mee om te gaan.
Ik heb het in de eerste termijn niet genoemd, maar er ligt nog een toezegging van de minister met betrekking tot het bieden van ruimte voor het scheuren van grasland. De minister heeft kennisgenomen van de beperkingen door het ontbreken van middelen. De regels voor het scheuren van gras waarvoor gras in de plaats komt, zullen worden verruimd. Kan in dat kader ook meer ruimte geboden worden voor het scheuren van gras ten behoeve van de teelt van andere gewassen? Een deel van de sector zou daar buitengewoon mee geholpen worden. Ik vraag de minister dit, omdat er momenteel nog geen alternatief voorhanden is. Het oprekken van de datum zou op dit punt ook goed zijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Misschien zag u al aan mijn mimiek dat ik helemaal niet tevreden ben over de manier waarop de minister omgaat met aangenomen moties, vooral met de door mij ingediende. Maar laat ik met het positieve beginnen: ik noteer als toezegging dat er een effectmeting komt bij de uitvoering van de motie-Peters/Dibi over aansturing op vermindering van de consumptie van dierlijke eiwitten. Dat heb ik de minister zojuist horen zeggen. Die toezegging staat dus genoteerd. We zullen de minister van LNV daaraan houden.
De vraag is of dit ook zal gelden voor de motie-Dibi/Waalkens over de publiekscampagne, gericht op het vergroten van het bewustzijn van de gevolgen van het eten van vlees, vis en zuivel voor mens, dier en milieu. Ook daarbij zouden we effectmetingen moeten hebben, zodat we kunnen zien of er wel zinnige campagnes worden gevoerd en niet campagnes die, al dan niet bewust – laat ik voorzichtig zijn – niet heel resultaatgericht zijn. Graag wil ik de toezegging dat er meetbare campagnes gevoerd zullen worden, met metingen, nulmetingen en effectrapportages.
Vervolgens ga ik naar het slechte nieuws. De Kamer heeft de reactie van de minister destijds gehoord over de motie inzake dolfijnen. De minister heeft gezegd: ik wil die motie niet omarmen, want we hebben CITES. Ik heb toen gezegd dat CITES niet genoeg is. De Kamer heeft de motie namelijk aangenomen. De minister zegt dan weer dat we CITES hebben, maar zo werkt het niet. De vraag is of Nederland zich gaat inzetten voor een verbod op de handel en import van in het wild gevangen dolfijnen. Dat kon ook met zeehondenbont. Daar is CITES ook niet aan te pas gekomen. Als de minister zegt dat er geen draagvlak is en dat zij er daarom niet aan begint, voert zij de motie niet uit. Ik weet uit ervaring dat het best mogelijk is om in een situatie waarin er niet veel draagvlak is, toch gewoon te beginnen met je eigen wensen. Kijk maar eens wat daarvan kan komen. De minister krijgt dus de opdracht om de motie alsnog uit te voeren.
De minister zegt dat zij de motie over discards uitvoert. Daarvan maak ik even dat zij hier de toezegging doet dat de motie alsnog zal worden uitgevoerd. Graag hoor ik of de minister dat kan bevestigen, want zij heeft dat in een eerdere reactie overduidelijk niet gedaan.
Ik baal echt vreselijk van de opmerkingen van de minister over de ecosysteembenadering. We hadden in Europa al de doelstelling om op een duurzame manier het ecosysteem in het water te gaan beheren. Dat was het uitgangspunt van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het is ons niet gelukt, want 88% van de visbestanden is overbevist. Toch spelen we nu weer precies hetzelfde spelletje: wat de minister betreft, houdt de ecosysteembenadering in dat we zo veel mogelijk nut gaan halen uit de levende hulpbronnen in zee en tegelijkertijd de gevolgen daarvan voor het milieu gaan minimaliseren. Daar zit natuurlijk de crux. «Minimaliseren» is een niet nader gedefinieerd begrip waarmee je nog alle kanten op kunt. Ecosysteembenadering moet het behoud van de ecosystemen vooropstellen als randvoorwaarde waarbinnen je nut kunt halen uit de levende hulpbronnen. Als de minister niet toezegt dat ze dit gaat wijzigen, dien ik een motie in, want dit raakt ons allemaal. Dit onderwerp is veel te belangrijk. Als we nu niet in staat blijken om met passend beleid aan de slag te gaan, zijn binnen 40 jaar de zeeën leeg. Ik zie het er alweer helemaal van komen. Behoud moet dus vooropstaan, anders komt er een motie.
Minister Verburg: Voorzitter. Ik bedank de Kamer voor haar inbreng in tweede termijn. Mevrouw Jacobi heeft een aantal opmerkingen gemaakt omtrent de punten in de beantwoording waarover zij tevreden is. Aangaande biologisch beheer is al helder dat er geen sprake is van beheervisserij die alleen bedoeld is om schoon water te krijgen. Daarvoor hoeft geen extra brief gestuurd te worden; het gebeurt gewoon niet. Punt. Het lijkt me belangrijk om dat hier te melden. Ik bespeur enige scepsis bij de Kamer, maar het gebeurt echt niet. Ik nodig de Kamerleden uit om het mij te laten weten als zij daaromtrent iets horen, maar dat moet dan wel concreet zijn, niet van horen zeggen of iets dergelijks. Dat lijkt me prima. We kunnen dan onmiddellijk ingrijpen en aangeven dat het alleen om die reden niet mag gebeuren. Mevrouw Jacobi wilde verder weten met wie er overlegd wordt. Rijkswaterstaat zit aan tafel met de waterschappen en alle spelers in het gebied, ook met de vissers en de sportvisserij. Alle partners moeten aan tafel zitten en zijn nodig om hier tot een oplossing te komen.
De garnalenvissers zouden veel last hebben van artikel 12. Ik kan mevrouw Jacobi en de heer Atsma meedelen dat we voluit in het traject van verduurzaming zitten. Het voldoen aan het MSC-certificaat is echt cruciaal. Ik ga ervan uit dat de visie van de heer Hollenga ook over de garnalenvisserij zal gaan. Het zal vermoedelijk sowieso over de kleinschalige visserij gaan. Ik zeg toe dat ik zal zien of daaraan voldoende aandacht besteed wordt. Ik zal de visie die mij aangereikt wordt door de Hollenga, niet slechts naar de Kamer sturen. Ik zal er ook een reactie op geven. Het artikel 12-punt zal ik dan apart in die brief behandelen.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik dank de minister voor haar inzet hiervoor, maar ik heb het hier niet over de garnalenvisserij, maar over de «Goede Vissers». Dat zijn bijvoorbeeld hardervissers. Het gaat dus om andere, heel kleinschalige vissers.
Minister Verburg: Hoe dan ook, ik zal naar artikel 12 kijken en zien wat de heer Hollenga daarover schrijft in de regionale visie op dit onderwerp. Bovendien zal ik apart op de artikel 12-problematiek ingaan in mijn begeleidende brief bij deze visie. Daarin zal ik aangeven hoe we daarmee zullen omgaan. Tegen de heer Atsma zeg ik het volgende. Het feit dat de Waddenzee op de Werelderfgoedlijst staat en het feit dat het Waddengebied een Natura 2000-gebied is, betekent niet dat er niets meer kan. We weten echter allemaal dat het Waddengebied een prachtig gebied is en dat er heel veel verschillende gebruikers zijn: van zeehondjes tot waddenzeilers tot vissers, noem het allemaal maar op. Het is ontzettend druk op de Waddenzee, want iedereen wil daar graag zijn. Zeker met dit weer begrijp ik dat heel goed. De Werelderfgoedlijst en Natura 2000 belemmeren niet het economisch gebruik, maar als het zo druk is, zul je wel spelregels met elkaar moeten afspreken. Ten eerste moet je regels afspreken om zo zorgvuldig mogelijk met elkaar om te gaan, een soort verkeersregels. Ten tweede zijn er regels nodig om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van het gebied behouden blijft, want zonder zulke regels hebben we alleen maar verliezers.
De heer Atsma (CDA): Ik vind dit iets te vrijblijvend. Het gaat erom of de kleinschalige garnalenvisserij nu nog toekomstperspectief heeft op de Wadden. Wij hebben nooit anders begrepen dan dat zo'n bestaand gebruik gerespecteerd zou moeten worden. Daar staan wij voor en gaan wij voor. Ik had op dit moment eigenlijk op Lauwersoog moeten zijn. Daar is een grote protestactie van de garnalenvissers. Ik wil toch graag een lans voor hen breken. Nieuwe activiteiten, andere activiteiten, werelderfgoedtoestanden enzovoorts moeten geen belemmering worden voor de bestaande activiteiten van de vissers.
Minister Verburg: Wat mij betreft ook absoluut niet. Ik wijs erop dat de garnalenvissers ook aan tafel zitten in het traject van het Waddenconvenant. Het bestaande gebruik wordt volstrekt gerespecteerd, maar de garnalensector zit ook in een verduurzamingstraject. Dat zal ook moeten, omdat de consument en de sector in toenemende mate duurzame eisen stellen. Dat vraagt het een en ander aan ondernemerschap, maar de garnalensector hoeft dit niet alleen te doen. Ik heb vorig jaar met de sector afgesproken dat wij bereid zijn om 2 mln. te investeren in de begeleiding bij de certificering. Dat is niet niks! Die verduurzaming moet dus wel kunnen.
De heer Atsma (CDA): Ik ben het er helemaal mee eens: het moet uit de lengte of de breedte komen. Het gaat mij er concreet om of er geen nieuwe gebieden worden gesloten.
Minister Verburg: U moet specifieker zijn. We moeten al dat verkeer op de Waddenzee inpassen. We hebben nu subsidie beschikbaar voor de mosselzaadinvanginstallaties. Daar zit ook een verduurzamingstraject aan vast. Daarover zijn afspraken gemaakt en daaraan gaan we ons de komende tijd wel houden, anders zijn ze niets waard.
De heer Atsma (CDA): We komen er vanmiddag nog op terug.
Minister Verburg: Mevrouw Jacobi heeft het ook gehad over de pilot in het kader van de aalvisserij. Daar wordt aan gewerkt. Er vindt momenteel overleg plaats met de sector over concrete uitwerking van de pilot. Rond de zomer verwachten we hierover duidelijkheid. We moeten nog wel met de Europese Commissie aan de slag, want ook dit zal weer beoordeeld moeten worden. Het is in elk geval belangrijk dat er een goed, geloofwaardig en gezaghebbend plan ligt dat het ook in zich heeft om een lans te breken voor het voortzetten van de aalvisserij. Dit bewijst weer het belang van het hebben van een visstandbeheercommissie en het ontwikkelen van een visplan. Alleen als dat er ligt en er helderheid is over het beheer en over standen, is zoiets mogelijk. De sectoren zijn hier zelf dus ook zeer bij gebaat.
De heer Polderman heeft gesproken over verduurzaming van de landbouw. Juist op dat terrein zijn er zulke belangrijke stappen gezet. Juist op dat terrein – waar boer en natuur samenkomen, maar waar ook andere activiteiten zijn en waar Natura 2000 mee gemoeid is – zou er de komende tijd ook zoveel meer kunnen. Daaraan is wel de voorwaarde verbonden dat organisaties of vertegenwoordigers daarvan ook bereid zijn om die stappen met elkaar te nemen. Dat moet van alle kanten komen. Dat is ook precies de reden dat ik al een paar maanden pleit voor een pact voor natuur. Daar is alle belang bij. De natuurorganisaties, inclusief Natuurmonumenten, en de ondernemersorganisaties, VNO-NCW en LTO, zullen daarvoor moeten inleveren. Dat zal noodzakelijk zijn. Zoals ik al heb gezegd, gaat het niet zonder boeren, tuinders en vissers, maar bestaat het niet zonder natuur en biodiversiteit. Er zijn menselijke wil en bereidheid voor nodig om die win-win-winsituatie ook te realiseren. Als de heer Veerman dat met mij eens is, ben ik daar blij om.
De heer Polderman verbindt het ggo-beleid met de motie over eiwithoudende gewassen. Ik vind eerlijk gezegd dat dit een beetje verschillende onderwerpen zijn. In het kader van de verduurzaming van de veehouderij benadrukken we de kringloopgedachte. Alles is daarop gericht. De heer Polderman wil het debat over de verduurzamingsprogramma's van het kabinet aan het debat in de plenaire zaal overlaten, maar ik wil hier wel melden wat de sectoren realiseren. In het kader van Schoon en Zuinig is de agrarische en tuinbouwsector namelijk vrijwel de enige sector die zonder nadere regelgeving voldoet aan de eisen. Op deze wijze maakt de sector dus actief onderdeel uit van de oplossing. We zouden daar veel meer naar moeten kijken en er veel positiever in moeten staan, de Kamer vanuit haar volksvertegenwoordigerschap en de samenleving ook, in waardering voor wat boeren, tuinders en vissers allemaal realiseren in het belang van ons mooie land.
Wat betreft de erfpacht kan ik zelf ook niet wachten om mensen zo snel mogelijk duidelijkheid te geven. Mevrouw Snijder heeft gevraagd of er heel veel problemen voorliggen. Dat is niet zo. Er is al een poosje een soort standstill. Alleen in knelsituaties zullen we moeten opereren, maar het zal duidelijk zijn dat ik dat zoveel mogelijk wil doen op basis van het advies van de «wijzen» en met instemming van de Kamer. Daarmee proberen we ons op dit moment te redden, maar het maakt wel duidelijk dat het noodzakelijk is om nu snel te opereren.
De heer Polderman heeft gezegd dat hij tevreden is met mijn beantwoording over discards. Ik bedank hem zeer dat hij mij sterkte wenst inzake de MZI's, want dit is een buitengewoon lastig traject, dat tot een goed einde gebracht moet worden. Dat is niet alleen in het belang van de mosselsector zelf, maar ook van garnalenvissers die daarmee te maken hebben. Zij hebben daar ook een belang. Ik waardeer de woorden van de heer Polderman hierover dus zeer.
Hij heeft ook een opmerking gemaakt over Q-koorts. Hij is eveneens blij met de daling van het aantal patiënten. We kunnen daar ook slechts ontzettend blij mee zijn, want dit is een goede ontwikkeling voor de volksgezondheid. Zodra er voldoende is gevaccineerd, kan er hierdoor bovendien op zorgvuldige wijze weer perspectief komen voor de sector.
Mevrouw Snijder heeft nogmaals gevraagd naar het Gelders paard. Laat ik het hier maar klip-en-klaar zeggen: ik roep de associatie op om aan tafel te komen zonder voorwaarden vooraf. Dat is echt in het belang van het Gelders paard en de toekomst daarvan. Het lijkt mij gewoon onverstandig om vooraf eisen te stellen aan het overleg. Ik vraag de associatie: ga aan tafel zitten, want dat is in uw eigen belang. Het KWPN en de Stichting Zeldzame Huisdierrassen zijn geen organisaties die van nature voor elk onderwerp bij elkaar gaan zitten, maar zij hebben beide wel aangegeven zich hiervoor sterk te willen maken. Zij willen iets en ze willen dat authentiek. Bovendien willen wij nog eens goed naar het genetische materiaal kijken en daarin investeren. Ik mag dan toch wel van de associatie vragen om hierover ook constructief mee te willen denken zonder allerlei eisen en claims vooraf. Via de Kamer doe ik nog maar eens deze oproep. Ik maak me sterk dat die heel goed gehoord wordt.
Mevrouw Snijder heeft ook nog gevraagd naar de sneeuwdrukschade. Het is lastig, maar ik ben zelf bereid tot overleg. We moeten wel bekijken of de procedures dan ook stopgezet moeten worden, want het is geen gebruik dat we tijdens lopende juridische procedures besluiten met elkaar aan tafel te gaan, terwijl die procedures gewoon doorgaan. Er zal toch ook de bereidheid moeten zijn om de procedures stop te zetten. Mevrouw Snijder heeft mijn brief inmiddels gevonden. Zij heeft daarin kunnen lezen dat we bereid zijn constructief naar oplossingen te zoeken.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het lijkt me goed als de minister dit signaal ook nog eens afgeeft aan de sector. Er moet in goed overleg worden gekeken welk traject nu moet worden gevolgd. Bij de manier waarop het nu gaat, heb ik namelijk mijn zorgen of het wel goed komt. Ik zou daarom graag een ingreep van de zijde van de minister zien. Kan zij overleggen of de procedure misschien niet even gestopt moet worden?
De heer Atsma (CDA): Ik ben het hier zeer mee eens. Ik zou het iets zorgvuldiger willen formuleren. Bedoelt mevrouw Snijder «stopzetten» of «opschorten»? Het lijkt mij dat zij het laatste bedoelt, want je kunt eigenlijk niet in redelijkheid vragen om de procedures stop te zetten. Dan gaat degene die de procedure aangespannen heeft, een gesprek in waarvan de uitkomst onzeker is en is hij al zijn posities kwijt. Ik dring er daarom bij de minister op aan om een soort time-out te creëren in de procedure om te kijken of men eruit kan komen. Dat lijkt mij het verstandigst.
Minister Verburg: Daar ben ik toe bereid. «Opschorten» lijkt me inderdaad een zorgvuldiger formulering dan «stopzetten». Ik ben daartoe bereid, maar degenen die de procedures in werking hebben gezet, zullen ze zelf moeten opschorten. Wij zullen het contact zoeken en het verzoek om de zaak op te schorten, daar neerleggen. Wij zullen daarbij aangeven dat wij bereid zijn tot overleg.
De voorzitter: Zult u de Kamer daarover ook informeren? Is dit een toezegging?
Minister Verburg: Natuurlijk zal ik de Kamer informeren.
Voorzitter. Ik had in eerste termijn inderdaad niet gereageerd op de stuifproblematiek waarover mevrouw Snijder sprak. Eind maart zijn hierover signalen gekomen. We zullen over dit onderwerp overleggen met het bedrijfsleven. Dat zeg ik mevrouw Snijder toe.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): U hebt dat drie of vier weken geleden ook gezegd. Het is handig als dat overleg vandaag of morgen plaatsvindt.
Minister Verburg: Ik zal erop toezien dat het spoedig gebeurt.
Voorzitter. Mevrouw Snijder en de heer Atsma hebben een opmerking gemaakt over de uitvoering van de motie omtrent zeehonden. Die zeehonden houden zich niet aan grenzen. Ze zwemmen weleens een eindje, ook over grenzen heen. Daarmee zijn zeehonden een migrerende soort. Zulke soorten vallen onder de Conventie van Bonn. In dat kader is een gezamenlijk zeehondenmanagementprogramma opgesteld dat ook voorziet in een aanpak bij epidemieën middels de TSEG. Daarin past dus niet een op voorhand speciale positie voor de zeehondencrèche in Pieterburen, maar Pieterburen is wel betrokken bij het overleg. In tegenstelling tot de signalen die de Kamer gekregen heeft, is er dus wel met Pieterburen gesproken. De directeur van de zeehondencrèche, mevrouw «t Hart, heeft op 24 of 25 april een gesprek gehad met LNV over de uitvoering van de motie in trilateraal verband. Ergo: er is overleg geweest en Pieterburen is betrokken.
De heer Atsma (CDA): Dit is toch iets te kort door de bocht. Ik heb ook begrepen dat er via een brief van LNV Noord contact is gelegd, maar het ging de Kamer ook om het simpele verzoek om een ton van het geld dat nu naar IMARES gaat, voor de zeehondencrèche te reserveren. Daarvoor was een breed draagvlak. Op uw verzoek hebben we het amendement omgezet in een motie. Ik ging er daarom van uit dat het goed zou komen. In eerste termijn heb ik al gezegd onder wiens leiding de TSEG werkt: iemand van IMARES. Een organisatie gaat niet zo snel in eigen vlees snijden. Daardoor werkt het allemaal niet zo prettig. Ik roep de minister daarom nog een keer op, misschien wel namens alle nu aanwezige Kamerleden: ga dat nu gewoon regelen! Het gaat slechts om een klein bedrag en er is daar veel expertise. Natuurlijk zijn zeehonden migrerend, maar er zal niet opeens een explosie van zieke zeehonden op het Wad te zien zijn – zoals ik al zei: het aantal is van 100 naar 400 gegaan – die toevallig veroorzaakt is door een toevallige migratie. Er is in Pieterburen veel kennis en expertise. Ik verzoek de minister die te benutten. Het is voor iedereen beter als deze zeehondencrèche ingeschakeld wordt.
Minister Verburg: Ik zeg u toe dat ik mezelf op de hoogte zal stellen van de laatste stand van zaken, ook aangaande de betrokkenheid van het zeehondencentrum in Pieterburen. Het gaat uiteindelijk om het onderzoek naar een ziekte, een mogelijke wormeninfectie. Daar moet natuurlijk wel gezaghebbend onderzoek naar gedaan worden. Toch zal ik kijken op welke manier Pieterburen en andere zeehondencentra zijn aangehaakt en zal de Kamer daarover informeren.
De heer Atsma (CDA): De motie wordt dus uitgevoerd?
Minister Verburg: Ik handel in de geest van de motie.
De heer Atsma (CDA): Laten we nu maar naar de letter handelen.
Minister Verburg: Het punt is dat het hier gaat om een probleem, niet om een bijdrage. Het gaat om het onderzoek naar die wormeninfectie en de besmettelijkheid daarvan. Er moet uitgezocht worden of daar een oplossing voor gevonden moet worden. Dat moet het doel zijn. Ik heb uw motie niet verstaan alsof uw doel is om € 100 000 te doneren aan het opvangcentrum in Pieterburen.
De heer Atsma (CDA): Dat geld is bedoeld voor specifiek wetenschappelijk onderzoek, omdat in Pieterburen veel specifieke kennis en ervaring is. Dat wordt breed gedeeld, maar het geld kan slechts eenmaal worden uitgegeven. Daarom heeft de Kamer gezegd dat u de dekking zou kunnen halen uit het budget van IMARES. Als u vervolgens iemand van IMARES als voorzitter van de TSEG ernaar laat kijken, weet ik het antwoord wel. Ik zou misschien zelf niet anders reageren. Dat is dus lastig.
Minister Verburg: Laten we niet in deze casuïstiek vervallen. Als het ons gaat om het onderzoeken van de wormeninfectie bij de zeehonden, het vinden van de oorzaak en het zoeken naar een oplossing, laat dat dan ook het doel zijn. Daarover hebben we trilaterale afspraken gemaakt. Ik zeg u dat ik me op de hoogte zal stellen van wat er precies loopt. Bovendien zal ik bekijken hoe het zit met de specifieke kennis van de persoon over wie tijdens de begrotingsbehandeling gesproken is. Als er specifieke kennis en deskundigheid zijn, zal ik bezien hoe we die optimaal kunnen benutten. Het doel moet natuurlijk zijn: het oplossen van dit probleem, het bestrijden van wormenziekte bij zeehonden.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik proef veel te nadrukkelijk uit uw antwoord dat u de kennis van Pieterburen toch wat minder inschat dan de kennis van IMARES. Ik vind dat u daar erg sterk aan refereert. Ik heb begrepen dat het verhaal wel is weggezet, maar met een heel andere vraag dan de Kamer wil. Het gaat veel meer om een onderzoek naar de populatie en de criteria voor opvang, en niet om de vraag hoe het met de epidemie staat. Ik benadruk dat we niet voor de poele grap moties aannemen om dit verhaal goed in gang te zetten. Wat mij betreft is er geen kritiek op de kennis die er in Pieterburen is.
Minister Verburg: We nemen hier zeker geen moties aan voor de grap. Zo heb ik de Kamer de afgelopen drieënhalfjaar tenminste niet leren kennen. Ik ga er echter wel van uit dat het gaat om het oplossen van het probleem. Dat moet ons gezamenlijke doel zijn. Ik zal uitzoeken wat de exacte onderzoeksopdracht is. Die krijgt u van mij, zodat u hem zwart op wit hebt en hem zelf kunt zien, in plaats van uw standpunt te moeten baseren op indrukken en verhalen. Die gaan allemaal veel te veel een eigen leven leiden. Ik zal ook kijken hoe Pieterburen hierbij is ingeschakeld. Ons gezamenlijke doel is om de wormeninfectie bij zeehonden aan te pakken, maar dat gebeurt ook in trilateraal verband. We doen dit niet allemaal in ons eentje.
Voorzitter. De heer Atsma had een vraag over het scheuren van grasland.
De heer Atsma (CDA): Er is ontheffing gegeven voor het scheuren van gras voor de grasteelt, maar als je het goed wilt doen, moet gras waarvoor akkerbouwproducten in de plaats komen, ook daaronder vallen. Dat was eigenlijk de enige vraag.
Minister Verburg: Vorig jaar is ontheffing verleend in verband met de schade door engerlingen. Dit jaar leek zich een mogelijk probleem voor te zullen doen in verband met emeltenschade, maar daarover heeft mij nog geen verzoek bereikt. Als er verzoeken zijn, zie ik die graag tegemoet. Ik zal daar dan zorgvuldig naar kijken.
Voorzitter. De heer Atsma heeft ook een vraag gesteld over de druiven. Druiven met een residu van chloormequat mogen gewoon niet in Europa worden ingevoerd. De EFSA is gevraagd wanneer er een acuut risico is voor de volksgezondheid, maar de EFSA heeft alleen daarnaar gekeken. Zij heeft aangegeven dat dit het geval is bij 1,06 mg/kg. Dat is het gezondheidsrisico, maar het zegt niets over de verordening en over de vraag of het wel of niet mag. Het laat dus onverlet dat druiven met een lagere waarde ook niet in Europa ingevoerd mogen worden. Als er chloormequat gebruikt is, mogen ze eigenlijk helemaal niet ingevoerd worden. Er is namelijk nog steeds een nultolerantie voor die stof binnen de EU. In de andere Europese lidstaten, bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk, wordt inderdaad dezelfde lijn als in Nederland gehanteerd. Volgens de Europese regelgeving gebeurt dat in alle lidstaten. Verder denk ik dat ik de informatiebron van de heer Atsma ken. Ik deel hem mee dat wij hierover overleg hebben met Frugi Venta.
Mevrouw Ouwehand wil dat de instrumenten om de consument bewust te maken, worden voorzien van een effectmeting. Dat zal gebeuren.
Ten aanzien van de dolfijnen heb ik haar al antwoord gegeven. Ik kan natuurlijk nog een keer naar Europa gaan en zeggen: ik heb de vorige keer al aangegeven wat ik wil en toen hebt u nee gezegd; toch vraagt de Kamer of ik het nogmaals wil doen, maar ik ken het antwoord al. Dat kan ik aangeven, maar als ik dat doe, zijn we elkaar slechts aan het bezighouden. Laat ik dus gewoon heel helder zijn. De dolfijnen zijn geregeld onder CITES. Daar zal geen aanvullende Europese regelgeving voor komen. Ik geloof dat het zelfs voor mevrouw Ouwehand niet aantrekkelijk is om te gaan trekken aan een dood paard.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is mijn hobby.
Minister Verburg: Daar moet u mee oppassen, want misschien gaat uw huidige fractiegenoot daar dan een vraag over stellen. Ik sluit het allemaal niet uit. Dan vraagt ze: hebt u kennisgenomen van het feit dat mijn fractiegenoot trekt aan een dood paard?
De heer Atsma (CDA): Ik ben wel benieuwd naar het antwoord op die vraag.
Minister Verburg: Ik zal dan zeggen dat ik nog zo had gezegd: mevrouw Ouwehand, waar begint u aan?
Voorzitter. Ik kom weer ter zake. Mevrouw Ouwehand heeft ook een vraag gesteld over de ecosysteembenadering. Het gemeenschappelijk visserijbeleid en onze visie gaan niet voor niets uit van vis als duurzaam kapitaal. Het beleid is dus gericht op het goede evenwicht tussen economie en ecologie; alleen dan heeft de visserij ook toekomst. Mevrouw Ouwehand constateert nu dat er veel sprake is van overbevissing, maar juist die overbevissing heeft geleid tot onze visie op het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid en daar zetten we op in. Dat zal ook moeten, want anders is er over een aantal decennia niets meer te vissen. Dat mag nooit onze bedoeling zijn. Er moet dus herstel komen waar dat nodig is, maar waar het mogelijk is kan ook gebruik worden gemaakt van het natuurlijke kapitaal. Dat moet wel verantwoord gebeuren. In die zin is de ecosysteembenadering een benadering om ervoor te zorgen dat ook onze kleinkinderen nog een lekker visje kunnen eten.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben het niet met de minister eens dat het geen zin zou hebben om je visie en wensen neer te leggen in Europa en zie het dus helemaal niet als trekken aan een dood paard. Ik riep even als grapje dat het mijn hobby is, maar dat is natuurlijk helemaal niet waar. Maar goed, dat terzijde.
Over de ecosysteembenadering wil ik graag een motie indienen. We hebben in het Europese visserijbeleid al 25 jaar de resultaten kunnen zien van mooie woorden. De minister wil nu weer precies hetzelfde doen. Zonder harde randvoorwaarden zijn de zeeën straks leeg. De minister weet heel goed dat de manier waarop nu naar het Europese visserijbeleid wordt gekeken, oude wijn in nieuwe zakken is. Als we niet besluiten dat ecosystemen hoe dan ook behouden moeten blijven en als we dat niet als harde voorwaarde stellen, komt het er niet van. Ik heb gisteren nog een mooi gesprek gevoerd met een hoogleraar natuurbeschermingsrecht die een analyse heeft gemaakt, en het is hartstikke treurig. De afgelopen honderd jaar is de bescherming van natuur weliswaar op papier toegenomen, zijn er allerlei rechtssystemen bedacht en zijn de woorden steeds mooier en klinkender geworden, maar de biodiversiteit blijft achteruithollen. Een van de redenen is dat wij ons er niet aan houden als er geen harde grenzen zijn. Daarom zal ik vanmiddag nog met een motie komen om toch harde grenzen voor te stellen. We kunnen dit echt niet laten gebeuren.
Minister Verburg: De ecosysteembenadering is uitgangspunt en harde inzet van de Nederlandse regering voor het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid, punt uit. Ten aanzien van natuur is er misschien wel te veel papier geproduceerd en te weinig natuur gered en geïnvesteerd in biodiversiteit. In dat kader zou het goed zijn om te kijken naar de dynamiek van de natuur en daarin te investeren, en je niet alleen te focussen op papier, regels, wetten, handhaving, enzovoorts. Het gaat om de natuur zelf. Dat moet je doen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik zie dat de minister een beetje boos wordt, maar ik heb toch een vraag aan haar: waarom zijn de doelen niet gehaald? Waarom schieten we niet op met alle papiertjes die we hebben? We moeten grenzen stellen. Als we geen harde grenzen stellen, zijn we niet in staat om ons daaraan te houden. Ik zal daar dus een voorstel toe doen. De minister zal het afwijzen; dat weet ik nu al. Ik vraag echter aan de Kamer om een uitspraak. Gaan we de ecosystemen in water behouden of niet? Gaan we met iets andere formuleringen weer hetzelfde beleid voeren dat we de afgelopen 25 jaar hebben gezien? Dan zullen we het gewoon niet meer redden. Ik zal vanmiddag een motie indienen en ik hoop dat de minister nog bij zinnen komt.
Minister Verburg: Ik ben niet boos, maar wel erg betrokken. Ik heb een grote interesse en verantwoordelijkheid voor dit traject. De ecosysteembenadering is en blijft uitgangspunt voor de inzet voor een nieuw Europees visserijbeleid. Zo moet het ook gewoon.
De voorzitter: Dank u voor uw bijdrage. Hiermee komen we aan het eind van de tweede termijn en aan het eind van dit algemeen overleg. De minister heeft een aantal toezeggingen gedaan.
– De minister zal de Kamer eind mei een brief sturen naar aanleiding van de motie-Snijder-Hazelhoff over fosfaatfixerende gronden.
– De Kamer zal na juli aanstaande worden geïnformeerd over het onderzoek door het LEI naar de gevolgen van afschaffing van dierrechten voor het marktevenwicht in de EU.
– Het SER-advies over duurzame ontwikkeling en mededinging zal voorzien van een kabinetsreactie na de zomer aan de Kamer worden gestuurd.
– De minister zal de Kamer voor het aanstaande zomerreces informeren over de wolhandkrab.
– De gesprekken met de pioniers op het gebied van de mosselzaadinvanginstallaties zullen hopelijk voor het aanstaande zomerreces worden afgerond, waarna de Kamer een brief zal ontvangen.
– De voortgangsrapportage van het programma Dier bij de VWA zal voor het aanstaande zomerreces aan de Kamer worden gestuurd.
– De visie op duurzame waddenvisserij van de heer Hollenga zal spoedig aan de Kamer worden gestuurd, inclusief reactie van de minister.
– De minister zal over de sneeuwdrukschade het overleg aangaan als er de bereidheid is om juridische procedures op te schoren en zij zal hierover de Kamer informeren.
– De minister zal zich op de hoogte stellen van de laatste stand van zaken en de betrokkenheid van de zeehondencrèche Pieterburen bij het wetenschappelijk onderzoek naar de wormenziekte en zij zal de Kamer hierover informeren.
– Mevrouw Ouwehand is de eerste aanvrager voor het VAO aan het eind van deze dag.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De minister heeft ook toegezegd om in overleg te treden over de stuifproblematiek in de veenkoloniën.
De voorzitter: Dat wordt bij dezen ook genoteerd. Ik dank iedereen voor zijn of haar aanwezigheid.