Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 maart 2010
Tijdens het Algemeen Overleg Protectionisme op 12 november jl. (Kamerstuk 31 371, nr. 290)heeft de staatssecretaris van Economische Zaken u toegezegd verder inzicht te geven in de wijze waarop hetCrashteam oneerlijke concurrentie werk maakt van de aanpak van oneerlijke concurrentie en protectionisme. Ook zegde hij u toe contact te zullen opnemen met de Federatie voor de Metaal en Elektrotechnische Industrie (FME) over hun commentaar op het crashteam in het Financiële Dagblad van 12 november en u daarover te berichten. Het gesprek met de FME heeft inmiddels plaatsgehad.
Crashteam komt op voor Nederlandse bedrijven1
Alle internationaal opererende, Nederlandse bedrijven (ook Nederlandse dochters van buitenlandse bedrijven) die in het buitenland te maken krijgen met oneerlijke concurrentie, kunnen dat melden bij het crashteam oneerlijke concurrentie binnen het ministerie van Economische Zaken (EZ). Het gaat dan om oneerlijke concurrentie als gevolg van illegale of onrechtmatige acties van een buitenlandse overheid. Een team van experts, ook van buiten EZ, bepaalt vervolgens in samenwerking met het bedrijf en met de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland (het postennet) de strategie om dit aan te pakken. Het crashteam kiest daarbij vaak voor een eigen benadering waarbij niet de gebaande paden worden gekozen. De keuze is vaak maatwerk. Meestal wordt bij de buitenlandse overheid aangedrongen op het zoeken naar een oplossing. De ervaringen sinds de oprichting van het crashteam tonen aan dat goede communicatie met het bedrijf, ook over de slaagkans, vaak van essentieel belang is.
Het crashteam is een belangrijk instrument van economische diplomatie en van ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven. Tijdens de huidige economische crisis, waar protectionisme op de loer ligt en de wereldhandel stevige klappen heeft gekregen, is het voor veel bedrijven nog belangrijker dat de Nederlandse overheid voor ze opkomt. De open Nederlandse economie en het internationale karakter van ons bedrijfsleven vragen om een eerlijk speelveld.
De afgelopen periode is het werk van het crashteam dan ook toegenomen. De acties beperkten zich niet tot bilaterale relaties, maar hebben hun weerslag in verschillende fora. Het crashteam haakt daarbij aan bij organisaties als Solvit (een door de Europese Commissie in het leven geroepen netwerk van aanspreekpunten in alle Europese hoofdsteden waar burgers en bedrijven schending van Europese regels kunnen melden) en de markttoegangstrategie (waarmee door gezamenlijk optreden hardnekkige handelsbarrières buiten de EU worden bestreden). Om ook in deze multilaterale en complexere zaken effectief te zijn, is onlangs capaciteit aan het team toegevoegd.
Hoe het Crashteam zich sterkt maakt
Sinds september 2005 zijn er 160 meldingen binnengekomen. Voorbeelden hiervan zijn:
– Martens Kunststoffen: deze producent van PVC buizen maakte bezwaar tegen de rapportage van zijn producten in de invoerstatistieken van de Franse overheid. Die gegevens legden voor de geïnteresseerde lezer (= concurrent) in één klap de onderhandelingspositie op tafel waarmee Martens in een oneerlijke concurrentiepositie kwam. Met hulp van het Netherlands Business Support Office (NBSO, een steunpunt van de overheid voor exporterende, Nederlandse bedrijven) in Lyon is een brief geschreven aan de Franse douane met het verzoek de registratie aan te pakken. Dit is gebeurd.
– Koninklijke Boskalis Westminster: de Deense wetgeving sloot baggerschepen van grotere capaciteit, dus die van o.m. Boskalis, uit op basis van niet EUconforme milieuwetgeving. De Nederlandse ambassadeur in Kopenhagen zorgde ervoor dat Boskalis de zaak onder de aandacht kon brengen bij de Deense overheid. Onder dreiging infractieprocedure door de Commissie van de EU heeft Denemarken de wetgeving aangepast. Boskalis kan nu meedingen.
– Fenedex Duitsland: Nederlandse, tijdelijke kentekens voor tweedehands vrachtwagens werden niet in Duitsland erkend terwijl daarvoor wel reden was. Na veel contacten met de Duitse overheid, werd de zaak geregeld.
– Benghazi Hospital Libië: een Nederlands consortium was al vrij ver in de onderhandelingen over de inrichting van het Benghazi Hospital in Libië toen ineens een aantal Franse bedrijven roet in het eten dreigde te gooien. Via de Nederlandse ambassade in Parijs is ervoor gezorgd dat het Nederlandse consortium aan tafel kon zitten met de Fransen om zo hun positie veilig te stellen.
Van de 25 succesvol afgeronde zaken, is het langslepende conflict van Eureko in Polen het bekendst. De zaak is door de Nederlandse regering herhaaldelijk aan de orde gesteld als een kwestie die een schaduw wierp op de overigens goede relatie tussen Nederland en Polen. Voortdurend is aangestuurd op een schikking en het staken van juridische procedures. Op 1 oktober 2009 hebben Eureko en de Poolse staat een compromis bereikt dat inhoudt dat Eureko zich geleidelijk aan uit Polen terugtrekt en compensatie ontvangt voor het opgeven van eerder verworven rechten.
Ten aanzien van de overige zaken geldt het volgende:
– niet alle gemelde zaken waren voor honderd procent gevallen van oneerlijke concurrentie. In 48 gevallen ging het om meldingen variërend van overheidssteun die bij nader inzien legaal was, zaken tussen particulieren en problemen met de Nederlandse overheid. Als het crashteam niet bevoegd is, zet het zich in voor een alternatieve weg waarop het bedrijf kan worden geholpen;
– 15 zaken zijn aan Solvit doorverwezen;
– 47 gevallen zijn nog in behandeling. Hierbij kan het gaan om zaken die niet op korte termijn kunnen worden opgelost of die in een groter geheel spelen. Zo is er een bedrijf dat zich beklaagt over de hoge Japanse invoertarieven voor suiker. Dit probleem kan alleen in WTO-onderhandelingen worden opgelost, maar ik zal me ervoor inzetten om, waar mogelijk en opportuun, deze zaak aan te kaarten;
– in 29 gevallen hebben bedrijven zich in de loop van het proces teruggetrokken of niet meer gereageerd op e-mails. Meestal was de kans klein dat een gunstig resultaat bereikbaar was. Een voorbeeld is een Nederlands bedrijf dat onvoorbereid de Bengali offshoremarkt betrad en daardoor problemen met aanbestedingen kreeg;
– bijna de helft van de klachten had betrekking op oneerlijke concurrentie in EU-lidstaten;
– 18 cases betroffen belemmeringen in landen die onderhandelen over EU-toetreding, WTO gerelateerde zaken of gevallen die meerdere beleidselementen bijvoorbeeld tegenstrijdige belangen zoals vrije mededinging tegen steun voor het Nederlandse bedrijfsleven, belangen met een hoog politiek gehalte etc. Het opstellen van een goede strategie kost dan veel tijd.
In voorkomende gevallen wordt onderzoek gedaan naar meldingen die vaker voorkomen. Zo is in 2007 op verzoek van een aantal Nederlandse adviesbureau’s onderzoek gedaan naar de Poolse aanbestedingswetgeving.
Ook wordt via economische diplomatie van een Nederlandse en/of buitenlandse minister of staatssecretaris een situatie van oneerlijke concurrentie of protectionisme aan de orde gesteld. Een voorbeeld daarvan is de sleepbootmaatschappij Société Nouvelle de Rémorquage du Havre (SNRH), een meerderheidsinvestering (inmiddels 100%) van het Nederlandse bedrijf Kotug. Het bedrijf werd in Frankrijk weliswaar bij herhaling in het gelijk gesteld door de rechter. Het bedrijf kreeg, onder andere na interventie van minister Eurlings en staatssecretaris van Gennip, steun van de Franse overheid. In praktijk blijft het echter op tegenwerking op lokaal niveau stuiten en heeft het onlangs weer een kort geding aangespannen.
Ook wijs ik u op de behandeling van vragen uit uw Kamer (2009Z09285) over de scheepsbouwsector. Naar aanleiding daarvan heb ik onderzoek laten doen naar het fiscale taxlease regime in Spanje. Uit de onderzoeksresultaten is niet gebleken dat het Spaanse regime niet voldoet aan de eisen van de Europese wet- en regelgeving. Ik heb op verzoek dit onderzoeksrapport ter beschikking gesteld aan de sector en gevraagd concrete informatie te verstrekken waaruit blijkt dat sprake is van verstoring van het gelijke speelveld.
Zoals gemeld heeft een gesprek plaats gevonden met vertegenwoordigers van de FME. Daarin kwamen de bekendheid, de doorlooptijd en de bewijslast aan de orde en werden nuttige suggesties gedaan ten aanzien van de werkwijze van het crashteam. Meer in het bijzonder ben ik me ervan bewust dat het crashteam meer bekendheid kan krijgen onder de doelgroep. Op dit moment wordt daarom gewerkt aan plannen om meer doelgroepen met het crashteam bekend te maken.
Ook opmerkingen over de doorlooptijd herken ik. De complexiteit van sommige problemen maakt echter dat het oplossen van problemen lang kan duren. Maar door onze gezamenlijke inzet op bijvoorbeeld markttoegang beter te kanaliseren en waar nodig aandacht te geven aan constante druk op de buitenlandse overheid, worden veel zaken steeds sneller afgerond. Ten slotte wil ik over de bewijslast opmerken dat waar mogelijk het postennetwerk nader onderzoek doet.
Het crashteam blijft een belangrijk instrument van economische diplomatie en van ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven, zeker in deze tijden van economische crisis.
Aanleiding voor het oprichten van het crashteam Staatssecretaris Van Gennip heeft tijdens de behandeling van het Actieplan Internationaal Ondernemen in het Algemeen Overleg van 10 februari 2005 aangekondigd een crashteam in het leven te roepen dat een duidelijk aanspreekpunt moet zijn voor ondernemers bij belemmeringen op de buitenlandse of Europese markt (Verslag algemeen overleg van 10 februari 2005 over Industriebrief (29 826) nr. 3, Kamerstukken 2004–2005, nr. 84850). Geconstateerd was namelijk dat verstoringen van het Level Playing Field beter kunnen worden opgelost dan toen het geval was. Het crashteam is in de zomer van 2005 aan het werk gegaan.